Home

Centrale Raad van Beroep, 13-06-2007, BA7329, 05-5453 ZW

Centrale Raad van Beroep, 13-06-2007, BA7329, 05-5453 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 juni 2007
Datum publicatie
15 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2007:BA7329
Zaaknummer
05-5453 ZW

Inhoudsindicatie

Weigering ziekengeld.

Uitspraak

05/5453 ZW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 juli 2005, 04/3252 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 13 juni 2007

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2007.

Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.S. van ’t Oor.

II. OVERWEGINGEN

Appellant ontving sedert 24 september 1993 in verband met psychische klachten een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze uitkering is met ingang van 4 januari 2004 ingetrokken.

Appellant heeft zich op 19 april 2004, toen hij een werkloosheidsuitkering ontving, wegens spanningshoofdpijn ziek gemeld. Naar aanleiding hiervan is appellant gezien door verzekeringsarts Y. van der Voort, die op het spreekuur van 7 september 2004 vaststelde dat de beperkingen niet wezenlijk waren veranderd ten opzichte van de WAO-beoordeling en appellant per 8 september 2004 hersteld achtte.

Bij besluit van 7 september 2004 is aan appellant meegedeeld dat hij dienovereenkomstig met ingang van 8 september 2004 geen recht meer had op ziekengeld.

In de bezwaarfase is appellant gezien door bezwaarverzekeringsarts I.L. Hoornstra, die zich blijkens een rapport van 16 november 2004 verenigde met het standpunt van de verzekeringsarts.

Bij besluit van 22 november 2004 (het bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 7 september 2004 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij met name betekenis toegekend aan het door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts uitgevoerde medisch onderzoek.

De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan in de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen.

In hoger beroep heeft appellant verwezen naar een door hem overgelegde brief d.d. 22 juni 2005 van psycholoog-psychotherapeut J. Koekkoek, die stelt dat appellant gebaat is bij een dagritme en dat werkbelasting snel kan resulteren in spanningen en/of conflicten. Naar zijn mening is appellant moeilijk inpasbaar in een werksituatie. De Raad ziet in deze brief geen reden voor een ander oordeel dan de rechtbank. De Raad verwijst in dit verband naar het commentaar van 23 september 2005 van voornoemde bezwaarverzekeringsarts, die erop wijst dat reeds eerder informatie van deze psycholoog beschikbaar was, te weten een brief van 28 april 2004, waarmee bij de verzekeringsgeneeskundige heroverweging rekening is gehouden. In het kader van de WAO-beoordeling waren al beperkingen aangenomen inzake conflicthantering en stress.

Nu de brief van 22 juni 2005 geen ander licht werpt op de gezondheidstoestand van appellant ten tijde in geding, ziet de Raad geen reden voor twijfel aan de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts.

Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. van Netten als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007.

(get.) Ch. van Voorst.

(get.) A. van Netten.