Home

Centrale Raad van Beroep, 26-01-2007, AZ7623, 05-2816 WSF

Centrale Raad van Beroep, 26-01-2007, AZ7623, 05-2816 WSF

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
26 januari 2007
Datum publicatie
1 februari 2007
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7623
Zaaknummer
05-2816 WSF
Relevante informatie
Wet studiefinanciering 2000 [Tekst geldig vanaf 07-04-2023], Wet studiefinanciering 2000 [Tekst geldig vanaf 07-04-2023] art. 3.10

Inhoudsindicatie

Vaststelling van de ouderlijke bijdrage. Inkomensschommelingen. Verlegging van peiljaar.

Uitspraak

05/2816 WSF

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 april 2005, 04/734 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep)

Datum uitspraak: 26 januari 2007

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2006. Appellant is niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. T. Holtrop.

II. OVERWEGINGEN

Met zijn hoger beroep beoogt appellant te bereiken dat bij de vaststelling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage 2004 rekening wordt gehouden met het feit dat hij in 2003 een aanmerkelijk lager inkomen heeft genoten dan in het peiljaar 2002.

Appellant is werkzaam op het gebied van de internationale ontwikkelingssamenwerking. In die branche doen zich van tijd tot tijd projecten voor waarin appellant voor een bepaalde tijd werkzaam kan zijn. Van jaar tot jaar verschillen zijn inkomsten daardoor in sterke mate. Er is volgens appellant geen sprake van een 'door hem gekozen wijze van inkomstenverwerving'; op grond van opleiding, loopbaan en ervaring is het hem eenvoudig niet mogelijk om op andere wijze werkzaam te zijn en een gelijkmatig inkomen te verdienen.

De rechtbank heeft overwogen dat het geschil zich toespitst op de vraag of de schommelingen in appellants inkomen als normaal zijn aan te merken bij de door hem gekozen wijze van inkomensverwerving. Bij de beantwoording van die vraag dienen in ieder geval de aard van de gebeurtenissen die aan de inkomensschommelingen ten grondslag liggen, in relatie tot de gekozen wijze van inkomensverwerving, en de mate waarin bij de gekozen wijze van inkomensverwerving inkomensschommelingen plegen voor te komen, in ogenschouw te worden genomen. Gelet op de omstandigheid dat het gebruikelijk is om in de ontwikkelingssamenwerkingbranche op projectbasis werkzaam te zijn, is de rechtbank van oordeel dat de uit die situatie voortvloeiende wisselingen in inkomsten zijn aan te merken als inherent aan de gekozen wijze van inkomensverwerving. Appellant voldoet derhalve niet aan alle wettelijke vereisten voor verlegging van het peiljaar.

De Raad kan het oordeel van de rechtbank volledig onderschrijven. De door appellant aangevoerde argumenten bevestigen juist dat sterke inkomensschommelingen inherent zijn aan het werken in de ontwikkelingssamenwerkingbranche, de branche waarin appellant uit eigen verkiezing is gaan werken.

Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.

Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2007.

(get.) J. Janssen.

(get.) D.W.M. Kaldenhoven.

JL