Home

Centrale Raad van Beroep, 24-08-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:16 AY7816, 03/1316 WAO

Centrale Raad van Beroep, 24-08-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:16 AY7816, 03/1316 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
24 augustus 2006
Datum publicatie
8 september 2006
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2006:AY7816
Zaaknummer
03/1316 WAO

Inhoudsindicatie

Is bij de herberekening van het dagloon ten onrechte geen rekening gehouden met toeslagen, zoals de overwerktoeslag, CAO-toeslag en tintoeslag en dat vakantietoeslag moet worden bijgeteld over de reiskostenvergoeding buitenland en pensionkostenvergoeding?

Uitspraak

03/1316 WAO

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 28 januari 2003, 01/1109 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)

Datum uitspraak: 24 augustus 2006.

I. PROCESVERLOOP

Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder het Uwv tevens verstaan het Lisv.

Namens appellant heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. Brauer, voornoemd, en gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door F.P.L. Smeets, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

II. OVERWEGINGEN

Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.

Appellant werkte laatstelijk bij Volvo Car B.V. te Born. Bij besluit van

12 november 1987 heeft het Uwv met ingang van 25 november 1987 aan appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, waarbij het WAO-dagloon is vastgesteld op f 148,30. In dit besluit heeft appellant berust.

Bij brief van 20 januari 2000 is namens appellant verzocht om het dagloon alsnog te verhogen, waarbij is aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de pensionkostentoeslag, de reiskostenvergoeding voor een jaarlijkse vakantiereis naar het land van herkomst en zes extra reisdagen.

Bij besluit van 29 mei 2001 heeft het Uwv het WAO-dagloon van appellant per

25 november 1987 verhoogd tot f 155,29. Hierbij is rekening gehouden met een reiskostenvergoeding ad f 1008,-- per jaar en een pensionkostentoeslag van f 46,16 per vier weken. In bezwaar tegen dit besluit heeft appellant onder meer aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met extra reisdagen en extra vakantiedagen. Bij het bestreden besluit van 21 augustus 2001 is het bezwaar ongegrond verklaard.

In beroep heeft appellant onder meer aangevoerd dat ten onrechte ook geen rekening is gehouden met toeslagen, zoals de overwerktoeslag, CAO-toeslag en tintoeslag en dat vakantietoeslag moet worden bijgeteld over de reiskostenvergoeding buitenland en pensionkostenvergoeding. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd.

De Raad overweegt als volgt.

Naar aanleiding van het verzoek van appellant van 20 januari 2000 is het Uwv teruggekomen van het besluit van 12 november 1987.

Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 14 juli 2005 (LJN AU0008) is het terugkomen van besluiten die in rechte onaantastbaar zijn geworden een bevoegdheid en kan de wijze waarop van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt door de rechter slechts terughoudend worden beoordeeld. Een toetsing ten volle zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. Daarnaast brengt het feit dat wordt verzocht terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit met zich dat het aan appellant is aan te geven waarom de eerdere besluiten niet juist zouden zijn en van zijn stellingen -uiterlijk in de bezwaarfase- het nodige bewijs te leveren. Op na het besluit op bezwaar aangevoerde nieuwe stellingen kan geen acht worden geslagen, hiermee heeft het Uwv bij het nemen van het besluit op bezwaar immers geen rekening kunnen houden.

Rekening houdend met voorgaande uitgangspunten stelt de Raad vast dat hetgeen appellant heeft aangevoerd met betrekking tot de overwerktoeslag, tintoeslag, CAO-toeslag en de vakantietoeslag over de reiskostenvergoeding en de pensionkostentoeslag door de Raad niet in zijn overwegingen kan worden meegenomen.

Hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de zes extra reisdagen wordt door de Raad ten volle onderschreven. Het door een werknemer verdiende vaste maandloon ondergaat geen wijziging door het feit dat hij zes dagen per jaar minder hoeft te werken dan sommige collega’s. Het uit de dienstbetrekking genoten financiële voordeel wordt daardoor niet groter.

Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moeten worden bevestigd.

Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2006.

(get.) G. van der Wiel.

(get.) C.M.T. Kruls.

PR/170806