Home

Centrale Raad van Beroep, 08-08-2006, AY6077, 06-142 AOW

Centrale Raad van Beroep, 08-08-2006, AY6077, 06-142 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
8 augustus 2006
Datum publicatie
10 augustus 2006
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2006:AY6077
Zaaknummer
06-142 AOW

Inhoudsindicatie

Op grond van rechtens onaantastbaar geworden besluit staat vast dat recht bestaat op ouderdomspensioen voor een ongehuwde die een gezamenlijke huishouding voert. Procesbelang. Niet-ontvankelijkverklaring.

Uitspraak

06/142 AOW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 25 november 2005, 04/2752 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)

Datum uitspraak: 8 augustus 2006

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft H.P.F. Bekkers, werkzaam bij Bekkers Adviesbureau te Sint-Oedenrode, hoger beroep ingesteld.

Svb heeft een verweerschrift ingediend, met als bijlagen onder meer een besluit van 21 oktober 2004.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2006. Voor appellante is verschenen S. Klaus, werkzaam bij Bekkers Adviesbureau. Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.

II. OVERWEGINGEN

De Raad gaat uit van de volgende nog van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Svb heeft appellante met ingang van 1 augustus 1995 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend naar de norm voor een ongehuwde.

Nadat was gebleken dat in de gemeentelijke basisadministratie op het adres van appellante ook F. [V.] is ingeschreven, heeft Svb een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van het aan appellante verleende pensioen. In dat kader heeft appellante onder meer een “Vragenformulier leefvorm AOW/Anw” ingevuld en heeft een medewerker van de Sociale verzekeringsbank een huisbezoek bij appellante afgelegd ter zake waarvan een rapport is opgemaakt en waarbij een door appellante ondertekende “Checklist onderzoek leefsituatie AOW/Anw” is ingevuld.

Bij besluit van 6 april 2004 heeft Svb de uitbetaling van het ouderdomspensioen aan appellante met ingang van april 2004 geschorst in die zin dat haar een ouderdomspensioen voor een ongehuwde die een gezamenlijke huishouding voert, wordt betaald, dit omdat appellante naar het oordeel van Svb niet tijdig reageerde op een verzoek om nadere stukken over te leggen.

Bij besluit van 18 mei 2004 heeft Svb het tegen het besluit van 6 april 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het besluit van 18 mei 2004 niet-ontvankelijk verklaard, omdat bij het instellen daarvan naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een niet verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn.

Appellante heeft zich gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.

De Raad komt - ambtshalve oordelend - tot de volgende beoordeling.

Appellante is van oordeel dat zij geen gezamenlijke huishouding met F. [V.] voert en zij meent recht te hebben op het ouderdomspensioen voor een ongehuwde.

Het is vaste rechtspraak van de Raad dat er sprake is van voldoende procesbelang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.

Bij het in rubriek I genoemde besluit van 21 oktober 2004 heeft Svb, voor zover van belang, het ouderdomspensioen van appellante met ingang van 1 augustus 1996 herzien naar het ouderdomspensioen van iemand die een gezamenlijke huishouding voert. Tegen dat besluit is geen bezwaar gemaakt zodat het in rechte onaantastbaar is geworden. Dit betekent dat rechtens vaststaat dat appellante vanaf augustus 1996 recht heeft op een ouderdomspensioen voor een ongehuwde die een gezamenlijke huishouding voert. Dat wordt niet anders indien de Raad zou oordelen dat de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 18 mei 2004 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en voorts het besluit van Svb om de uitbetaling van het ouderdomspensioen van appellante met ingang van april 2004 te schorsen tot het bedrag voor een ongehuwde die een gezamenlijke huishouding voert, onrechtmatig zou zijn.

Nu ook anderszins niet is gebleken dat appellante nog belang heeft bij het namens haar ingestelde hoger beroep, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aan een beoordeling van de beroepsgronden tegen de aangevallen uitspraak komt de Raad dan ook niet toe.

De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.C. Visser als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2006.

(get.) G.A.J. van den Hurk.

(get.) R.C. Visser.