Home

Centrale Raad van Beroep, 13-10-2005, AU4685, 04/2241 AW

Centrale Raad van Beroep, 13-10-2005, AU4685, 04/2241 AW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 oktober 2005
Datum publicatie
20 oktober 2005
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2005:AU4685
Zaaknummer
04/2241 AW

Inhoudsindicatie

Vernietiging van het besluit inzake de afwijzing van een verzoek om functie-onderhoud. Zijn door de rechtbank terecht de rechtsgevolgen in stand gelaten?

Uitspraak

04/2241 AW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,

en

de Korpsbeheerder van de politieregio Limburg Zuid, gedaagde.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Namens appellant is op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 maart 2004, nr. 03/393 AW GIF, waarnaar hierbij wordt verwezen.

Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

Het geding is behandeld ter zitting van 8 september 2005, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kuiper, advocaat te Maastricht, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door F.J.H. Gunther, werkzaam bij de politieregio Limburg Zuid.

II. MOTIVERING

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellant, voorheen werkzaam als [naam functie] Brunssum-Onderbanken, is per 1 december 1998 aangesteld als [naam functie] Landgraaf met salarisschaal 11.

1.2. Op 27 december 2000 heeft appellant bij gedaagde een verzoek om functie-onderhoud ingediend. Dit verzoek is afgewezen bij besluit van 6 mei 2002, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 25 februari 2003.

1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd op de grond dat dit besluit onbevoegdelijk in mandaat was genomen. Omdat gedaagde het bestreden besluit alsnog voor zijn rekening heeft genomen, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van dit vernietigde besluit in stand gelaten. Daartoe is, kort gezegd, overwogen dat de gehandhaafde afwijzing van het verzoek om functie-onderhoud inhoudelijk de rechtmatigheidstoets kan doorstaan. Voorts heeft de rechtbank het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen en bepalingen gegeven omtrent vergoeding van griffierecht en proceskosten.

2. In hoger beroep bestrijdt appellant het in stand laten van de rechtsgevolgen. Naar aanleiding van hetgeen daaromtrent is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.

2.1. Ten tijde hier van belang was van toepassing de Uitvoeringsregeling functie-onderhoud Politie Limburg Zuid van 1 juli 1995 (hierna: Ufo).

2.1.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Ufo, voorzover hier van belang, kan de ambtenaar, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de voor de ambtenaar geldende functie, het bevoegd gezag verzoeken de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen. Dit laatste wordt aangeduid als functie-onderhoud. Blijkens het vierde lid wordt onder een wezenlijke afwijking verstaan een aanpassing of aanvulling van de inhoud van de functie. Hiertoe worden in ieder geval gerekend: wijziging van de verantwoordelijk-heden/bevoegdheden, nieuwe taken die behoren tot andere functies en inhoudelijke wijziging van de aard van de werkzaamheden.

2.1.2. Indien tot functie-onderhoud wordt besloten, voorzien de artikelen 4 en 5 van de Ufo in het opstellen van een nieuwe - individuele - functiebeschrijving en het opnieuw waarderen van de functie op basis van die nieuwe beschrijving.

2.2. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting hanteert gedaagde voor alle onder zijn regio vallende chefs basiseenheid dezelfde, in 1993 vastgestelde functiebeschrijving. Hierin is een opsomming van taken gegeven die in algemene bewoordingen is gesteld en waaraan per standplaats feitelijk nader inhoud moet worden gegeven. Daarbij spelen met name de omvang van de formatie en de onderlinge verdeling van de - de basiseenheid overstijgende - districtelijke taken een rol. De functies zijn vervolgens ieder afzonderlijk gewaardeerd door vergelijking met het landelijk referentiemateriaal voor de functies van (Wijk)Unithoofd A, B en C (schalen 10, 11 en 12). Dit heeft er destijds toe geleid dat aan de functie in Landgraaf schaal 11 is verbonden. Appellant meent dat hij, net als een aantal andere chefs basiseenheid in de regio, voor schaal 12 in aanmerking komt. Met dat doel is functie-onderhoud gevraagd.

2.2.1. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om het hiervóór weergegeven stelsel van "kapstokbeschrijvingen" rechtens voor onjuist te houden. Gedaagde is van dit stelsel afgeweken door bij besluit van 17 juni 1998 een gewijzigde functiebeschrijving vast te stellen voor de - destijds door appellant vervulde - functie van [naam functie] Brunssum-Onderbanken. Echter, de gemachtigde van gedaagde heeft ter zitting onweersproken uiteengezet dat dit een eenmalige vergissing betrof en dat aan het principe van kapstokbeschrijvingen wordt vastgehouden.

2.3. De Raad is ervan overtuigd geraakt dat de bijzondere taken waarop appellant in dit geding een beroep heeft gedaan (met name de zorg voor het Bureau Verkeer, het Bureau Bijzondere Wetten, de vrijwilligers en de surveillanten) alle kunnen worden gebracht onder de taken op onder meer districtelijk niveau die reeds - in algemene termen - in de functiebeschrijving uit 1993 zijn opgenomen. Het opdragen van deze taken kan dus geen aanleiding geven voor een wijziging van die beschrijving.

2.4. Hetgeen door appellant is aangevoerd met betrekking tot de verzwaring van de omstandigheden waaronder hij zijn functie moet uitoefenen (uitbreiding van het aantal fte's, cumulatie van maatschappelijke problematiek, verstedelijking, ligging in een grensstreek, bijzondere evenementen en dergelijke) heeft betrekking op feiten en omstandigheden die buiten de functiebeschrijving uit 1993 omgaan en die hoogstens een rol kunnen spelen in het kader van een eventuele hernieuwde waardering van zijn functie.

2.5. Wat betreft het thans in geding zijnde verzoek om functie-onderhoud, concludeert de Raad dat niet is gebleken van feitelijk aan appellant opgedragen werkzaamheden die wezenlijk afwijken van de geldende functiebeschrijving uit 1993. Appellant kan derhalve aan artikel 2 van de Ufo geen aanspraak op functie-onderhoud ontlenen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit zijn terecht in stand gelaten. Het hoger beroep treft geen doel en de aangevallen uitspraak komt - deels op andere gronden - voor bevestiging in aanmerking.

2.6. Voorzover gedaagde staande wil houden dat een nieuwe waardering uitsluitend kan geschieden op basis van een gewijzigde functiebeschrijving, onderschrijft de Raad die opvatting niet. Functiewaardering betreft een zelfstandig besluit, te onderscheiden van functiebeschrijving en functie-onderhoud. Zeker in een systeem van kapstokbeschrij-vingen, zoals door gedaagde gehanteerd, kan sprake zijn van verzwarende omstandig-heden die niet tot uiting zijn te brengen in een wijziging van de functiebeschrijving, maar die niettemin van invloed kunnen zijn op de zwaarte van de functie en om die reden aanleiding kunnen geven tot een aangepaste waardering.

3. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus gegeven door mr. J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en mr. K. Zeilemaker en mr. R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2005.

(get.) J.Th. Wolleswinkel.

(get.) P.W.J. Hospel.

HD

13.09