Home

Centrale Raad van Beroep, 05-10-2005, AU3975, 03/5989 WAO

Centrale Raad van Beroep, 05-10-2005, AU3975, 03/5989 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
5 oktober 2005
Datum publicatie
7 oktober 2005
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2005:AU3975
Zaaknummer
03/5989 WAO

Inhoudsindicatie

Herziening WAO-uitkering. Actualiseringsdata van de geselecteerde functies; opleidingsniveau betrokkene.

Uitspraak

03/5989 WAO

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant,

en

[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Appellant heeft bij besluit van 24 april 2002 de uitkering van gedaagde ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingaande 25 juni 2002 herzien en vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.

Bij besluit van 3 december 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 24 april 2002 ongegrond verklaard.

De rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 14 november 2003, reg. nr. WAO 03/145, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, met opdracht tot het nemen van een nieuw besluit met inachtneming van de uitspraak en met bepalingen tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Appellant heeft op bij aanvullend beroepschrift uiteengezette gronden tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 31 augustus 2005, waar appellant zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, en waar gedaagde niet is verschenen.

II. MOTIVERING

Gedaagde is op 1 november 1999 arbeidsongeschikt geworden als medewerker schoonmaakdienst wegens onder meer cervicobrachialgie. Ingaande 30 oktober 2000 heeft zij een WAO-uitkering ontvangen naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

Bij het primaire besluit van 24 april 2004, in stand gelaten bij het bestreden besluit, heeft appellant de uitkering met ingang van 25 juni 2002 herzien en vastgesteld naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 25 tot 35%. Dit besluit berust op een medische beoordeling, waarbij de verzekeringsarts voor gedaagde beperkingen heeft vastgesteld op grond van de diagnose “artrose in schouders, rug, heupen en knieën”. Met inachtneming van deze beperkingen heeft de arbeidsdeskundige een vijftal functies geselecteerd, te weten de functies van samensteller metaalproducten (fb-code 8463), confectienaaister (fb-code 7952), fotolaborant (fb-code 9270), medewerker vul- en stikwerk matrassen

(fb-code 7965) en chauffeur bestelauto (fb-code 9855). Met inachtneming van de loonwaarde van de drie hoogst verlonende functies, vergeleken met het inkomen van de maatvrouw, heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 26,53%.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank zich met de medische grondslag van het besluit verenigd, maar niet met de arbeidskundige grondslag. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat vier van de vijf functies een actualiseringsdatum hebben die gelegen is anderhalf jaar voor de datum in geding,

25 juni 2002. Verder heeft de rechtbank overwogen dat het opleidingsniveau van gedaagde niet zonder meer gesteld had mogen worden op niveau 2, nu daartoe vereist is lezen, schrijven en rekenen op eindbasisschoolniveau, terwijl is gebleken dat gedaagde niet heeft leren schrijven in het Nederlands en formulieren door anderen laat invullen.

In dat kader is volgens de rechtbank ook onvoldoende onderzocht of gedaagde zich de stratenkennis eigen kan maken, vereist voor de functie van chauffeur.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de functies zijn geactualiseerd in juni 2001, zoals zou blijken uit schermprinten afkomstig uit het systeem CBBS.

Ook heeft appellant gemotiveerd gesteld dat gedaagde voldoet aan de criteria geldend voor opleidingsniveau 2 en aan de eisen geldend voor de geselecteerde functies.

De Raad oordeelt als volgt.

Evenals de rechtbank acht de Raad de medische grondslag van het besluit toereikend, gelet op het rapport van het onderzoek dat op 13 september 2001 is uitgevoerd door de verzekeringsarts J. Berkhoudt, die zich mede heeft laten leiden door de voorhanden medische informatie, waaronder een expertiserapport van de reumatoloog

H. van der Leeden van 20 december 2000.

Ten aanzien van de actualiseringsdata van de geselecteerde functies stelt de Raad enerzijds vast dat als datum waaraan de actualiteit getoetst moet worden dient te gelden de datum van ingang van de herziening van de uitkering, in casu dus 25 juni 2002, en niet de datum van het besluit waarin over de herziening is beslist, zoals door appellant in het aanvullend beroepschrift is betoogd, bij welk betoog overigens ter zitting van de Raad niet is gepersisteerd. Anderzijds wijst de Raad op zijn vaste jurisprudentie, volgens welke overschrijding van de termijn van anderhalf jaar sinds de laatste actualisering nog niet meebrengt dat de schatting daardoor voldoende realiteitswaarde ontbeert, doch dat daarvan wel sprake kan zijn bij een aanzienlijke afwijking van die termijn. In casu is er in drie van de vier door de rechtbank verworpen functies, te weten de functies van samensteller (actualisering 14 november 2000), medewerker vul- en stikwerk matrassen (actualisering 22 december 2000) en chauffeur bestelauto (actualisering

15 november 2000) geen sprake van een aanzienlijke afwijking, zodat deze functies, naast de functie van fotolaborant, voor de schatting konden worden gebezigd.

De Raad laat dan daar hetgeen appellant heeft betoogd met een beroep op de overgelegde schermprinten.

Ten aanzien van het opleidingsniveau van gedaagde is van belang dat zij 8 jaar basisonderwijs in het voormalige Joegoslavië heeft genoten en voorts daarna gedurende 27 jaar werkzaamheden in Nederland heeft verricht, waarbij zij de nodige kennis en ervaring moet hebben opgedaan. Op basis hiervan moet gedaagde naar het oordeel van de Raad in staat worden geacht tot het verrichten van de aan de geselecteerde functies verbonden arbeid, nu dit eenvoudig handmatig productiewerk betreft, respectievelijk eenvoudig bezorgwerk als chauffeur. Dit geldt evenzeer voor de functies van samensteller en fotolaborant, waarvoor een opleiding op VBO-niveau wordt gevraagd. Voorts doet het feit dat gedaagde niet geleerd heeft in het Nederlands te schrijven, gelet op de eisen die de functies stellen, aan haar geschiktheid niet af.

Het bovenstaande brengt mee dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven.

De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslist wordt als volgt.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het inleidende beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. Ch. van Voorst als voorzitter en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk en mr. N.J. Haverkamp als leden, in tegenwoordigheid van mr. A. van Netten als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2005.

(get.) Ch. van Voorst.

(get.) A. van Netten.

Gw