Home

Centrale Raad van Beroep, 26-06-2002, AE5839, 02/152 KBW

Centrale Raad van Beroep, 26-06-2002, AE5839, 02/152 KBW

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R

02/152 KBW

U I T S P R A A K

met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:

[Appellante], wonende te [woonplaats], appellante,

en

de Sociale Verzekeringsbank, gedaagde.

I. INLEIDING

Mr. S. Karkache, advocaat te Rotterdam, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Rotterdam op 19 november 2001 tussen partijen gegeven uitspraak.

Deze uitspraak is op 20 november 2001 in afschrift aan partijen toegezonden.

Het per post verzonden beroepschrift is op 4 januari 2002 ter griffie ontvangen. Het is blijkens de poststempel op de enveloppe op 3 januari 2002 ter post bezorgd.

II. MOTIVERING

Volgens artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.

Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Bij schrijven van 23 januari 2002 is aan de gemachtigde van appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.

De gemachtigde van appellante heeft daarop bij brief van 11 februari 2002 geantwoord dat blijkens het bijgevoegde faxrapport het beroepschrift op 31 december 2001 -derhalve binnen de gestelde beroepstermijn- eveneens per telefax is verzonden.

Hetgeen de gemachtigde van appellante ter zake heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.

De Raad overweegt daartoe dat, blijkens de overzichtslijst van door de Raad ontvangen faxberichten, op 31 december 2001 om 16.36 uur een mislukte verzending afkomstig van een fax met het nummer 0104327608 heeft plaatsgevonden. Dit faxnummer komt overeen met het faxnummer van de gemachtigde van appellante. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen dient het risico van het niet slagen van het verzenden van een beroepschrift per telefaxbericht voor rekening van de afzender van dit telefaxbericht te komen. De Raad overweegt voorts dat de gemachtigde van appellante, door te wachten met het instellen van het hoger beroep tot het einde van de beroepstermijn, een risico heeft genomen dat voor zijn rekening dient te blijven.

Tevens heeft de gemachtigde van appellante in voornoemde brief van 11 februari 2002 aangevoerd dat hem reeds eerder werd medegedeeld dat het beroepschrift tijdig was aangekomen.

Dienaangaande merkt de Raad op dat ook wanneer aangenomen zou kunnen worden dat een zodanige mededeling door een medewerker van de griffie is gedaan het de gemachtigde van appellante duidelijk moet zijn dat in een telefonisch contact met de griffie niet vooruitgelopen kan worden op een nog te geven oordeel van de Raad in welke zin dan ook.

Het hoger beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.

De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door mr. T. L. de Vries in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2002.

(get.) T. L. de Vries.

(get.) R.B.E. van Nimwegen.

Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.

De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.