Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-03-2021, ECLI:NL:CBB:2021:326, 17/1695

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 23-03-2021, ECLI:NL:CBB:2021:326, 17/1695

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
23 maart 2021
Datum publicatie
23 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:CBB:2021:326
Zaaknummer
17/1695
Relevante informatie
Regeling fosfaatreductieplan 2017 [Tekst geldig vanaf 01-01-2020]

Inhoudsindicatie

Regeling fosfaatreductieplan 2017. Geen procesbelang.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 17/1695

en

(gemachtigde: mr. R. Ramlal).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 (de Regeling) aan appellant een bonusgeldsom toegekend van € 342,00 voor periode 1.

Bij besluit van 27 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft een nader stuk ingediend.

Bij besluit van 8 december 2020 (het vervangingsbesluit) heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, het bezwaar van appellant tegen het primaire besluit alsnog gegrond verklaard, dat besluit herroepen en appellant een bonusgeldsom van € 913,20 toegekend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2020. Appellant is niet verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Appellant heeft een schriftelijke reactie gegeven op het vervangingsbesluit.

Het College heeft bepaald dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten. Geen van de partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord.

Overwegingen

  1. De Regeling is op 1 maart 2017 in werking getreden en heeft tot doel de fosfaatproductie te begrenzen. Voor de periodes van de Regeling (lopend van maart tot en met december 2017) legt verweerder een heffing op aan een melkveehouder die meer vrouwelijke runderen houdt dan het referentieaantal op 2 juli 2015 (de peildatum) en kent een bonusgeldsom toe indien een melkveehouder minder vrouwelijke runderen houdt dan het referentieaantal op de peildatum.

  2. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op het vervangingsbesluit. Omdat het bestreden besluit is ingetrokken en is vervangen door vervangingsbesluit en gesteld, noch gebleken is dat appellant nog belang heeft bij beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit, zal het College dat beroep niet-ontvankelijk verklaren.

  3. Het College overweegt over het beroep tegen het vervangingsbesluit het volgende. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 18 december 2018, ECLI:NL:CBB:2018:690) heeft een belanghebbende voldoende procesbelang als het resultaat dat met het beroep wordt nagestreefd ook daadwerkelijk bereikt kan worden en het realiseren van dat resultaat voor de belanghebbende feitelijk betekenis kan hebben. Indien een procesbelang ontbreekt, is het beroep niet-ontvankelijk.

  4. Bij het vervangingsbesluit heeft verweerder alsnog toepassing gegeven aan de knelgevallenregeling in artikel 12 van de Regeling. Hij is daarbij uitgegaan van de dieraantallen op de door appellant opgegeven alternatieve peildatum en op basis daarvan het referentieaantal hoger vastgesteld en aan appellant een hogere bonusgeldsom voor periode 1 toegekend. Dit is volledig in overeenstemming met wat appellant met zijn beroep nastreeft. Ook anderszins kan appellant door het beroep tegen dat besluit niet in een gunstigere positie komen. Gelet hierop heeft appellant geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het vervangingsbesluit. Dat brengt met zich dat ook dat beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

  5. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn.

  6. Gelet op het door verweerder genomen vervangingsbesluit zal het College bepalen dat verweerder het door appellant betaalde griffierecht aan hem vergoedt. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

Het College

- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep tegen het vervangingsbesluit niet-ontvankelijk;

- bepaalt dat verweerder het door appellant betaalde griffierecht van € 168,00 aan hem vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C.P. Venema, in aanwezigheid van mr. A.J. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.