College van Beroep voor het bedrijfsleven, 15-03-2016, ECLI:NL:CBB:2016:62, 15/786
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 15-03-2016, ECLI:NL:CBB:2016:62, 15/786
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 15 maart 2016
- Datum publicatie
- 24 maart 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2016:62
- Zaaknummer
- 15/786
Inhoudsindicatie
- Vaststellen maximumprijzen geneesmiddelen
- Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
- Verweerder heeft niet gereageerd op zienswijze van appellanten
- Appellanten kunnen zolang zij de overwegingen niet kennen die verweerder ertoe gebracht hebben voorbij te gaan aan de door hen in hun zienswijze naar voren gebrachte overwegingen, hun beroep bezwaarlijk adequaat motiveren. Reeds daarom hebben zij als gevolg van verweerders nalaten nadeel ondervonden.
- Strijd met artikel 3:46 van de Awb.
Uitspraak
zaaknummer: 15/786
13990
uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2016 in de zaak tussen
appellanten,
(gemachtigde: mr. C.J.R.A. Schoonderbeek)
en
Procesverloop
In de Staatscourant van 27 augustus 2015, nr. 27562, is gepubliceerd de Regeling van verweerder van 25 augustus 2015, CIBG-15-0716, houdende wijziging van de bijlage bij de Regeling maximumprijzen geneesmiddelen (het bestreden besluit).
Appellanten hebben op 2 oktober 2015 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 18 december 2015 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend en op 15 februari 2016 een verweerschrift ingediend.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het College, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe als volgt.
2. Ingevolge artikel 8:6 van de Awb gelezen in samenhang met artikel 4 van Bijlage 2. Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak bij de Awb, kan bij het College beroep worden ingesteld tegen een besluit op grond van de Wet geneesmiddelenprijzen, met inbegrip van een besluit tot vaststelling van een maximumprijs.
3. Bij het bestreden besluit zijn maximumprijzen vastgesteld voor onder andere een product van appellanten, het geneesmiddel Lyrica, met de werkzame stof pregabaline in capsules van 150 mg, 300 mg en 75 mg.
4. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet geneesmiddelenprijzen wordt een besluit waarbij een maximumprijs wordt vastgesteld, voorbereid met inachtneming van de procedure van Afdeling 3.4 van de Awb: de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
5. Appellanten hebben, naar aanleiding van de in de Staatscourant van 25 juni 2015 gepubliceerde Kennisgeving ontwerpregeling tot wijziging van de bijlage bij de regeling maximumprijzen geneesmiddelen, op 15 juli 2015 bij verweerder een zienswijze ingediend waarbij zij onder aanvoering van argumenten bepleit hebben van de voorgenomen bepaling van maximumprijzen voor Lyrica, in ieder geval tot afloop van de octrooibescherming in 2017, af te zien.
6. Verweerder heeft bij het bestreden besluit maximumprijzen voor Lyrica conform de ontwerpregeling vastgesteld, zonder aan de door appellanten ingediende zienswijze kenbaar enige aandacht te besteden.
7. Ingevolge artikel 3:46 van de Awb dient een besluit te berusten op een deugdelijke motivering. Ingevolge artikel 3:48, eerste lid, van de Awb kan de motivering achterwege blijven indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat. Het tweede lid voegt daaraan toe dat als een belanghebbende binnen een redelijke termijn om de motivering verzoekt, deze zo spoedig mogelijk wordt verstrekt
8. Appellanten zijn van oordeel dat het bestreden besluit zonder een reactie op hun in de zienswijze uitvoering toegelichte standpunt, onvoldoende is gemotiveerd. Zij verklaren verweerder om een motivering verzocht te hebben, maar daarop geen reactie ontvangen te hebben.Verweerder erkent niet te hebben gereageerd op de zienswijze van appellanten, maar is van mening dat appellanten daarvan geen nadeel hebben ondervonden, nu verweerder aan appellanten heeft toegezegd om de vastgestelde maximumprijzen voor Lyrica niet te handhaven totdat het College uitspraak zal hebben gedaan op het ingestelde beroep.
9. Het College stelt vast dat appellanten, zolang zij de overwegingen niet kennen die verweerder ertoe gebracht hebben voorbij te gaan aan de door hen in hun zienswijze naar voren gebrachte overwegingen, hun beroep bezwaarlijk adequaat kunnen motiveren. Reeds daarom hebben zij als gevolg van verweerders nalaten nadeel ondervonden. Voorts dienen appellanten zich niet alleen ten opzichte van verweerder maar ook ten opzichte van hun afnemers aan de gestelde maximumprijzen te houden.
10. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Het beroep is kennelijk gegrond. Het bestreden besluit wordt wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb vernietigd voor zover daarbij maximumprijzen voor Lyrica zijn vastgesteld.
11. Verweerder wordt veroordeeld in de door appellante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College vast op € 496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van 496,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
Het College:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij maximumprijzen voor Lyrica zijn vastgesteld;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 496,-;
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,- aan appellanten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, in aanwezigheid van mr. F.E. Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2016.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.E. Mulder
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan doen bij het College. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.