College van Beroep voor het bedrijfsleven, 01-12-2016, ECLI:NL:CBB:2016:351, 14/547 en 14/553
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 01-12-2016, ECLI:NL:CBB:2016:351, 14/547 en 14/553
Gegevens
- Instantie
- College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum uitspraak
- 1 december 2016
- Datum publicatie
- 1 december 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CBB:2016:351
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2014:5232, Overig
- Zaaknummer
- 14/547 en 14/553
- Relevante informatie
- Wet op het financieel toezicht [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-07-2024], Wet op het financieel toezicht [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-07-2024] art. 1:1, Wet op het financieel toezicht [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-07-2024] art. 1:95, Wet op het financieel toezicht [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-07-2024] art. 1:96, Wet op het financieel toezicht [Tekst geldig vanaf 01-04-2024 tot 01-07-2024] art. 2:11
Inhoudsindicatie
Verbod om zonder vergunning het bedrijf van bank uit te oefenen - kredietuitzetting voor eigen rekening - bedrijfsmatig handelen - spoedwaarschuwing
Uitspraak
uitspraak
zaaknummers: 14/547 en 14/553
22310
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2016 op de hoger beroepen van:
1. De Nederlandsche Bank N.V., (DNB)
(gemachtigde: mr. drs. C.M. Bitter),
2. [naam 1] B.V., te Amsterdam ( [naam 1] )
(gemachtigde: mr. M.J.G. Pennings)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 juli 2014, kenmerk ROT 13/2243, in het geding tussen
Procesverloop in hoger beroep
DNB heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 3 juli 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:5232). Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer 14/547.
[naam 1] heeft eveneens hoger beroep ingesteld tegen genoemde uitspraak van de rechtbank. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer 14/553.
Partijen hebben een reactie op elkaars hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2016. DNB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die werd vergezeld door mr. F.E. de Bruijn en mr. C.A. Geleijnse, kantoorgenoten van gemachtigde, en mr. W.M. Haverkamp, werkzaam bij DNB. [naam 1] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die werd vergezeld door [naam 2] ( [naam 2] ) en [naam 3] ( [naam 3] ), bestuurders van [naam 4] B.V. ( [naam 4] , bestuurder van [naam 1] ).
Grondslag van het geschil
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
Op 29 oktober 2012 heeft DNB [naam 1] bericht dat [naam 1] artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) heeft overtreden en nog steeds overtreedt en dat DNB voornemens is om ten aanzien van [naam 1] op grond van artikel 1:94 van de Wft, in samenhang met artikel 1:96, derde lid, van de Wft, onverwijld een openbare waarschuwing uit te vaardigen. Bij brief van 30 oktober 2012 heeft DNB aan [naam 1] doen toekomen de ‘Beschikking houdende het uitvaardigen van een openbare waarschuwing als bedoeld in artikel 1:94 van de Wet op het financieel toezicht’.
Aan deze voorgenomen uitvaardiging heeft DNB samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Uit onderzoek blijkt dat vanaf 16 juni 2011 tot en met heden [naam 1] door middel van een emissie III gelden heeft aangetrokken van niet professionele marktpartijen en deze gelden vervolgens heeft uitgeleend aan [naam 5] ( [naam 5] ). Daarmee is [naam 1] te kwalificeren als bank. Nu zij hierbij niet over een vergunning beschikt, handelt [naam 1] in strijd met het verbod van artikel 2:11, eerste lid, van de Wft. Voorts ziet DNB zich plotseling geconfronteerd met het voornemen van [naam 1] om op korte termijn, te weten 1 november 2012, twee nieuwe emissies te laten plaatsvinden, terwijl DNB geen signalen heeft ontvangen dat [naam 1] bereid is om bestaande en potentiële obligatiehouders in te lichten over het lopende handhavingsonderzoek. Nu de emissies op 1 november 2012 staan gepland, zal de openbare waarschuwing onverwijld worden uitgevaardigd.
Op 30 oktober 2012 heeft [naam 1] de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. DNB heeft vervolgens de voorzieningenrechter van de rechtbank bericht dat niet eerder tot publicatie zal worden overgegaan dan wanneer de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan, mits de uitspraak voor 1 november 2012 wordt gedaan of later als [naam 1] in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter alsnog besluit niet over te gaan tot het openstellen van de voorgenomen emissies. Bij uitspraak van 31 oktober 2012, aan partijen die dag gefaxt omstreeks 17.45 uur, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.
DNB heeft op 1 november 2012 tussen 12.00 uur en 12.10 uur de openbare waarschuwing gepubliceerd.
Bij uitspraak van 22 november 2012 heeft de voorzieningenrechter de werking van het onderhavige waarschuwingsbesluit met ingang van de volgende dag geschorst.
Bij besluit van 4 maart 2013, waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft DNB het waarschuwingsbesluit ingetrokken, kort gezegd, omdat het op grond van recente ontwikkelingen niet meer noodzakelijk is om het publiek te waarschuwen. Een en ander doet er volgens DNB niet aan af dat het waarschuwingsbesluit destijds terecht is genomen. Er bestaat geen aanleiding om het waarschuwingsbesluit te herroepen, aldus DNB.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van [naam 1] gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van 4 maart 2013 vernietigd voor zover DNB zich daarin op het standpunt heeft gesteld dat de tenuitvoerlegging van het waarschuwingsbesluit op 1 november 2012 in de middag rechtmatig was, het bezwaar gegrond verklaard, het waarschuwingsbesluit herroepen met ingang van 1 november 2012 om 12.00 uur en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 4 maart 2013. Voor de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.