Home

Zaak C-384/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 13 augustus 2007 — Wienstrom GmbH/Bundesminister für Wirtschaft und Arbeit

Zaak C-384/07: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 13 augustus 2007 — Wienstrom GmbH/Bundesminister für Wirtschaft und Arbeit

24.11.2007

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 283/8


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 13 augustus 2007 — Wienstrom GmbH/Bundesminister für Wirtschaft und Arbeit

(Zaak C-384/07)

(2007/C 283/13)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Wienstrom GmbH

Verwerende partij: Bundesminister für Wirtschaft und Arbeit

Prejudiciële vragen

1)

Verlangt de laatste zin van artikel 88, lid 3, EG dat de nationale rechter de naar nationaal recht in beginsel voor steun in aanmerking komende begunstigde verdere steun weigert op grond van het aldaar geformuleerde verbod om steunmaatregelen tot uitvoering te brengen, wanneer enerzijds de Commissie het niet aanmelden van de steun weliswaar betreurt, maar noch een negatieve beschikking in de zin van artikel 4, lid 2, van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 heeft gegeven, noch een maatregel als bedoeld in artikel 14 van die verordening heeft getroffen, en anderzijds uit de stukken niet blijkt dat rechten van derden worden geschonden?

2)

Staat het in artikel 88, lid 3, EG geformuleerde verbod om steunmaatregelen tot uitvoering te brengen in de weg aan de toepassing van een nationale wettelijke bepaling, wanneer die toepassing berust op de herziene versie van die wet, met betrekking tot dewelke de Commissie heeft vastgesteld dat de betrokken maatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, en wanneer enerzijds die maatregel betrekking heeft op tijdvakken vóór de herziening van de wet en de nieuwigheden die van beslissend belang waren om de maatregel verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren, met betrekking tot die tijdvakken nog niet van toepassing waren, en anderzijds uit de stukken niet blijkt dat rechten van derden worden geschonden?