Home

Zaak C-295/04: Verzoek van het Ufficio del giudice di pace di Bitonto van 30 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Manfredi Vincenzo en Lloyd Italico Assicurazioni

Zaak C-295/04: Verzoek van het Ufficio del giudice di pace di Bitonto van 30 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Manfredi Vincenzo en Lloyd Italico Assicurazioni

9.10.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/3


Verzoek van het Ufficio del giudice di pace di Bitonto van 30 juni 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Manfredi Vincenzo en Lloyd Italico Assicurazioni

(Zaak C-295/04)

(2004/C 251/05)

Het Ufficio del giudice di pace di Bitonto heeft bij beschikking van 30 juni 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 13 juli 2004, in het geding tussen Manfredi Vincenzo en Lloyd Italico Assicurazioni, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1)

Dient artikel 81 van het Verdrag aldus te worden uitgelegd dat een afspraak tussen verzekeringsmaatschappijen over de onderlinge uitwisseling van informatie of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in die zin, die de betrokken maatschappijen in staat stellen de premies voor de BA-motorrijtuigenverzekeringen te verhogen in een mate die niet gerechtvaardigd is door de marktvoorwaarden, nietig zijn, mede gelet op het feit dat ondernemingen uit verschillende lidstaten aan de overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedragingen deelnemen?

2)

Dient artikel 81 van het Verdrag aldus te worden uitgelegd dat derden met een rechtens relevant belang de nietigheid kunnen inroepen van een afspraak of feitelijk afgestemde gedragingen die door deze gemeenschapsbepaling zijn verboden, en schadevergoeding kunnen vorderen indien er een causaal verband bestaat tussen de afspraak of de gedragingen en de schade?

3)

Dient artikel 81 van het Verdrag aldus te worden uitgelegd dat de verjaring van de daarop gebaseerde schadevordering begint te lopen op de dag waarop de afspraak of de onderling afgestemde feitelijke gedragingen tot stand zijn gekomen, dan wel op de dag waarop de afspraak of de onderling afgestemde feitelijke gedragingen zijn beëindigd?

4)

Dient artikel 81 van het Verdrag aldus te worden uitgelegd dat de nationale rechter, indien blijkt dat de op basis van het nationale recht te betalen schadevergoeding in elk geval lager is dan het economische voordeel dat de schadeveroorzakende onderneming die heeft deelgenomen aan de verboden afspraak of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft genoten, de benadeelde partij van ambtswege ook een punitieve schadevergoeding dient toe te kennen, die nodig is om ervoor te zorgen dat de vergoedbare schade groter is dan het door de schadeveroorzakende onderneming genoten voordeel, om door artikel 81 van het Verdrag verboden afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tegen te gaan?