Home

Zaak T-187/04: Beroep, op 19 mei 2004 ingesteld door Pascal Hallez tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-187/04: Beroep, op 19 mei 2004 ingesteld door Pascal Hallez tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

7.8.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 201/19


Beroep, op 19 mei 2004 ingesteld door Pascal Hallez tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-187/04)

(2004/C 201/41)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 19 mei 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Pascal Hallez, wonende te Genappe (België), vertegenwoordigd door C. Mourato, advocaat.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

nietig te verklaren het besluit van de beoordelaar in beroep van 22 juli 2003 betreffende verzoekers loopbaanontwikkelingsrapport (REC) over de periode van 1 juli 2001 tot 31 december 2002;

nietig te verklaren het door het TABG op 20 februari 2004 stilzwijgend genomen besluit tot afwijzing van verzoekers klacht;

verweerster te verwijzen in de kosten van het geding alsmede in de kosten die absoluut noodzakelijk zijn voor het voeren van de procedure, met name de kosten van domiciliekeuze, de reis- en verblijfkosten alsmede de honoraria en de kosten van een advocaat.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep stelt verzoeker allereerst een aantal schendingen van de regels inzake de beoordelingsprocedure en van de bepalingen ter uitvoering van artikel 43 van het Statuut, te weten:

verzoeker had door een andere ambtenaar moeten worden beoordeeld, want in het bestreden rapport wordt melding gemaakt van zijn hiërarchieke meerdere en niet van de beoordelaar;

zijn vorige hiërarchieke meerderen zijn niet geconsulteerd;

het tweede gesprek heeft te laat plaatsgevonden en de beoordelaar in beroep heeft zijn advies te laat uitgebracht;

de voorzitter van het paritair beoordelingscomité is op onregelmatige wijze aangewezen.

Verzoeker stelt ook schending van het beginsel van de onafhankelijkheid van de interne auditors. Een van de leden van het paritair beoordelingscomité behoorde namelijk tot een directoraat-generaal dat door verzoeker was gecontroleerd, en verzoekers beoordelaar in beroep was de secretaris-generaal van de Commissie, die zelf voor controle in aanmerking kwam. In die situatie had de vice-voorzitter belast met de hervorming van de Commissie zijn beoordeling in beroep moeten verrichten. Ten slotte stelt verzoeker niet-nakoming van de motiveringsplicht, schending van het beginsel van gelijke behandeling en kennelijk verkeerde beoordelingen door de beoordelaar.