Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2798/03 van Alexander de Roo (Verts/ALE), Dorette Corbey (PSE)en Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) aan de Commissie. Elektrische veiligheid caravans.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2798/03 van Alexander de Roo (Verts/ALE), Dorette Corbey (PSE)en Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE) aan de Commissie. Elektrische veiligheid caravans.

13.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/219

Betreft:   

Elektrische veiligheid caravans

Volgens twee berichten in het Algemeen Dagblad (d.d. 6 resp. 8 september 2003) voldoen de elektrische installaties in de meeste caravans niet aan de Europese veiligheidsvoorschriften. Het CE-keurmerk ontbreekt in 34 van de 40 merken caravans. In totaal telt Nederland 433000 toercaravans. De meest voorkomende gebreken betreffen het ontbreken van aardlekschakelaars, omvormers die onvoldoende geventileerd worden, niet goed aangebrachte of onbeschermde elektrische bedrading, alsmede connectoren. Als gevolg hiervan kunnen zeer gevaarlijke situaties ontstaan voor de in de betreffende caravans verblijvende mensen, en kinderen in het bijzonder.

Is de Europese Commissie met ons van mening dat er in Nederland en in andere lidstaten op grote schaal wordt afgeweken van Richtlijn 93/68/EEG (1)?

Kan de Europese Commissie aangeven in hoeverre de richtlijn productaansprakelijkheid van toepassing is op caravans met dergelijke ondeugdelijke elektrische installaties, en wat de consequenties kunnen zijn wanneer er zich ongelukken voordoen?

Kan de Europese Commissie aangeven of, en hoe en door wie, in de diverse lidstaten gecontroleerd wordt op het voldoen aan Richtlijn 93/68/EEG en andere relevante wetgeving?

Welke stappen heeft de Commissie de afgelopen jaren ondernomen om te controleren of de lidstaten - en Nederland in het bijzonder - voldoen aan Richtlijn 93/68 en is het de Commissie opgevallen dat de Nederlandse instanties geen controle hebben uitgeoefend in de voor Nederlandse vakantiegangers zo belangrijke caravanbranche - en zo ja tot welke vervolgstappen heeft dit geleid?

Welke maatregelen richting de overheden, caravanbouwers en -importeurs denkt de Europese Commissie te nemen om deze gevaarlijke situatie te beheersen c.q. te voorkomen?

Er zijn op het ogenblik geen specifieke EU-bepalingen betreffende de technische normen waaraan de elektrische installaties van caravans moeten voldoen. Dit aspect valt onder de nationale bepalingen van de lidstaten.

In het in de Nederlandse pers verschenen artikel worden de veiligheidsvoorschriften voor elektrische installaties en de veiligheidsvoorschriften voor elektrisch materiaal als zodanig op één hoop gegooid.

Zo is Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973 (2) betreffende elektrische benodigdheden, zoals gewijzigd door Richtlijn 93/68/EG van de Raad van 22 juli 1993 (3), van algemene toepassing op elk elektrisch materiaal bestemd voor een nominale wisselspanning tussen 50 V en 1000 V of een nominale gelijkspanning tussen 75 V en 1500 V, ongeacht of het deel uitmaakt van de installatie van een caravan.

Overeenkomstig de algemene bepalingen van Richtlijn 73/23/EEG mag elektrisch materiaal alleen in de handel worden gebracht, wanneer het aan de technische voorschriften van de richtlijn voldoet en vervaardigd is volgens de regels van goed vakmanschap op het gebied van de veiligheid die in de Gemeenschap gelden en wanneer het bij correcte installatie en degelijk onderhoud en bij gebruik overeenkomstig de bestemming de veiligheid van mensen, huisdieren en goederen niet in gevaar brengt. De CE-markering geeft aan dat aan deze voorwaarden is voldaan.

Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 (4) inzake algemene productveiligheid is van algemene toepassing op alle producten, voor zover in een specifieke communautaire regeling geen bepalingen met betrekking tot bepaalde veiligheidsaspecten of risicocategorieën van die producten zijn vastgesteld. In dat geval zijn op de veiligheids- of risicoaspecten in kwestie die specifieke bepalingen van toepassing.

Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 (5) over de goedkeuring van motorvoertuigen betreft aspecten van de constructie van motorvoertuigen, gezien vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid. Wat in het bijzonder aanhangwagens betreft, heeft geen van de specifieke richtlijnen tot uitvoering van Richtlijn 70/156/EEG betrekking op de elektrische veiligheid, met uitzondering van de richtlijn inzake elektromagnetische compatibiliteit die alleen op elektronische remregelsystemen van toepassing is.

Richtlijn 70/156/EEG laat de toepassing van andere communautaire bepalingen, zoals die van Richtlijn 73/23/EG betreffende elektrische materiaal of die van Richtlijn 92/59/EG voor andere toepassingen of risico's, onverlet.

Wanneer de niet-naleving van Richtlijn 73/23/EEG of van Richtlijn 92/59/EG een ongeval tot gevolg heeft, moeten de deskundigen en bevoegde rechtbanken vaststellen wie er aansprakelijk is.

De lidstaten zijn belast met de praktische toepassing van de richtlijnen (dus in het bijzonder ook van Richtlijn 93/68/EG). Zij zijn verantwoordelijk voor de invoering van de bestuursrechtelijke en technische procedures die een juiste toepassing van de EU-wetgeving waarborgen.

Als blijkt dat de EU-wetgeving niet juist wordt toegepast, zal de Commissie de nodige maatregelen treffen overeenkomstig de bevoegdheden die haar door het EG-Verdrag zijn verleend.

(1)  PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1.

(2)  Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973 de betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen, PB L 77 van 26.3.1973.

(3)  Richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 tot wijziging van de Richtlijnen 87/404/EEG (drukvaten van eenvoudige vorm), 88/378/EEG (veiligheid van speelgoed), 89/106/EEG (voor de bouw bestemde producten), 89/336/EEG (elektromagnetische compatibiliteit), 89/392/EEG (machines), 89/686/EEG (persoonlijke beschermingsmiddelen), 90/384/EEG (niet-automatische weegwerktuigen), 90/385/EEG (actieve implanteerbare medische hulpmiddelen), 90/396/EEG (gastoestellen), 91/263/EEG (eindapparatuur voor telecommunicatie), 92/42/EEG (nieuwe olie- en gasgestookte centrale- verwarmingsketels) en 73/23/EEG (elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen), PB L 220 van 30.8.1993.

(4)  Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid, PB L 228 van 11.8.1992.

(5)  Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, PB L 42 van 23.2.1970.

Betreft:   

Kosten voor overmakingen tussen Duitsland en Groot-Brittannië

Met ingang van 1 juli 2003 is - althans in Duitsland - een EU-regeling omgezet die de kosten voor overmakingen naar het EU-buitenland gelijkstelt aan die in het binnenland. Daaruit zouden voor de consument besparingen moeten resulteren.

Een Duitse burger heeft 50 EUR naar Groot-Brittannië overgemaakt en daarvoor 3 EUR kosten aan de Duitse Bank maar bovendien 10 GBP (Britse ponden) aan "Alliance Leicester International" betaald.

De burger betaalde vóór 1 juli 2003 voor een overmaking van 50 EUR in totaal slechts 7,50 EUR.

Daaruit resulteren de volgende vragen:

1. || Heeft Groot-Brittannië hier mogelijk EU-recht niet omgezet, respectievelijk omzeilt het dit door van "administratiekosten" in plaats van "overmakingskosten" te spreken?

2. || Zijn "administratiekosten" ten bedrage van 10 GBP (Britse ponden) voor de overmaking van geringe bedragen uit een oogpunt van "woeker" toelaatbaar?

(1)  PB L 344 van 28.12.2001.