Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0491/03 van Konstantinos Hatzidakis (PPE-DE) aan de Commissie. Bezoek van inspecteurs aan de afvalstortplaats van Kouroupitos in Griekenland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0491/03 van Konstantinos Hatzidakis (PPE-DE) aan de Commissie. Bezoek van inspecteurs aan de afvalstortplaats van Kouroupitos in Griekenland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0491/03 van Konstantinos Hatzidakis (PPE-DE) aan de Commissie. Bezoek van inspecteurs aan de afvalstortplaats van Kouroupitos in Griekenland.

Publicatieblad Nr. 222 E van 18/09/2003 blz. 0208 - 0209


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0491/03

van Konstantinos Hatzidakis (PPE-DE) aan de Commissie

(21 februari 2003)

Betreft: Bezoek van inspecteurs aan de afvalstortplaats van Kouroupitos in Griekenland

Onlangs hebben inspecteurs van de EU een bezoek gebracht aan de afvalstortplaats van de EU van Kouroupitos op Kreta, waarvan de slechte exploitatiepraktijken in het verleden aanleiding hebben gevormd voor een veroordeling van Griekenland door het Europese Hof van Justitie.

Zou de Commissie mij kunnen mededelen:

- Tot welke conclusies zijn de inspecteurs gekomen?

- Heeft Griekenland gehoor gegeven aan het laatste vonnis van het Europese Hof van Justitie, en zo neen, welke stappen denkt de Commissie te nemen om een volledige naleving van het Gemeenschapsrecht te verzekeren?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(31 maart 2003)

In zijn arrest(1) van 4 juli 2000 (tweede arrest krachtens artikel 228 van het EG-Verdrag) verklaart het Europese Hof van Justitie dat Griekenland niet de noodzakelijke maatregelen heeft genomen voor de verwijdering van de afvalstoffen in het gebied van Chania zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu, overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen(2). Voorts heeft Griekenland voor dit gebied geen plannen opgesteld voor de verwijdering van afvalstoffen overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 75/442 en evenmin programma's voor de verwijdering van toxische en gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen(3). Dienovereenkomstig heeft de Helleense Republiek niet alle maatregelen genomen die de uitvoering van het arrest van 7 april 1992 in de zaak C-45/91(4) (eerste arrest krachtens artikel 226 van het EG-Verdrag) meebrengt, en is zij de krachtens artikel 171 EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

Het Hof heeft Griekenland veroordeeld om aan de Commissie op de rekening eigen middelen van de EG een dwangsom van 20 000 EUR te betalen voor elke dag die het land in gebreke blijft met de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen om aan het arrest van 7 april 1992 te voldoen, te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het tweede arrest tot aan de uitvoering van het eerste arrest. De Commissie heeft op gezette tijden brieven gestuurd naar de Griekse autoriteiten om de betaling van de dwangsom van 20 000 EUR per dag te eisen voor de maanden juli 2000 (vanaf de 4e dag) tot en met februari 2001. Griekenland heeft binnen de gestelde termijnen betaald. Het betreft een bedrag van in het totaal 5 400 000 EUR dat door Griekenland is betaald aan de Commissie.

De Griekse autoriteiten hebben de Commissie bij schrijven van juli 2000, oktober 2000 en maart 2001 informatie verstrekt betreffende de vaststelling van plannen voor het beheer van vaste en gevaarlijke afvalstoffen in het district Chania, de definitieve sluiting van de illegale stortplaats van de Kouroupitos, de volledige ingebruikname van de nieuwe voorlopige installatie in Messomouri en het tijdschema voor de bouw van een permanente stortplaats en composteringsinstallatie in Korakia. Teneinde de

technische en feitelijke aspecten van deze informatie te verifiëren heeft de Commissie twee onafhankelijke deskundigen aangewezen die na inspectie van de locaties in juni 2001 een verslag hebben opgesteld, vergezeld van de nodige fotografische bewijsstukken. In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat Griekenland heeft voldaan aan de eisen van het arrest van het Hof.

In april 2002 heeft de Commissie een klacht ontvangen met betrekking tot de exploitatie van de installatie in Messomouri, de achterstand bij de bouw van de installaties in Korakia en het gebrek aan sanering van de Kouroupitos-lokatie. De Commissie heeft dit probleem aangekaart bij de Griekse autoriteiten. Het officiële antwoord van de Griekse autoriteiten wordt momenteel bestudeerd om na te gaan of Griekenland daadwerkelijk de communautaire milieuwetgeving naleeft.

Tegelijk heeft de Commissie een groep van onafhankelijke deskundigen aangewezen die in februari 2003 de relevante plaatsen in de prefectuur Chania hebben bezocht. Het eindverslag van deze deskundigen is nog niet beschikbaar.

De Commissie zal niet aarzelen alle nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat de communautaire milieuwetgeving in acht wordt genomen.

(1) Arrest van 4 juli 2000, C-387/97, ECR blz. 5047. Opgemerkt moet worden dat het in het arrest vermelde artikel 171 nu artikel 228 is geworden.

(2) PB L 194 van 25.7.1975.

(3) PB L 84 van 31.3.1978.

(4) Arrest van 7 april 1992, C-45/91, ECR blz. 2509.