Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3776/02 van Christoph Konrad (PPE-DE) aan de Commissie. Concurrentieverstoring in Duitse afvalbeheersmarkt.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3776/02 van Christoph Konrad (PPE-DE) aan de Commissie. Concurrentieverstoring in Duitse afvalbeheersmarkt.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3776/02

van Christoph Konrad (PPE-DE) aan de Commissie

(23 december 2002)

Betreft: Concurrentieverstoring in Duitse afvalbeheersmarkt

1. Onlangs hebben de steden Herne, Wuppertal, Remscheid, Bochum, het district Ennepe-Ruhr, het district Recklinghausen en de stedelijke conglomeratie Ruhrgebiet (KVR) het

afvalbeheerssamenwerkingsverband EKO-City (als aanbesteder) en de BV EKO-City (als licentiehouder voor 100 %) opgericht. De BV EKO-City zal verantwoordelijk zijn voor de volledige thermische behandeling, de mechanische verwerking, de voorverwerking en het verwijderen van bouw- en industrieel afval in het gehele gebied van het samenwerkingsverband.

Is de Commissie op de hoogte van de oprichting van dit afvalbeheerssamenwerkingsverband, respectievelijk de BV?

2. Hoe beoordeelt zij het feit dat EKO-City op termijn en zonder openbare uitbesteding 100 % van het afvalbeheer zal gunnen aan de BV EKO-City, waardoor de vrije concurrentie helemaal buiten spel wordt gezet, aangezien concurrentie met de particuliere sector op het vlak van afvalverwijdering bij voorbaat verhinderd wordt?

3. Wat is haar standpunt ten aanzien van het feit dat via bovengenoemde constructie (samenwerkingsverband en BV) de voorgeschreven normale uitbestedingsplicht voor afvalverwijderingsdiensten wordt omzeild?

4. Kan zij uitsluiten dat de handelwijze van bovengenoemde gemeenten in strijd is met het Europees mededingingsrecht?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(28 februari 2003)

Het afvalbeheerssamenwerkingsverband waarnaar het geachte parlementslid verwijst, was nog niet onder de aandacht van de Commissie gebracht.

Voor contracten voor het verstrekken van afvalverwerkingsdiensten waarvan de waarde hoger is dan 200.00 EUR moet een openbare aanbesteding worden uitgeschreven overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening(1). Een openbare aanbesteding is evenwel niet vereist wanneer een opdracht wordt toegewezen aan een instantie waarop de aanbestedende dienst toezicht uitoefent zoals op zijn eigen diensten en deze instantie tegelijkertijd het merendeel van haar werkzaamheden verricht ten behoeve van de aanbestedende dienst(2).

Om na te gaan of de overdracht van de verplichting tot het verstrekken van afvalverwerkingsdiensten aan het afvalbeheerssamenwerkingsverband EKO-City aan de voorwaarden voldoet om van de aanbestedingsplicht te worden vrijgesteld, is een grondig onderzoek van de relatie tussen de oorspronkelijke verstrekkers van de afvalverwerkingsdiensten en het afvalbeheerssamenwerkingsverband vereist. Ook inzake de latere toewijzing van een opdracht voor het verstrekken van afvalverwerkingsdiensten aan EKO-City GmbH is een onderzoek van de relatie tussen het afvalbeheerssamenwerkingsverband en EKO-City GmbH vereist. De Commissie start een onderzoek in deze zaak en zal dienaangaande contact opnemen met de Duitse autoriteiten.

Bij de toepassing van de communautaire mededingingsregels neemt de Commissie een neutrale houding aan ten aanzien van het openbare of particuliere statuut van afvalbeheerbedrijven. De lidstaten kunnen dergelijke bedrijven exclusieve rechten toekennen. Openbare bedrijven of bedrijven met exclusieve rechten dienen evenwel op dezelfde wijze als particuliere bedrijven aan de mededingingsvoorschriftenregels te voldoen.

Teneinde te bepalen of een lidstaat artikel 86, lid 1, in samenhang met de artikelen 81 en/of 82 van het EG-Verdrag schendt, moet worden onderzocht of het geprivilegieerde statuut van een bedrijf leidt tot concurrentiebeperkende overeenkomsten of tot misbruik van een machtspositie. Om na te gaan of er sprake is van een machtspositie, moet de relevante markt worden afgebakend en moet worden vastgesteld dat minstens een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt ongunstig wordt beïnvloed. Enkel indien het bestaan van een machtspositie wordt vastgesteld, moet het mogelijke misbruik worden onderzocht. In zijn arrest inzake Kopenhagen heeft het Europees Hof van Justitie bevestigd dat het verlenen van een exclusief recht op een deel van het nationale grondgebied voor milieudoeleinden op zich geen misbruik van een machtspositie oplevert(3).

Tevens zij opgemerkt dat de communautaire mededingingsregels enkel van toepassing zijn indien de betrokken gedragingen de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. Wat de antitrustregels (de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag) betreft, heeft de

Commissie vastgesteld dat activiteiten die slechts een verwaarloosbare invloed hebben op de markt en dat kan het geval zijn bij een aantal diensten van algemeen belang met lokaal karakter in het algemeen geen negatieve invloed hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten en derhalve niet onder de communautaire regels vallen(4). Bovendien kunnen de lidstaten in de context van afvalverwerking het nabijheidsbeginsel en zelfverzorgingsbeginsel toepassen, opdat de verwerking ter plaatse zou kunnen gebeuren. Niettemin kunnen binnen de Gemeenschap verstrekte afvalverwerkingsdiensten bepaalde grensoverschrijdende gevolgen hebben(5).

Krachtens artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag kunnen beperkende maatregelen van de lidstaten gerechtvaardigd zijn indien deze noodzakelijk zijn voor het vervullen van een taak van algemeen economisch belang en evenredig zijn. Het Europees Hof van Justitie heeft in het arrest Kopenhagen(6) bevestigd dat het beheer van bepaalde afvalstoffen een dienst van algemeen economisch belang kan vormen, in het bijzonder wanneer die dienst bedoeld is om een milieuprobleem op te lossen(7). De cruciale kwestie van de evenredigheid kan enkel worden beoordeeld na een grondig onderzoek van de zaak.

(1) PB L 209 van 24.7.1992.

(2) Arrest C-107/98, Teckal, punt 50.

(3) Arrest C-209/98, FFAD/Københavns Kommune, Jurispr. 2000, I-3743, punt 68.

(4) Mededeling van de Commissie van 2001, getiteld Diensten van algemeen belang in Europa, PB C 17 van 19.1.2001, blz. 32.

(5) Zie met name Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, PB L 30 van 6.2.1993.

(6) Arrest C-209/98, FFAD/Københavns Kommune, Jurispr. 2000, I-3743.

(7) Punt 75 van het arrest van het Europees Hof van Justitie.