Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2209/02 van Ian Hudghton (Verts/ALE) aan de Commissie. BTW op veiligheidshelmen en caps in het Verenigd Koninkrijk.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2209/02 van Ian Hudghton (Verts/ALE) aan de Commissie. BTW op veiligheidshelmen en caps in het Verenigd Koninkrijk.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2209/02

van Ian Hudghton (Verts/ALE) aan de Commissie

(12 juli 2002)

Betreft: BTW op veiligheidshelmen en caps in het Verenigd Koninkrijk

Kan de Commissie onder verwijzing naar bijlage H bij de zesde richtlijn over goederen en diensten waarop lagere BTW-tarieven kunnen worden toegepast en haar document met als titel BTW-tarieven in de lidstaten van de Europese Unie, waarin staat dat de Britse regering voor de BTW op fietshelmen en motorfietshelmen het nultarief toepast, zeggen naar welke categorie in bijlage H de Britse regering verwijst om het BTW-nultarief voor deze producten te rechtvaardigen?

Kan de Commissie voorts zeggen of caps die door ruiters worden gebruikt naar haar mening vallen onder de definitie die de Britse regering hanteert om het BTW-nultarief op veiligheidshelmen voor fietsers en motorrijders te motiveren?

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(13 september 2002)

Krachtens het Gemeenschapsrecht inzake de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en met name artikel 12, lid 3, onder a), van de Zesde BTW-Richtlijn (77/388/EEG(1)) mogen de lidstaten een verlaagd BTW-tarief van niet minder dan 5 % op de in bijlage H van deze richtlijn bedoelde goederen en diensten toepassen. Aangezien veiligheidshelmen niet in bijlage H zijn opgenomen, dienen zij aan het gewone BTW-tarief te worden onderworpen.

Voorts hebben sommige lidstaten tijdens de onderhandelingen over de richtlijn of in het kader van hun toetredingsonderhandelingen tot de Gemeenschap bedongen dat zij op specifieke gebieden aparte regelingen mogen handhaven, zoals het Verenigd Koninkrijk met de nultarieven. Er werd bepaald dat de lidstaten die op 1 januari 1991 afwijkende tarieven hanteerden, deze gedurende een bijkomende overgangsperiode in overeenstemming met de in artikel 28 van de Zesde BTW-Richtlijn vastgelegde voorwaarden mochten blijven toepassen. Het betreft hier overgangsbepalingen, in afwachting van de goedkeuring door de Raad, bij eenparigheid van stemmen, van een definitieve BTW-regeling, waarvoor een veel grotere harmonisatie is vereist. De Raad heeft tot op heden weinig aanstalten gemaakt om zulke wijzigingen aan te nemen.

Omdat zij afwijken van de vaste voorschriften, die bepalen dat het gewone BTW-tarief als een verbruiksbelasting over iedere belastbare handeling moet worden geheven, teneinde verstoring van de mededinging te voorkomen, dienen bepalingen met betrekking tot verlaagde tarieven zo restrictief mogelijk te worden geformuleerd. Dit geldt des te meer voor nultarieven, omdat zij specifieke afwijkingen zijn die aan sommige lidstaten werden toegestaan.

De Commissie is van oordeel dat de huidige nultarieven in het Verenigd Koninkrijk niet kunnen worden uitgebreid tot veiligheidshelmen voor ruiters.

(1) Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/38/EG (PB L 128 van 15.5.2002).