SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3369/02 van Olivier Dupuis (NI) aan de Commissie. Gedwongen repatriëring en veiligheid van medewerkers van humanitaire hulpdiensten in Tsjetsjenië.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3369/02 van Olivier Dupuis (NI) aan de Commissie. Gedwongen repatriëring en veiligheid van medewerkers van humanitaire hulpdiensten in Tsjetsjenië.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3369/02 van Olivier Dupuis (NI) aan de Commissie. Gedwongen repatriëring en veiligheid van medewerkers van humanitaire hulpdiensten in Tsjetsjenië.
Publicatieblad Nr. 155 E van 03/07/2003 blz. 0145 - 0146
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3369/02
van Olivier Dupuis (NI) aan de Commissie
(27 november 2002)
Betreft: Gedwongen repatriëring en veiligheid van medewerkers van humanitaire hulpdiensten in Tsjetsjenië
In een interview met het agentschap Reuters dat uitgezonden is op radio Liberty zegt de Europese commissaris voor humanitaire bijstand en ontwikkelingssamenwerking, Poul Nielsen, o.a. dat de Russische autoriteiten een einde zouden moeten maken aan de praktijk van gedwongen repatriëring van vluchtelingen uit Tsjetsjenië. In hetzelfde gesprek stelt hij ook met nadruk dat er matregelen getroffen moeten worden om de veiligheid van de medewerkers van de humanitaire organisaties te verzekeren, die in het noorden van de Kaukasus werken en die alle dagen met enorme problemen te kampen hebben en hun leven op het spel zetten.
Mogen die verklaringen geïnterpreteerd worden als een ommekeer in de zienswijze van commissaris Poul Nielsen en de Commissie in haar geheel op de tragedie in Tsjetsjenië, en als blijk van vastbeslotenheid die in hun geval nieuw is om een einde te maken aan de bijzonder ernstige schendingen van de grondrechten van de Tsjetsjeense bevolking?
Is commissaris Nielsen zich er ook van bewust dat de Conventie van Genève repatriëring van bevolkingsgroepen onder dwang categorisch verbiedt, en dat de Commissie, als de Russische autoriteiten geen einde maken aan dat soort praktijken, het tot haar plicht moet rekenen om ze voor de bevoegde internationale instanties te vervolgen?
Denkt de commissaris niet, voor wat betreft de veiligheid van het personeel van de humanitaire hulporganisaties die in Tsjetsjenië werken, dat het feit dat hij sinds het begin van de tweede Russisch-Tsjetsjeense oorlog nu drie jaar geleden Tsjetsjenië niet meer persoonlijk bezocht heeft, geïnterpreteerd is kunnen worden als gebrek aan vaste wil van de kant van de Commissie om de veiligheid van het personeel van de humanitaire organisaties die in Tsjetsjenië aan het werk zijn, daadwerkelijk te verzekeren, en dat de enige manier om die indruk tegen te gaan bijgevolg een uitvoerig bezoek ter plaatse in Tsjetsjenië is zonder inmenging van de autoriteiten van Moskou en wel zo spoedig mogelijk, door de commissaris voor humanitaire bijstand, zodat hij zich in persoon rekenschap kan geven van de reële toestand?
Antwoord van de heer Nielson namens de Commissie
(17 januari 2003)
Het lid van de Commissie dat belast is met ontwikkeling en humanitaire hulp heeft kort geleden twee keer zijn grote bezorgdheid uitgesproken over de dreigende sluiting van de vluchtelingenkampen in Ingoesjetië, eerst in een interview met persbureau Reuters op 14 november 2002 en daarna in een persverklaring op 27 november 2002.
Deze verklaringen wijzen geenszins op een ommekeer in de houding van de commissaris of de Commissie. De Commissie heeft altijd veel aandacht besteed aan het conflict in Tsjetsjenië en de humanitaire ramp die er het gevolg van is, met name via het bureau voor humanitaire hulp (ECHO).
Op de eerste plaats dient opgemerkt te worden dat de Commissie nog steeds de grootste donor is op het gebied van humanitaire hulpverlening in de Noordelijke Kaukasus. Via ECHO werd sinds het begin van het laatste conflict in het najaar van 1999 meer dan 90 miljoen euro besteed aan bevolkingsgroepen die hiervan het slachtoffer zijn.
De Commissie maakt zich grote zorgen over de mate waarin de mensenrechten in Tsjetsjenië geschonden worden, en eveneens over de voortdurende schending van het internationaal humanitair recht, waarin bescherming van de burgerbevolking verplicht gesteld is. Deze schendingen kunnen niet gerechtvaardigd worden door een politiek doel en alle staten moeten het internationale recht en de basisregels op humanitair gebied respecteren. Deze zijn opgenomen in de conventies van Genève en de daarbij behorende protocollen, die Rusland ondertekend heeft.
Daarom heeft de commissaris de Russische autoriteiten voor de tweede keer opgeroepen het kamp Aki Yurt, waar meer dan 1700 mensen wonen, niet te sluiten en hen eraan herinnerd dat gedwongen repatriëring van bevolkingsgroepen een schending van het internationaal humanitair recht vormt. Helaas leidden de door de Commissie en de Europese Unie ondernomen stappen niet tot resultaat aan de kant van de Russische autoriteiten. De Commissie zal haar inspanningen echter voortzetten om de Russische autoriteiten te bewegen de andere kampen niet te sluiten. Een zeer duidelijke boodschap van die strekking is overgebracht aan met name de minister van Buitenlandse Zaken Ivanov en onderminister Tsjizjov. Op 16 december 2002 heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen de Trojka en minister Ilyasov, verantwoordelijk voor de wederopbouw van Tsjetsjenië, om deze kwestie te bespreken.
De veiligheid van het personeel van de hulporganisaties is een belangrijk onderdeel van de problematiek met betrekking tot de humanitaire hulp in Tsjetsjenië en deze kwestie wordt regelmatig door de Commissie ter sprake gebracht. Het lid van de Commissie dat belast is met ontwikkeling en humanitaire hulp heeft in 2000 een bezoek gebracht aan Tsjetsjenië om uitdrukking te geven aan het belang dat de Commissie aan deze zaak hecht. Sindsdien zijn de bereikbaarheid en de vele obstakels die de Russische autoriteiten opwerpen voor de betreffende humanitaire hulporganisaties tijdens alle besprekingen tussen de Europese Unie en Rusland aan de orde gekomen. De directeur van ECHO heeft deze kwestie aan de orde gesteld tijdens zijn bezoek aan Tsjetsjenië in maart 2001, evenals het afdelingshoofd dat binnen ECHO verantwoordelijk is voor dit dossier tijdens diens bezoek aan Grozny in mei 2002, waarbij hij vergezeld werd door het hoofd van de delegatie. Onlangs nog zijn deze problemen besproken tijdens de topontmoeting tussen de Europese Unie en Rusland, tijdens de ontmoeting in Moskou in oktober 2002 tussen het lid van de Commissie dat belast is met buitenlandse betrekkingen en de Russische minister van Buitenlandse Zaken Ivanov en tijdens de laatste vergadering in Brussel van het samenwerkingscomité met Rusland. Daarnaast wordt het probleem zeer regelmatig ter sprake gebracht door het hoofd van de delegatie van de Commissie in Moskou en door ECHO.
Het is duidelijk dat deze situatie ook vraagt om een politieke stellingname door de Europese Unie. Naast de acties die de Commissie op haar niveau kan ondernemen, dienen ook de Raad en het Parlement een belangrijke rol te spelen in het aan de kaak stellen van deze massale en herhaaldelijke schendingen van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten.
In de tussentijd zal de Commissie erop toezien dat de Europese Unie waakzaam blijft met betrekking tot de mensenrechtensituatie in Tsjetsjenië en zij zal deze problemen binnen elk geschikt verband aan de orde stellen, hetzij via bilateraal politiek overleg met de Russische Federatie, hetzij in het kader van discussies en initiatieven met betrekking tot Tsjetsjenië binnen de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).