Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1039/02 van Theresa Zabell (PPE-DE) aan de Commissie. Internationale adopties in Roemenië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1039/02 van Theresa Zabell (PPE-DE) aan de Commissie. Internationale adopties in Roemenië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1039/02 van Theresa Zabell (PPE-DE) aan de Commissie. Internationale adopties in Roemenië.

Publicatieblad Nr. 052 E van 06/03/2003 blz. 0028 - 0028


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1039/02

van Theresa Zabell (PPE-DE) aan de Commissie

(15 april 2002)

Betreft: Internationale adopties in Roemenië

Is het waar dat sinds de opschorting van internationale adopties door de Roemeense regering 1 197 reeds gestarte adoptieprocedures ten gunste van Spaanse gezinnen stil zijn komen te liggen? Hoeveel aanvragen voor adoptie zijn er sindsdien afgehandeld krachtens de urgentiebeschikking van 6 december 2001?

Gecombineerd Antwoordvan de heer Verheugen namens de Commissieop de schritftelijke vragen E-0982/02, E-0998/02, E-0999/02, E-1000/02, E-1035/02,E-1036/02, E-1038/02, E-1039/02, E-1040/02, E-1073/02, E-1102/02 en E-1241/02

(6 juni 2002)

De Commissie ziet toe op het beleid van Roemenië inzake kinderbescherming omdat Roemenië het lidmaatschap van de Unie heeft aangevraagd en daarom dient te voldoen aan de hoogste internationale normen op het gebied van de mensenrechten, waaronder de VN-Conventie

inzake de rechten van het kind. In dit verband heeft de Commissie haar bezorgdheid uitgesproken over ernstige tekortkomingen van de Roemeense wetgeving en de praktijk met betrekking tot internationale adopties, waardoor de kans op misbruik aanwezig was.

Sinds Roemenië het Verdrag van Den Haag inzake de bescherming van kinderen en de internationale samenwerking op het gebied van internationale adoptie heeft geratificeerd, hebben ook enkele andere staten die dit Verdrag ondertekend hebben vanwege dezelfde bezorgdheid in oktober 1999 overleg geopend met Roemenië.

Na deze uitingen van bezorgdheid erkende de Roemeense regering dat economische overwegingen en andere belangen dan die van de kinderen een rol speelden in het Roemeense besluitvormingsproces met betrekking tot internationale adopties en nam vanaf december 2000 een aantal besluiten, die leidden tot de opschorting van de internationale adopties voor de periode van een jaar (spoeddecreet 121 van 8 oktober 2001).

De Roemeense regering constateerde ook dat een aantal gevallen van kinderen waarvoor internationale adoptiebesluiten genomen waren niet verantwoord konden worden. Deze gevallen werden gemeld bij de bevoegde onderzoeks- en vervolgingsinstanties in Roemenië.

Voor de internationale adoptieaanvragen die in behandeling waren op het moment dat het genoemde spoeddecreet van kracht werd, heeft de Roemeense regering op 7 december 2001 spoeddecreet 161 aangenomen ter afronding van internationale adoptieprocedures voor gevallen die al behandeld waren of nog in behandeling waren bij de rechtbanken op het moment dat tot opschorting werd beslist. Op basis van deze beschikking kan de regering ook hangende zaken in buitengewone omstandigheden naar de rechtbanken verwijzen. De Roemeense regering heeft geen cijfers bekend gemaakt met betrekking tot het totale aantal hangende zaken.

De Commissie heeft begrepen dat alle zaken die op 8 oktober 2001 in behandeling waren of waarover reeds besloten was nu afgerond zijn. Daarnaast heeft de Roemeense regering in vijftig zaken bepaald dat er sprake is van buitengewone omstandigheden en zijn deze adoptieaanvragen doorverwezen naar: de rechtbank waarmee de opschorting omzeild wordt.

De dossiers inzake de Spaanse gezinnen zijn evenals alle andere zaken bekend bij de Roemeense autoriteiten en zij zullen behandeld worden volgens de regels van decreet 161/2001.

Opgemerkt dient te worden dat het aantal kinderen in kindertehuizen afneemt: van 57 181 begin 2001 tot 49 965 aan het eind van datzelfde jaar. Tussen oktober 2000 en september 2001 kwamen 15 777 kinderen in plaatsingscentra terecht, maar in diezelfde periode verlieten ook 24 772 kinderen deze centra. In Roemenië verblijft 0,8 % van de totale bevolking tussen 0 en 18 jaar in een instelling, wat niet extreem hoog is voor een overgangsland. Ter vergelijking: een in het kader van een Phare-project uitgevoerd onderzoek uit 1997 toonde aan dat dit percentage voor kinderen in West-Europa varieerde van 0,5 tot 1 %. Daarnaast komt volgens de Roemeense wet slechts ongeveer 5 % van de Roemeense kinderen die in een instelling verblijven in aanmerking voor adoptie. De Commissie kent geen sterftecijfers voor kinderen in instellingen, maar de zuigelingensterfte in Roemenië is volgens Roemeense bronnen tussen 1990 en 1999 gedaald van 21 naar 18 per duizend.

De Commissie heeft een aanzienlijk deel van de Phare-fondsen besteed aan de verbetering van de omstandigheden in kindertehuizen, maar vooral ook aan hulp aan de Roemeense regering bij de ingrijpende hervorming van het beleid inzake kinderbescherming. Deze inspanningen, en die van de andere internationale donors, de lidstaten en de vele niet-gouvernementele organisaties (ngo's) die zich hiervoor inzetten, beginnen nu vruchten af te werpen, ook dankzij de inzet van de Roemeense autoriteiten.

Met name met betrekking tot de adoptiewetgeving heeft de Commissie samen met andere organen de Roemeense regering technische bijstand verleend bij het formuleren van een nieuwe wettekst, die momenteel door de regering bestudeerd wordt.

De Commissie blijft de situatie volgen en op verzoek steun geven aan de Roemeense regering. Benadrukt moet worden dat de Commissie niet bevoegd is om zich bezig te houden met individuele internationale adoptiezaken.