Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3324/01 van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie. Bosbouwkundig teeltmateriaal - registratie en bescherming.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3324/01 van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie. Bosbouwkundig teeltmateriaal - registratie en bescherming.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3324/01

van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie

(29 november 2001)

Betreft: Bosbouwkundig teeltmateriaal registratie en bescherming

Is de Commissie bereid maatregelen nemen ter bescherming van de communautaire zaadopstanden, geregistreerd krachtens de richtlijnen 66/404/EEG(1), 71/161/EEG(2) of 1999/105/EG(3) betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, die momenteel zonder passende evaluatie gekapt kunnen worden?

In Ierland heeft de Nationale Raad voor de Bosbouw, de Coillte Teo, meer dan 1 474 ha geregistreerde zaadopstand gekapt zonder enige vorm van toestemming die een individuele evaluatie zou vereisen, hoewel het gehele register slechts 3 715 ha omvat en slechts 20 % van Ierland's zaad uit inheemse bron afkomstig is. Door aan de Coillte Teo, de grootste oogster van timmerhout in Ierland, de op grond van de richtlijn vereiste taak te delegeren van het opstellen van het nationale register van bosbouwkundig teeltmateriaal, strookt de handelwijze van Ierland niet met de richtlijnen, die specifiek bepalen dat een rechtspersoon of zijn medewerkers geen zaadopstandregisters mogen bijhouden wanneer zij financieel voordeel zouden kunnen behalen bij de in het kader van de richtlijnen genomen maatregelen.

Kan de Commissie derhalve maatregelen nemen om te waarborgen dat de inheemse zaadopstanden in elke lidstaat die van de EU geld krijgt voor bebossing, inclusief Ierland, uit hoofde van de richtlijn alleen worden geregistreerd door onafhankelijke gekwalificeerde partijen en dat deze opstanden, eenmaal geregistreerd, niet mogen worden gekapt zonder passende evaluatie en naleving van de daaran verbonden voorwaarden die nodig zijn om het doel van de richtlijn te eerbiedigen?

(1) PB B 125 van 11.7.1966, blz. 2326.

(2) PB L 87 van 17.4.1971, blz. 14.

(3) PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17.

Aanvullend antwoordvan dhr. Byrne namens de Commissie

(9 april 2002)

De Richtlijnen vande Raad 66/404/EEG van 14 juni 1966 en 1999/105/EG van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van van bosbouwkundig teeltmateriaal geven aan aan welke voorwaarden moet worden voldaan voor de goedkeuring, door de bevoegde officiële instanties, van uitgangsmateriaal, zoals bijvoorbeeld de geregistreerde zaadopstanden waarop de geachte afgevaardigde doelt.

Deze richtlijnen bepalen ook dat alleen goedgekeurd uitgangsmateriaal gebruikt mag worden voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal dat bestemd is om binnen de Gemeenschap in de handel te worden gebracht. De goedgekeurde uitgangsmaterialen moeten worden opgenomen in een nationaal register voor de verschillende soorten.

Na goedkeuring dient het uitgangsmateriaal regelmatig opnieuw onderzocht te worden, en de goedkeuring dient te worden ingetrokken als niet meer aan de communautaire voorwaarden voor goedkeuring wordt voldaan.

Er zijn echter geen communautaire regels met betrekking tot bescherming of instandhouding, of specifieke exploitatie, van goedgekeurd uitgangsmateriaal, of met betrekking tot intrekking van de goedkeuring om andere redenen dan de bovengenoemde. De lidstaten kunnen in principe, met inachtneming van eigendomsrechten natuurlijk, besluiten dat goedgekeurd uitgangsmateriaal verwijderd of vernietigd moet worden, bijvoorbeeld op fytosanitaire gronden. Dat geldt ook voor genetische plantenrijkdommen waarbij gestreefd wordt naar instandhouding in de natuurlijke omgeving en duurzaam gebruik door telen en in de handel brengen. De Commissie kan uit hoofde van de genoemde richtlijnen dergelijke instandhouding bevorderen voor gerelateerd uitgangsmateriaal, door uitzonderingen toe te staan op bepaalde voorschriften betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal, maar de selectie voor instandhouding valt onder de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat.

De geldende communautaire wetgeving verleent de Commissie dus geen bevoegdheden om stappen te nemen om geregistreerde zaadopstanden te beschermen.