Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2023/01 van Elizabeth Lynne (ELDR) aan de Commissie. Onderzoek in de USA naar het lokken van kinderen via Internet.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2023/01 van Elizabeth Lynne (ELDR) aan de Commissie. Onderzoek in de USA naar het lokken van kinderen via Internet.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2023/01

van Elizabeth Lynne (ELDR) aan de Commissie

(13 juli 2001)

Betreft: Onderzoek in de USA naar het lokken van kinderen via Internet

Is de Commissie bereid maatregelen te nemen naar aanleiding van een recent onderzoek in de USA waaruit blijkt dat een op de vijf kinderen die regelmatig van het Internet gebruik maken, in het afgelopen jaar door vreemdelingen benaderd zijn voor seks. Tevens bleek uit het onderzoek dat noch de aanwezigheid van Internetfilters noch het toezicht door de ouders op het gebruik van het Internet door hun kinderen de kans verminderde dat een kind door een vreemdeling op-lijn tot seks verleid wordt. Is de Commissie derhalve voornemens soortgelijk Europees onderzoek te laten verrichten met benutting van de Amerikaanse resultaten? Realiseert de Commissie zich bovendien dat dergelijk onderzoek verdere actie op Europese schaal noodzakelijk maakt, daarbij voortbouwend op de programma's STOP en Daphne en het onlangs op initiatief van het Zweedse voorzitterschap goedgekeurde initiatief ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie? Zo ja, welke plannen worden er beoogd?

Het hoofdonderzoek waar ik naar verwijs is: Kimberley J. Mitchell, PhD; David Finkelohr, PhD; Janis Wolak, JD, Risk Facotrs for and Impact of Online Sexual Solicitation of Youth. Journal of the American Medical Association, Vol. 285, No. 23, June 20, 2001.

Tevens bestaat er een soortgelijk verslag van het Pew Internet and American Life Project. Dit zal binnenkort volledig gepubliceerd worden.

Antwoord van de heer Vitorino namens de Commissie

(12 oktober 2001)

De Commissie heeft een aantal initiatieven genomen om minderjarigen te beschermen tegen de gevaren van internet. Informatie en onderzoeken zoals dat waarnaar het geachte parlementslid verwijst, bevestigen dat op Gemeenschaps- en technisch niveau uitgewerkte initiatieven moeten worden aangevuld met acties van andere overheden en instanties, ook op lokaal niveau.

Op Gemeenschapsniveau zal via het Actieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van internet(1) 25 miljoen ter beschikking worden gesteld om gedurende vier jaar projecten rond de volgende drie hoofdthema's mede te financieren:

- hotlines om illegale inhoud en gebruik te melden,

- filters om toezicht door de ouders te verbeteren,

- bewustmaking van een veiliger gebruik van Internet.

Na open oproepen tot het indienen van voorstellen:

- worden in 11 landen hotlines gefinancierd,

- worden in totaal 13 projecten gefinancierd om het filteren en beoordelen van inhoud te verbeteren,

- worden negen bewustmakingsprojecten gefinancierd waarmee een groot geografisch gebied (alle lidstaten behalve Luxemburg, Noorwegen en IJsland) wordt bestreken.

Een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen voor bewustmakingsacties zal eind oktober 2001 worden gepubliceerd.

Deze acties ondersteunen op een doeltreffende manier de rechtshandhavingsmaatregelen ter bestrijding van illegale activiteiten en ouders helpen bij het omgaan met inhoud die niet als illegaal wordt beschouwd, maar die zij wel schadelijk achten voor hun kinderen.

Bovendien zal de Commissie een website creëren (http:///www.saferinternet.org) met een maandelijkse nieuwsbrief voor iedereen die geïnteresseerd is in de bewustmaking inzake veiliger gebruik van internet. De nieuwsbrief bevat nieuwsberichten en verschaft meer details over de activiteiten in het kader van de door de Gemeenschap gesubsidieerde projecten. Het zesde nummer van de nieuwsbrief is in september 2001 verschenen.

Onlangs heeft de Commissie een workshop georganiseerd over een veiliger gebruik van nieuwe interactieve technologieën. Tijdens deze bijeenkomst werden de problemen besproken die het gevolg zijn van nieuwe gebruiksmogelijkheden zoals chatten en overdracht van bestanden tussen twee personen. Het eindrapport met aanbevelingen is beschikbaar op de website http://www.saferinternet.org/resources/reports.asp.

Bepaalde projecten in het kader van het STOP-programma, bijvoorbeeld het CAIR rapport van de universiteit van Dublin, hadden betrekking op het aansporen van kinderen tot prostitutie waarvoor gebruik wordt gemaakt van internet. Ook projecten die ten doel hebben dit probleem aan te pakken, komen in aanmerking voor medefinanciering in het kader van het onlangs goedgekeurde STOP II-programma. De projecten worden momenteel aan een evaluatie onderworden. Dit begrotingsjaar werden ook meer middelen uitgetrokken voor het Daphne-programma, om informatie- en bewustmakingscampagnes, alsmede maatregelen ter voorkoming van pedofilie, kindermisbruik en uitbuiting te ondersteunen. Projecten op deze gebieden worden momenteel geëvalueerd.

Ten slotte is het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie(2), met inbegrip van kinderpornografie op internet, momenteel in behandeling bij de Raad. Tijdens de bespreking van dit voorstel zal rekening worden gehouden met het op 11 juni 2001 goedgekeurde advies van het Parlement. Het voorstel voor een kaderbesluit heeft en doel gemeenschappelijke definities en sancties voor seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie vast te stellen. Overeenkomstig het voorstel voor een kaderbesluit moeten de lidstaten de teksten die zij ter omzetting van het kaderbesluit in hun nationale wetgeving hebben goedgekeurd toezenden aan het secretariaat-generaal van de Raad en aan de Commissie. Op basis van deze informatie zal de Raad beoordelen of de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om te voldoen aan het kaderbesluit. Hierdoor zaal ook de nodige informatie worden verkregen om na te gaan of aanvullende initiatieven op het gebied van de onderlinge aanpassing van het strafrecht ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, noodzakelijk zijn.

(1) PB C 92 van 1.4.1999.

(2) PB C 62 E van 27.2.2001.