Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2849/99 van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie. Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (nieuw KB 746).

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2849/99 van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie. Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (nieuw KB 746).

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2849/99 van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie. Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (nieuw KB 746).

Publicatieblad Nr. 280 E van 03/10/2000 blz. 0147 - 0148


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2849/99

van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie

(18 januari 2000)

Betreft: Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (nieuw KB 746)

In Nederland is per 1 januari een wijziging van het besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekering van kracht geworden (nieuw KB 746). Volgens dit besluit worden postactieven met een langlopende uitkering die in andere EU-lidstaten wonen niet langer als verzekerden beschouwd. Naar veler mening zou dit besluit strijdig kunnen zijn met verordening 1408/71(1) en met de Europese jurisprudentie.

1. De Nederlandse regering is het hiermee niet eens blijkens het antwoord van straatssecretaris Hoogervorst op kamervragen van het Tweede Kamerlid mevrouw Verburg. De staatssecretaris beroept zich op de jurisprudentie in HvJ 11 juni 1998, zaak C-275/96 A. Kuusijarvi tegen Riksorsakringverket en op de in 1991 gewijzigde tekst van de verordening. Is de Commissie het met deze redenering eens en kan de Commissie aangeven wat zaak C-275/96 te maken zou kunnen hebben met de onderhavige materie aangezien ondergetekende het verband tussen zaak C-275/96 en onderhavige wijziging niet onmiddellijk vermag te zien?

2. Indien de Commissie van mening is dat de omstreden wijziging van het bestreden besluit lijkt te resulteren in strijd met de Europese maatregelen, welke maatregelen is de Europese Commissie dan van plan te nemen?

(1) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie

(25 februari 2000)

Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, worden de in een andere lidstaat woonachtige rechthebbenden op een wegens een eerder in Nederland uitgeoefende beroepsbezigheid toegekende langlopende uitkering uit hoofde van de Nederlandse sociale zekerheid (WAO, AOW) vanaf 1 januari 2000 in Nederland niet langer beschouwd als verplicht verzekerden. Deze wetswijziging betekent dat geen verplichte premie meer wordt ingehouden en dat de betrokkenen onder andere geen recht meer hebben op kinderbijslag (AKW), een nabestaandenpensioen (ANW) en vergoeding van bijzondere ziektekosten (AWBZ). Deze personen zouden echter wel het recht behouden een vrijwillige ANW-verzekering af te sluiten indien zij 65 jaar of ouder zijn, zodat hun nabestaanden verzekerd zijn.

De vraag is of deze wetswijziging strijdig is met het Gemeenschapsrecht, met name met een aantal bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen(1), zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, onder meer in arrest C-275/96(2), gewezen op 11 juni 1998 in de zaak-Kuusijarvi. In dit arrest heeft het Hof in wezen verklaard dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 zich niet verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat, volgens welke een persoon die iedere beroepswerkzaamheid op zijn grondgebied heeft stopgezet, slechts aan de wettelijke regeling van die lidstaat onderworpen kan blijven indien hij aldaar zijn woonplaats behoudt, en heeft het Hof ermee ingestemd dat de betrokkene het recht op behoud van de krachtens die wettelijke regeling uitgekeerde gezinsbijslagen verliest op grond dat hij zijn woonplaats heeft overgebracht naar een andere lidstaat, waar hij met zijn gezinsleden woont.

In dit verband heeft de Commissie een groot aantal klachten van de door deze Nederlandse hervorming getroffen personen ontvangen en heeft zij de Nederlandse autoriteiten bijgevolg om aanvullende informatie verzocht teneinde in deze complexe materie haar standpunt te kunnen bepalen. De Commissie is bezig het uitvoerige antwoord van de Nederlandse autoriteiten aandachtig te bestuderen.

(1) PB L 28 van 30.1.1997 (rectificatie).

(2) [Jurispr. 1998 I-3419].