Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3432/97 van Cristiana MUSCARDINI aan de Commissie. Schendingen door de regering in Kaboel

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3432/97 van Cristiana MUSCARDINI aan de Commissie. Schendingen door de regering in Kaboel

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3432/97 van Cristiana MUSCARDINI aan de Commissie. Schendingen door de regering in Kaboel

Publicatieblad Nr. C 158 van 25/05/1998 blz. 0110


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3432/97 van Cristiana Muscardini (NI) aan de Commissie (31 oktober 1997)

Betreft: Schendingen door de regering in Kaboel

In september 1996 hebben de Taliban, de Afghaanse theologiestudenten, Kaboel ingenomen en aan de bevolking een zeer strenge levenswijze opgelegd, die is ingegeven door een strikte opvatting van de islam die de ware leer verdraait en een normale manier van samenleven onderdrukt.

Via de instelling van een zogenaamd Ministerie "van deugden en ondeugden¨ hebben de Taliban regels opgesteld die strikt moeten worden nageleefd op straffe van verminkingen en lijfstraffen.

Vrouwen worden gedwongen zich volledig te bedekken met lange kleren en zij mogen o.a. noch het huis verlaten noch studeren of werken. Mannen mogen geen activiteiten ontplooien die hen van het werk of het gebed afhouden. Kinderen mogen niet vrij spelen.

Ook in haar contacten met de internationale gemeenschap en de humanitaire oganisaties toont de regering van Kaboel zich ontoegeeflijk en vijandig, terwijl tevens de tendens bestaat westers georiënteerde organisaties te vervangen door mohammedaanse instellingen.

Kan de Commissie in het licht van dit scenario niet haar veroordeling uitspreken en een halt toeroepen aan de dagelijkse schendingen van de mensenrechten?

Kan zij bovendien geen gebruik maken van economische pressie om de regering van Kaboel ertoe te bewegen op haar grondgebied organisaties met rust te laten, die zich inzetten voor de vrede en de democratische ontwikkeling?

Antwoord van de heer Marin namens de Commissie (1 december 1997)

De Commissie veroordeelt ten enen male de frequente schendingen van de mensenrechten door de Talibans, sinds deze laatste in oktober 1996 Kabul hebben ingenomen. Bovendien heeft het lid van de Commissie dat verantwoordelijk is voor humanitaire hulp naar aanleiding van haar bezoek aan Afghanistan in oktober 1997, zich buitengewoon afkeurend uitgelaten over de hachelijke situatie waarin de bevolking in het algemeen en de vrouwen in het bijzonder verkeren, als gevolg van de Taliban-bevelschriften die de fundamentele menselijke vrijheden willekeurig beperken.

Om deze schendingen van de mensenrechten een halt toe te roepen, zou de Commissie over een sterk pressiemiddel op de facties moeten beschikken, om deze laatste ertoe te dwingen zich aan internationaal erkende normen te onderwerpen. In verband hiermee worden dikwijls twee mogelijkheden genoemd. Ten eerste het stellen van voorwaarden voor de hulp en ten tweede het politieke besluit om te weigeren welke factie dan ook te erkennen. Daar humanitaire hulp naar de aard der zaak onpartijdig en onvoorwaardelijk is en alle voor Afghanistan bestemde communautaire hulp humanitair van aard is, staat men zeer terughoudend tegenover de invoering van voorwaarden voor de hulp van de Gemeenschap aan Afghanistan.

Daar de Talibans naar internationale erkenning streven, zou hun daarentegen duidelijk moeten worden gemaakt dat die internationale erkenning slechts mogelijk is, indien regeringen zich aan de internationale wetten en normen inzake mensenrechten houden. Alles wat kracht kan bijzetten aan een gemeenschappelijk standpunt van de internationale gemeenschap op dit gebied dient te worden aangemoedigd.

Met betrekking tot mogelijke economische druk om het Taliban-bewind te beletten zich met organisaties die zich voor vrede en democratische ontwikkeling inzetten te bemoeien, heeft de Gemeenschap niet veel speelruimte, gezien de beperkte hoeveelheid handel tussen haar en Afghanistan.

Er zij aan herinnerd dat het voorzitterschap van de Unie in zijn verklaring van oktober 1996 de nadruk heeft gelegd op zijn bezorgdheid over de beperkingen die de arbeid van de niet-gouvernementele organisaties werden opgelegd. Gezien de toestand in Afghanistan, kan echter alleen een vreedzame beslechting van dit geschil tot de vereiste veranderingen leiden. Derhalve is de Gemeenschap voornemens om bij te dragen tot een hervatting van de politieke stappen op dit gebied.