Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1965/96 van Astrid LULLING aan de Commissie. Jachtverzekering

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1965/96 van Astrid LULLING aan de Commissie. Jachtverzekering

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1965/96 van Astrid LULLING aan de Commissie. Jachtverzekering

Publicatieblad Nr. C 011 van 13/01/1997 blz. 0032


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1965/96 van Astrid Lulling (PPE) aan de Commissie (16 juli 1996)

Betreft: Jachtverzekering

In de meeste lid-staten is een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering "jachtongevallen¨ verplicht om een jachtakte te verkrijgen.

Er bestaat echter een groot aantal verschillen tussen de lid-staten, zowel wat betreft de minimale garanties die worden geboden in geval van materiële of lichamelijke schade als wat betreft de duur en de prijs van deze verzekeringen, alsook het gebied waarvoor de dekking geldt. Bovendien wordt in sommige wetgevingen bepaald dat de verzekering verplicht moet worden afgesloten bij een maatschappij die in het land in kwestie is gevestigd.

Dit alles belemmert het vrije verkeer in het gebied van de Gemeenschap van jagers en ook van amateur-schutters - met name bij een jachtpartij in het buitenland of wanneer jagers die in grensgebieden wonen de grens overgaan - en verhindert verzekeringsbedrijven overal in de Gemeenschap hun diensten vrij aan te bieden, hetgeen wordt bepaald in richtlijn 92/49/EEG "betreffende het directe verzekeringsbedrijf, m.u.v. de levensverzekeringsbranche¨. ((PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. ))

Is de Commissie niet van mening dat er, in het belang van het goed functioneren van de interne markt, een harmonisatie nodig is van de nationale wetgevingen inzake jacht-aansprakelijkheidsverzekeringen, in het bijzonder voor wat betreft de minimale garanties en de duur van de verzekering, en dat de EU-burgers de mogelijkheid zouden moeten hebben om een verzekeringspolis af te sluiten bij de maatschappij van hun keuze, om het even in welke lid-staat die is gevestigd?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (11 oktober 1996)

De Commissie deelt het geachte Parlementslid mee dat, overeenkomstig de Verdragsregels en de richtlijnen van de Raad, met name Richtlijn 92/49/EEG ((PB L 228 van 11.8.1992. )), de Lid-Staten het mogelijk moeten maken om - zowel in het kader van het recht van vestiging als van het vrij verrichten van diensten - een jachtaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten bij iedere verzekeringsonderneming die in de Lid-Staat van vestiging naar behoren tot uitoefening van die activiteiten is gemachtigd.

De Commissie is van oordeel dat het in de eerste plaats aan de Lid-Staten is om te bepalen of voor de beoefening van de jacht op hun grondgebied een wettelijke-aansprakelijkheidsverzekering dient te worden aangegaan en, zo nodig, de omvang van de garanties en de dekkingsvoorwaarden vast te stellen, rekening houdend met onder andere de verschillen tussen de Lid-Staten inzake het jagen.

Mocht blijken dat de bepalingen van de Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de gevolgen van de wettelijke aansprakelijkheid voor de jacht hinderpalen kunnen vormen voor het beoefenen van deze sport, dan zou de Commissie eventueel maatregelen kunnen treffen rekening houdend met het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.