Home

Zaak C-579/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 november 2016 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 september 2016 in zaak T-386/14, FIH Holding en FIH Erhvervsbank/Commissie

Zaak C-579/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 november 2016 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 september 2016 in zaak T-386/14, FIH Holding en FIH Erhvervsbank/Commissie

16.1.2017

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 14/28


Hogere voorziening ingesteld op 16 november 2016 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 september 2016 in zaak T-386/14, FIH Holding en FIH Erhvervsbank/Commissie

(Zaak C-579/16 P)

(2017/C 014/34)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn, K. Blanck-Putz en A. Bouchagiar, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: FIH Holding A/S en FIH Erhvervsbank A/S

Conclusies

het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 september 2016 in zaak T-386/14, FIH Holding en FIH Erhvervsbank/Commissie, vernietigen, welk arrest op 16 september 2016 aan de Commissie is betekend;

het beroep zelf afdoen en ongegrond verklaren;

de andere partijen, voorheen verzoeksters in eerste aanleg, verwijzen in de kosten.

Subsidiair:

het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 september 2016 in zaak T-386/14, FIH Holding en FIH Erhvervsbank/Commissie, vernietigen, welk arrest op 16 september 2016 aan de Commissie is betekend;

de zaak naar het Gerecht terugverwijzen ter beoordeling van het in eerste aanleg aangevoerde tweede middel;

de beslissing omtrent de kosten in eerste aanleg en in hogere voorziening aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie, ten bewijze dat er bij de maatregelen van 2012 sprake was van staatssteun, het beginsel van de schuldeiser in een markteconomie had moeten toepassen op basis van de kosten die Denemarken zou hebben gehad als het die maatregelen niet had genomen. Dit oordeel van het Gerecht is rechtens onjuist omdat de desbetreffende kosten rechtstreeks voortvloeien uit de eerdere verlening van staatssteun door Denemarken aan FIH en uit de vaste rechtspraak van het Hof duidelijk volgt dat de Commissie geen rekening kan houden met dergelijke kosten wanneer zij nagaat of een lidstaat heeft gehandeld als een marktdeelnemer in een markteconomie.