Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 oktober 2017.#Vion Livestock BV tegen Staatssecretaris van Economische Zaken.#Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijke ordening van de markten – Bescherming van dieren tijdens het vervoer – Restituties bij uitvoer – Verordening (EU) nr. 817/2010 – Verordening (EG) nr. 1/2005 – Verplichting om een kopie van het journaal bij te houden tot de aankomst van de dieren in de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming – Terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen.#Zaak C-383/16.

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 19 oktober 2017.#Vion Livestock BV tegen Staatssecretaris van Economische Zaken.#Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijke ordening van de markten – Bescherming van dieren tijdens het vervoer – Restituties bij uitvoer – Verordening (EU) nr. 817/2010 – Verordening (EG) nr. 1/2005 – Verplichting om een kopie van het journaal bij te houden tot de aankomst van de dieren in de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming – Terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen.#Zaak C-383/16.

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

19 oktober 2017 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijke ordening van de markten – Bescherming van dieren tijdens het vervoer – Restituties bij uitvoer – Verordening (EU) nr. 817/2010 – Verordening (EG) nr. 1/2005 – Verplichting om een kopie van het journaal bij te houden tot de aankomst van de dieren in de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming – Terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen”

In zaak C‑383/16,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland) bij uitspraak van 4 juli 2016, ingekomen bij het Hof op 11 juli 2016, in de procedure

Vion Livestock BV

tegen

Staatssecretaris van Economische Zaken,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, J. Malenovský, M. Safjan, D. Šváby (rapporteur) en M. Vilaras, rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: L. Carrasco Marco, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 17 mei 2017,

gelet op de opmerkingen van:

– Vion Livestock BV, vertegenwoordigd door H. A. Pasveer, advocaat,

– de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. Bulterman en M. Noort als gemachtigden,

– de Hongaarse regering, vertegenwoordigd door Z. Fehér en E. Sebestyén als gemachtigden,

– de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Bouquet en B. Eggers als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 juni 2017,

het navolgende

Arrest

1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, lid 4, artikel 8, lid 2, en bijlage II, punten 3 en 7, van verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97 (PB 2005, L 3, blz. 1), en de uitlegging van artikel 3, lid 1, en van de artikelen 4, 5 en 7 van verordening (EU) nr. 817/2010 van de Commissie van 16 september 2010 tot vaststelling, op grond van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer (PB 2010, L 245, blz. 16).

2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Vion Livestock BV (hierna: „Vion”) en de Staatssecretaris van Economische Zaken (Nederland) (hierna: „Staatssecretaris”) over de terugvordering van uitvoerrestituties die Vion bij de uitvoer van levende runderen naar Libanon had ontvangen.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Verordening nr. 1/2005

3 Volgens overweging 11 van verordening nr. 1/2005 moeten, om te zorgen voor een consequente en doeltreffende toepassing van deze verordening in de gehele Europese Unie in het licht van het fundamentele beginsel dat dieren niet op zodanige wijze moeten worden vervoerd dat hun waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend, gedetailleerde bepalingen worden opgesteld die een oplossing bieden voor de specifieke problemen die zich in verband met de verschillende vormen van vervoer voordoen.

4 Artikel 1 van verordening nr. 1/2005, dat het toepassingsgebied van die verordening omschrijft, bepaalt in lid 1:

„Deze verordening is van toepassing op het vervoer van levende gewervelde dieren binnen de [Unie], alsmede op de door ambtenaren te verrichten speciale controles op partijen dieren die het douanegebied van de [Unie] binnenkomen of verlaten.”

5 Artikel 5 van die verordening, met als opschrift „Verplichtingen inzake de planning van het vervoer van dieren”, bepaalt in lid 4:

„Voor lange transporten tussen de lidstaten en met derde landen van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, met uitzondering van geregistreerde eenhoevigen, runderen, schapen, geiten en varkens moeten de vervoerders en organisatoren voldoen aan de in bijlage II opgenomen voorschriften inzake het journaal.”

6 Artikel 8 van die verordening, met als opschrift „Houders”, bepaalt in lid 2 het volgende:

„De houders controleren alle dieren bij aankomst op de plaats van doorvoer of op de plaats van bestemming, en gaan na of zij een lang transport tussen de lidstaten of met derde landen ondergaan, dan wel ondergaan hebben. In het geval van lange transporten van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen – met uitzondering van geregistreerde eenhoevigen – runderen, schapen geiten en varkens moeten de houders voldoen aan de bepalingen inzake het journaal van bijlage II.”

7 Artikel 14 van die verordening, met als opschrift „Door de bevoegde autoriteit in verband met het journaal vóór lange transporten te verrichten controles en andere te nemen maatregelen”, bepaalt in lid 1:

„In geval van lange transporten tussen lidstaten en met derde landen van [de betrokken diersoorten] dient de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek:

a) passende controles uit te voeren teneinde na te gaan of:

i) de in het journaal vermelde vervoerders in het bezit zijn van de vereiste vergunningen voor vervoerders, geldige certificaten van goedkeuring voor vervoermiddelen voor lange transporten en geldige getuigschriften van vakbekwaamheid voor bestuurders en verzorgers;

ii) het door de organisator overgelegde journaal realistisch is en blijk geeft van naleving van deze verordening;

b) indien de resultaten van de onder a) bedoelde controles niet bevredigend zijn, van de organisator te verlangen dat hij de organisatie van het voorgenomen lange transport zodanig wijzigt dat het voldoet aan deze verordening;

c) indien het resultaat van de controles volgens a) bevredigend is, het journaal af te stempelen;

[...]”

8 Bijlage II bij verordening nr. 1/2005, met als opschrift „Journaal”, vermeldt in de punten 1 tot en met 3, 7 en 8:

„1. Personen die voornemens zijn dieren te vervoeren, zijn verplicht een journaal bij te houden overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage, en alle bladzijden daarvan af te stempelen en te ondertekenen.

2. Het journaal dient de volgende afdelingen te omvatten:

Afdeling 1 – Planning

Afdeling 2 – Plaats van vertrek

Afdeling 3 – Plaats van bestemming

Afdeling 4 – Verklaring van de vervoerder

Afdeling 5 – Modelformulier voor het melden van onregelmatigheden.

[...]

3. De organisator dient:

a) elk journaal van een identificatienummer te voorzien;

b) ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek, volgens een door die autoriteit te bepalen procedure, ten minste twee werkdagen voor het vertrek een kopie van de naar behoren ingevulde – behalve wat betreft de nummers van de veterinaire certificatie – en ondertekende afdeling 1 van het journaal krijgt;

[...]

e) ervoor te zorgen dat het journaal de dieren gedurende het transport begeleidt tot aan de plaats van bestemming of, in geval van uitvoer naar een derde land, ten minste tot aan de plaats van uitgang.

[...]

7. Indien dieren naar een derde land worden uitgevoerd, moeten de vervoerders het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang overhandigen.

Bij de uitvoer van levende runderen met uitvoerrestitutie, hoeft afdeling 3 van het journaal niet te worden ingevuld als de landbouwwetgeving een verslag voorschrijft.

8. De vervoerder die vermeld wordt in afdeling 3 van het journaal dient:

a) een kopie van het journaal te bewaren;

[...]

De onder a) en b) bedoelde documenten moeten binnen één maand na invulling worden toegezonden aan de bevoegde autoriteit die de vervoersvergunning heeft afgegeven, en desgevraagd aan de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek, en moeten door de vervoerder tot ten minste drie jaar na de controledatum worden bewaard.

Het onder a) bedoelde document wordt binnen een maand na het transport naar de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek gezonden [...].”

9 Het aanhangsel bij bijlage II bij verordening nr. 1/2005 bestaat uit een aantal afdelingen, die elk een standaardformulier bevatten. In afdeling 3 van dat aanhangsel is een formulier opgenomen met als opschrift „Plaats van bestemming”. Punt 4 van dat formulier vermeldt de door de in punt 1 van dat formulier bedoelde „houder op de plaats van bestemming/officiële dierenarts” „[te] verrichte[n] controles”. Een van die controles – vermeld in punt 4.5 van dat formulier – betreft de „aantekeningen in het journaal en transporttijdlimieten”. Voorts bevat afdeling 4 van dat aanhangsel een formulier bestaande in een verklaring van de vervoerder die door de bestuurder tijdens het transport moet worden ingevuld. Die verklaring moet, wat de feitelijke route (rustplaatsen, overlaadplaatsen en plaatsen van uitgang) betreft, melding maken van de verschillende plaatsen en adressen, data en tijden van aankomst en vertrek, de duur van de pauzes en de redenen daarvoor, redenen voor verschillen tussen de feitelijke en de voorgenomen route en andere opmerkingen, en het aantal en de oorzaak van de verwondingen en/of sterfgevallen tijdens het transport. Die verklaring moet worden ondertekend door de bestuurder(s) en de vervoerder.

Verordening nr. 817/2010

10 Volgens overweging 3 van verordening nr. 817/2010 „[dient,] [m]et het oog op handhaving van de normen inzake het welzijn van dieren, [...] een toezichtsregeling te worden ingesteld waarbij verplichte controles plaatsvinden op de plaats van uitgang uit het douanegebied van de [Unie] en, na het verlaten van het douanegebied van de [Unie], bij overlading, alsook bij de eerste lossing in het derde land van de eindbestemming”.

11 Artikel 1 van verordening nr. 817/2010, met als opschrift „Toepassingsgebied”, bepaalt in de eerste alinea het volgende:

„Op grond van artikel 168 van verordening (EG) nr. 1234/2007 [van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB 2007, L 299, blz. 1)] wordt de betaling van de restituties bij uitvoer van levende runderen van GN-code 0102, hierna ‚dieren’ genoemd, afhankelijk gesteld van de naleving, tijdens het vervoer van de dieren tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming, van de artikelen 3 tot en met 9 van verordening [...] nr. 1/2005, alsmede van de daarin genoemde bijlagen, en van de onderhavige verordening.”

12 Artikel 2 van verordening nr. 817/2010, met als opschrift „Controle in het douanegebied van de [Unie]”, bepaalt in lid 2 het volgende:

„Een officiële dierenarts op de plaats van uitgang gaat [...] voor de dieren waarvoor een uitvoeraangifte aanvaard is, na of:

a) de voorwaarden van verordening [...] nr. 1/2005 vanaf de plaats van vertrek [...] tot de plaats van uitgang zijn vervuld,

en

b) de vervoersomstandigheden tijdens de verdere reis in overeenstemming zijn met verordening [...] nr. 1/2005 en de nodige maatregelen zijn getroffen om de inachtneming ervan tot de eerste lossing in het derde land van de eindbestemming te verzekeren.

De officiële dierenarts die de controle heeft uitgevoerd, moet een verslag overeenkomstig het model in bijlage I bij deze verordening opstellen waarin hij verklaart dat de bevindingen van de overeenkomstig de eerste alinea verrichte controle al dan niet bevredigend waren.

De voor de plaats van uitgang bevoegde veterinaire autoriteit bewaart dat verslag gedurende ten minste drie jaar. Een kopie van het verslag wordt toegezonden aan het betaalorgaan.”

13 In artikel 3 van verordening nr. 817/2010, met als opschrift „Controle in derde landen”, heet het:

„1. Nadat de dieren het douanegebied van de [Unie] hebben verlaten, moet de exporteur ervoor zorgen dat de dieren een controle ondergaan:

a) op elke plaats van overlading in een ander vervoermiddel, tenzij de overlading niet was voorzien en is veroorzaakt door uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden;

b) op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.

2. De in lid 1 bedoelde controles worden uitgevoerd door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die daartoe [...] door een lidstaat is erkend en wordt gecontroleerd, of door een officiële instantie van een lidstaat.

[...]

De dierenarts moet van elke door hem overeenkomstig lid 1 verrichte controle een verslag opstellen volgens de modellen in de bijlagen III en IV bij deze verordening.”

14 In artikel 4 van die verordening, met als opschrift „Procedure voor de restitutiebetaling”, valt te lezen:

„1. Uiterlijk bij de indiening van de uitvoeraangifte verstrekt de exporteur de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de uitvoeraangifte wordt aanvaard, alle nodige gegevens over de reis.

[...]

2. [...] [A]anvragen om betaling van de uitvoerrestitutie moeten [...] worden aangevuld met de volgende bewijsstukken:

a) het naar behoren ingevulde document als bedoeld in artikel 2, lid 3, van deze verordening,

en

b) de in artikel 3, lid 2, derde alinea, van deze verordening bedoelde verslagen.

3. Indien door omstandigheden buiten de wil van de exporteur de in artikel 3, lid 1, bedoelde controle niet kon worden verricht, kan de bevoegde autoriteit op een met redenen omkleed verzoek van de exporteur andere documenten aanvaarden die te haren genoegen bewijzen dat verordening [...] nr. 1/2005 in acht is genomen.”

15 Artikel 5 van die verordening heeft als opschrift „Niet-betaling van de uitvoerrestitutie” en bepaalt in lid 1 het volgende:

„De totale som van de uitvoerrestitutie per dier, berekend overeenkomstig de tweede alinea, wordt niet betaald voor:

a) dieren die tijdens het vervoer zijn gestorven, behalve in het in lid 2 genoemde geval;

[...]

c) dieren waarvoor de bevoegde autoriteit op grond van de in artikel 4, lid 2, bedoelde documenten en/of andere gegevens over de naleving van deze verordening waarover zij beschikt, van oordeel is dat de artikelen 3 tot en met 9 van verordening [...] nr. 1/2005, alsmede de daarin genoemde bijlagen niet in acht zijn genomen.

[...]”

16 In artikel 7 van verordening nr. 817/2010, met als opschrift „Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen”, heet het:

„Indien na de uitkering van de restitutie komt vast te staan dat de voorschriften van verordening [...] nr. 1/2005 niet in acht zijn genomen, wordt het desbetreffende deel van de restitutie, in voorkomend geval met inbegrip van het overeenkomstig artikel 6 van deze verordening toe te passen sanctiebedrag, geacht ten onrechte te zijn betaald en wordt het teruggevorderd overeenkomstig artikel 49 van verordening (EG) nr. 612/2009 [van de Commissie van 7 juli 2009 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (PB 2009, L 186, blz. 1)].”

17 Bijlage IV bij verordening nr. 817/2010 bevat een modelverslag van de controle op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming. Een van de vakjes voor de „uitgevoerde controles” betreft de „reisschemagegevens”.

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

18 Eind 2010 heeft Vion 36 levende runderen naar Libanon uitgevoerd. De runderen zijn eerst per vrachtwagen van Woerden (Nederland) naar Koper (Slovenië) vervoerd, waar zij in een veeschip zijn geladen. Vervolgens hebben de runderen het grondgebied van de Unie over zee verlaten met bestemming Beiroet (Libanon).

19 Volgens de verwijzende rechter zou de vervoerder het journaal te Koper aan de officiële dierenarts van de plaats van uitgang van de Unie hebben overhandigd, zodat het origineel van dat journaal niet kon worden bijgehouden tot Beiroet.

20 In overeenstemming met verordening nr. 1/2005 had Vion voorafgaand aan het transport aan de bevoegde Nederlandse autoriteit een journaal overgelegd, waarin, in afdeling 1 ervan, met als opschrift „Planning”, was aangegeven dat de totale duur van het vervoer zeven dagen zou zijn, dat Woerden de plaats van vertrek was en dat Beiroet de plaats van bestemming was. Het vervoer zou vertrekken op 9 september 2010 (een nader tijdstip van vertrek was niet vermeld) en aankomen op 16 september 2010. Ten slotte was vermeld dat de dieren zouden rusten te München (Duitsland) en te Koper op het schip zouden worden geladen.

21 Voorts, hoewel de runderen naar Libanon moesten worden vervoerd, vermeldde afdeling 3, „Plaats van bestemming”, van het in geding zijnde journaal Koper en Slovenië als plaats en lidstaat van bestemming. In de „[v]erklaring van de vervoerder” in afdeling 4 van het journaal was verklaard dat de dieren op 10 september 2010 om 10.50 uur te Koper waren aangekomen en dat dit de datum en het tijdstip van aankomst op de plaats van bestemming waren. Het journaal bevat daartegen geen informatie over het verloop van het vervoer tussen het vertrek van het schip te Koper en de aankomst ervan te Beiroet.

22 De dieren zijn op 22 september 2010 tussen 11.15 uur en 13.30 uur gelost, en zij werden conform artikel 3, lid 2, van verordening nr. 817/2010 geïnspecteerd door een te Beiroet gevestigde onafhankelijke dierenarts.

23 Op basis van het op dezelfde dag gedateerde en door die dierenarts ondertekende verslag heeft Control Union Nederland, een voor rekening van Vion handelende vennootschap, op 12 oktober 2010 verklaard dat de bepalingen van de verordeningen nr. 1/2005 en nr. 817/2010 waren nageleefd.

24 Bij besluit van 4 februari 2014 heeft de Staatssecretaris echter de aan Vion uitgekeerde uitvoerrestitutie van 5 292,92 EUR van haar teruggevorderd, verhoogd met 10 % en rente voor een bedrag van 577,40 EUR. De Staatssecretaris verweet de vervoerder van Vion dat hij afdeling 4 van het journaal slechts had ingevuld tot de plaats van uitgang van het grondgebied van de Unie en niet tot de eindbestemming van de dieren. Gelet op de verklaring van die vervoerder werd het transport dus geacht in Koper te zijn geëindigd en niet te zijn voortgezet tot Beiroet.

25 Nadat de Staatssecretaris het bezwaar van Vion bij besluit van 18 juni 2014 had afgewezen, heeft Vion beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland).

26 Vion en de Staatssecretaris zijn het oneens of de verplichting om in geval van een lang transport van dieren een journaal bij te houden, slechts geldt tot de plaats van uitgang van het grondgebied van de Unie dan wel of zij ruimer geldt tot de eindbestemming, en dus tot de aankomst van de dieren in het betrokken derde land.

27 De verwijzende rechter ziet zich in dat verband geplaatst voor een serieus probleem op het gebied van de uitlegging van het Unierecht, gelet op de verschillen die volgens hem bestaan tussen de voorschriften van de artikelen 4, 5 en 7 van verordening nr. 817/2010, enerzijds, en van artikel 5, lid 4, van verordening nr. 1/2005 en punt 3 van bijlage II bij deze verordening, anderzijds. Het door Vion verdedigde standpunt noch het door de Staatssecretaris ingenomen standpunt lijkt hem irrelevant.

28 Gelet op de bewoordingen van de punten 3 en 7 van bijlage II bij verordening nr. 1/2005, betwijfelt de verwijzende rechter – net zoals Vion – of de organisator of vervoerder het journaal kan bijhouden tot de plaats van de eindbestemming van het transport, namelijk tot het betrokken derde land. Hij is er evenwel van overtuigd dat de dierenarts op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming zich alleen op basis van het journaal daadwerkelijk ervan kan vergewissen dat verordening nr. 1/2005 is nageleefd.

29 De uit punt 7 van bijlage II bij verordening nr. 1/2005 voortvloeiende verplichting om het journaal aan de officiële dierenarts van de plaats van uitgang van de Unie te overhandigen, zou dus eraan in de weg staan dat de exporteur ten aanzien van de dierenarts op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming het bewijs levert dat hij de artikelen 3 tot en met 9 van die verordening en de bijlagen bij die verordening daadwerkelijk heeft nageleefd.

30 De verwijzende rechter merkt evenwel op dat ook het standpunt van de Staatssecretaris op solide argumenten steunt. In het bijzonder zou overweging 11 van verordening nr. 1/2005, waarin het heet dat dieren niet op zodanige wijze mogen worden vervoerd dat hun waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend, betrekking kunnen hebben op het gehele transport naar een derde land.

31 Bovendien stellen meerdere bepalingen van verordening nr. 817/2010 de betaling van de uitvoerrestituties afhankelijk van de naleving van verordening nr. 1/2005, welke naleving moet worden geverifieerd door de dierenarts op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming. Om doeltreffend te zijn veronderstelt een dergelijke controle evenwel dat het journaal wordt bijgehouden tot de aankomst in het derde land. Volgens de verwijzende rechter zou elke andere oplossing ertoe leiden dat het gedeelte van het vervoer dat plaatsvond op het grondgebied van een derde land niet kan worden gecontroleerd aan de hand van het journaal.

32 In die omstandigheden heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1) Moeten de artikelen 5, vierde lid, en 8, tweede lid, van [verordening nr. 1/2005], gelezen in samenhang met de bepalingen inzake het journaal van bijlage II bij die verordening, aldus worden uitgelegd dat zij voor de organisator van het transport en/of de houder van de dieren de verplichting inhouden dat zij bij een transport van dieren naar een derde land, het journaal moeten bijhouden tot en met de plaats van bestemming in dat derde land?

2) Moeten de artikelen 5 en 7 van [verordening nr. 817/2010], gelezen in samenhang met artikel 4 van die verordening, aldus worden uitgelegd dat de uitvoerrestituties moeten worden teruggevorderd indien het journaal niet is bijgehouden tot en met de plaats van bestemming in het derde land, omdat de vervoerder heeft voldaan aan de in bijlage II, punt 7, bij verordening 1/2005 opgenomen verplichting om het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang te overhandigen?

3) Moeten de artikelen 5 en 7 van verordening 817/2010, gelezen in samenhang met artikel 4 van die verordening, aldus worden uitgelegd dat de uitvoerrestituties moeten worden teruggevorderd indien de exporteur niet kan bewijzen dat aan de voorschriften van verordening 1/2005 is voldaan, in de situatie dat de dierenarts in het kader van de door hem op grond van artikel 3, eerste lid, van verordening 817/2010 in het derde land te verrichten controles niet kan nagaan of de reisschemagegevens (het journaal) al dan niet bevredigend zijn, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de voorschriften van verordening 1/2005 (en bijgevolg evenmin kan verklaren dat het resultaat van die controles bevredigend is), omdat de vervoerder het journaal aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang heeft overhandigd?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

33 Met zijn vragen, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 7 van verordening nr. 817/2010, gelezen in samenhang met artikel 3, leden 1 en 2, en artikel 2, lid 2, van die verordening, en met de punten 3, 7 en 8 van bijlage II bij verordening nr. 1/2005, aldus moet worden uitgelegd dat terugbetaling van uitvoerrestituties uit hoofde van verordening nr. 817/2010 kan worden verlangd wanneer de vervoerder van runderen het in bijlage II bij verordening nr. 1/2005 bedoelde journaal niet heeft bijgehouden tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.

34 Om te beginnen zij erop gewezen dat verordening nr. 817/2010 noch verordening nr. 1/2005 uitdrukkelijk voorschrijft welke documenten een vervoerder die runderen naar een derde land uitvoert, moet verstrekken om uitvoerrestituties te ontvangen.

35 Niettemin volgt uit vaste rechtspraak dat voor de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet enkel rekening moet worden gehouden met de bewoordingen van die bepaling, maar ook met de context waarin zij voorkomt, met inachtneming van de opzet en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (zie in die zin arresten van 17 november 1983, Merck, 292/82, EU:C:1983:335, punt 12; 26 juni 1990, Velker International Oil Company, C‑185/89, EU:C:1990:262, punt 17, en 27 september 2007, Teleos e.a., C‑409/04, EU:C:2007:548, punt 35).

36 In dat verband zij ten eerste opgemerkt dat, zoals blijkt uit artikel 7 van verordening nr. 817/2010, indien na de uitkering van de restitutie komt vast te staan dat de voorschriften van verordening nr. 1/2005 niet in acht zijn genomen, het desbetreffende deel van de restitutie wordt geacht ten onrechte te zijn betaald. Het moet dus worden teruggevorderd, evenals, in voorkomend geval, het aan de exporteur of de vervoerder opgelegde sanctiebedrag. De terugbetaling van uitvoerrestituties wordt dus afhankelijk gesteld van de niet-naleving door de exporteur of de vervoerder van de uit verordening nr. 1/2005 voortvloeiende verplichtingen.

37 Artikel 1 van verordening nr. 817/2010 stelt de betaling van uitvoerrestituties afhankelijk van de naleving, tijdens het vervoer van de dieren tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming, van de artikelen 3 tot en met 9 van verordening nr. 1/2005, alsmede van de daarin genoemde bijlagen, en van verordening nr. 817/2010 zelf. De terugbetaling ervan moet dus ingegeven zijn door een schending van de artikelen 3 tot en met 9 van verordening nr. 1/2005.

38 Ten tweede verlangt verordening nr. 817/2010 overeenkomstig overweging 3 ervan, met het oog op handhaving van de normen inzake het welzijn van dieren, een toezichtsregeling waarbij verplichte controles niet alleen plaatsvinden op de plaats van uitgang uit het douanegebied van de Unie maar ook plaatsvinden tot de eerste lossing in het derde land van de eindbestemming. Overeenkomstig met name artikel 3, lid 1, onder b), van die verordening moet immers een controle worden uitgevoerd op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming, naar aanleiding waarvan er op grond van artikel 3, lid 2, laatste alinea, van die verordening een verslag moet worden opgesteld volgens het model bedoeld in punt 17 van het onderhavige arrest. Zoals blijkt uit dat model, heeft die controle echter in wezen tot doel vast te stellen of de bepalingen van verordening nr. 1/2005 zijn nageleefd, met inbegrip van het gedeelte van het vervoer tussen de plaats van uitgang van de Unie en de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.

39 Aangezien een van de punten die in het kader van die controle moet worden onderzocht de „reisschemagegevens” zijn, die, zoals de advocaat-generaal in punt 47 van zijn conclusie heeft opgemerkt, overeenkomen met het journaal, vereist de uitvoering van de in het vorige punt van het onderhavige arrest bedoelde controle dat aan de met de uitvoering van die controle belaste onderneming de met het oog daarop benodigde informatie wordt verstrekt.

40 De „verklaring van de vervoerder”, die afdeling 4 van het journaal vormt, moet worden ingevuld door de bestuurder en moet door de bestuurder en de vervoerder worden ondertekend. Die verklaring moet, wat de feitelijke route (rustplaatsen, overlaadplaatsen en plaatsen van uitgang) betreft, melding maken van de verschillende plaatsen en adressen, data en tijden van aankomst en vertrek, de duur van de pauzes en de redenen daarvoor, de redenen voor eventuele verschillen tussen de feitelijke en de voorgenomen route en andere opmerkingen, en het aantal en de oorzaak van verwondingen en/of sterfgevallen tijdens het transport.

41 Die uitlegging kan het nuttig effect verzekeren van artikel 14, lid 1, van verordening nr. 1/2005, dat aldus moet worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek vervoer met een lang transport van de betrokken dieren dat op het grondgebied van de Unie aanvangt en buiten dat grondgebied wordt voortgezet, slechts kan goedkeuren indien de organisator van het transport een journaal overlegt dat realistisch is en ervan blijk geeft dat de bepalingen van die verordening zullen worden nageleefd, ook voor het gedeelte van het transport dat plaatsvindt op het grondgebied van derde landen (arrest van 23 april 2015, Zuchtvieh-Export, C‑424/13, EU:C:2015:259, punt 56).

42 Teneinde zowel het nut van die voorafgaande controle door de bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek te verzekeren als het dierenwelzijn daadwerkelijk te waarborgen, is het dus noodzakelijk te verlangen dat het journaal tijdens het hele transport wordt ingevuld, daaronder begrepen tijdens het gedeelte van het vervoer tussen de plaats van uitgang van de Unie en de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.

43 Ten derde is het juist dat uit punt 7 van bijlage II bij verordening nr. 1/2005 voortvloeit dat in geval van uitvoer van onder deze richtlijn vallende dieren naar een derde land, de vervoerders het journaal moeten overhandigen aan de officiële dierenarts op de plaats van uitgang van de Unie.

44 Uit punt 8 van bijlage II bij verordening nr. 1/2005 blijkt evenwel dat deze verordening voorziet in het gebruik van kopieën van het journaal. Dat is ook het geval in artikel 2, lid 2, derde alinea, tweede volzin, van verordening nr. 817/2010.

45 Waar punt 3, onder e), van bijlage II bij verordening nr. 1/2005 bepaalt dat bij uitvoer naar een derde land de organisator ervoor dient te zorgen dat het journaal de dieren gedurende het transport ten minste begeleidt tot de plaats van uitgang van de Unie, brengt dit bovendien met zich mee dat de organisator een kopie ervan moet blijven invullen tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.

46 Bijgevolg blijkt uit het verband dat in verordening nr. 817/2010 wordt gelegd met verordening nr. 1/2005 dat de kopie van het journaal dezelfde functie moet vervullen in geval van vervoer tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming als het origineel bij vervoer tot de plaats van uitgang van de Unie.

47 Aangezien de aanvrager van uitvoerrestituties dient aan te tonen dat is voldaan aan de voorwaarden die voortvloeien uit de artikelen 3 tot en met 9 van verordening nr. 1/2005, de daarin genoemde bijlagen, en verordening nr. 817/2010 zelf, volgt uit bovenstaande overwegingen dat hij een kopie van het journaal dient in te vullen tot de controle van de dieren door de dierenarts op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming en deze dierenarts in staat moet stellen na te gaan of is voldaan aan de verplichtingen ter zake van het bijhouden van het journaal.

48 Hieruit volgt dat artikel 3, lid 1, van verordening nr. 817/2010 vooronderstelt dat de vervoerder een kopie van het journaal invult tot de aankomst van de betrokken dieren op de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.

49 In die omstandigheden moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 7 van verordening nr. 817/2010, gelezen in samenhang met artikel 3, leden 1 en 2, en artikel 2, lid 2, van verordening nr. 817/2010 en met de punten 3, 7 en 8 van bijlage II bij verordening nr. 1/2005, aldus moet worden uitgelegd dat terugbetaling van uitvoerrestituties uit hoofde van verordening nr. 817/2010 kan worden verlangd wanneer de vervoerder van runderen geen kopie van het in bijlage II bij verordening nr. 1/2005 bedoelde journaal heeft bijgehouden tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.

Kosten

50 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.


Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 7 van verordening (EU) nr. 817/2010 van de Commissie van 16 september 2010 tot vaststelling, op grond van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer, gelezen in samenhang met artikel 3, leden 1 en 2, en artikel 2, lid 2, van verordening nr. 817/2010 en met de punten 3, 7 en 8 van bijlage II bij verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97, moet aldus worden uitgelegd dat terugbetaling van uitvoerrestituties uit hoofde van verordening nr. 817/2010 kan worden verlangd wanneer de vervoerder van runderen geen kopie van het in bijlage II bij verordening nr. 1/2005 bedoelde journaal heeft bijgehouden tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming.

Bay Larsen

Malenovský

Safjan

Šváby

Vilaras

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 19 oktober 2017.

De griffier

De president van de Derde kamer

A. Calot Escobar

L. Bay Larsen


* Procestaal: Nederlands.