Home

Zaak C-342/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberster Gerichtshofs (Oostenrijk) op 8 juli 2015 — Leopoldine Gertraud Piringer

Zaak C-342/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberster Gerichtshofs (Oostenrijk) op 8 juli 2015 — Leopoldine Gertraud Piringer

26.10.2015

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 354/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberster Gerichtshofs (Oostenrijk) op 8 juli 2015 — Leopoldine Gertraud Piringer

(Zaak C-342/15)

(2015/C 354/14)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij, tevens verzoekende partij in „Revision”: Leopoldine Gertraud Piringer

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 1, lid 1, tweede volzin, van richtlijn 77/249/EEG(1), van de Raad tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten aldus worden uitgelegd dat een lidstaat bevoegd is de legalisatie van handtekeningen op akten waarbij onroerende zakelijke rechten worden gevestigd of overgedragen, uit te zonderen van de vrijheid van het verrichten van diensten door advocaten, en het verrichten van deze dienst voor te behouden aan notarissen?

2)

Moet artikel 56 VWEU aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale bepaling van de lidstaat van inschrijving (Oostenrijk) volgens welke de legalisatie van handtekeningen op akten waarbij onroerende zakelijke rechten worden gevestigd of overgedragen, is voorbehouden aan notarissen, met het gevolg dat de door een in de Tsjechische Republiek gevestigde advocaat in diens lidstaat van vestiging afgegeven verklaring van echtheid van een handtekening niet wordt erkend in de lidstaat van inschrijving, hoewel deze verklaring volgens Tsjechisch recht dezelfde rechtsgevolgen heeft als een officiële legalisatie,

inzonderheid omdat

a)

de vraag van de erkenning van een in de Tsjechische Republiek door een aldaar gevestigde advocaat afgegeven verklaring van echtheid van een handtekening op een verzoek tot kadastrale inschrijving in de lidstaat van inschrijving betrekking heeft op het verrichten van een dienst door een advocaat die inhoudelijk niet mag worden verricht door in de lidstaat van inschrijving gevestigde advocaten, zodat de weigering van de erkenning van een dergelijke verklaring niet onder het beperkingsverbod valt,

of

b)

een dergelijk voorbehoud ter waarborging van de regelmatigheid en rechtszekerheid van akten [Or. 3] inzake rechtshandelingen, en dus om dwingende redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is en ook noodzakelijk om dit doel in de lidstaat van inschrijving te bereiken?