Home

Zaak C-472/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Pest Megyei Bíróság (Republiek Hongarije) op 29 september 2010 — Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság/Invitel Távközlési Zrt.

Zaak C-472/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Pest Megyei Bíróság (Republiek Hongarije) op 29 september 2010 — Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság/Invitel Távközlési Zrt.

18.12.2010

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 346/32


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Pest Megyei Bíróság (Republiek Hongarije) op 29 september 2010 — Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság/Invitel Távközlési Zrt.

(Zaak C-472/10)

()

2010/C 346/53

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Pest Megyei Bíróság

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Nemzeti Fogyasztóvédelmi Hatóság

Verwerende partij: Invitel Távközlési Zrt.

Prejudiciële vragen

1)

Kan artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten(1) aldus worden uitgelegd dat een oneerlijk contractueel beding voor geen enkele consument bindend is, indien een daartoe van rechtswege aangewezen en procesbevoegde instantie namens de consument via een actio popularis (rechtsvordering in het openbaar belang) vordert dat dit in een consumentenovereenkomst opgenomen oneerlijke beding wordt nietig verklaard?

Kan artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13, wanneer na de instelling van een actio popularis een beslissing wordt vastgesteld die ook ten goede komt aan consumenten die geen procespartij zijn of de toepassing van een oneerlijke algemene contractvoorwaarde verbiedt, aldus worden uitgelegd dat dit oneerlijke beding in een consumentenovereenkomst niet bindend is voor alle betrokken consumenten en evenmin voor de toekomst, zodat de rechter de rechtsgevolgen ervan ambtshalve dient toe te passen?

2)

Kan artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13, juncto de punten 1, sub j, en 2, sub d, van de op grond van artikel 3, lid 3, van deze richtlijn toepasselijke bijlage, aldus worden uitgelegd dat een contractueel beding op grond waarvan de verkoper de voorwaarden van de overeenkomst eenzijdig kan wijzigen zonder de wijze waarop de prijs wordt aangepast, expliciet te beschrijven en zonder geldige redenen in de overeenkomst te vermelden, ipso iure oneerlijk is?