Home

Zaak C-112/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van Cassatie van België op 1 maart 2010 — Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen tegen Zaza Retail BV (Philippe en Cécile Noelmans, curatoren in het faillissement van Zaza Retail BV (België)); vrijwillig tussenkomende partij: Zaza Retail BV (Manon Cordewener, curator in het faillissement van Zaza Retail BV (Nederland))

Zaak C-112/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van Cassatie van België op 1 maart 2010 — Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen tegen Zaza Retail BV (Philippe en Cécile Noelmans, curatoren in het faillissement van Zaza Retail BV (België)); vrijwillig tussenkomende partij: Zaza Retail BV (Manon Cordewener, curator in het faillissement van Zaza Retail BV (Nederland))

1.5.2010

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 113/33


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Hof van Cassatie van België op 1 maart 2010 — Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen tegen Zaza Retail BV (Philippe en Cécile Noelmans, curatoren in het faillissement van Zaza Retail BV (België)); vrijwillig tussenkomende partij: Zaza Retail BV (Manon Cordewener, curator in het faillissement van Zaza Retail BV (Nederland))

(Zaak C-112/10)

2010/C 113/51

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hof van Cassatie van België

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker

:

Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen

Verweerster

:

Zaza Retail BV

[Philippe en Cécile Noelmans, curatoren in het faillissement van Zaza Retail BV (België)]

Vrijwillig tussenkomende partij

:

Zaza Retail BV

[Manon Cordewener, curator in het faillissement van Zaza Retail BV (Nederland)]

Prejudiciële vragen

1.

Doelt het begrip „de voorwaarden die gesteld worden” van artikel 3.4.a van de Insolventieverordening(1) ook op voorwaarden die slaan op de hoedanigheid of het belang van een persoon — zoals het openbaar ministerie van een andere lidstaat — om een insolventieprocedure aan te vragen dan wel of deze voorwaarden slechts betrekking hebben op de materiële voorwaarden om aan die procedure te worden onderworpen?

2.

Kan de term „schuldeiser” van artikel 3.4.b van de Insolventieverordening ruim worden geïnterpreteerd, in die zin dat ook een nationale autoriteit, die, krachtens het recht van de lidstaat waartoe zij behoort, bevoegd is om een insolventieprocedure aan te vragen en optreedt in het algemeen belang en als vertegenwoordiger van het geheel van de schuldeisers, in voorkomend geval geldig de territoriale insolventieprocedure krachtens artikel 3.4.b van de Insolventieverordening zou kunnen aanvragen?

3.

Indien de term schuldeiser ook kan slaan op een nationale autoriteit bevoegd om een insolventieprocedure aan te vragen, is het noodzakelijk voor de toepassing van artikel 3.4.b van de Insolventieverordening dat die nationale autoriteit aantoont dat zij ageert in het belang van schuldeisers die zelf hun woonplaats, zetel of gebruikelijke verblijfplaats hebben in het land van die nationale autoriteit?