Home

Zaak T-77/08: Beroep ingesteld op 18 februari 2008 — Dow Chemical/Commissie

Zaak T-77/08: Beroep ingesteld op 18 februari 2008 — Dow Chemical/Commissie

9.5.2008

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 116/22


Beroep ingesteld op 18 februari 2008 — Dow Chemical/Commissie

(Zaak T-77/08)

(2008/C 116/41)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: The Dow Chemical Company (Midland, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: D. Schroeder en T. Graf, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van de beschikking voor zover deze verzoekster betreft;

subsidiair, aanzienlijke verlaging van de geldboete; en

verwijzing van de Commissie in de gerechts- en andere kosten die verzoekster zijn opgekomen in verband met de onderhavige zaak.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2007)5910 def. van de Commissie van 5 december 2007 (zaak COMP/F/38.629 — chloropreenrubber), waarbij de Commissie heeft geconcludeerd dat verzoekster, samen met andere ondernemingen, inbreuk heeft gemaakt op artikel 81 EG en op artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte door deel te nemen aan één voortdurende overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging in de sector chloropreenrubber.

Ter onderbouwing van haar vordering stelt verzoekster dat de Commissie de feiten kennelijk onjuist heeft beoordeeld en blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door verzoekster aansprakelijk te achten voor de inbreuk door de gezamenlijke onderneming DuPont Dow Elastomers. Volgens verzoekster heeft de Commissie niet bewezen dat verzoekster beslissende invloed op DuPont Dow Elastomers bezat. Bovendien vormde verzoekster niet één enkele economische eenheid met DuPont Dow Elastomers.

Voorts voert verzoekster aan dat de Commissie de feiten kennelijk onjuist heeft beoordeeld, blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en haar beschikking ontoereikend heeft gemotiveerd:

door voor de duur van de inbreuk een vermenigvuldigingsfactor 6,5 te gebruiken, hoewel de inbreuk slechts zes jaar en één maand heeft geduurd;

door de aan verzoekster op te leggen geldboete te verhogen met 10 % om ze een voldoende afschrikkende werking te verlenen; en

door verzoekster de onder de clementieregeling hoogst mogelijke vermindering met 30 % te weigeren.