Home

Zaak C-102/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 5 maart 2008 — SALIX Grundstücks-Vermietungsgesellschaft mbH & Co Objekt Offenbach KG/Finanzamt Düsseldorf-Süd

Zaak C-102/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 5 maart 2008 — SALIX Grundstücks-Vermietungsgesellschaft mbH & Co Objekt Offenbach KG/Finanzamt Düsseldorf-Süd

7.6.2008

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 142/12


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 5 maart 2008 — SALIX Grundstücks-Vermietungsgesellschaft mbH & Co Objekt Offenbach KG/Finanzamt Düsseldorf-Süd

(Zaak C-102/08)

(2008/C 142/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Salix Grundstücks-Vermietungsgesellschaft mbH & Co Objekt Offenbach KG

Verwerende partij: Finanzamt Düsseldorf-Süd

Prejudiciële vragen

1)

Kunnen de lidstaten werkzaamheden van staten, deelstaten, gemeenten of andere publiekrechtelijke lichamen, die krachtens artikel 13 van de Zesde richtlijn 77/388/EEG(1) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (hierna: „Zesde richtlijn”), van de belasting zijn vrijgesteld, alleen dan overeenkomstig artikel 4, lid 5, vierde alinea, van deze richtlijn als werkzaamheden van de overheid „beschouwen”, wanneer de lidstaten zulks uitdrukkelijk wettelijk regelen?

2)

Kan van „concurrentievervalsing van enige betekenis” in de zin van artikel 4, lid 5, vierde juncto tweede alinea, van de Zesde richtlijn, alleen dan sprake zijn, wanneer de behandeling van een publiekrechtelijk lichaam als niet-belastingplichtige zou leiden tot concurrentievervalsing van enige betekenis ten nadele van concurrerende particuliere belastingplichtigen, of ook wanneer de behandeling van een publiekrechtelijk lichaam als niet-belastingplichtige tot concurrentievervalsing van enige betekenis te zijnen nadele zou leiden?