Home

Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 9 september 2010.

Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 9 september 2010.

In zaak T-300/07,

Evropaïki Dynamiki - Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE , gevestigd te Athene (Griekenland), vertegenwoordigd door N. Korogiannakis, advocaat,

verzoekster,

tegen

Europese Commissie, vertegenwoordigd door E. Manhaeve als gemachtigde, bijgestaan door J. Stuyck, advocaat,

verweerster,

betreffende, enerzijds, een verzoek om nietigverklaring van de besluiten van de Commissie van 21 mei en 13 juli 2007 tot afwijzing van de offertes die verzoekster in het kader van aanbesteding ENTR/05/78 inzake het beheer en het onderhoud van de portaalsite "Uw Europa" (PB 2006/S 143-153057) had ingediend voor perceel nr. 1 (redactioneel werk en vertalingen) en perceel nr. 2 (infrastructuurbeheer), en tot gunning van deze opdrachten aan een andere inschrijver, en, anderzijds, een schadevordering,

wijst

HET GERECHT (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: M. Vilaras, president, M. Prek (rapporteur) en V. M. Ciuca, rechters,

griffier: N. Rosner, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 27 januari 2010,

het navolgende

Arrest

Toepasselijke bepalingen

1. Financieel reglement en uitvoeringsvoorschriften

1. De plaatsing van dienstenopdrachten door de Europese Commissie wordt geregeld in deel 1, titel V, van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248, blz. 1; hierna: "financieel reglement") en in verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van het financieel reglement (PB L 357, blz. 1; hierna: "uitvoeringsvoorschriften").

2. Artikel 89, lid 1, van het financieel reglement bepaalt:

"Bij alle geheel of gedeeltelijk door de begroting gefinancierde overheidsopdrachten worden het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van non-discriminatie in acht genomen."

3. Artikel 97 van het financieel reglement luidt:

"1. De selectiecriteria op grond waarvan de geschiktheid van de gegadigden of inschrijvers wordt beoordeeld en de gunningscriteria op grond waarvan de inhoud van de offertes wordt beoordeeld, worden vooraf in de inschrijvingsdocumenten gedefinieerd en gepreciseerd.

2. De opdracht kan worden gegund door automatische aanbesteding of door gunning aan de economisch voordeligste inschrijving."

4. Artikel 100 van het financieel reglement bepaalt:

"1. De bevoegde ordonnateur maakt de naam bekend van degene aan wie de opdracht wordt gegund, met inachtneming van de selectie- en gunningscriteria die vooraf in de inschrijvingsdocumenten werden vastgesteld en de regels voor het plaatsen van opdrachten.

2. De aanbestedende dienst deelt aan elke afgewezen gegadigde of inschrijver de redenen mede waarom zijn inschrijving of offerte niet in aanmerking werd genomen, en stelt elke inschrijver die een geldige offerte heeft ingediend op zijn schriftelijk verzoek in kennis van de kenmerken en relatieve voordelen van de gekozen offerte en van de naam van degene aan wie de opdracht werd gegund.

De mededeling van bepaalde gegevens kan echter achterwege worden gelaten wanneer zulks aan de toepassing van de wetten in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan gewettigde commerciële belangen van openbare of particuliere ondernemingen of een eerlijke concurrentie tussen hen onmogelijk zou maken."

5. Volgens artikel 130, lid 3, van de uitvoeringsvoorschriften geldt:

"Het bestek vermeldt ten minste:

a) de uitsluitings- en selectiecriteria voor de opdracht, behalve bij niet-openbare procedures, waaronder begrepen die na een concurrentiegerichte dialoog, en bij de in artikel 127 bedoelde onderhandelingsprocedures met voorafgaande aankondiging van een opdracht; in die gevallen worden de genoemde criteria uitsluitend vermeld in de aankondiging van de opdracht of in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling;

b) de gunningscriteria van de opdracht en het relatieve gewicht ervan of, in voorkomend geval, de dalende volgorde van belangrijkheid van deze criteria, indien deze niet in de aankondiging van de opdracht zijn opgenomen;

[...]"

6. Artikel 135, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften bepaalt:

"De aanbestedende diensten stellen duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria vast."

7. Artikel 138 van de uitvoeringsvoorschriften luidt:

"1. Twee vormen van gunning van een opdracht zijn mogelijk:

a) bij aanbesteding, in welk geval de opdracht wordt gegund aan degene die onder de deugdelijke en overeenkomstig de vraag ingediende offertes het laagste bod doet;

b) door gunning aan de economisch voordeligste inschrijving.

2. De economisch voordeligste inschrijving is die welke de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt, rekening gehouden met op grond van het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigde criteria als voorgestelde prijs, technische waarde, esthetisch en functioneel karakter, milieukenmerken, gebruikskosten, rentabiliteit, uitvoerings- of leveringstermijn, klantenservice en technische bijstand.

3. De aanbestedende dienst vermeldt in de aankondiging van de opdracht of het bestek het relatieve gewicht van elk der criteria die zijn gekozen om de economisch voordeligste inschrijving te bepalen [...]"

8. Artikel 149, leden 2 en 3, van de uitvoeringsvoorschriften luidt:

"2. De aanbestedende dienst deelt de in artikel 100, lid 2, van het financieel reglement bedoelde gegevens mede binnen een termijn van vijftien kalenderdagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek.

3. Voor de opdrachten die door de instellingen voor eigen rekening worden geplaatst overeenkomstig artikel 105 van het financieel reglement, stellen de aanbestedende diensten zo spoedig mogelijk na het gunningsbesluit en uiterlijk in de week die daarop volgt, tegelijkertijd elke afgewezen inschrijver of gegadigde afzonderlijk bij brief en per fax of e-mail in kennis van het feit dat hun inschrijving of aanmelding niet is geselecteerd, en zij vermelden daarbij in elk geval de redenen voor de afwijzing.

De aanbestedende diensten stellen degene aan wie de opdracht wordt gegund tegelijkertijd met de kennisgeving aan de afgewezen gegadigden of inschrijvers in kennis van het gunningsbesluit, en zij vermelden daarbij dat deze kennisgeving geen verbintenis van de betrokken aanbestedende dienst inhoudt.

De afgewezen inschrijvers of gegadigden kunnen aanvullende inlichtingen over de redenen voor de afwijzing krijgen indien zij daarom schriftelijk, per brief, fax of e-mail verzoeken, en iedere inschrijver die een aan de eisen beantwoordende inschrijving heeft ingediend, kan aanvullende inlichtingen krijgen over de kenmerken en de voordelen van de geselecteerde inschrijving, alsmede de naam van degene aan wie de opdracht wordt gegund, onverminderd het bepaalde in artikel 100, lid 2, tweede alinea, van het financieel reglement. De aanbestedende diensten antwoorden binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het verzoek.

[...]"

2. Aankondiging van opdracht en bestek

9. In de aankondiging van opdracht en het bestek heet het dat de raamovereenkomsten voor elk perceel zullen worden gesloten met één enkele onderneming, namelijk die welke gelet op de in het bestek vermelde criteria de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan. In de aankondiging van opdracht wordt gepreciseerd dat de initiële looptijd van de raamovereenkomst twee jaar bedraagt, dat die looptijd eenmaal kan worden verlengd en dat de geraamde totale waarde van de aankopen voor de gehele duur van de raamovereenkomst (maximale duur van vier jaar) 6 500 000 EUR beloopt.

10. Het bestek voorziet in een procedure in vier etappes. In een eerste etappe worden uitsluitingscriteria toegepast (punt 3.1 van het bestek). In een tweede etappe wordt toepassing gemaakt van selectiecriteria (punt 3.2 van het bestek) teneinde de financiële, economische, technische en beroepsmatige geschiktheid van de inschrijver te beoordelen: ten eerste wordt - voor alle percelen - de financiële en economische geschiktheid (gebaseerd op de financiële audits van de inschrijvers over de laatste drie jaar en de omzet voor diensten met een waarde van minstens 180 000 EUR) onderzocht, en ten tweede - voor elk van de drie percelen waaruit de aanbesteding bestaat, afzonderlijk - de technische en beroepsmatige geschiktheid (de voorwaarden zijn met name dat de inschrijver over een team van voldoende gekwalificeerde professionals beschikt, minstens drie jaar ervaring op het gebied van vertaaldiensten, publicatie op internet en het maken van webinhouden heeft, tijdens de afgelopen vijf jaar ten minste drie keer en voor ten minste drie verschillende klanten diensten op het betrokken gebied heeft verricht, waarvan minstens één keer in het kader van een internationaal project). In een derde etappe worden de gunningscriteria toegepast (onderzoek van de inhoud van de offerte) (punt 3.3 van het bestek).

11. In het kader van de technische beoordeling vermeldt het bestek voor elk van de percelen vier gunningscriteria. De criteria voor de percelen nr. 1 en nr. 2 komen grotendeels overeen en luiden als volgt:

- kwalitatieve gunningscriteria voor perceel nr. 1 (totaal puntenaantal: 100):

- criterium nr. 1: goed begrip van het te verrichten werk en geschiktheid van de voor de uitvoering van de taken voorgestelde methode (30 punten);

- criterium nr. 2: kwaliteit en volledigheid van het PMQP-ontwerp (plan inzake projectbeheer en projectkwaliteit; hierna: "PMQP") (10 punten);

- criterium nr. 3: kwaliteit van de voorgestelde projectplanning en van de voorgestelde middelentoewijzing met het oog op de uitvoering van alle taken van scenario nr. 1 (30 punten);

- criterium nr. 4: kwaliteit van de voorgestelde projectplanning en van de voorgestelde middelentoewijzing met het oog op de uitvoering van alle taken van scenario nr. 2 (30 punten);

- kwalitatieve gunningscriteria voor perceel nr. 2 (totaal puntenaantal: 100):

- criterium nr. 1: goed begrip van het te verrichten werk en geschiktheid van de voor de uitvoering van de taken voorgestelde methode (30 punten);

- criterium nr. 2: kwaliteit en volledigheid van het PMQP-ontwerp (10 punten);

- criterium nr. 3: kwaliteit van de voorgestelde projectplanning en van de voorgestelde middelentoewijzing met het oog op de uitvoering van alle taken van scenario nr. 1 (30 punten);

- criterium nr. 4: kwaliteit van de voorgestelde projectplanning en van de voorgestelde middelentoewijzing met het oog op de uitvoering van alle taken van scenario nr. 2 (30 punten).

12. In het bestek wordt gepreciseerd dat inschrijvers die in totaal minder dan 70 % behalen of op een afzonderlijk criterium minder dan 50 % scoren automatisch van de verdere gunningsprocedure zijn uitgesloten.

13. Het bestek voorziet voorts in een financiële beoordeling die uitgaat van de in de offertes opgegeven prijzen en wordt verricht op basis van het formulier in punt 5.5 van het bestek.

14. In de vierde etappe wordt de opdracht voor elk perceel gegund aan de inschrijver met de beste aanbieding uit het oogpunt van de verhouding tussen kwaliteit en prijs, rekening houdend met de verhouding tussen de voor elk perceel behaalde punten en de voorgestelde prijs.

Voorgeschiedenis van het geding

15. Verzoekster, Evropaïki Dynamiki - Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE, een vennootschap naar Grieks recht, is actief op het gebied van informatie- en communicatietechnologie.

16. Bij een aankondiging van opdracht van 29 juli 2006, die onder referentie 2006/S 143-153057 in het Supplement van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB S 143) is bekendgemaakt, heeft de Commissie in het kader van het IDABC-programma (interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan openbare besturen, ondernemingen en burgers) een aanbesteding uitgeschreven voor het beheer en het onderhoud van de portaalsite "Uw Europa".

17. Deze aanbesteding betrof de opstelling van drie raamovereenkomsten voor drie verschillende percelen [redactioneel werk en vertalingen (perceel nr. 1), infrastructuurbeheer (perceel nr. 2) en promotie (perceel nr. 3)] voor het beheer en het verdere onderhoud van de portaalsite "Uw Europa".

18. Inschrijvers konden offertes voor een of meer percelen indienen. In de aankondiging van opdracht en het bestek heet het dat de raamovereenkomsten voor elk perceel zullen worden gesloten met één enkele onderneming, namelijk die welke de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan, gelet op de in het bestek vermelde criteria. In de aankondiging van opdracht van 29 juli 2006 wordt gepreciseerd dat de initiële looptijd van de raamovereenkomst twee jaar bedraagt, dat die looptijd eenmaal kan worden verlengd en dat de geraamde totale waarde van de aankopen voor de gehele duur van de raamovereenkomst (maximale duur van vier jaar) 6 500 000 EUR beloopt. De waarde per perceel wordt geraamd op 2 250 000 EUR voor perceel nr. 1, 1 650 000 EUR voor perceel nr. 2 en 2 600 000 EUR voor perceel nr. 3.

1. Perceel nr. 1

19. Op 4 augustus 2006 verzocht verzoekster het directoraat-generaal (DG) "Ondernemingen en industrie" van de Commissie om mededeling van de huidige broncode van de portaalsite "Uw Europa", zodat zij haar offerte zou kunnen voorbereiden. Het DG "Ondernemingen en industrie" betwistte aanvankelijk de relevantie van dat verzoek, maar stemde uiteindelijk op 14 augustus 2006 ermee in, verzoekster de broncode te verschaffen.

20. Op 14 september 2006 verzocht verzoekster om verdere verduidelijking van economische en financiële aspecten van de aanbesteding. Het DG "Ondernemingen en industrie" stuurde bij brief van 14 september 2006 het antwoord op de vragen aan alle inschrijvers. Voorts stuurde de Commissie op 21 september 2006 een afzonderlijk schrijven aan verzoekster.

21. Op 19 september 2006 diende verzoekster haar offerte voor perceel nr. 1 van voornoemde aanbesteding in.

22. Het DG "Ondernemingen en industrie" vroeg verzoekster tweemaal hem meer bijzonderheden te verstrekken. Op 23 en 28 november 2006 voldeed verzoekster aan die verzoeken.

23. In januari 2007, tijdens de aanbestedingsprocedure, nam het DG "Informatica" alle aanbestedingen van het DG "Ondernemingen en industrie" over en zette de correspondentie met verzoekster voort.

24. Bij brief van 21 mei 2007 deelde het DG "Informatica" verzoekster mee dat haar offerte voor perceel nr. 1 was afgewezen op grond dat zij de drempels als vermeld in punt 3.3 van het bestek, dat de criteria voor technische beoordeling omvat, niet had gehaald.

25. Op 22 mei 2007 verzocht verzoekster de Commissie om toelichting bij de brief tot afwijzing van haar offerte. Dit verzoek betrof de naam van de gekozen inschrijver, de resultaten die verzoekster en de gekozen inschrijver voor elk van de criteria voor technische beoordeling hadden behaald en de vergelijking van de offertes uit financieel oogpunt. Verzoekster vroeg ook een kopie van het verslag van het evaluatiecomité.

26. Bij brief van 29 mei 2007 deelde de Commissie verzoekster de naam van de gekozen inschrijver mee (ASCII-Sword Technologies) alsook twee uittreksels uit het evaluatieverslag, waarin enerzijds de score van verzoeksters offerte werd gemotiveerd en anderzijds de aan de twee offertes toegekende scores werden vergeleken.

27. In een brief van 29 mei 2007 betwistte verzoekster de manier waarop de evaluatieprocedure was verlopen. In het bijzonder betwistte zij het feit dat het IDABC-project "Uw Europa" van het DG "Ondernemingen en industrie" was overgedragen op het DG "Informatica". Zij verzocht laatstgenoemd DG voorts de overeenkomst met de gekozen inschrijver niet te ondertekenen totdat zij het gedetailleerde verslag had ontvangen.

28. Bij schrijven van 30 mei 2007 antwoordde de Commissie aan verzoekster dat de overgang van de aanbesteding van het DG "Ondernemingen en industrie" op het DG "Informatica" geen enkele invloed op de evaluatieprocedure had gehad en dat de reeds verstrekte informatie volstond om te begrijpen hoe haar offerte was geëvalueerd.

29. Op 31 mei 2007 herhaalde verzoekster haar verzoek om informatie, dat zij op 4 juni 2007 verder onderbouwde met een analyse van haar opmerkingen, waarbij zij op elk van haar argumenten inging.

30. Op 13 juni 2007 antwoordde de Commissie op verzoeksters opmerkingen dat geen enkele inlichting achterwege was gelaten en dat het evaluatiecomité geen fouten had gemaakt.

2. Perceel nr. 2

31. Op 19 september 2006 diende verzoekster een offerte voor perceel nr. 2 in.

32. Bij brief van 13 juli 2007 werd verzoekster ter kennis gebracht dat haar offerte was afgewezen omdat zij niet de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs bood.

33. In een brief van 13 juli 2007 verzocht verzoekster het DG "Informatica" om toelichting bij de redenen voor de afwijzing van haar offerte, waarbij zij dezelfde opmerkingen formuleerde als met betrekking tot perceel nr. 1.

34. Bij haar brief van 16 juli 2007 antwoordde de Commissie haar dat de overeenkomst aan het consortium ASCII-Sword Technologies was gegund en bezorgde zij haar uittreksels uit het verslag van het evaluatiecomité, waarin enerzijds de score van verzoeksters offerte werd gemotiveerd en anderzijds de aan de twee offertes toegekende scores werden vergeleken.

35. Op 25 juli 2007 stuurde verzoekster de Commissie een brief met het verzoek om de overeenkomst met de winnende inschrijver niet te ondertekenen, zolang haar verzoek om informatie niet was behandeld.

Procesverloop en conclusies van partijen

36. Bij verzoekschrift, ingediend ter griffie van het Gerecht op 31 juli 2007, heeft verzoekster het onderhavige beroep ingesteld tegen de besluiten van de Commissie van 21 mei 2007 (hierna: "besluit van 21 mei 2007") en van 13 juli 2007 (hierna: "besluit van 13 juli 2007") tot afwijzing van haar offerte voor perceel nr. 1 enerzijds en voor perceel nr. 2 anderzijds en tot gunning van de opdracht aan de gekozen inschrijver.

37. Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

- de besluiten van 21 mei en 13 juli 2007 tot afwijzing van de door haar ingediende offertes en tot gunning van de opdrachten aan de gekozen inschrijver, nietig te verklaren;

- de Commissie te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de toewijzing van de opdrachten aan andere inschrijvers, ten bedrage van 1 125 000 EUR voor perceel nr. 1 en 825 000 EUR voor perceel nr. 2;

- de Commissie te verwijzen in de kosten, ook zo onderhavig beroep zou worden verworpen.

38. De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:

- het beroep tot nietigverklaring te verwerpen;

- de schadevordering niet-ontvankelijk en, subsidiair, ongegrond te verklaren;

- verzoekster te verwijzen in de kosten.

39. In repliek heeft verzoekster het bedrag aan gevorderde schadevergoeding verminderd tot 750 000 EUR voor perceel nr. 1 en tot 400 000 EUR voor perceel nr. 2.

40. Ter terechtzitting heeft verzoekster drie nieuwe stukken neergelegd, te weten een financiële-auditverslag, een haar door de Commissie toegestuurde e-mail en een document betreffende een andere aanbesteding. De Commissie heeft opmerkingen geformuleerd over de ontvankelijkheid van het eerste stuk en de relevantie van al die stukken voor de beslechting van het geding.

In rechte

1. Verzoek om nietigverklaring

41. Ter onderbouwing van haar verzoek om nietigverklaring van het besluit van 21 mei 2007 en dat van 13 juli 2007 voert verzoekster in wezen drie middelen aan: 1) schending van de motiveringsplicht, 2) het begaan door de Commissie van kennelijke fouten bij de beoordeling van haar offertes, 3) schending van het beginsel van gelijke behandeling en van de transparantieverplichting.

Middel inzake schending van de motiveringsplicht

Argumenten van partijen

42. Verzoekster betoogt dat de Commissie de motiveringsplicht heeft geschonden door haar geen informatie over de verdiensten van de offerte van de gekozen inschrijver te verstrekken.

43. De Commissie is van mening dat de gegeven motivering in overeenstemming is met de rechtspraak en het financieel reglement. Zij heeft voor zowel perceel nr. 1 als perceel nr. 2 een uittreksel uit het evaluatieverslag verstrekt, waarin de relatieve voordelen van verzoeksters offerte met die van de offerte van de gekozen inschrijver worden vergeleken. Zij heeft dus aan haar motiveringsplicht voldaan en het Gerecht beschikt over voldoende gegevens om uitspraak te kunnen doen.

Beoordeling door het Gerecht

44. Inleidend zij eraan herinnerd dat de Commissie over een aanzienlijke beoordelingsvrijheid beschikt ten aanzien van de omstandigheden die zij in aanmerking neemt bij een besluit inzake de gunning van een opdracht. De rechterlijke toetsing van de uitoefening van die beoordelingsvrijheid beperkt zich dan tot de controle of de procedure- en motiveringsvoorschriften in acht zijn genomen, of de feiten juist zijn vastgesteld, en of er geen sprake is van een kennelijke beoordelingsfout of misbruik van bevoegdheid (arresten Gerecht van 27 september 2002, Tideland Signal/Commissie, T-211/02, Jurispr. blz. II-3781, punt 33, en 10 september 2008, Evropaïki Dynamiki/Commissie, T-465/04, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 45).

45. Verder is het in gevallen waarin de Commissie over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt, van des te groter fundamenteel belang dat de door de communautaire rechtsorde in administratieve procedures geboden waarborgen worden nageleefd. Tot die waarborgen behoort met name de verplichting voor de bevoegde instelling om haar beschikkingen toereikend te motiveren. Enkel dan is de gemeenschapsrechter in staat om te toetsen of voldaan is aan alle feitelijke en juridische vereisten waarvan de uitoefening van de beoordelingsvrijheid afhangt (arrest Hof van 21 november 1991, Technische Universität München, C-269/90, Jurispr. blz. I-5469, punt 14; arresten Gerecht Evropaïki Dynamiki/Commissie, punt 44 supra, punt 54, en 20 mei 2009, VIP Car Solutions/Parlement, T-89/07, Jurispr. blz. II-1403, punt 61).

46. Tevens dient eraan te worden herinnerd dat de aan de motivering te stellen eisen moeten worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de inhoud van de handeling, de aard van de redengeving en het belang dat de adressaten of andere personen die rechtstreeks en individueel door de handeling worden geraakt, bij een verklaring kunnen hebben (zie arrest Hof van 2 april 1998, Commissie/Sytraval en Brink's France, C-367/95 P, Jurispr. blz. I-1719, punt 63, en aldaar aangehaalde rechtspraak).

47. Voorts vormt de motiveringsplicht een wezenlijk vormvoorschrift, dat moet worden onderscheiden van de vraag naar de gegrondheid van de motivering, die de inhoudelijke wettigheid van de omstreden handeling betreft (arrest Hof van 22 maart 2001, Frankrijk/Commissie, C-17/99, Jurispr. blz. I-2481, punt 35; arresten Gerecht van 12 november 2008, Evropaïki Dynamiki/Commissie, T-406/06, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 47, en VIP Car Solutions/Parlement, punt 45 supra, punt 63).

48. Tot slot zij erop gewezen dat de in casu toepasselijke, specifieke voorschriften inzake de motivering van besluiten tot afwijzing van door inschrijvers in het kader van een aanbestedingsprocedure ingediende offertes, zijn vervat in artikel 100, lid 2, van het financieel reglement en artikel 149, lid 3, van de uitvoeringsvoorschriften.

49. Uit deze bepalingen en de rechtspraak van het Gerecht volgt dat de Commissie aan haar motiveringsverplichting heeft voldaan indien zij ten eerste iedere inschrijver onmiddellijk de redenen voor afwijzing van zijn offerte meedeelt en vervolgens de inschrijvers die een geldige offerte hebben ingediend en nadrukkelijk hierom verzoeken, binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde offerte alsook de naam van de gekozen inschrijver verschaft (zie in die zin arrest van 10 september 2008, Evropaïki Dynamiki/Commissie, punt 44 supra, punt 47).

50. Deze handelwijze beantwoordt aan het doel van de in artikel 253 EG geformuleerde motiveringsplicht, volgens dewelke de redenering van de instantie waarvan de handeling afkomstig is, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking dient te worden gebracht zodat enerzijds de belanghebbenden kennis kunnen nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel en hun rechten kunnen verdedigen, en anderzijds de rechter zijn toezicht kan uitoefenen (arrest van 10 september 2008, Evropaïki Dynamiki/Commissie, punt 44 supra, punt 48).

51. Verzoeksters argumenten moeten in het licht van deze overwegingen worden onderzocht.

- In het besluit van 21 mei 2007 en de brief van 29 mei 2007 (perceel nr. 1) vervatte motivering

52. Om uit te maken of in casu is voldaan aan het in het financieel reglement en de uitvoeringsvoorschriften gestelde motiveringsvereiste, dient niet alleen het besluit van 21 mei 2007 te worden onderzocht, maar ook de brief van 29 mei 2007, die aan verzoekster is gestuurd in antwoord op haar uitdrukkelijke verzoek van 22 mei 2007 om aanvullende informatie over de afwijzing van haar offerte.

53. In de brief van 21 mei 2007 heeft de Commissie aangegeven dat verzoeksters offerte de in punt 3.3 van het bestek vastgestelde drempels niet had gehaald. Zij heeft verzoekster ook laten weten dat zij aanvullende inlichtingen over de redenen voor de afwijzing van haar offerte kon vragen.

54. Verzoeksters schriftelijk verzoek van 22 mei 2007 heeft de Commissie beantwoord bij brief van 29 mei 2007; deze bevatte verschillende inlichtingen in antwoord op de door verzoekster gevraagde toelichtingen. De Commissie heeft de naam van de gekozen inschrijver meegedeeld en uiteengezet dat deze voor de kwaliteit van zijn offerte een score van 72 op 100 had behaald en een eindresultaat van 1,170.

55. Bij de brief van 29 mei 2007 heeft de Commissie voorts twee uittreksels uit het evaluatieverslag gevoegd, waarvan het eerste toelichtingen bevatte ter rechtvaardiging van de scores die voor de vier criteria voor technische beoordeling aan verzoeksters offerte waren toegekend, en het tweede de volgende tabel:

>lt>31

56. Het Gerecht stelt om te beginnen vast dat de formulering van de kwalitatieve gunningscriteria nrs. 3 en 4 in de tabel bij de brief van 29 mei 2007 niet volledig overeenstemt met die welke in het bestek is gebruikt. Uit de brief van 29 mei 2007 blijkt evenwel duidelijk dat de Commissie wel degelijk aan de kwalitatieve gunningscriteria nrs. 3 en 4 van perceel nr. 1 heeft gerefereerd - wat verzoekster overigens nooit heeft betwist - en dat de vergissing in de formulering van die criteria in de tabel slechts het gevolg is van een duidelijke materiële fout die geen invloed heeft op het bestreden besluit.

57. Verder zij erop gewezen dat in casu het besluit van 21 mei 2007 niet berust op een vergelijking van verzoeksters prestaties met die van de gekozen inschrijver, maar op het feit dat verzoeksters offerte op de criteria voor technische beoordeling niet het vereiste minimum aantal punten heeft behaald.

58. Volgens de bewoordingen van de aanbesteding werden alleen de offertes die minstens 70 % van het totale aantal voor de criteria voor technische beoordeling toegekende punten hadden behaald en minstens 50 % van de voor elk criterium voor technische beoordeling afzonderlijk toegekende punten, als toereikend uit het oogpunt van die criteria beschouwd en vervolgens onderzocht om uit te maken welke de economisch meest voordelige offerte was.

59. Verzoeksters offerte is dus niet afgewezen op basis van een vergelijking met de andere offertes - in het bijzonder met die van de gekozen inschrijver - maar op grond dat de vereiste drempel voor een van de criteria en de noodzakelijke minimumscore voor alle criteria samen niet waren bereikt.

60. In het onderhavige geval volstond de door de Commissie meegedeelde informatie dus uit het oogpunt van de ter zake opgelegde vereisten (zie in die zin arrest van 12 november 2008, Evropaïki Dynamiki/Commissie, punt 47 supra, punten 106-108).

61. Bijgevolg is het Gerecht van oordeel dat, gelet op deze omstandigheden, in casu aan de in artikel 100, lid 2, van het financieel reglement en artikel 149 van de uitvoeringsvoorschriften voorziene verplichting tot mededeling van de kenmerken en de relatieve voordelen van de gekozen offerte is voldaan.

62. Om al deze redenen moet, wat het besluit van 21 mei 2007 betreft, het middel inzake schending van de motiveringsplicht worden afgewezen.

- In het besluit van 13 juli 2007 en de brief van 16 juli 2007 (perceel nr. 2) vervatte motivering

63. Om te bepalen of in het onderhavige geval is voldaan aan het in het financieel reglement en de uitvoeringsvoorschriften gestelde motiveringsvereiste, moet worden ingegaan op de brief van 13 juli 2007 en op de brief van 16 juli 2007 die aan verzoekster is gestuurd in antwoord op haar uitdrukkelijke verzoek van 13 juli 2007 om aanvullende inlichtingen over de afwijzing van haar offerte.

64. In het besluit van 13 juli 2007 heeft de Commissie aangegeven dat verzoeksters offerte niet was gekozen omdat zij niet de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs bood.

65. Verzoeksters schriftelijk verzoek van 13 juli 2007 heeft de Commissie beantwoord bij brief van 16 juli 2007; deze bevatte verschillende inlichtingen in antwoord op de door verzoekster gevraagde toelichtingen. De Commissie heeft de naam van de gekozen inschrijver meegedeeld en uiteengezet dat deze voor de kwaliteit van zijn offerte een score van 83,33 op 100 had behaald en een eindresultaat van 0,5911, terwijl verzoekster voor de kwaliteit van haar offerte slechts 70,33 op 100, en een eindresultaat van 0,5725 had behaald.

66. Bij de brief van 16 juli 2007 heeft de Commissie voorts twee uittreksels uit het evaluatieverslag gevoegd, waarvan het eerste toelichtingen bevatte ter rechtvaardiging van de scores die voor de vier criteria voor technische beoordeling aan verzoeksters offerte waren toegekend, en het tweede de volgende tabel:

>lt>32

67. In casu moet allereerst worden vastgesteld dat verzoeksters offerte een hogere score heeft gekregen dan de minimumscore die zowel voor de gunningscriteria in hun geheel als voor elk gunningscriterium afzonderlijk was vereist. Om uit te maken welke de economisch meest voordelige offerte was, heeft de Commissie vervolgens de financiële voorstellen van de inschrijvers - waaronder die van verzoekster - onderzocht die een offerte hadden ingediend die de vereiste drempel had gehaald. Het is dus na vergelijking met de andere offertes en, in het bijzonder, met de offerte van de winnende inschrijver, dat de Commissie heeft besloten verzoeksters offerte niet te kiezen.

68. Rekening houdend met deze omstandigheden en, zoals in punt 45 hiervóór uiteengezet, met de aanzienlijke beoordelingsvrijheid van de Commissie ter zake en de daaruit volgende des te grotere fundamentele noodzaak om haar besluiten toereikend te motiveren, moet worden uitgemaakt of de in het besluit van 13 juli 2007 en de brief van 16 juli 2007 vervatte motivering toereikend is.

69. De brief van 16 juli 2007 bevat uittreksels uit het evaluatieverslag met toelichtingen ter rechtvaardiging van de scores die voor de vier gunningscriteria aan verzoeksters offerte zijn toegekend. Met betrekking tot de vergelijking van de prestaties van verzoekster met die van de gekozen inschrijver bevat die brief enkel een tabel waarin enerzijds de door verzoekster en de gekozen inschrijver behaalde scores voor die gunningscriteria worden opgegeven, en anderzijds het eindresultaat wordt vermeld, dat is berekend volgens de in punt 3.3 van het bestek opgenomen formule, namelijk de verhouding tussen het totaal aantal voor de vier criteria voor technische beoordeling behaalde punten en de voor het betrokken perceel voorgestelde prijs teneinde de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs te bepalen. De brief van 16 juli 2007 bevat dus zelfs geen beknopte toelichting bij de offerte van de gekozen inschrijver.

70. In die omstandigheden zij vastgesteld dat de in het besluit van 13 juli 2007 en de brief van 16 juli 2007 vervatte inlichtingen niet toereikend blijken. Die inlichtingen laten namelijk enerzijds verzoekster niet toe, kennis te nemen van de kenmerken en voordelen van de gekozen offerte, zodat zij haar rechten kan verdedigen, en stellen anderzijds de rechter niet in staat, zijn toezicht uit te oefenen op de door de Commissie gemaakte vergelijking van de offertes.

71. Verder moet erop worden gewezen dat verzoeksters offerte uit financieel oogpunt aantrekkelijker was dan die van de gekozen inschrijver. Dienaangaande zij opgemerkt dat de Commissie niet uitdrukkelijk de totale, door de gekozen inschrijver voorgestelde prijs heeft vermeld, maar alleen de aan zijn offerte toegekende eindscore; zij heeft die prijs pas voor het eerst in een tabel in het verweerschrift vermeld.

72. Hoewel de gekozen inschrijver een hogere prijs dan verzoekster heeft voorgesteld, was de Commissie van mening dat zijn offerte de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs bood en dus de economisch meeste voordelige offerte was. De beoordeling van de kwaliteit van de offerte tegen de achtergrond van de kwalitatieve gunningscriteria blijkt dus beslissend te zijn geweest. In deze omstandigheden was de informatie over deze gunningscriteria bijgevolg des te meer noodzakelijk, daar verzoekster een lagere prijs had voorgesteld dan de winnende inschrijver (zie in die zin arrest VIP Car Solutions/Parlement, punt 45 supra, punt 71).

73. Vastgesteld moet worden dat de Commissie zich niet naar behoren van haar motiveringsplicht heeft gekweten, aangezien de inhoud van het besluit van 13 juli 2007 en van de brief van 16 juli 2007 in onderhavig geval niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 100, lid 2, van het financieel reglement en artikel 149 van de uitvoeringsvoorschriften.

74. Uit het voorgaande volgt dat het besluit van 13 juli 2007 tot afwijzing van verzoeksters offerte en tot gunning van de opdracht aan de gekozen inschrijver gebrekkig is gemotiveerd.

75. Bijgevolg moet het besluit van 13 juli 2007 nietig worden verklaard, zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over de andere middelen die verzoekster in het kader van perceel nr. 2 heeft aangevoerd en over de noodzaak om de Commissie om overlegging van het verslag van het evaluatiecomité te verzoeken.

Middel inzake kennelijke beoordelingsfouten (perceel nr. 1)

76. Aangezien het beroep gegrond is voor zover het tegen het besluit van 13 juli 2007 is gericht, dient het onderzoek van het middel inzake kennelijke beoordelingsfouten tot het besluit van 21 mei 2007 te worden beperkt.

77. Om te beginnen zij eraan herinnerd dat de Commissie over een aanzienlijke beoordelingsvrijheid beschikt ten aanzien van de omstandigheden die zij in aanmerking neemt bij een besluit inzake de gunning van een opdracht. Het Gerecht dient zich te beperken tot de toetsing of de procedure- en motiveringsvoorschriften in acht zijn genomen, of de feiten juist zijn vastgesteld, en of er geen sprake is van een kennelijke beoordelingsfout of misbruik van bevoegdheid (zie in die zin arresten Gerecht van 24 februari 2000, ADT Projekt/Commissie, T-145/98, Jurispr. blz. II-387, punt 147; 6 juli 2005, TQ3 Travel Solutions Belgium/Commissie, T-148/04, Jurispr. blz. II-2627, punt 47, en 9 september 2009, Brink's Security Luxembourg/Commissie, T-437/05, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 193).

78. In de onderhavige zaak blijkt uit het bestek dat de opdracht conform artikel 97, lid 2, van het financieel reglement op basis van de economisch meest voordelige offerte is gegund.

79. Bijgevolg dient binnen de door de hierboven aangehaalde rechtspraak bepaalde grenzen te worden nagegaan of de Commissie bij de beoordeling van de offerte in het licht van de verschillende gunningscriteria kennelijke fouten heeft gemaakt.

Kwalitatief gunningscriterium nr. 1, "Goed begrip van het te verrichten werk en geschiktheid van de voor de uitvoering van de taken voorgestelde methode"

80. Inleidend zij eraan herinnerd dat verzoeksters offerte voor kwalitatief gunningscriterium nr. 1 een score van 16 punten op een maximum van 30 heeft behaald. In de brief van 29 mei 2007 rechtvaardigt de Commissie die score door het feit dat verzoekster een algemene methode voor de verrichting van redactionele diensten heeft voorgesteld en dat zij niet volledig heeft begrepen wat de doelinhoud en wie het doelpubliek van de portaalsite "Uw Europa" zijn, waar zij een met de reikwijdte van het project onverenigbaar "nieuwsplatform" voorstelt en refereert aan een publiek van potentiële investeerders met belangstelling voor het soort innovatie dat door de portaalsite "Uw Europa" wordt bevorderd en aangemoedigd. Voorts was verzoeksters benadering van de "kwaliteitscontrole" en de "kwaliteitsverzekering" op de "XPR-methode" gebaseerd, die helemaal niet geschikt was voor het in het kader van perceel nr. 1 uit te voeren werk als beschreven in het bestek. De Commissie heeft ten slotte erop gewezen dat er dubbelzinnigheid bestond over de vraag of de vertalingen zouden plaatsvinden via tussentalen - zogeheten "pivot"talen - dan wel rechtstreeks zouden worden gemaakt.

81. Om te beginnen wijst verzoekster erop dat de positieve opmerkingen in het evaluatieverslag in tegenspraak zijn met de score van 16 op 30 die zij op dat gunningscriterium heeft behaald. Als enige negatief punt vermeldt dat verslag dat volgens de offerte de Europese Unie elf officiële talen heeft, terwijl het daarbij slechts om een duidelijke materiële fout gaat.

82. Verder is verzoekster wel degelijk ingegaan op alle soorten inhoud van de huidige portaalsite en alle aan het redactionele werk verbonden aspecten en heeft zij blijk gegeven van een gedegen inzicht in de te verrichten taken. Zij heeft bewust gerefereerd aan soorten inhoud die in de huidige versie van de portaalsite niet voorkwamen, met name aan "flash content", om haar algemene vermogen te tonen om alle soorten inhoud van een hedendaagse portaalsite te bewerken en zich tijdens de uitvoering van de overeenkomst aan nieuwe soorten inhoud aan te passen.

83. Onder verwijzing naar een document verwijt verzoekster de Commissie dat zij haar methode op het vlak van redactioneel werk als algemeen heeft bestempeld. Wat de "kwaliteitsverzekering" en de "kwaliteitscontrole" betreft, is haar offerte als "positief" en "goed uitgewerkt" onthaald, zodat zij niet begrijpt waarom de Commissie haar een zeer lage technische score heeft gegeven . Zij betwist de beoordeling van de Commissie dat haar keuze om de voormelde "XPR-methode" voor te stellen, niet rijmt met de wijze waarop perceel nr. 1 in het bestek is beschreven. In dit verband stelt zij dat zij een totaalbeeld van haar "algemene filosofie" ter zake van kwaliteit heeft willen geven.

84. Verzoekster betwist de beoordeling van de Commissie dat haar benadering van vertaalwerk niet duidelijk is op het punt of bij het vertalen pivottalen zullen worden gebruikt. Het betreft hier een punt waarop niet moet worden ingegaan op het ogenblik dat de offerte wordt ingediend, maar in de loop van het project, afhankelijk van de temporele parameters die dit laatste beheersen. Hoe dan ook hebben de vertalers de doeltaal als moedertaal; in haar offerte heeft zij te kennen gegeven dat zij de "voorkeur" gaf aan rechtstreekse vertalingen. Bijgevolg zijn haar verwijzingen naar de pivottalen duidelijk.

85. In de eerste plaats betoogt verzoekster volgens het Gerecht ten onrechte dat de score van 16 op 30 die haar offerte voor kwalitatief gunningscriterium nr. 1 heeft gekregen, het gevolg is van een duidelijke beoordelingsfout. Enerzijds mist verzoeksters bewering dat de Commissie haar voor een duidelijke materiële fout heeft bestraft, te weten de verwijzing naar elf officiële talen van de Europese Unie, feitelijke grondslag. Uit het besluit van 21 mei 2007 blijkt namelijk dat de Commissie deze duidelijke materiële fout gewoon heeft vermeld, zonder er negatieve gevolgen voor verzoekster aan te verbinden. Anderzijds heeft de Commissie, anders dan verzoekster stelt, gewezen op verschillende negatieve punten in haar offerte, zoals een algemene methode en een slechte afbakening van de doelinhoud en het doelpubliek, die blijkt uit het voorstel voor een met de reikwijdte van het project "Uw Europa" onverenigbaar "nieuwsplatform". Deze aspecten lijken aan te tonen dat de Commissie bij het toekennen aan verzoeksters offerte van een score van 16 punten op een maximum van 30 voor kwalitatief gunningscriterium nr. 1 geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

86. In de tweede plaats meent verzoekster dat haar ten onrechte is tegengeworpen dat zij een algemene methode heeft voorgesteld en dat zij de doelinhoud van de portaalsite en het publiek waarop die site is gericht, niet juist heeft afgebakend. Zij stelt namelijk wel degelijk te zijn ingegaan op alle soorten inhoud van de huidige portaalsite en alle aan het redactionele werk verbonden aspecten, en verwijst in dit verband naar de punten 2 tot en met 5 (blz. 634-644) en de punten 1 tot en met 8 (blz. 818-865) van haar offerte.

87. Volgens het Gerecht kunnen deze argumenten echter niet slagen. Om te beginnen toont verzoekster - die zich ertoe beperkt te refereren aan de voormelde punten van de offerte - niet aan dat de beoordeling door de Commissie, dat de in haar offerte voorgestelde methode algemeen is, kennelijk onjuist is. In het bijzonder verwijst een aantal van die punten van de offerte naar de thematische rubrieken van de portaalsite (blz. 634-636 van de offerte). Andere punten van de offerte (blz. 637 en 638 daarvan) betreffen de aanpak die zal worden gevolgd om het gebruiksgemak van de portaalsite te verbeteren - die de Commissie overigens interessant achtte -, of beschrijven de huidige portaalsite, waarbij verzoekster niet meer doet dan de bewoordingen van het bestek overnemen. Ten slotte beschrijven de laatste, door verzoekster aangevoerde punten van de offerte (blz. 822-855 daarvan) de methode voor verrichting van de diensten in verband met "Work Package 1.1".

88. Voorts heeft de Commissie volgens het Gerecht geen kennelijke beoordelingsfout gemaakt waar zij benadrukt dat de inhoud van de portaalsite niet juist was afgebakend, voor zover in de offerte gewag werd gemaakt van nieuwe diensten. Vastgesteld moet namelijk worden dat de in de offerte van verzoekster vermelde "flash content" niet in overeenstemming was met de doelstellingen van de portaalsite. Zoals uit het bestek blijkt, wil de portaalsite een permanente database ter beschikking stellen waarvan de inhoud weinig - hoogstens twee keer per jaar - wijzigt. "Flash content", die een voortdurende aanpassing van de inhoud mogelijk maakt, is bijgevolg kennelijk overbodig en was overigens niet in het bestek opgenomen.

89. Evenzo heeft de Commissie terecht erop gewezen dat verzoekster, gelet op de verwijzing in haar offerte naar een met de reikwijdte van het project "Uw Europa" onverenigbaar "nieuwsplatform" en een "specifiek doelpubliek van potentiële investeerders [...] met belangstelling voor het soort innovatie dat door de portaalsite ,Uw Europa' wordt bevorderd en aangemoedigd", niet volledig had begrepen wat de doelinhoud en wie het doelpubliek van die portaalsite zijn. In dit verband kan verzoeksters argument dat de toevoeging van nieuwe inhouden aan de portaalsite een positief aspect van haar offerte is, niet slagen. Zoals de Commissie op goede gronden betoogt, zonder door verzoekster te zijn weersproken, heeft deze laatste in haar offerte namelijk niet duidelijk aangegeven dat zij voorstelde, in de portaalsite een inhoud op te nemen die verder ging dan hetgeen in het bestek was voorzien.

90. Ten slotte is er geen tegenspraak tussen de bewering dat "[d]e offerte blijkt geeft van een juist inzicht in de context in zijn geheel" en de bewering dat "de methode [...] algemeen is", aangezien deze twee vaststellingen enkel betekenen dat verzoekster, algemeen gesproken, goed heeft begrepen wat het voorwerp van de aanbesteding was, maar dat de door haar voorgestelde benadering niet voldoende nauwkeurig of gedetailleerd was.

91. In de derde plaats betwist verzoekster, wat de "kwaliteitsverzekering", de "kwaliteitscontrole" en de gebruikte methode betreft, de beoordeling van de Commissie dat haar keuze om de voormelde "XPR-methode" voor te stellen, dat wil zeggen een op het ontwikkelingskader voor internetdiensten gebaseerde methode, niet in overeenstemming is met de wijze waarop perceel nr. 1 in het bestek is beschreven. Dienaangaande refereert zij aan verschillende punten van haar offerte [de punten 3.4.2-3.4.6, blz. 837-842, punten 2-4, blz. 1-33 (blz. 495-526), en punt V, blz. V-1-V-77 (blz. 534-610)] waarin zij de gevolgde methode ter "verzekering" en "controle" van de kwaliteit van het redactionele werk uiteenzet. Zij benadrukt ook dat de "XPR-methode" alleen in de inleiding van haar offerte wordt vermeld, waarin een totaalbeeld van de "algemene filosofie" van de inschrijver ter zake van kwaliteit wordt gegeven (blz. 836 van de offerte).

92. Voor het Gerecht betoogt de Commissie evenwel terecht dat de beginselen inzake "kwaliteitsverzekering" algemeen waren beschreven en dat de punten waarnaar verzoekster heeft verwezen, niet voldoende beantwoordden aan de vereisten in het bestek "WP 1.1 Task 4", getiteld "Uitvoering van de kwaliteitsverzekering en de kwaliteitscontrole op de gemaakte, de geactualiseerde en de ontvangen inhouden vóór publicatie ervan op de portaalsite". Vastgesteld zij namelijk dat op grond van een eenvoudige lezing van de bladzijden uit verzoeksters offerte waarnaar verzoekster verwijst, ervan mag worden uitgegaan dat de Commissie geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt, waar zij tot de conclusie is gekomen dat die bladzijden algemene gegevens bevatten. Dienaangaande zij erop gewezen dat verzoekster zich ertoe heeft beperkt, op algemene wijze te refereren aan de verschillende, hiervóór vermelde punten van haar offerte, maar geen concrete argumenten heeft aangevoerd waaruit blijkt dat er sprake is van een kennelijke fout waardoor de beoordeling van de Commissie op dit punt kan worden aangetast.

93. Verder kan verzoeksters stelling dat de Commissie niet heeft begrepen dat de "XPR-methode" was opgevoerd in een inleiding waarin een totaalbeeld van de "algemene filosofie" van de inschrijver ter zake van "kwaliteitscontrole" werd gegeven en geen rechtstreeks verband hield met de redactionele aspecten van de taken in het kader van perceel nr. 1, niets veranderen aan het feit dat de offerte op het gebied van "kwaliteitscontrole" algemeen was. Verzoekster heeft ook niet aangetoond dat de Commissie in dit verband inbreuk had gemaakt op kwalitatief gunningscriterium nr. 1 van het bestek. Integendeel moet worden vastgesteld dat de Commissie zich mocht baseren op de mate van nauwkeurigheid van verzoeksters offerte, die essentieel is voor de beoordeling van de kwaliteit van die offerte.

94. In de vierde plaats betwist verzoekster dat zij niet duidelijk heeft gemaakt of de vertalingen via tussentalen - zogeheten "pivot"talen -dan wel rechtstreeks zouden plaatsvinden. Zij stelt dat zij bij de indiening van de offerte niet op de vraag naar het gebruik van een "pivot"taal moest ingaan, maar dat deze vraag in de loop van het project moest worden onderzocht. Zij benadrukt dat de vertalers hoe dan ook de doeltaal als moedertaal hebben, en dat in de offerte was aangegeven dat rechtstreekse vertalingen de "voorkeur" kregen.

95. Evenwel wijst het Gerecht erop dat de Commissie in de brief van 29 mei 2007 had vastgesteld dat er sprake was van dubbelzinnigheid en zelfs tegenstrijdigheid in verzoeksters offerte, aangezien zij op bladzijde 873 van haar offerte had uiteengezet dat de vertalers in hun moedertaal zouden werken, terwijl op bladzijde 644 van die offerte staat te lezen dat "rechtstreekse vertalingen de voorkeur krijgen, maar indirecte vertalingen toch onvermijdelijk zullen zijn". Verzoeksters betoog voor het Gerecht doet aan deze vaststelling van de Commissie niet af. In verzoeksters offerte was namelijk niet duidelijk aangegeven wat zij verstond onder vertalers die in hun moedertaal werken. Pas voor het Gerecht heeft verzoekster gepreciseerd dat die vermelding aldus moest worden begrepen dat de betrokken vertalers in hun moedertaal zouden vertalen, hetzij vanaf de originele tekst, hetzij, in voorkomend geval, vanaf de vertaling van die tekst in een "pivot"taal. Gelet op deze dubbelzinnigheid en zelfs tegenstrijdigheid van de bewoordingen die in verzoeksters offerte met betrekking tot deze kwestie zijn gebruikt, heeft de Commissie geen kennelijke beoordelingsfout gemaakt waar zij heeft opgemerkt dat niet duidelijk was gepreciseerd "of bij het vertalen [pivottalen] zullen worden gebruikt dan wel of de vertalingen rechtstreeks zullen worden gemaakt, aangezien de kwestie in de offerte niet wordt uitgewerkt".

96. Gelet op het voorgaande, heeft de Commissie bij de beoordeling van de offerte in het licht van kwalitatief gunningscriterium nr. 1 geen kennelijke fout gemaakt.

Kwalitatief gunningscriterium nr. 2, "Kwaliteit en volledigheid van het PMQP-ontwerp en in het bijzonder van de ter zake van ,kwaliteitsverzekering' en ,kwalititeitscontrole' voorgestelde procedures'"

97. Inleidend zij eraan herinnerd dat verzoeksters offerte voor kwalitatief gunningscriterium nr. 2 een score van 7 punten op 10 heeft gekregen. Deze score werd gerechtvaardigd door het feit dat het in de offerte opgenomen PMQP-ontwerp naar structuur volledig was, maar het aanbod niet voldoende rekening hield met de wensen van de opdrachtgever en de door verzoekster in het dienstenpakket genoemde hard- en software ongeschikt was voor redactioneel werk (perceel nr. 1).

98. In de eerste plaats betoogt verzoekster dat de in het PMQP opgegeven hard- en software in overeenstemming is met het bestek. Volgens haar werd de inschrijvers in het bestek verzocht, hun PMQP in te dienen met opgave van onder meer "de te leveren goederen en documentatie (ongeacht of het gaat om producten, materiaal, hardware, software, verslagen, controle-instrumenten, ...)".

99. Zoals de Commissie evenwel heeft aangevoerd, wordt in het bestek een beschrijving van het PMQP gegeven die voor de drie percelen geldt. Redelijkerwijs mag worden aangenomen dat, hoewel in het bestek verschillende mogelijke te leveren goederen worden genoemd, de geschiktheid van die te leveren goederen afhangt van het perceel waarop de offerte betrekking heeft.

100. In de brief van 29 mei 2007 heeft de Commissie dus terecht opgemerkt dat "méér aanpassing van het PMQP [werd verwacht], aangezien dat de te leveren hard- en software vermeldt (zie bv. blz. 933 van de ,Handover file'), hoewel die voor perceel nr. 1 irrelevant is".

101. In de tweede plaats is verzoekster van mening dat haar ten onrechte is verweten, de beschrijving van de taken niet te hebben uitgewerkt, maar gewoon uit het bestek te hebben overgenomen. Zij betoogt namelijk dat zij voor het PMQP-ontwerp een beproefde methode en een in het kader van haar samenwerking met de Commissie gevolgd model heeft gebruikt, aangezien de specifieke voorwaarden van de desbetreffende overeenkomsten ten tijde van de opstelling van de offerte niet bekend waren.

102. Evenwel moet worden vastgesteld dat volgens punt 4.3.8.3 van het bestek het PMQP het eerste in het kader van het project te leveren document is, en voor elk project specifiek is. Hieruit blijkt dus niet dat de Commissie een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt waar zij zich op het standpunt heeft gesteld dat verzoekster de beschrijving van de taken niet had uitgewerkt.

103. Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de Commissie bij de beoordeling van verzoeksters offerte in het licht van kwalitatief gunningscriterium nr. 2 voor perceel nr. 1 geen kennelijke fout heeft gemaakt.

Kwalitatief gunningscriterium nr. 3, "Kwaliteit van de voorgestelde projectplanning en van de voorgestelde middelentoewijzing met het oog op de uitvoering van alle taken van scenario nr. 1"

104. Inleidend zij eraan herinnerd dat verzoeksters offerte voor kwalitatief gunningscriterium nr. 3 een score van 21,667 punten op een maximum van 30 heeft behaald. In de brief van 29 mei 2007 heeft de Commissie erop gewezen dat niet erg gedetailleerd was aangegeven hoe de uitvoering van de met scenario nr. 1 samenhangende taken zou worden aangepakt en dat in de offerte met betrekking tot de "kwaliteitscontrole" op de van Litouwen ontvangen inhoud niet duidelijk was uiteengezet welk soort controle zou worden verricht en aan de hand van welke redactionele richtsnoeren die controle zou plaatsvinden. In de brief van 29 mei 2007 heet het voorts dat de termijn van 6 maanden voor de indiening van het eindverslag juist was en dat de vermelding van 52 dagen voor diezelfde termijn dus waarschijnlijk slechts het gevolg van een tikfout was.

105. In de eerste plaats betwist verzoekster dat zij niet erg gedetailleerd heeft aangegeven hoe zij de uitvoering van de met scenario nr. 1 samenhangende taken zou aanpakken. Verder is zij van mening dat de opmerking over de vereiste kwaliteitscontrole op de van Litouwen ontvangen inhoud, dat niet duidelijk was vermeld welke redactionele richtsnoeren zouden gelden en niet was aangegeven welk soort "kwaliteitscontrole" zou worden verricht, niet gerechtvaardigd is. Naar eigen zeggen heeft zij zich strikt aan het bestek gehouden. Volgens het bestek moesten de inschrijvers een algemene offerte indienen waarin een oplossing voor "scenario nr. 1" wordt beschreven, samen met een document van hoogstens vier bladzijden, waarin wordt uiteengezet welke taken worden voorzien en hoe elke taak zal worden aangepakt, en waarin een korte beschrijving van die aanpak wordt gegeven. Vermeld werd dat bijzondere aandacht zou worden geschonken aan de te leveren eindgoederen. Zij leidt daaruit af dat in het bestek geen "erg gedetailleerde uiteenzetting" werd verlangd. Voorts is verzoekster van mening haar benadering van het "kwaliteitsbeheer" en de controleprocedures in verschillende punten van haar offerte, onder meer op de bladzijden 830 en 831, te hebben uitgelegd.

106. Uit verzoeksters betoog blijkt evenwel niet dat de Commissie een kennelijke fout heeft gemaakt. Verzoekster heeft namelijk naar andere uittreksels uit de offerte verwezen, in het bijzonder naar de bladzijden 830 en 831 daarvan, om aan te tonen dat zij zich aan het bestek heeft gehouden. Zij heeft echter niets concreets aangevoerd waaruit blijkt dat de beoordeling van de Commissie kennelijk onjuist is.

107. Zoals de Commissie benadrukt, volgt uit de beoordeling van verzoeksters offerte in het licht van kwalitatief gunningscriterium nr. 1 dat de voorgestelde methode voor dienstverrichtingen in verband met redactioneel werk als algemeen is gekwalificeerd. In die omstandigheden mocht de Commissie redelijkerwijs ervan uitgaan dat de algemeenheid van die voor dienstverrichtingen in verband met redactioneel werk voorgestelde methode werd weerspiegeld in de aanpak van de uitvoering van de met scenario nr. 1 samenhangende taken. De Commissie kon zich dus zonder een kennelijke beoordelingsfout te maken op het standpunt stellen dat scenario nr. 1 in het licht van gunningscriterium nr. 3 niet erg gedetailleerd was.

108. In de tweede plaats stelt verzoekster dat de in haar offerte vervatte informatie dat de leveringstermijn 52 dagen bedraagt, het gevolg is van een tikfout die de haar voor het kwalitatief gunningscriterium toegekende score niet negatief had mogen beïnvloeden.

109. Uit het besluit van 21 mei 2007 blijkt evenwel dat de Commissie akte heeft genomen van het feit dat de vermelding van een leveringstermijn van 52 dagen waarschijnlijk het gevolg was van een tikfout. Niets rechtvaardigt de conclusie dat verzoekster om die reden is bestraft. Bijgevolg is op dit punt niet aangetoond dat er een kennelijke beoordelingsfout is gemaakt.

110. Om al deze redenen moet verzoeksters grief inzake kennelijke fouten die de Commissie bij de beoordeling van haar offerte in het licht van kwalitatief gunningscriterium nr. 3 zou hebben gemaakt, worden afgewezen.

Kwalitatief gunningscriterium nr. 4, "Kwaliteit van de voorgestelde projectplanning en van de voorgestelde middelentoewijzing met het oog op de uitvoering van alle taken van scenario nr. 2"

111. Om te beginnen zij eraan herinnerd dat verzoeksters offerte voor kwalitatief gunningscriterium nr. 4 een score van 14 punten op een maximum van 30 heeft gekregen. Uit het bestreden besluit blijkt dat verzoeksters aanpak van de uitvoering van de met het scenario voor "Work Package 1.2." (hierna: "scenario nr. 2") samenhangende taken als basaal is aangemerkt. In het bestreden besluit wordt tevens aangegeven dat het bestek de "onderlinge verhouding" tussen het scenario voor "Work Package 1.1." (hierna: "scenario nr. 1") en scenario nr. 2 omschrijft, maar dat dit aspect in de offerte niet tot uitdrukking komt. In het bestreden besluit wordt benadrukt dat verzoekster verkeerdelijk ervan uitgaat dat alle documenten op hetzelfde tijdstip worden ontvangen, welke veronderstelling niet in overeenstemming is met scenario nr. 1 en geen rekening houdt met de tijd die nodig is voor de vertalingen.

112. Gepreciseerd zij dat volgens het bestek scenario nr. 1 uit redactioneel werk bestaat. De voor scenario nr. 1 voorziene taken bestaan hoofdzakelijk in het vervolledigen, actualiseren en verbeteren van verschillende beschrijvende bestanden en de reeksen links voor de inhoud betreffende het Europese niveau (taak 1) en van verschillende beschrijvende bestanden en reeksen door de lidstaten toegezonden links (taak 2). Wat scenario nr. 2 betreft, hierbij gaat het om de vertaling van de in scenario nr. 1 beschreven inhouden. Scenario 2 betreft specifiek de volgende twee taken: de vertaling van de verschillende beschrijvende bestanden en de beschreven links die enerzijds betrekking hebben op de inhoud betreffende het Europese niveau en anderzijds op door de lidstaten toegezonden inhouden.

113. In de eerste plaats betwist verzoekster de beoordeling dat de gestructureerde analyse van de activiteiten (tijdschema) algemeen was. Zij stelt dat de gestructureerde analyse van de werken slechts een eerste overzicht van de te verrichten taken gaf en dat deze taken reeds in bijzonderheden waren uiteengezet in de punten 2 (1047 en 1048) en 3 (1049 en 1050) van haar offerte. Zij betoogt voorts dat die taken volledig zijn beschreven in het desbetreffende punt van het document inzake de methode, bij kwalitatief gunningscriterium nr. 1 (886-890 van de offerte).

114. Niet blijkt dat bij de beoordeling van de offerte in het licht van kwalitatief gunningscriterium nr. 4 een kennelijke fout is gemaakt. Zoals de Commissie benadrukt, is de offerte namelijk beoordeeld in het licht van kwalitatief gunningscriterium nr. 4. De beoordeling betreft dus niet de inhoud van de te verrichten taken, maar de planning daarvan. Verzoekster heeft niets aangevoerd ter weerlegging van het feit dat de in de offerte vervatte gegevens over de planning van de te verrichten taken, algemeen waren.

115. In de tweede plaats benadrukt verzoekster dat zij in haar offerte niet uitdrukkelijk ervan is uitgegaan dat alle documenten tegelijk zouden worden verstuurd. Zij betoogt voorts dat de termijn voor indiening van de documenten niet in het bestek was opgegeven.

116. Het Gerecht is echter van oordeel dat verzoekster, gelet op wat in het bestek is bepaald (zie punt 112 hiervóór), niet ernstig kan betwisten dat scenario nr. 1 de te maken of te actualiseren inhoud beschrijft en dat scenario nr. 2 op de vertaling van die inhoud ziet. Het verband tussen de twee scenario's is duidelijk en berust logischerwijs op de vereisten van scenario nr. 2. De overwegingen betreffende het tijdstip van ontvangst van de inhouden en de tijd die nodig is voor de vertaling daarvan moeten dus worden bezien in de context van het verband tussen scenario nr. 1 en scenario nr. 2.

117. Vastgesteld zij dat verzoeksters offerte, wat het tijdstip van ontvangst van de documenten betreft, geen onderscheid maakt tussen de twee soorten te vertalen inhouden (te weten enerzijds de in taak 1 omschreven inhoud en anderzijds de in taak 2 bedoelde inhoud).

118. Dienaangaande benadrukt de Commissie terecht dat, anders dan verzoekster stelt, het onderscheid tussen de twee soorten inhouden niet voortvloeit uit een onbekend beoordelingscriterium, maar wel degelijk een in punt 4.4.1.2 van het bestek vervatte vereiste is.

119. Wat de tijd betreft die nodig is om de inhouden te vertalen, zij vastgesteld dat, zoals de Commissie beklemtoont, de door verzoekster in punt 2.3 van haar offerte (blz. 1040) opgegeven levertermijn van "T0 + 51 werkdagen" niet in overeenstemming was met scenario 1, waarin het totale aantal vertaaldagen dat verzoekster voorziet, 55 bedraagt, namelijk 30 dagen voor de vertaling van de inhouden betreffende het Europese niveau ("WU 4.1") en 25 dagen voor de vertaling van de inhouden afkomstig van de lidstaten ("WU 4.2") (blz. 1032).

120. Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de Commissie bij de beoordeling van de offerte in het licht van kwalitatief gunningscriterium nr. 4 geen kennelijke fout heeft gemaakt.

121. Gelet op een en ander, is bij de beoordeling van de offerte in het licht van de vier gunningscriteria geen kennelijke fout gemaakt. Het onderhavige middel moet dus ongegrond worden verklaard.

Middel inzake schending van het beginsel van gelijke behandeling en van de transparantieverplichting

122. Aangezien het beroep gegrond is voor zover het gericht is tegen het besluit van 13 juli 2007, dient het onderzoek van het middel inzake schending van het beginsel van gelijke behandeling en van de transparantieverplichting te worden beperkt tot het besluit van 21 mei 2007.

Argumenten van partijen

123. Verzoekster stelt schending van het beginsel van gelijke behandeling en van de transparantieverplichting.

124. Om te beginnen betoogt verzoekster dat haar een volledige kopie van het verslag van het evaluatiecomité en een kopie van de offerte van de gekozen inschrijver hadden moeten worden bezorgd om haar in staat te stellen het besluit van 21 mei 2007 te begrijpen. Zij wijst in dit verband erop dat zij de Commissie uitdrukkelijk heeft verzocht, haar die documenten mee te delen en dat dit haar is geweigerd. Voorts stelt verzoekster dat de Commissie de offerte niet naar behoren heeft onderzocht, nu zij die op basis van een verkeerde interpretatie heeft afgewezen. Ook is zij van mening dat zij niet alle door de Commissie toegepaste beoordelingscriteria kon kennen. Ten slotte betoogt zij dat de Commissie criteria heeft gebruikt waarvan in het bestek geen melding werd gemaakt.

125. De Commissie betwist verzoeksters argumenten en vordert afwijzing van het middel.

Beoordeling door het Gerecht

126. De grieven inzake schending van de transparantieverplichting en het beginsel van gelijke behandeling moeten worden afgewezen.

127. Om te beginnen beroept verzoekster zich ten onrechte op het feit dat het verslag van het evaluatiecomité en een kopie van de offerte van de gekozen inschrijver haar niet zijn meegedeeld. De op de Commissie rustende motiveringsplicht vereist namelijk niet dat die documenten worden meegedeeld. Artikel 100, lid 2, van het financieel reglement bepaalt slechts dat de aanbestedende dienst binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek mededeling doet van de kenmerken en relatieve voordelen van de gekozen offerte en van de naam van degene aan wie de opdracht werd gegund (zie in die zin arrest Gerecht van 12 juli 2007, Evropaïki Dynamiki/Commissie, T-250/05, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 113; zie naar analogie arrest Gerecht van 8 mei 1996, Adia interim/Commissie, T-19/95, Jurispr. blz. II-321, punt 31).

128. Voorts stelt verzoekster ten onrechte schending van het beginsel van gelijke behandeling en van de transparantieverplichting op grond dat de Commissie de offerte niet naar behoren zou hebben onderzocht, nu zij die op basis van een onjuiste interpretatie heeft afgewezen. Dit betoog komt in wezen overeen met het betoog dat verzoekster heeft gehouden in het kader van haar middel inzake kennelijke beoordelingsfouten die door de Commissie zouden zijn gemaakt en is niet relevant in het kader van dit middel. Verzoekster beroept zich in geen enkel stadium van de procedure als zodanig op discriminatie jegens haar. Daarentegen heeft de Commissie talrijke objectieve gronden aangevoerd die haar keuze rechtvaardigen om de opdracht niet aan verzoekster te gunnen.

129. Voorts is verzoeksters argument dat zij niet alle beoordelingscriteria kon kennen, algemeen en onnauwkeurig. Bovendien blijkt uit het bij de brief van de Commissie van 29 mei 2007 gevoegde uittreksel uit het evaluatieverslag dat verzoeksters offerte uitsluitend in het licht van de in het bestek genoemde kwalitatieve gunningscriteria is beoordeeld. Dit argument moet dan ook worden afgewezen.

130. Om dezelfde reden moet tot slot verzoeksters argument worden afgewezen dat de Commissie criteria heeft gebruikt waarvan in het bestek geen melding werd gemaakt.

131. Aangezien geen van verzoeksters middelen gegrond is, moet het onderhavige beroep worden verworpen voor zover het strekt tot nietigverklaring van het besluit van 21 mei 2007 tot afwijzing van de offerte die verzoekster voor perceel nr. 1 had ingediend en tot gunning van de opdracht aan een andere inschrijver.

2. Schadevordering

Argumenten van partijen

132. Verzoekster vordert veroordeling van de Commissie tot betaling van 750 000 EUR ter vergoeding van de schade die zij als gevolg van het besluit van 21 mei 2007 heeft geleden en van 400 000 EUR ter vergoeding van de schade die is veroorzaakt door het besluit van 13 juli 2007. Zij baseert zich in dit verband op de artikelen 235 EG en 288 EG.

133. Ten eerste betoogt verzoekster dat de gevorderde bedragen overeenkomen met de winst die de twee opdrachten haar zouden hebben opgeleverd zo deze haar waren toegewezen. Ten tweede stelt zij in het kader van het verzoek om nietigverklaring te hebben aangetoond dat de Commissie een ernstige en voldoende gekwalificeerde schending van een ter bescherming van particulieren gegeven hogere rechtsregel heeft begaan.

134. De Commissie vordert primair dat het beroep wegens niet-contractuele aansprakelijkheid niet-ontvankelijk wordt verklaard en subsidiair dat het kennelijk ongegrond wordt verklaard.

Beoordeling door het Gerecht

135. Inleidend moet de omvang van de door verzoekster in haar stukken gestelde schade worden bepaald. Verzoekster voert als schadepost om te beginnen het verlies van de raamovereenkomsten aan. In punt 99 van het verzoekschrift verwijst zij vervolgens naar overwegingen uit het arrest van het Gerecht van 17 maart 2005, AFCon Management Consultants e.a./Commissie (T-160/03, Jurispr. blz. II-981, punt 102), die betrekking hebben op de vergoeding van schade als gevolg van uitgaven voor deelname aan de aanbestedingsprocedure. In punt 52 van de repliek heeft zij echter ondubbelzinnig benadrukt dat zij geen schadevergoeding voor haar kosten voor deelname aan de aanbestedingsprocedure verlangde.

136. Bijgevolg moet worden vastgesteld dat het verlies van de raamovereenkomsten de enige door verzoekster aangevoerde schadepost is waarvoor zij schadevergoeding vordert.

137. Volgens vaste rechtspraak is de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG wegens onrechtmatige gedragingen van haar organen afhankelijk van een aantal voorwaarden: onrechtmatigheid van de aan de instellingen verweten gedraging, werkelijk geleden schade en een oorzakelijk verband tussen die gedraging en de gestelde schade (arresten Gerecht van 11 juli 1996, International Procurement Services/Commissie, T-175/94, Jurispr. blz. II-729, punt 44; 16 oktober 1996, Efisol/Commissie, T-336/94, Jurispr. blz. II-1343, punt 30, en 11 juli 1997, Oleifici Italiani/Commissie, T-267/94, Jurispr. blz. II-1239, punt 20). Wanneer aan een van deze voorwaarden niet is voldaan, moet het beroep in zijn geheel worden verworpen, zonder dat behoeft te worden ingegaan op de andere voorwaarden (zie in die zin arrest Hof van 15 september 1994, KYDEP/Raad en Commissie, C-146/91, Jurispr. blz. I-4199, punt 81).

138. In het licht van deze overwegingen moet worden nagegaan of aan de voorwaarden voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Commissie is voldaan.

139. Wat in de eerste plaats de vordering tot vergoeding van de schade betreft die verzoekster als gevolg van het besluit van 21 mei 2007 zou hebben geleden, blijkt uit de overwegingen inzake het verzoek om nietigverklaring dat verzoekster niet het bewijs van een onrechtmatige gedraging van de Commissie heeft geleverd. Alle argumenten die verzoekster ten bewijze van de onrechtmatigheid van het besluit van 21 mei 2007 heeft aangevoerd, zijn immers onderzocht en afgewezen.

140. Uit de aangehaalde rechtspraak (zie punt 137 hiervóór) volgt echter dat het volstaat dat een enkele van de voorwaarden voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Commissie niet is vervuld, om die aansprakelijkheid uit te sluiten.

141. Hieruit volgt dat de vordering tot vergoeding van de schade die als gevolg van het besluit van 21 mei 2007 zou zijn opgekomen, ongegrond moet worden verklaard, zonder dat uitspraak over de ontvankelijkheid behoeft te worden gedaan.

142. In de tweede plaats moet worden ingegaan op de schadevordering die berust op de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Commissie wegens vaststelling van het besluit van 13 juli 2007.

143. Dienaangaande zij vastgesteld dat de schadevordering is gebaseerd op dezelfde middelen als die welke zijn aangevoerd ter onderbouwing van het verzoek om nietigverklaring van het besluit van 13 juli 2007. In het kader van het onderzoek van dat verzoek is er al op gewezen dat het besluit van 13 juli 2007 gebrekkig is gemotiveerd en op die grond nietig moet worden verklaard.

144. Vastgesteld moet evenwel worden dat, ook al heeft de Commissie het besluit van 13 juli 2007 niet voldoende gemotiveerd, dit nog niet bewijst dat de gunning van de opdracht aan de gekozen inschrijver onrechtmatig is en evenmin dat er tussen dit feit en het door verzoekster gestelde verlies een causaal verband bestaat (zie in die zin arrest Gerecht van 25 februari 2003, Renco/Raad, T-4/01, Jurispr. blz. II-171, punt 89). Immers wijst niets erop dat de Commissie de betrokken opdracht aan verzoekster zou hebben gegund, zo het besluit van 13 juli 2007 wél voldoende gemotiveerd was geweest.

145. Bijgevolg moet de vordering tot vergoeding van de schade die verzoekster als gevolg van het besluit van 13 juli 2007 zou hebben geleden, voor zover die is gebaseerd op het feit dat dit besluit niet is gemotiveerd, ongegrond worden verklaard, zonder dat uitspraak over de ontvankelijkheid behoeft te worden gedaan.

146. Voor zover deze vordering berust op andere middelen, die in het kader van het verzoek om nietigverklaring niet zijn onderzocht, is zij voorbarig en moet zij op die grond worden afgewezen (zie in die zin arresten Gerecht van 18 mei 1995, Wafer Zoo/Commissie, T-478/93, Jurispr. blz. II-1479, punten 49 en 50, en 15 december 1999, Latino/Commissie, T-300/97, JurAmbt. blz. I-A-259 en II-1263, punten 95 en 101). Nu het besluit van 13 juli 2007 niet is gemotiveerd, kan het Gerecht namelijk niet nagaan of dit besluit voortvloeit uit een kennelijke beoordelingsfout dan wel uit schending van het beginsel van gelijke behandeling en van de transparantieverplichting, zoals verzoekster betoogt. Een op deze middelen gebaseerd verzoek om nietigverklaring kan in voorkomend geval slechts worden onderzocht in het licht van de overwegingen van het besluit dat, na nietigverklaring door het Gerecht van het besluit van 13 juli 2007, in de plaats daarvan zal komen.

147. Bijgevolg moet de schadevordering in haar geheel worden afgewezen.

148. Over de exceptie van niet-ontvankelijkheid die de Commissie tegen het door verzoekster ter terechtzitting overgelegde financiële-auditverslag heeft opgeworpen en over de relevantie van dat document alsmede over die van een door de Commissie aan verzoekster gerichte e-mail en een document betreffende een andere aanbesteding, die eveneens door verzoekster ter terechtzitting zijn overgelegd, behoeft geen uitspraak te worden gedaan. Uit het voorgaande volgt dat die documenten van geen enkel belang zijn voor de beslechting van het geding. Zij zijn door het Gerecht bijgevolg niet in aanmerking genomen voor het onderhavige arrest (zie in die zin arrest Gerecht van 29 oktober 1998, TEAM/Commissie, T-13/96, Jurispr. blz. II-4073, punt 79).

Kosten

149. Volgens artikel 87, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht de proceskosten over de partijen verdelen of beslissen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen, indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld.

150. Aangezien het beroep gedeeltelijk is toegewezen, eist een billijke beoordeling van de omstandigheden van de zaak dat verzoekster 50 % van haar eigen kosten en 50 % van de kosten van de Commissie zal dragen en de Commissie 50 % van haar eigen kosten en 50 % van die van verzoekster.

HET GERECHT (Vijfde kamer),

rechtdoende, verklaart:

1) Het besluit van de Commissie van 13 juli 2007 tot afwijzing van de offerte die Evropaïki Dynamiki - Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE in het kader van aanbesteding ENTR/05/78 inzake het beheer en het onderhoud van de portaalsite "Uw Europa" had ingediend voor perceel nr. 2 (infrastructuurbeheer), en tot gunning van deze opdracht aan een andere inschrijver, wordt nietig verklaard.

2) Het beroep tot nietigverklaring wordt verworpen voor het overige.

3) De schadevordering wordt afgewezen.

4) Evropaïki Dynamiki - Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis zal 50 % van haar eigen kosten en 50 % van de kosten van de Europese Commissie dragen; de Commissie zal 50 % van haar eigen kosten en 50 % van de kosten van Evropaïki Dynamiki - Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis dragen.