Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 9 oktober 2008.

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 9 oktober 2008.

Landbouw - Gemeenschappelijke ordening van markten - Restituties bij uitvoer - Voorwaarden voor toekenning - Inachtneming van gemeenschapsregeling inzake welzijn van levende runderen tijdens vervoer daarvan

(Richtlijn 91/628 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/29, bijlage, punt 48, sub 4-d, sub 5 en sub 7-a en 7-b)

Punt 48, sub 7-a, van de bijlage bij richtlijn 91/628 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/29, moet in die zin worden uitgelegd dat daarin de algemene voorschriften zijn vastgesteld die van toepassing zijn op zeevervoer, daaronder begrepen vervoer per roroveerboot, waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Europese Gemeenschap middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, met uitzondering, voor dit soort vaartuigen, van de rusttijden die aan de dieren worden toegekend na hun ontscheping, welke in punt 48, sub 7-b, van deze bijlage zijn geregeld.

Overeenkomstig deze laatste bepaling is het bestaan van een verband tussen het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan en aansluitend op een tijdvak van vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Europese Gemeenschap, middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, ervan afhankelijk of de maximale reistijd van vervoer per roroveerboot van 28 uur als bedoeld in punt 48, sub 4-d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 al dan niet is overschreden.

Wanneer de reistijd van een vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Europese Gemeenschap, middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, korter is dan de maximumreistijd van 28 uur, mag een tijdvak van wegvervoer onmiddellijk na ontscheping in de haven van bestemming ingaan. Voor de berekening van dit tijdvak moet rekening worden gehouden met het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan het vervoer per roroveerboot, tenzij een rusttijd van ten minste 24 uur, overeenkomstig punt 48, sub 5, van de bijlage bij richtlijn 91/628, het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan het zeevervoer heeft geneutraliseerd. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of de reis die in het hoofdgeding aan de orde is, aan bovengenoemde voorwaarden voldoet.

(cf. punt 41 en dictum)

In zaak C-277/06,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) bij beslissing van 2 juni 2006, ingekomen bij het Hof op 26 juni 2006, in de procedure

Interboves GmbH

tegen

Hauptzollamt Hamburg-Jonas ,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, A. Ó Caoimh, J. N. Cunha Rodrigues, J. Klucka (rapporteur) en P. Lindh, rechters,

advocaat-generaal: P. Mengozzi,

griffier: J. Swedenborg, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 23 mei 2007,

gelet op de opmerkingen van:

- Interboves GmbH, vertegenwoordigd door O. Wenzlaff, Rechtsanwalt,

- het Hauptzollamt Hamburg-Jonas, vertegenwoordigd door S. Plenter als gemachtigde,

- de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Hubert als gemachtigde,

- de Griekse regering, vertegenwoordigd door V. Kontolaimos en S. Papaioannou als gemachtigden,

- de Zweedse regering, vertegenwoordigd door A. Kruse en S. Johannesson als gemachtigden,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. Erlbacher en J. C. Schieferer als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 13 maart 2008,

het navolgende

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van punt 48, punt 7, sub a en b, van de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG (PB L 340, blz. 17), zoals gewijzigd bij richtlijn 95/29/EG van de Raad van 29 juni 1995 (PB L 148, blz. 52; hierna: "richtlijn 91/628").

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Interboves GmbH (hierna: "Interboves") en het Hauptzollamt Hamburg-Jonas (hierna: "Hauptzollamt") over de weigering van laatstgenoemde om de uitvoerrestituties te betalen na een vervoer van levende runderen door genoemd bedrijf naar voormalig Joegoslavië.

Toepasselijke bepalingen

3. Overeenkomstig artikel 1, lid 1, sub a, van richtlijn 91/628 is zij van toepassing op het vervoer van als huisdier gehouden runderen.

4. Volgens artikel 2, lid 2, van deze richtlijn wordt verstaan onder:

"[...]

b) ,vervoer': elke verplaatsing van dieren met behulp van een vervoermiddel, het in- en uitladen van de dieren inbegrepen;

[...]

g) ,reis': het vervoer van de plaats van vertrek naar de plaats van bestemming;

h) ,rusttijd': ononderbroken periode tijdens de reis waarin de dieren niet worden verplaatst met behulp van een vervoermiddel.

[...]"

5. Punt 26, sub b-i tot en met iii, van de bijlage bij deze richtlijn bepaalt:

"[...]

i) De dierenafdeling moet behoorlijk vastgemaakt zijn aan het voertuig; het voertuig en de dierenafdeling moeten over adequate voorzieningen beschikken waardoor zij stevig aan het schip kunnen worden vastgemaakt. Op een overdekt dek van een roroschip moet een op grond van het aantal vervoerde voertuigen toereikende luchtverversing worden gehandhaafd. Wanneer zulks mogelijk is, moet een voertuig voor het vervoer van dieren dichtbij een luchtkoker worden geplaatst.

ii) De dierenafdeling moet voorzien zijn van genoeg openingen of andere middelen voor een toereikende luchtverversing, aangezien het luchtdebiet vrij gering is in de begrensde ruimte van het voertuigenruim van een schip. De vrije ruimte in de dierenafdeling en in elk van de niveaus daarvan moet toereikend zijn voor een adequate luchtverversing boven de dieren, wanneer deze op natuurlijke wijze rechtop staan.

iii) Elk gedeelte van de dierenafdeling moet rechtstreeks toegankelijk zijn zodat de dieren eventueel tijdens de reis kunnen worden verzorgd, gevoederd en gedrenkt."

6. Punt 48 van de bijlage bij richtlijn 91/628, met het opschrift "Tussenpozen voor het drenken en het voederen, alsmede reis- en rusttijden", bepaalt:

"[...]

2. De reistijd van dieren die behoren tot de [artikel 1] bedoelde soorten, mag niet langer zijn dan 8 uur.

3. De in punt 2 genoemde maximale reistijd kan worden verlengd indien het vervoermiddel voldoet aan de onderstaande aanvullende voorwaarden:

- op de vloer van het voertuig bevindt zich voldoende strooisel;

- in het vervoermiddel is al naargelang van de vervoerde diersoorten en de duur van de reis voldoende voeder aanwezig;

- er is rechtstreekse toegang tot de dieren;

- er is adequate ventilatie mogelijk die aan de (binnen- en buiten)temperatuur kan worden aangepast;

- er zijn verplaatsbare schotten om aparte afdelingen in te richten;

- het voertuig beschikt over een inrichting die tijdens haltes op voeder en water kan worden aangesloten;

[...]

4. Wanneer wegvoertuigen worden gebruikt die voldoen aan de voorwaarden van punt 3, gelden de volgende tussenpozen voor het voederen en drenken, alsmede de volgende reis- en rusttijden:

[...]

d) alle andere dieren van de in [artikel 1] bedoelde soorten moeten na een reistijd van 14 uur een voldoende rusttijd van ten minste 1 uur krijgen, waarin zij worden gedrenkt en zo nodig gevoederd. Na deze rusttijd kunnen zij opnieuw gedurende 14 uur worden vervoerd.

[...]

7. a) De dieren mogen niet over zee worden vervoerd indien de maximale reistijd langer is dan die voorgeschreven in punt 2, behalve indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in de punten 3 en 4, met uitzondering van de reistijden en rusttijden.

b) Bij zeevervoer waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap met voertuigen die op de schepen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, moeten de dieren na in de haven van bestemming of in de onmiddellijke omgeving te zijn ontscheept, een rusttijd van twaalf uur krijgen, tenzij de reistijd op zee deel uitmaakt van het algemene schema van de punten 2, 3 en 4.

[...]"

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

7. Blijkens de verwijzingsbeslissing heeft Interboves op 12 juni 2002 bij het Hauptzollamt Friedrichshafen de uitvoer van 33 levende runderen naar voormalig Joegoslavië aangegeven en uit dien hoofde verzocht om uitvoerrestitutie.

8. Het Hauptzollamt heeft dit verzoek bij beslissing van 23 juli 2003 afgewezen, op grond dat deze vennootschap punt 48, punt 7, sub b, van de bijlage bij richtlijn 91/628 niet had nageleefd. Het Hauptzollamt had immers geconstateerd dat de runderen blijkens het reisschema gedurende 23 uur waren vervoerd, te weten 14 uur en 30 minuten zeevervoer aan boord van een roroveerboot (roll-on/roll-off-veerboot) tussen Bari (Italië) en Igoumenitsa (Griekenland) en 8 uur en 30 minuten wegvervoer tot in Evzoni, de grens tussen Griekenland en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, zonder dat daartussen een rusttijd zat.

9. Interboves heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 23 juli 2003, en betoogde met name dat de duur van de overtocht per boot niet moest worden meegeteld in de reistijd in de zin van punt 48, punt 7, sub a, van de bijlage bij richtlijn 91/628.

10. Bij beslissing van 21 juni 2005 heeft het Hauptzollamt dit bezwaar afgewezen op grond dat de duur van de overtocht per boot als een verlenging van het vervoer over de weg moest worden aangemerkt. Om te bepalen of de totale reistijd in overeenstemming was met punt 48, punt 7, sub b, van de bijlage bij richtlijn 91/628, moest volgens het Hauptzollamt de reistijd van het zeevervoer worden opgeteld bij de daaraan voorafgaande en daarop aansluitende reistijd van het wegvervoer, wat in het hoofdgeding neerkwam op een totale reisduur van 32 uur en 45 minuten.

11. Interboves heeft op 21 juli 2005 beroep ingesteld tegen deze beslissing van 21 juni 2005, opnieuw stellende dat zij richtlijn 91/628 wel had nageleefd.

12. Daarop heeft het Finanzgericht Hamburg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

"1) Regelt [punt 48, punt 7,] sub a, van [...] de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG de essentiële vereisten voor het zeevervoer [van dieren], zodat in beginsel - voor zover aan de voorwaarden van [punt 48, punten 3 en 4,] van [...] [voornoemde] bijlage [...], met uitzondering van de reis- en rusttijden, is voldaan - ook bij vervoer van dieren op zogenoemde roll-on/roll-off-veerboten, de reistijden van het vervoer over de weg voorafgaand aan en aansluitend op het zeevervoer niet met elkaar zijn verbonden?

2) Bevat [punt 48, punt 7,] sub b, van [...] de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG voor in de [Europese] Gemeenschap varende roll-on/roll-off-veerboten een bijzondere bepaling die naast, dit wil zeggen in aanvulling op de voorwaarden van [punt 48, punt 4,] sub [d], [van deze bijlage,] moet worden toegepast, zodat na aankomst van de veerboot in de haven van bestemming alleen dan geen nieuwe maximumreistijd van 29 uur ingaat, maar juist een rusttijd van 12 uur in acht moet worden genomen, indien de reistijd op zee langer heeft geduurd dan volgens het algemene schema van [punt 48, punten 2 tot en met 4] van de bijlage bij [genoemde] richtlijn - in concreto 29 uur overeenkomstig punt 48, punt 4, sub d - is toegestaan?"

Opmerkingen vooraf

13. In zijn beschikking wijst de verwijzende rechter op punt 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 waarin de zogenoemde "14 + 1 + 14"-regel is vastgesteld. Krachtens dit punt moeten de dieren na een reistijd van 14 uur een voldoende rusttijd van ten minste 1 uur krijgen, waarin zij worden gedrenkt en zo nodig gevoederd. Na deze rusttijd kunnen zij opnieuw gedurende 14 uur worden vervoerd.

14. Blijkens de bewoordingen van de tweede prejudiciële vraag legt de verwijzende rechter de in punt 48, punt 4, sub d, neergelegde regel in die zin uit dat daarbij een maximumreistijd van 29 uur wordt toegestaan.

15. Zoals de advocaat-generaal in punt 18 van zijn conclusie heeft opgemerkt stelt punt 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 echter een maximale reistijd van 28 uur vast, onderbroken door een minimale rusttijd van 1 uur na een eerste traject van 14 uur.

16. De zogeheten "14 + 1 + 14"-regel in dat punt 48, punt 4, sub d, moet derhalve in die zin worden opgevat dat daarbij een maximale reistijd van 28 uur wordt toegestaan, onderbroken door een rusttijd van minimaal 1 uur.

Beantwoording van de prejudiciële vragen

17. Met zijn eerste en zijn tweede vraag, die tezamen dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, om te beginnen, of een vervoer aan boord van een roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap als bedoeld in punt 48, punt 7, sub b, van de bijlage bij richtlijn 91/628, kan worden aangemerkt als zeevervoer in de zin van punt 48, punt 7, sub a, van deze bijlage. In geval van een bevestigend antwoord, vraagt hij vervolgens of de reistijd van het vervoer over de weg voorafgaand aan en de reistijd van een vervoer over de weg aansluitend op het vervoer per roroveerboot, met elkaar moeten worden verbonden. Ten slotte vraagt hij of na een vervoer per roroveerboot waarvan de reistijd langer dan 14 uur blijkt te zijn, te weten de maximale reistijd als bedoeld in punt 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628, de dieren vóór de minimale rusttijd van 1 uur, ingevolge dat punt 48, punt 7, sub b, een rusttijd van 12 uur moeten hebben, dan wel of onmiddellijk na ontscheping mag worden begonnen met een wegvervoer van maximaal 28 uur, onderbroken door een rusttijd van minimaal 1 uur.

18. Volgens de verwijzende rechter stelt punt 48, punt 7, sub a, van de bijlage bij richtlijn 91/628 de wezenlijke vereisten vast die gelden voor zeevervoer, daaronder begrepen vervoer per roroveerboot.

19. Daaruit volgt zijns inziens in de eerste plaats dat de voorschriften betreffende de reis- en rusttijden niet gelden voor zeevervoer wanneer is voldaan aan de voorwaarden van punt 48, punten 3 en 4, van deze bijlage. In de tweede plaats zijn de reistijd van wegvervoer voorafgaand aan en de reistijd van wegvervoer aansluitend op het zeevervoer niet verbonden. In de derde plaats kan een nieuwe maximumreistijd van 28 uur als bedoeld in punt 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628, onderbroken door een rusttijd van minimaal 1 uur, onmiddellijk bij aankomst van de roroveerboot in de haven van bestemming ingaan.

20. Vooraf dient in herinnering te worden gebracht, enerzijds dat punt 48 van de bijlage bij richtlijn 91/628 de regels betreffende de tussenpozen voor het drenken en het voederen, alsmede reis- en rusttijden vaststelt voor de in artikel 1, lid 1, sub a, van deze richtlijn genoemde diersoorten, waaronder runderen, tijdens het vervoer ervan, met uitzondering van luchtvervoer.

21. Anderzijds is op de regels betreffende de reis- en rusttijden in het geval van zeevervoer punt 48, punt 7, sub a en b, van die bijlage van toepassing. Punt 7, sub a, stelt de algemene voorschriften voor zeevervoer vast en punt 7, sub b, preciseert de omstandigheden waarin een rusttijd van 12 uur in acht moet worden genomen in het geval van vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap (zie in die zin arrest van 17 juli 2008, Schwaninger, C-207/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 23, 24 en 30).

22. Wat om te beginnen de kwalificatie betreft van vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap, als zeevervoer, moet worden vastgesteld, zoals de advocaat-generaal in punt 28 van zijn conclusie heeft opgemerkt, dat zowel uit de bewoordingen van punt 48, punt 7, sub b, van de bijlage bij richtlijn 91/628 als uit punt 26 van deze bijlage blijkt dat het vervoer per roroveerboot niettegenstaande de specifieke kenmerken ervan, zeevervoer is.

23. Enerzijds wijst immers punt 48, punt 7, sub b, van die bijlage uitdrukkelijk naar deze wijze van vervoer als een vorm van zeevervoer. Anderzijds vloeit uit punt 26 van deze bijlage voort dat de gemeenschapswetgever bij de vaststelling van de bijzondere maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van de middelen voor het vervoer van dieren, het vervoer per roroveerboot onder de vormen van zeevervoer heeft opgenomen.

24. Aangezien het vervoer per roroveerboot zeevervoer vormt, volgt daaruit dat punt 48, punt 7, sub a en b, van de bijlage bij richtlijn 91/628 daarop van toepassing is.

25. Wat vervolgens de vraag betreft of de reistijd van het wegvervoer voorafgaand aan en de reistijd van het wegvervoer aansluitend op een vervoer per roroveerboot met elkaar moeten worden verbonden, dient vooraf te worden vastgesteld dat punt 48 van de bijlage bij richtlijn 91/628 niet uitdrukkelijk bepaalt dat dit het geval moet zijn.

26. Uit de bewoordingen van punt 48, punt 7, sub b, van de bijlage bij richtlijn 91/628 en uit het doel van deze richtlijn vloeit echter voort dat het bestaan van een verband tussen deze reistijden van wegvervoer moet worden beoordeeld onder inaanmerkingneming van de vraag of het vervoer per roroveerboot de maximumreistijd van 28 uur als bedoeld in punt 48, punt 4, sub d, van deze bijlage al dan niet heeft overschreden.

27. Punt 48, punt 7, sub b, van de bijlage bij richtlijn 91/628 bepaalt in dit verband dat de dieren na in de haven van bestemming of in de onmiddellijke omgeving te zijn ontscheept, een rusttijd van 12 uur moeten krijgen, tenzij de reistijd op zee deel uitmaakt van het algemene schema als bedoeld in dit punt 48, punten 2, 3 en 4.

28. Uit de verwijzing naar het algemene schema blijkt dat de gemeenschapswetgever wilde dat de regel van punt 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628, waarbij een maximumreistijd van 28 uur is vastgesteld, in aanmerking wordt genomen in het geval van vervoer per roroveerboot, met uitzondering echter van de rusttijd van ten minste 1 uur.

29. Zoals de advocaat-generaal in punt 33 van zijn conclusie heeft gepreciseerd, is er bij zeevervoer immers geen rechtvaardiging voor de eerbiediging van deze rusttijd.

30. Enerzijds is de eerbiediging van een dergelijke rusttijd op volle zee in de praktijk niet te verwezenlijken omdat dit veronderstelt dat het vaartuig na 14 uur op zee gedurende ten minste 1 uur aanlegt om vervolgens verder te varen gedurende een nieuw tijdvak van 14 uur.

31. Anderzijds kunnen, anders dan bij het wegvervoer, waarbij de vrachtwagen moet worden gestopt om de dieren te voederen, te drenken en te verzorgen, deze handelingen, vanwege de specifieke kenmerken van het zeevervoer, gedurende het vervoer worden verricht, overeenkomstig punt 26 van de bijlage bij richtlijn 91/628.

32. Uit punt 48, punt 7, sub b, van deze bijlage vloeit dus voort dat wanneer de maximumreistijd van 28 uur vervoer per roroveerboot is overschreden, de dieren verplicht een rusttijd van 12 uur moeten krijgen voordat zij opnieuw gedurende een nieuw tijdvak van maximaal 28 uur, onderbroken met 1 uur rusttijd, mogen worden vervoerd, overeenkomstig punt 48, punt 4, sub d, van die bijlage.

33. In die omstandigheden mogen de verschillende tijdvakken van wegvervoer niet bij elkaar worden opgeteld aangezien de rusttijd van 12 uur noodzakelijkerwijs tot gevolg heeft dat de reistijden die vóór die rusttijd hebben plaatsgevonden, worden geneutraliseerd. Het tijdvak van 12 uur in deze bepaling heeft dezelfde functie van neutralisering van de reistijden die vóór deze rust hebben plaatsgevonden, als het tijdvak van 24 uur bedoeld in punt 48, punt 5, van de bijlage bij richtlijn 91/628, dat van toepassing is op het wegvervoer.

34. Wanneer de reistijd van het vervoer per roroveerboot daarentegen deel uitmaakt van het algemene schema als bedoeld in punt 48, punten 2, 3 en 4, van de bijlage bij richtlijn 91/628, met name wanneer deze reistijd de maximumreistijd van 28 uur niet overschrijdt en wanneer een rusttijd van 12 uur dus niet nodig is, mag een nieuw tijdvak van wegvervoer onmiddellijk na aankomst van het vaartuig in de haven van bestemming ingaan.

35. In een dergelijk geval moet echter voor de bepaling van de reistijd van dit nieuwe wegvervoer rekening worden gehouden met de reistijd van het wegvoervoer voorafgaand aan het vervoer per roroveerboot, tenzij de dieren 24 uur rust hebben gehad voordat zij werden ingescheept. Indien dit het geval is, is het verband tussen de reistijden van het wegvervoer niet gerechtvaardigd, omdat de rusttijd van 24 uur tot gevolg heeft dat het tijdvak van wegvervoer vóór dat van het vervoer per roroveerboot wordt geneutraliseerd.

36. Indien de reistijd van het vervoer per roroveerboot korter is dan 28 uur en die van het daaraan voorafgegane wegvervoer niet is geneutraliseerd door een rusttijd van 24 uur overeenkomstig punt 48, punt 5, van de bijlage bij richtlijn 91/628, moeten bijgevolg de reistijd van het wegvervoer voorafgaande aan en aansluitend op het vervoer per roroveerboot bij elkaar worden opgeteld.

37. Indien de reistijd van het vervoer per roroveerboot korter is dan 28 uur en die van het daaraan voorafgegane wegvervoer daarentegen wel is geneutraliseerd door een rusttijd van 24 uur, mag een nieuw tijdvak van wegvervoer van 28 uur, onderbroken door een rusttijd van minimaal 1 uur, onmiddellijk na de ontscheping ingaan zonder rekening te houden met de reistijd van het wegvervoer voorafgaand aan het vervoer per roroveerboot.

38. Elke andere uitlegging van punt 48, punt 7, sub b, van de bijlage bij richtlijn 91/628 zou erop neerkomen dat wordt aanvaard dat na een vervoer per roroveerboot van minder dan 28 uur, een nieuw tijdvak van maximaal 28 uur, onderbroken door een rusttijd van minimaal 1 uur, zou mogen ingaan zonder rekening te houden met de reistijd van het wegvervoer voorafgaand aan het vervoer per roroveerboot. Dat zou de cumulatie mogelijk maken van meerdere met verschillende vervoermiddelen verrichte transporten zonder dat een rusttijd van 12 of van 24 uur wordt ingelast.

39. Een dergelijke uitlegging van genoemd punt 48, punt 7, sub b, druist rechtstreeks in tegen het hoofddoel van richtlijn 91/628, te weten de bescherming van dieren tijdens het vervoer (zie in die zin arrest van 17 januari 2008, Viamex Agrar Handel en ZVK, C-37/06 en C-58/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 29), en tegen de doelstelling van deze richtlijn die blijkt uit punt 8 van de considerans ervan, volgens welke vervoer van dieren, met inbegrip van voor de slacht bestemde dieren, over grote afstanden, met het oog op hun welzijn zo veel mogelijk zou moeten worden beperkt.

40. Wat ten slotte de vraag betreft of de dieren na een vervoer per roroveerboot dat langer dan 14 uur blijkt te duren, een rusttijd van 12 uur moeten krijgen overeenkomstig punt 48, punt 7, sub b, van de bijlage bij richtlijn 91/628 dan wel of de dieren onmiddellijk na de ontscheping over de weg mogen worden vervoerd gedurende een maximumreistijd van 28 uur, onderbroken door een rusttijd van minimaal 1 uur, kan worden volstaan met vast te stellen dat, zoals blijkt uit punt 34 van het onderhavige arrest, wanneer het vervoer per roroveerboot niet langer duurde dan de maximumreistijd van 28 uur, en bijgevolg geen rusttijd van 12 uur nodig is, onmiddellijk na aankomst in de haven van bestemming een tijdvak van wegvervoer kan ingaan, waarvan de duur volgens de in punt 36 van het onderhavige arrest genoemde methode moet worden berekend.

41. Gelet op het voorgaande dienen de eerste en de tweede vraag als volgt te worden beantwoord:

- Punt 48, punt 7, sub a, van de bijlage bij richtlijn 91/628 moet in die zin worden uitgelegd dat daarin de algemene voorschriften zijn vastgesteld die van toepassing zijn op zeevervoer, daaronder begrepen vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, met uitzondering, voor dit soort vaartuigen, van de rusttijden die aan de dieren worden toegekend na hun ontscheping, welke in punt 48, punt 7, sub b, van deze bijlage zijn geregeld.

- Overeenkomstig deze laatste bepaling is het bestaan van een verband tussen het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan en aansluitend op een tijdvak van vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap, middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, ervan afhankelijk of de maximumreistijd van 28 uur van vervoer per roroveerboot als bedoeld in punt 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 al dan niet is overschreden.

- Wanneer de reistijd van een vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap, middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, korter is dan de maximale reistijd van 28 uur, mag een tijdvak van wegvervoer onmiddellijk na ontscheping in de haven van bestemming ingaan. Voor de berekening van dit tijdvak moet rekening worden gehouden met het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan het vervoer per roroveerboot, tenzij een rusttijd van ten minste 24 uur, overeenkomstig punt 48, punt 5, van de bijlage bij richtlijn 91/628, het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan het zeevervoer heeft geneutraliseerd. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of de reis die in het hoofdgeding aan de orde is, aan bovengenoemde voorwaarden voldoet.

Kosten

42. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht:

- Punt 48, punt 7, sub a, van de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/29/EG van de Raad van 29 juni 1995, moet in die zin worden uitgelegd dat daarin de algemene voorschriften zijn vastgesteld die van toepassing zijn op zeevervoer, daaronder begrepen vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, met uitzondering, voor dit soort vaartuigen, van de rusttijden die aan de dieren worden toegekend na hun ontscheping, welke in punt 48, punt 7, sub b, van deze bijlage zijn geregeld.

- Overeenkomstig deze laatste bepaling is het bestaan van een verband tussen het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan en aansluitend op een tijdvak van vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap, middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, ervan afhankelijk of de maximale reistijd van 28 uur van vervoer per roroveerboot als bedoeld in punt 48, punt 4, sub d, van de bijlage bij richtlijn 91/628 al dan niet is overschreden.

- Wanneer de reistijd van een vervoer per roroveerboot waarbij op gezette tijden een rechtstreekse verbinding wordt verzorgd tussen twee verschillende plaatsen in de Gemeenschap, middels voertuigen die op vaartuigen worden geladen zonder dat de dieren worden gelost, korter is dan de maximumreistijd van 28 uur, mag een tijdvak van wegvervoer onmiddellijk na ontscheping in de haven van bestemming ingaan. Voor de berekening van dit tijdvak moet rekening worden gehouden met het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan het vervoer per roroveerboot, tenzij een rusttijd van ten minste 24 uur, overeenkomstig punt 48, punt 5, van de bijlage bij richtlijn 91/628, het tijdvak van wegvervoer voorafgaand aan het zeevervoer heeft geneutraliseerd. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of de reis die in het hoofdgeding aan de orde is, aan bovengenoemde voorwaarden voldoet.