Home

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 28 juni 2005.

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 28 juni 2005.

1. Beroep tot nietigverklaring - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Verordening houdende wijziging van voorschriften op gebied van bescherming van aanvullende traditionele aanduidingen voor wijnen - Beroep van bepaalde Italiaanse wijnproducenten - Beroep van bepaalde verenigingen van Italiaanse wijnproducenten - Niet-ontvankelijkheid

(Art. 230, vierde alinea, EG; verordening nr. 316/2004 van de Commissie)

2. Beroep tot nietigverklaring - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Uitlegging contra legem van voorwaarde van individueel geraakt zijn - Ontoelaatbaarheid

(Art. 230, vierde alinea, EG)

1. Verordening nr. 316/2004 houdende wijziging van verordening nr. 753/2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1493/1999 wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten, die met name de voorschriften op het gebied van de bescherming van de aanvullende traditionele aanduidingen voor wijnen wijzigt, is een maatregel van algemene strekking in de zin van artikel 249, tweede alinea, EG, aangezien zij van toepassing is op objectief bepaalde situaties en rechtsgevolgen heeft voor categorieën van marktdeelnemers die aan een aantal algemeen en abstract omschreven voorwaarden voldoen. Zij betreft immers niet uitsluitend de Italiaanse wijnproducenten, maar heeft ook rechtsgevolgen voor een onbekend aantal producenten uit andere lidstaten, die thans gebruik maken van aanvullende traditionele aanduidingen.

Deze verordening kan een natuurlijke of rechtspersoon slechts individueel raken wanneer zij hem treft uit hoofde van een bepaalde bijzondere hoedanigheid of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hem daardoor individualiseert op soortgelijke wijze als een geadresseerde. Dat is niet het geval voor bepaalde Italiaanse wijnproducenten die bevoegd zijn de betrokken Italiaanse traditionele aanduidingen te gebruiken die oorspronkelijk waren opgenomen in deel B van bijlage III bij verordening nr. 753/2002, noch voor bepaalde verenigingen van Italiaanse wijnproducenten.

Enerzijds raakt die verordening de Italiaanse producenten slechts in hun objectieve hoedanigheid van producenten van in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (v.q.p.r.d.). De omstandigheid dat bepaalde met name genoemde en limitatief opgesomde traditionele aanduidingen rechtens worden beschermd, betekent immers niet dat de Italiaanse producenten worden gekarakteriseerd ten opzichte van de andere communautaire producenten van v.q.p.r.d. waarvoor aanvullende traditionele aanduidingen worden gebruikt. Ook al kunnen de in de betrokken verordening getroffen maatregelen voor verzoekers belangrijke economische gevolgen meebrengen, dan nog vloeien er voor de andere producenten van v.q.p.r.d. van de Gemeenschap soortgelijke gevolgen uit voort. Dat bepaalde marktdeelnemers door een handeling economisch sterker worden getroffen dan hun concurrenten, volstaat hoe dan ook niet om hen als door die handeling individueel geraakt te beschouwen.

Anderzijds kan een vereniging die is opgericht om de gezamenlijke belangen van een groep justitiabelen te behartigen, om te beginnen niet worden geacht individueel te worden geraakt door een handeling die de algemene belangen van deze groep justitiabelen raakt, wanneer die justitiabelen niet zelf individueel worden geraakt. Voorts kan het bestaan van bijzondere omstandigheden, zoals de rol die een vereniging heeft gespeeld in het kader van een procedure die tot de vaststelling van een handeling in de zin van artikel 230 EG heeft geleid, weliswaar de ontvankelijkheid rechtvaardigen van een beroep dat is ingesteld door een vereniging waarvan de leden niet individueel door de litigieuze handeling worden geraakt, met name wanneer de positie van de vereniging als onderhandelingspartner door die handeling is aangetast, maar dit is niet het geval voor de betrokken verenigingen. Ten slotte kunnen de verenigingen in kwestie door de betrokken verordening evenmin individueel worden geraakt op grond dat een wettelijke bepaling hun een reeks procedurele bevoegdheden toekent.

(cf. punten 35-36, 38, 42-44, 48, 50-52)

2. In een beroep tot nietigverklaring moet de in artikel 230, vierde alinea, EG geformuleerde voorwaarde van individuele geraaktheid, gelet op de uiteenlopende situaties die een verzoeker kunnen individualiseren, weliswaar worden uitgelegd in het licht van het beginsel van effectieve rechtsbescherming, maar een dergelijke uitlegging mag deze voorwaarde niet tot een dode letter maken.

(cf. punt 56)

In zaak T-170/04,

Confederazione nazionale dei consorzi volontari per la tutela delle denominazioni di origine e delle indicazioni geografiche tipiche dei vini italiani (FederDoc ), gevestigd te Rome (Italië),

Consorzio per la tutela dei vini Valpolicella, gevestigd te San Floriano (Italië),

Consorzio tutela denominazione Frascati Soc. consortile coop. rl , gevestigd te Frascati (Italië),

Consorzio del vino Brunello di Montalcino, gevestigd te Montalcino (Italië),

Cantina cooperativa di Montefiascone Soc. coop. rl, gevestigd te Montefiascone (Italië),

Azienda agricola Ruggiero Giuseppa "Masseria Felicia" Snc, gevestigd te Carano di Sessa A. (Italië),

Michele Moio fu Luigi Srl, gevestigd te Mondragone (Italië),

Consorzio vino Chianti Classico, gevestigd te Radda in Chianti (Italië),

Consorzio tutela vini DOC Colli Piacentini, gevestigd te Plaisance (Italië),

Cantine grotta del sole Srl, gevestigd te Quarto (Italië),

Val Calore Soc. coop. rl, gevestigd te Castel San Lorenzo (Italië),

Consorzio tutela Morellino di Scansano, gevestigd te Scansano (Italië),

Consorzio tutela vini Gambellara DOC, établi à Gambellara (Italië),

Consorzio tutela dei vini Soave e Recioto di Soave, gevestigd te Soave (Italië),

Azienda vitivinicola eredi Ing. Nicola Guglierame, gevestigd te Pornassio (Italië),

Cooperativa agricola di Riomaggiore, Manarola, Corniglia, Vernazza e Monterosso, gevestigd te Riomaggiore (Italië),

Consorzio per la tutela dei vini di Valtellina, gevestigd te Sondrio (Italië),

Consorzio tutela vini DOC "Breganze", gevestigd te Breganze (Italië),

Consorzio volontario per la tutela del vino Marsala, gevestigd te Marsala (Italië),

Consorzio vini Valdichiana, gevestigd te Arezzo (Italië),

Consorzio del vino nobile di Montepulciano, gevestigd te Montepulciano (Italië),

vertegenwoordigd door L. Spagnuolo Vigorita, P. Tanoni en R. Gandin, advocaten,

verzoekers,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Nolin en V. Di Bucci als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

betreffende een verzoek om volledige of, subsidiair, gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EG) nr. 316/2004 van de Commissie van 20 februari 2004 houdende wijziging van verordening (EG) nr. 753/2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 55, blz. 16),

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: H. Legal, kamerpresident, P. Mengozzi en I. Wiszniewska-Bialecka, rechters,

griffier: H. Jung,

de navolgende

Beschikking

Het rechtskader

1. De algemene voorschriften betreffende de bescherming en het gebruik van de traditionele aanduidingen voor wijnen zijn neergelegd in verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179, blz. 1). Volgens het bepaalde in bijlage VII, punt B 1, sub b, vijfde streepje, van deze verordening kan de omschrijving op het etiket van in de Gemeenschap verkregen producten voor tafelwijnen met geografische aanduiding en in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (v.q.p.r.d.) worden aangevuld met aanvullende traditionele aanduidingen, overeenkomstig de regelgeving van de producerende lidstaat.

2. De uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1493/1999, met name de voorschriften op het gebied van de bescherming van de traditionele aanduidingen, waaronder die met een aanvullend karakter, zijn vastgesteld bij verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie van 29 april 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 118, blz. 1).

3. Volgens artikel 23 van verordening nr. 753/2002 wordt "onder ,aanvullende traditionele aanduiding' verstaan een term die traditioneel in de wijnproducerende lidstaten voor de aanduiding van de [in titel IV van deze verordening] bedoelde wijnen wordt gebruikt en met name verwijst naar een productie-, bereidings- of rijpingsmethode, of naar de kwaliteit, de kleur, de aard van een plaats of naar een historische gebeurtenis in verband met de geschiedenis van de betrokken wijn en die in de wetgeving van de wijnproducerende lidstaten is gedefinieerd met het oog op de omschrijving van de op hun grondgebied geproduceerde wijnen".

4. Verordening nr. 753/2002 bevatte in bijlage III de lijst van de erkende en beschermde traditionele aanduidingen van acht producerende lidstaten (Bondsrepubliek Duitsland, Republiek Oostenrijk, Koninkrijk Spanje, Franse Republiek, Helleense Republiek, Italiaanse Republiek, Groothertogdom Luxemburg en Portugese Republiek). Deze lijst bestond uit twee delen, deel A en deel B. Deel A bevatte voor de Italiaanse Republiek 43 traditionele aanduidingen in de categorie v.q.p.r.d. Deel B behelsde voor de Italiaanse Republiek de 17 door verzoekers genoemde traditionele aanduidingen die bestemd waren voor de categorie v.q.p.r.d., te weten Amarone, Cannellino, Brunello, Est ! Est !! Est !!!, Falerno, Governo all'uso toscano, Gutturnio, Lacryma Christi, Lambiccato, Morellino, Recioto, Sciacchetrà - of Sciac-trà -, Sforzato - of Sfurzat -, Torcolato, Vergine, Vino Nobile en Vin Santo. Deze lijst kon worden aangevuld of gewijzigd naar aanleiding van door de lidstaten overeenkomstig artikel 24, lid 7, van verordening nr. 753/2002 aan de Commissie gedane mededelingen.

5. Volgens artikel 24, lid 2, van verordening nr. 753/2002 mogen de in bijlage III vermelde traditionele aanduidingen slechts worden gebruikt voor de wijnen waarop zij betrekking hebben, en worden zij beschermd tegen:

"a) wederrechtelijk, imiterend of suggestief gebruik, ook al gaat de beschermde aanduiding vergezeld van een uitdrukking zoals ,soort', ,type', ,wijze', ,procédé', ,imitatie', ,merk' of andere soortgelijke aanduidingen;

b) het vermelden van enige andere misleidende, onjuiste of bedrieglijke aanduiding over de aard of de wezenlijke kenmerken van de wijn op de binnen- of buitenverpakking, in reclamemateriaal of in documenten die betrekking hebben op het betrokken product;

c) andere praktijken die het publiek kunnen misleiden, met name praktijken die de indruk wekken dat de wijn recht heeft op de beschermde traditionele aanduiding".

6. Volgens artikel 24, lid 3, van verordening nr. 753/2002 is het verboden om voor de omschrijving van wijn die niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een traditionele aanduiding, op de etikettering een handelsmerk te gebruiken waarin een in bijlage III vermelde traditionele aanduiding is opgenomen. De tweede alinea van dezelfde bepaling voorziet echter in een uitzondering voor het bijzondere geval waarin het betrokken handelsmerk vóór de datum van bekendmaking van verordening nr. 753/2002 in de Gemeenschap te goeder trouw wettig is geregistreerd en sindsdien ook daadwerkelijk te goeder trouw is gebruikt.

7. Artikel 24, lid 4, derde alinea, van verordening nr. 753/2002 bepaalt dat elke in bijlage III vermelde traditionele aanduiding voor een of meer wijnsoorten geldt, waaronder v.q.p.r.d. Volgens deze bepaling geldt bovendien de bescherming van de traditionele aanduiding, wanneer de v.q.p.r.d. niet reeds tot een andere wijnsoort behoren, slechts voor de omschrijving van andere wijn dan likeurwijn, mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, parelwijn en parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd.

8. In artikel 24, leden 5 en 6, van verordening nr. 753/2002 waren de voorwaarden genoemd waaraan de traditionele aanduidingen moesten voldoen om te kunnen worden opgenomen in bijlage III, deel A respectievelijk deel B.

9. Om te kunnen worden opgenomen in deel A van bijlage III, moest een traditionele aanduiding volgens artikel 24, lid 5, zoals deze bepaling luidde vóór de wijziging bij verordening (EG) nr. 316/2004 van de Commissie van 20 februari 2004 houdende wijziging van verordening nr. 753/2002 (PB L 55, blz. 16; hierna: "bestreden verordening"):

"a) [...] op zich specifiek zijn en in de wetgeving van de lidstaat nauwkeurig zijn omschreven;

b) [...] voldoende onderscheidend zijn en/of binnen de communautaire markt een gevestigde faam genieten;

c) [...] gedurende ten minste tien jaar traditioneel in de betrokken lidstaat zijn gebruikt;

d) [...] betrekking hebben op één of, in voorkomend geval, meer communautaire wijnen of wijnsoorten".

10. Om te kunnen worden opgenomen in bijlage III, deel B, moesten de traditionele aanduidingen overeenkomstig artikel 24, lid 6, van verordening nr. 753/2002, in de versie van vóór de wijziging bij de bestreden verordening, niet alleen voldoen aan de in lid 5 bedoelde voorwaarden, maar ook "betrekking hebben op een wijn met een geografische aanduiding en dienen om aan te geven dat deze wijn van oorsprong is uit de betrokken regio of plaats op het grondgebied van de Gemeenschap, indien een kwaliteit, reputatie of ander bepaald kenmerk van de wijn, uitgedrukt aan de hand van de betrokken traditionele aanduiding, wezenlijk valt toe te schrijven aan zijn geografische oorsprong".

11. Artikel 24, lid 8, van verordening nr. 753/2002 bepaalde onder welke voorwaarden en met inachtneming van welke procedure producenten uit derde landen sommige in bijlage III, deel A, vermelde traditionele aanduidingen mochten gebruiken ter onderscheiding van hun producten.

12. De bestreden verordening heeft verordening nr. 753/2002 op enkele punten gewijzigd, teneinde rekening te houden met de bedenkingen die een aantal wijnproducerende derde landen ten aanzien van de tekst van deze verordening hadden geuit. Meer bepaald werd met die wijzigingen beoogd tegemoet te komen aan de in het kader van de uitvoering van bepaalde WTO-overeenkomsten geformuleerde wens van die landen om hun het gebruik van bepaalde traditionele aanduidingen toe te staan.

13. Bij artikel 1, punt 4, van de bestreden verordening is artikel 24 van verordening nr. 753/2002 aldus gewijzigd, dat de inleidende zin van lid 5 is vervangen en de leden 6 en 8 zijn geschrapt. Met die wijzigingen is het onderscheid tussen deel A en deel B van bijlage III komen te vervallen. De voorwaarden waaronder een traditionele aanduiding van een lidstaat kan worden opgenomen in bijlage III, zijn thans die welke voorheen golden voor opname in deel A, terwijl de bepalingen betreffende wijnen uit derde landen zijn overgebracht naar het bij artikel 1, punt 10, van de bestreden verordening gewijzigde artikel 37, lid 1, van verordening nr. 753/2002.

14. Volgens het nieuwe artikel 37, lid 1, sub e, van verordening nr. 753/2002 mogen wijnproducenten uit derde landen aanvullende traditionele aanduidingen gebruiken, waarvan de huidige lijst bestaat uit de aanduidingen die voorheen waren opgenomen in deel A en deel B van bijlage III. De gewijzigde versie luidt:

"1. Op grond van het bepaalde in bijlage VII, deel B, punt 2, van verordening [...] nr. 1493/1999 mag de etikettering van wijn van oorsprong uit een derde land (met uitzondering van mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, en parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, maar met inbegrip van wijn die is bereid uit overrijpe druiven) en van voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde gedeeltelijk gegiste druivenmost, die zijn bereid in een derde land en die overeenkomstig artikel 36 met de naam van een geografische aanduiding zijn aangeduid, worden aangevuld met de volgende aanduidingen:

[...]

e) voor wat betreft wijn uit derde landen en voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde gedeeltelijk gegiste druivenmost uit derde landen, aanvullende traditionele aanduidingen:

i) andere dan die welke zijn opgenomen in bijlage III, overeenkomstig de in het betrokken derde land voor wijnproducenten geldende voorschriften, met inbegrip van de voorschriften die zijn vastgesteld door representatieve beroepsorganisaties, en

ii) welke zijn opgenomen in bijlage III, voorzover de gebruiksvoorwaarden in overeenstemming zijn met de in het betrokken derde land voor wijnproducenten geldende voorschriften, met inbegrip van de voorschriften die zijn vastgesteld door representatieve beroepsorganisaties, en mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

- deze landen moeten daartoe bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek hebben ingediend en de voorschriften met betrekking tot deze aanduidingen, die de erkenning van de traditionele aanduidingen wettigen, hebben meegedeeld;

- de vermeldingen moeten op zich specifiek zijn,

- de vermeldingen moeten voldoende onderscheidend zijn en/of binnen het betrokken derde land een gevestigde faam genieten,

- de vermeldingen moeten gedurende ten minste tien jaar traditioneel in het betrokken derde land zijn gebruikt,

- de vermeldingen moeten betrekking hebben op één of, in voorkomend geval, meerdere wijnsoorten van het betrokken derde land,

- de door de derde landen vastgestelde voorschriften mogen niet van dien aard zijn dat zij de consument misleiden ten aanzien van de betrokken aanduiding.

Bovendien mogen sommige in bijlage III vermelde traditionele aanduidingen op de etikettering van wijn met een geografische aanduiding van oorsprong uit derde landen worden gebruikt in de taal van het derde land van oorsprong of in een andere taal, wanneer het gebruik van een andere taal dan de officiële taal van het land voor een traditionele aanduiding als traditioneel wordt beschouwd, wanneer het gebruik van deze taal in de wetgeving van het land is vastgelegd en wanneer deze ten minste al 25 jaar onafgebroken voor deze traditionele aanduiding wordt gebruikt.

Artikel 23 en artikel 24, lid 2, lid 3, lid 4, tweede alinea, en lid 6, onder c), zijn van overeenkomstige toepassing.

Voor elke in punt ii) van het onderhavige punt bedoelde traditionele aanduiding worden de betrokken derde landen vermeld in bijlage III;

[...]

Procesverloop en conclusies van partijen

15. Bij op 18 mei 2004 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift hebben verzoekers onderhavig beroep ingesteld.

16. Het gaat om de volgende 21 verzoekers:

- FederDoc (Confederazione nazionale dei consorzi volontari per la tutela delle denominazioni di origine e delle indicazione geografiche tipiche dei vini italiani), een privaatrechtelijke vereniging waarbij de vrijwillige consortiums van de Italiaanse wijnproducenten zijn aangesloten, en die blijkens haar statuten met name t ot taak heeft, deze consortiums op alle mogelijke manieren te steunen alsmede de rechtsbescherming van de Italiaanse benamingen op zowel nationaal als internationaal niveau te verzekeren;

- zeven Italiaanse producenten die een v.q.p.r.d. produceren en verhandelen, waarvoor gebruik mag worden gebruikt van een van de 17 aanvullende traditionele aanduidingen die voorheen waren opgenomen in bijlage III, deel B, van verordening nr. 753/2002 (hierna: "Italiaanse producenten");

- dertien vrijwillige consortiums, die zich tot taak hebben gesteld de Italiaanse v.q.p.r.d. bij het publiek en de consument te promoten, door ervoor te zorgen dat de aanduiding van deze wijnen bekend wordt en deze wijnen zo worden onderscheiden van de ander wijnen waarmee zij op de markt concurreren. Deze consortiums (hierna: "vrijwillige consortiums") dienen overeenkomstig de Italiaanse wet nr. 164 van 10 februari 1992 inzake de aanduiding van wijnen tevens de (rechts-)bescherming te verzekeren van de benaming waarvoor elk van hen is opgericht.

17. Bij op 28 juli 2004 ter griffie van het Gerecht neergelegde afzonderlijke akte heeft de Commissie overeenkomstig artikel 114 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen.

18. Op 24 september 2004 hebben verzoekers hun opmerkingen over deze exceptie ingediend.

19. In hun verzoekschrift concluderen verzoekers dat het het Gerecht behage:

- de bestreden verordening in haar geheel nietig te verklaren dan wel, subsidiair, artikel 1, punten 3, 8, sub a, 9, 10 en 18 ervan nietig te verklaren;

- de Commissie in de kosten te verwijzen.

20. In haar exceptie van niet-ontvankelijkheid concludeert de Commissie dat het het Gerecht behage:

- het beroep niet-ontvankelijk te verklaren;

- verzoekers in de kosten te verwijzen.

21. In hun opmerkingen over de exceptie van niet-ontvankelijkheid concluderen verzoekers dat het het Gerecht behage:

- de exceptie van niet-ontvankelijkheid af te wijzen en voortzetting van de procedure te gelasten;

- subsidiair, de exceptie van niet-ontvankelijkheid te voegen met de zaak ten gronde en voortzetting van de procedure te gelasten.

In rechte

22. Volgens artikel 114, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht, indien een partij daarom verzoekt, uitspraak doen over de niet-ontvankelijkheid zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan. Volgens lid 3 van hetzelfde artikel geschiedt de verdere behandeling van het verzoek mondeling, tenzij het Gerecht anders beslist. In casu acht het Gerecht zich voldoende voorgelicht door de processtukken om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen.

Argumenten van partijen

23. De Commissie stelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat de bestreden verordening verzoekers niet individueel raakt.

24. De Italiaanse producenten kunnen zich immers niet beroepen op persoonlijke hoedanigheden of bijzondere omstandigheden waardoor zij ten opzichte van ieder ander worden gekarakteriseerd.

25. De vrijwillige consortiums zijn evenmin gerechtigd een beroep tot nietigverklaring in te stellen, aangezien geen van hun leden een individueel belang bij een dergelijk beroep heeft.

26. Om dezelfde redenen komt volgens de Commissie ten slotte ook aan FederDoc, waarin de vrijwillige consortiums zijn verenigd, geen procesbevoegdheid toe.

27. Verzoekers zijn van mening dat het beroep ontvankelijk is. Het wegvallen van het onderscheid tussen de delen A en B van bijlage III bij verordening nr. 753/2002 schaadt de belangen van de Italiaanse producenten, die daardoor niet langer de mogelijkheid hebben om producenten uit derde landen te beletten, in de Gemeenschap wijn te verhandelen waarvoor een van de betrokken aanduidingen wordt gebruikt.

28. Bovendien zijn de omstandigheden van de onderhavige zaak volgens verzoekers in wezen vergelijkbaar met die van de zaak die heeft geleid tot 's Hofs arrest van 18 mei 1994, Codorníu/Raad (C-309/89, Jurispr. blz. I-1853). De Italiaanse producenten produceren en verhandelen immers wijn waarvoor een van de 17 in geding zijnde aanvullende traditionele aanduidingen mag worden gebruikt. Het gaat hierbij om onderscheidende tekens die vergelijkbaar zijn met collectieve merken die een uitsluitend recht doen ontstaan, ook al is dit recht opgedeeld tussen de producenten die zich erop mogen beroepen.

29. De vrijwillige consortiums hebben tot taak de activiteiten van de groepen personen die door de productie en de verhandeling van de wijnen met de betrokken aanduidingen worden geraakt, te organiseren en coördineren, en dienen daarnaast de bescherming te verzekeren van de aanduiding of de aanduidingen waarvoor zij specifiek zijn opgericht. Hun beroep is volgens verzoekers ontvankelijk omdat zij opkomen voor de belangen van ondernemingen die door de bestreden verordening individueel worden geraakt, en omdat een wettelijke bepaling hun met zoveel woorden een reeks procedurele bevoegdheden toekent.

30. Blijkens de statuten van FederDoc dient deze vereniging de bescherming in rechte van de Italiaanse benamingen op zowel nationaal als internationaal niveau te verzekeren. Zij moet dan ook op dezelfde gronden als de vrijwillige consortiums als individueel geraakt worden beschouwd.

31. Verzoekers menen bovendien dat aan artikel 230, vierde alinea, EG een ruimere uitlegging moet worden gegeven dan sedert 's Hofs arrest van 15 juli 1963, Plaumann/Commissie (25/62, Jurispr. blz. 207), is gedaan, en dat deze bepaling in overeenstemming met het beginsel van effectieve rechtsbescherming moet worden geïnterpreteerd. Zij verwijzen ook naar het op 29 oktober 2004 te Rome ondertekende definitieve ontwerp van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (PB C 310, blz. 1), dat voorziet in een wijziging van artikel 230, vierde alinea, EG in die zin, dat bij beroepen tegen verordeningen die geen uitvoeringsmaatregelen meebrengen, niet langer behoeft te worden aangetoond dat een individueel belang is geraakt.

Beoordeling door het Gerecht

32. Volgens artikel 230, vierde alinea, EG kan "iedere natuurlijke of rechtspersoon [...] beroep instellen tegen de tot hem gerichte beschikkingen, alsmede tegen beschikkingen die, hoewel genomen in de vorm van een verordening, [...], hem rechtstreeks en individueel raken".

De aard van de bestreden bepalingen

33. Volgens vaste rechtspraak moet het criterium voor het onderscheid tussen een verordening en een beschikking in de al dan niet algemene strekking van de betrokken handeling worden gezocht (arrest Hof van 14 december 1962, Confédération nationale des producteurs de fruits et légumes e.a./Raad EEG, 16/62 en 17/62, Jurispr. blz. 943, 960, en arrest Gerecht van 3 februari 2005, Comafrica en Dole Fresh Fruit Europe/Commissie, T-139/01, Jurispr. blz. II-0000, punt 87). Een handeling heeft een algemene strekking indien zij van toepassing is op objectief bepaalde situaties en rechtsgevolgen heeft voor algemeen en abstract aangewezen categorieën van personen (arrest Comafrica en Dole Fresh Fruit Europe/Commissie, reeds aangehaald, punt 87; zie in die zin ook arrest Hof van 21 november 1989, Usines coopératives de déshydratation du Vexin e.a./Commissie, C-244/88, Jurispr. blz. 3811, punt 13).

34. In casu is het effect van de bestreden verordening, en meer in het bijzonder van de bepalingen die verzoekers subsidiair voor nietigverklaring voordragen, dat het beschermingsniveau dat de oorspronkelijk in deel B van bijlage III opgenomen 17 aanvullende traditionele aanduidingen genoten, wordt verlaagd. Om in dat deel B te kunnen worden opgenomen, moesten die traditionele aanduidingen volgens artikel 24, lid 6, van verordening nr. 753/2002 immers niet alleen voldoen aan de in punt 8 hierboven aangehaalde voorwaarden van artikel 24, lid 5, maar ook "betrekking hebben op een wijn met een geografische aanduiding en dienen om aan te geven dat deze wijn van oorsprong is uit de betrokken regio of plaats op het grondgebied van de Gemeenschap, indien een kwaliteit, reputatie of ander bepaald kenmerk van de wijn, uitgedrukt aan de hand van de betrokken traditionele aanduiding, wezenlijk valt toe te schrijven aan zijn geografische oorsprong". De in deel B opgenomen aanduidingen konden dus uitsluitend worden gebruikt voor wijnen van oorsprong uit bepaalde regio's of plaatsen op het grondgebied van de Gemeenschap, en de betrokken producenten hadden het recht zich te verzetten tegen de verhandeling in de Gemeenschap van wijnen van oorsprong uit derde landen, waarvoor die traditionele aanduidingen werden gebruikt. Als gevolg van de wijzigingen die de bestreden verordening, met name artikel 1, punt 4, ervan, in verordening nr. 753/2002 heeft aangebracht, kunnen de aanvullende traditionele aanduidingen die voorheen waren opgenomen in deel B van bijlage III, thans ? nadat is voldaan aan de in de gewijzigde verordening nr. 753/2002 gespecificeerde voorwaarden ? ook door wijnproducenten uit derde landen worden gebruikt.

35. Verzoekers zijn evenwel niet de enigen die door de bij de bestreden verordening aangebrachte wijzigingen worden geraakt. Deze verordening geldt ook voor alle andere ? bestaande en potentiële ? Italiaanse wijnproducenten die rechtens bevoegd zijn de Italiaanse traditionele aanduidingen te gebruiken. Aangezien de bestreden verordening bovendien een handeling is waarvan de toepasselijkheid noch tot het Italiaanse grondgebied, noch in de tijd beperkt is, betreft zij niet uitsluitend de Italiaanse producenten, maar heeft zij ook rechtsgevolgen voor een onbekend aantal producenten uit andere lidstaten, die thans gebruik maken van aanduidingen die oorspronkelijk waren opgenomen in deel B van bijlage III, dan wel dat in de toekomst zullen doen. Behalve de 17 Italiaanse aanduidingen bevatte die lijst namelijk ook aanduidingen die werden gebruikt voor in Duitsland, Oostenrijk, Spanje, Frankrijk, Griekenland en Portugal geproduceerde wijnen.

36. De bestreden verordening is daarom een maatregel van algemene strekking in de zin van artikel 249, tweede alinea, EG en dus normatief van aard. Zij is van toepassing op objectief bepaalde situaties en heeft rechtsgevolgen voor categorieën van marktdeelnemers die aan een aantal algemeen en abstract omschreven voorwaarden voldoen (zie in die zin beschikking Hof van 26 oktober 2000, Molkerei Großbraunshain en Bene Nahrungsmittel/Commissie, C-447/98 P, Jurispr. blz. I-9097, punt 67, en beschikking Gerecht van 6 juli 2004, Alpenhain-Camembert-Werk e.a./Commissie, T-370/02, Jurispr. blz. II-0000, punt 55, en de aldaar aangehaalde rechtspraak). Deze algemene strekking volgt overigens ook uit het doel van de betrokken regeling, namelijk het vastleggen van de voorschriften voor het gebruik van de traditionele aanduidingen en voor de bescherming van die aanduidingen in de gehele Europese Gemeenschap.

37. Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door verzoekers' bewering dat de bepalingen van de bestreden verordening hun algemene en abstracte karakter verliezen gelet op de discretionaire beoordeling van bepaalde criteria aan de hand waarvan het bestaan van een traditionele aanduiding kan worden erkend, en op het feit dat een aanduiding pas voor wijnen uit derde landen mag worden gebruikt nadat de naam van het betrokken derde land in bijlage III is opgenomen. Zoals hiervóór reeds is vastgesteld, betreffen deze bepalingen immers ook andere producenten die thans aanvullende traditionele aanduidingen gebruiken dan wel deze aanduidingen in de toekomst zullen gebruiken.

Verzoekers' procesbevoegdheid

38. Volgens de rechtspraak is het niet uitgesloten dat een bepaling die qua aard en draagwijdte een normatief karakter heeft, voorzover zij van toepassing is op alle betrokken marktdeelnemers, bepaalde marktdeelnemers individueel raakt. Dit is het geval wanneer de betrokken handeling een natuurlijke of rechtspersoon treft uit hoofde van een bepaalde bijzondere hoedanigheid of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hem daardoor individualiseert op soortgelijke wijze als een geadresseerde (zie in die zin arresten Hof Codorníu/Raad, reeds aangehaald, punten 19 en 20, en van 25 juli 2002, Unión de Pequeños Agricultores/Raad, C-50/00 P, Jurispr. blz. I-6677, punt 36, en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

39. Derhalve dient achtereenvolgens te worden onderzocht, of de Italiaanse producenten, de vrijwillige consortiums en FederDoc het bestaan van een dergelijke situatie hebben aangetoond.

- De individuele geraaktheid van de Italiaanse producenten

40. De Italiaanse producenten betogen dat het wegvallen van het onderscheid tussen de delen A en B van bijlage III bij verordening nr. 753/2002 heeft geleid tot een verlaging van het beschermingsniveau voor de in deel B van bijlage III voor Italië opgenomen 17 aanvullende traditionele aanduidingen, die zij als enigen in de Gemeenschap mochten gebruiken, en daarmee hun belangen schaadt. Dit is echter niet een situatie waardoor de Italiaanse producenten worden geïndividualiseerd op soortgelijke wijze als een geadresseerde. Het wegvallen van genoemd onderscheid raakt de Italiaanse producenten immers op dezelfde wijze als alle andere communautaire producenten van wijnen waarvoor de voorheen in deel B van bijlage III opgenomen aanduidingen zouden kunnen worden gebruikt.

41. Bovendien volstaat het feit dat een verordening de rechtspositie van een particulier beïnvloedt, niet om deze particulier te onderscheiden van alle anderen (beschikking Gerecht van 2 april 2004, Gonnelli en AIFO/Commissie, T-231/02, Jurispr. blz. II-0000, punt 38).

42. De omstandigheid dat bepaalde met name genoemde en limitatief opgesomde traditionele aanduidingen rechtens worden beschermd, betekent in casu niet dat de Italiaanse producenten worden gekarakteriseerd ten opzichte van de andere communautaire producenten van v.q.p.r.d. waarvoor aanvullende traditionele aanduidingen worden gebruikt. Waar laatstgenoemde producenten in dezelfde situatie verkeren als de Italiaanse producenten, kunnen zij aanspraak maken op dezelfde bescherming voor hun traditionele aanduidingen en worden zij eveneens geconfronteerd met een verlaging van het beschermingsniveau voor hun traditionele aanduidingen die voorheen waren opgenomen in deel B van bijlage III bij verordening nr. 753/2002.

43. Ook al kunnen de in de bestreden verordening getroffen maatregelen voor verzoekers belangrijke economische gevolgen meebrengen, dan nog vloeien er voor de andere producenten van v.q.p.r.d. van de Gemeenschap soortgelijke gevolgen uit voort (zie in die zin arrest Hof van 10 april 2003, Commissie/Nederlandse Antillen, C-142/00 P, Jurispr. blz. I-3483, punt 77, en beschikking Gonnelli en AIFO/Commissie, reeds aangehaald, punt 45). De gevolgen die volgens verzoekers nadelig zijn voor de Italiaanse producenten, kunnen deze producenten bijgevolg niet ten opzichte van de andere geraakte marktdeelnemers individualiseren.

44. Dat bepaalde marktdeelnemers door een handeling economisch sterker worden getroffen dan hun concurrenten, volstaat hoe dan ook niet om hen als door die handeling individueel geraakt te beschouwen (beschikkingen Gerecht van 15 september 1999, Van Parys e.a./Commissie, T-11/99, Jurispr. blz. II-2653, punt 50, en 10 december 2004, EFfCI/Parlement en Raad, T-196/03, Jurispr. blz. II-0000, punt 47).

45. Voorts kan evenmin worden geconcludeerd dat de Italiaanse producenten op grond van het feit dat zij zich op exclusieve rechten kunnen beroepen, als individueel geraakt in de zin van het arrest Codorníu/Raad, reeds aangehaald, zijn te beschouwen.

46. In die zaak werd de verzoeker door een bepaling van algemene strekking belet het grafisch merk te gebruiken dat hij vóór de vaststelling van de in geding zijnde verordening had ingeschreven en gedurende lange tijd traditioneel had gebruikt, zodat hij ten opzichte van alle andere marktdeelnemers werd gekarakteriseerd. Het is juist dat het recht op het gebruik van traditionele aanduidingen inhoudelijk overeenkomsten vertoont met het uit de inschrijving van een collectief merk voortvloeiende recht. Deze gelijkenis volstaat echter niet om daaruit te kunnen concluderen dat de situatie van de Italiaanse producenten identiek dan wel vergelijkbaar is met die van de verzoeker in de zaak die heeft geleid tot het arrest Codorníu/Raad. Op grond van het uit de inschrijving van een merk voortvloeiende uitsluitend recht bevond de verzoeker in die zaak zich na de vaststelling van de betrokken verordening immers als enige in een volstrekt andere situatie dan alle overige marktdeelnemers.

47. Dit is in casu niet het geval. Anders dan de verordening die in de zaak Codorníu/Raad in geding was, individualiseert de thans bestreden verordening niet één enkele persoon, maar heeft zij rechtsgevolgen voor alle - bestaande en potentiële - wijnproducenten die rechtens bevoegd zijn de 17 Italiaanse traditionele aanduidingen te gebruiken, alsmede voor alle andere producenten uit andere lidstaten, die de oorspronkelijk in deel B van bijlage III opgenomen aanduidingen thans gebruiken dan wel dat in de toekomst zullen doen. De Italiaanse producenten die in casu beroep hebben ingesteld, bevinden zich dus niet in een met de situatie van de verzoeker in de zaak Codorníu/Raad vergelijkbare uitzonderingssituatie.

48. Hieruit volgt dat de bestreden verordening de Italiaanse producenten slechts raakt in hun objectieve hoedanigheid van producenten van v.q.p.r.d. Aangezien deze producenten dus geen individueel belang hebben aangetoond, zijn zij niet bevoegd tegen de bestreden verordening op te komen.

- De individuele geraaktheid van de vrijwillige consortiums

49. Volgens de rechtspraak is het beroep van een vereniging in drie situaties ontvankelijk, namelijk wanneer de vereniging de belangen vertegenwoordigt van ondernemingen die zelf bevoegd zouden zijn beroep in te stellen, wanneer zij wordt geïndividualiseerd wegens een aantasting van haar eigen belangen als vereniging, met name doordat haar positie als onderhandelingspartner door de voor nietigverklaring voorgedragen handeling is aangetast, of wanneer een wettelijke bepaling haar uitdrukkelijk een aantal procedurele bevoegdheden toekent (beschikkingen Gerecht van 30 september 1997, Federolio/Commissie, T-122/96, Jurispr. blz. II-1559, punt 61, en EFfCI/Parlement en Raad, reeds aangehaald, punt 42).

50. Wat om te beginnen de eerste situatie betreft, zij eraan herinnerd dat volgens de rechtspraak een vereniging die is opgericht om de gezamenlijke belangen van een groep justitiabelen te behartigen, niet kan worden geacht individueel te worden geraakt door een handeling die de algemene belangen van deze groep justitiabelen raakt, wanneer die justitiabelen niet zelf individueel worden geraakt (zie in die zin beschikkingen Gonnelli en AIFO/Commissie, reeds aangehaald, punt 48, en EFfCI/Parlement en Raad, reeds aangehaald, punt 43). In casu blijkt uit bovenstaande analyse dat de leden van de vrijwillige consortiums niet hebben aangetoond dat de bestreden verordening hen treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert.

51. Wat voorts de tweede situatie betreft, moet worden opgemerkt dat het bestaan van bijzondere omstandigheden, zoals de rol die een vereniging heeft gespeeld in het kader van een procedure die tot de vaststelling van een handeling in de zin van artikel 230 EG heeft geleid, weliswaar de ontvankelijkheid kan rechtvaardigen van een beroep dat is ingesteld door een vereniging waarvan de leden niet individueel door de litigieuze handeling worden geraakt, met name wanneer de positie van de vereniging als onderhandelingspartner door die handeling is aangetast (beschikking EFfCI/Parlement en Raad, reeds aangehaald, punt 42; zie in die zin ook arrest Hof van 2 februari 1988, Van der Kooy e.a./Commissie, 67/85, 68/85 en 70/85, Jurispr. blz. 219, punten 21?24), maar dat uit het dossier niet blijkt, noch ook door verzoekers is gesteld, dat zulks in casu het geval is.

52. Met betrekking tot de derde situatie ten slotte moet worden geconcludeerd, dat de vrijwillige consortiums ook niet als door de bestreden verordening individueel geraakt kunnen worden beschouwd op grond dat een wettelijke bepaling hun een aantal procedurele rechten toekent. In de eerste plaats is de bestreden verordening door de Commissie vastgesteld zonder dat de vrijwillige consortiums bij deze procedure betrokken zijn geweest. In de tweede plaats doen de vrijwillige consortiums, anders dan de in punt 49 hierboven genoemde rechtspraak verlangt, geen beroep op een procedureel recht dat hun zou zijn toegekend door de gemeenschappelijke marktordening voor wijn of door enige andere communautaire wettelijke regeling. Tot slot kunnen zij zich in dit verband ook niet beroepen op de hun krachtens het nationale recht toekomende specifieke taken en functies ter rechtvaardiging van een wijziging van het bij artikel 230 EG ingestelde stelsel van beroepsmogelijkheden, waarbij de toetsing van de wettigheid van de handelingen van de instellingen is opgedragen aan de gemeenschapsrechter, omdat anders de ontvankelijkheid van een beroep tot nietigverklaring afhankelijk zou worden gemaakt van een autonoom besluit van de nationale autoriteiten, dat is ingegeven door het belang van de betrokken lidstaat en niet door het openbaar belang van de Gemeenschap (zie in die zin arrest Fedorolio/Commissie, reeds aangehaald, punt 64).

53. Gelet op het voorgaande kunnen de vrijwillige consortiums niet worden geacht door de bestreden verordening individueel te worden geraakt.

- De individuele geraaktheid van FederDoc

54. De opmerkingen betreffende de procesbevoegdheid van de vrijwillige consortiums gelden ook voor de ontvankelijkheid van het beroep dat is ingesteld door FederDoc, aangezien deze verzoekster een verbond van vrijwillige consortiums is. Ook wanneer de bijzondere bepalingen van haar statuten in aanmerking worden genomen, moet worden geconcludeerd dat FederDoc evenmin een bijzondere rol heeft gespeeld in de procedure die tot de vaststelling van de bestreden verordening heeft geleid. Bijgevolg kan FederDoc evenmin als de andere verzoekers als individueel geraakt in de zin van de vaste rechtspraak van Hof en Gerecht worden beschouwd.

Conclusie

55. Uit bovenstaande overwegingen volgt dat geen van de verzoekers heeft aangetoond dat hij door de bestreden verordening of door de specifieke bepalingen die subsidiair voor nietigverklaring zijn voorgedragen, individueel wordt geraakt.

56. De argumenten die verzoekers ontlenen aan de noodzaak van een ruimere uitlegging van artikel 230, vierde alinea, EG en aan de eisen van een effectieve rechtsbescherming, kunnen aan deze conclusie niet afdoen. In de eerste plaats heeft het Hof zijn vaste rechtspraak inzake de uitlegging van artikel 230, vierde alinea, EG bevestigd in zijn arrest van 1 april 2004, Commissie/Jégo-Quéré (C-263/02 P, Jurispr. blz. I-0000), en in zijn arrest Unión de Pequeños Agricultores/Raad, reeds aangehaald. In de tweede plaats moet de in artikel 230, vierde alinea, EG geformuleerde voorwaarde van individuele geraaktheid, gelet op de uiteenlopende situaties die een verzoeker kunnen individualiseren, weliswaar worden uitgelegd in het licht van het beginsel van effectieve rechtsbescherming, maar een dergelijke uitlegging mag deze voorwaarde niet tot een dode letter maken (arrest Unión de Pequeños Agricultores/Raad, reeds aangehaald, punt 44).

57. Ten slotte faalt ook het argument dat verzoekers ontlenen aan artikel III-356, lid 4, van het ontwerp van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, aangezien deze tekst nog niet in werking is getreden.

58. Bijgevolg kunnen verzoekers niet als door de bestreden verordening individueel geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG worden beschouwd, zodat het beroep in zijn geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Kosten

59. Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien verzoekers in het ongelijk zijn gesteld en de Commissie zulks heeft gevorderd, moeten zij in de kosten worden verwezen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer)

beschikt:

1) Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2) Verzoekers zullen hun eigen kosten en die van de Commissie dragen.

Luxemburg, 28 juni 2005.