Home

Arrest van het Hof van 19 juni 1990.

Arrest van het Hof van 19 juni 1990.

1 ) Door de verhandeling in Italië van voedingsextracten en aanverwante produkten, van dierlijke of plantaardige oorsprong, die in andere Lid-Staten rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht, te binden aan beperkende voorwaarden betreffende samenstelling, aanduiding en verpakking van de produkten, en door voorts die verhandeling afhankelijk te stellen van een voorafgaande vergunning, is de Italiaanse Republiek de krachtens artikel 30 EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet nagekomen .

2 ) De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure .

1 . Volgens vaste rechtspraak kan een Lid-Staat zich niet beroepen op nationale bepalingen, praktijken of situaties ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van verplichtingen en termijnen die in gemeenschapsrichtlijnen besloten liggen .

2 . Vormt een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking in de zin van artikel 30 EEG-Verdrag een nationale regeling die de verhandeling van voedingsextracten en aanverwante produkten van dierlijke of plantaardige oorsprong die in andere Lid-Staten rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht, bindt aan beperkingen inzake samenstelling, aanduiding en verpakking, en bovendien voor die verhandeling een voorafgaande vergunning verlangt .

++++

1 . Lid-Staten - Verplichtingen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging - Ontoelaatbaarheid

( EEG-Verdrag, artikel 169 )

2 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Verhandeling van voedingsextracten van dierlijke of plantaardige oorsprong gebonden aan beperkende voorwaarden, waaronder verkrijging vooraf van vergunning

( EEG-Verdrag, artikel 30 )

in zaak C-177/89,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G . Berardis, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door I . Braguglia, avvocato dello Stato, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade, 5, rue Marie-Adelaïde,

verweerster,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Italiaanse Republiek de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 30 EEG-Verdrag en richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame ( PB 1979, L 33, blz . 1 ), door de verhandeling in Italië van voedingsextracten en aanverwante produkten, van dierlijke of plantaardige oorsprong, die in andere Lid-Staten rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht, te binden aan een aantal beperkende voorwaarden betreffende de samenstelling, de aanduiding en de verpakking van de produkten, door die verhandeling voorts afhankelijk te stellen van een voorafgaande vergunning en door etiketteringseisen te stellen die onverenigbaar zijn met de geldende gemeenschapsregeling .

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt : 0 . Due, president, F . A . Schockweiler en M . Zuleeg, kamerpresidenten, G . F . Mancini, T . F . O' Higgins, J . C . Moitinho de Almeida, F . Grévisse, M . Díez de Velasco en P . J . G . Kapteyn, rechters,

( rechtsoverwegingen niet opgenomen )

rechtdoende, verstaat :