Mededeling van de Commissie Richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU 2022/C 214/01
Mededeling van de Commissie Richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU 2022/C 214/01
31.5.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 214/1 |
Mededeling van de Commissie
Richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU
(2022/C 214/01)
Sinds de vaststelling van de verordening tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (1) (“RRF-verordening”) is de geopolitieke context aanzienlijk veranderd. De Russische invasie in Oekraïne heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de samenleving en de economie van de Unie. Deze ongekende geopolitieke uitdagingen maken het nog belangrijker en dringender om de EU minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen, met name die welke uit Rusland worden ingevoerd, onder meer door de “Fit for 55”-voorstellen volledig uit te voeren, meer hernieuwbare energiebronnen te gebruiken en de energie-efficiëntie verder te verbeteren. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, publiceerde de Commissie op 18 mei 2022 op verzoek van de Europese Raad een REPowerEU-plan met gezamenlijke Europese acties op dit gebied, ter aanvulling van de maatregelen die zijn genomen met betrekking tot energievoorzieningszekerheid en -opslag. Met name wordt in het REPowerEU-plan een reeks maatregelen voorgesteld om energie te besparen, de energievoorziening te diversifiëren en de transitie van Europa naar schone energie te versnellen:
— |
Energiebesparingen kunnen worden behaald op het niveau van huishoudens, gebouwen, het vervoer en de industrie, en ook op het niveau van het energiesysteem door de energie-efficiëntie te verhogen. |
— |
De gasvoorziening kan worden gediversifieerd door meer lng en pijpleidinggas van niet-Russische leveranciers in te voeren en door meer biomethaan, hernieuwbare of fossielvrije waterstof te produceren. |
— |
Om de transitie van Europa naar schone energie te versnellen, moet het aandeel van hernieuwbare energie in de energiemix toenemen en moeten maatregelen worden genomen om knelpunten op het gebied van infrastructuur en regelgeving aan te pakken en tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden weg te werken. |
Deze drie reeksen maatregelen worden ondersteund door een slimme combinatie van investeringen en hervormingen.
De herstel- en veerkrachtfaciliteit kan een belangrijke rol spelen bij het mobiliseren en uitvoeren van de beschikbare middelen op nationaal en Unieniveau om de doelstellingen van het REPowerEU-plan te verwezenlijken. Om het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit beter af te stemmen op de effectieve verwezenlijking van de doelstellingen van het REPowerEU-plan, heeft de Commissie een gericht voorstel tot wijziging van de RRF-verordening ingediend om de REPowerEU-doelstelling te verwezenlijken (het “voorstel van de Commissie voor een verordening inzake REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen”). Doel is snel het nodige kader tot stand te brengen om ervoor te zorgen dat investeringen en hervormingen die de energiebestendigheid van de EU versterken zo spoedig mogelijk worden geïmplementeerd. Het voorstel bevat een specifieke reeks REPowerEU-doelstellingen die ten grondslag moeten liggen aan de investeringen en hervormingen die in de bestaande herstel- en veerkrachtplannen moeten worden opgenomen als onderdeel van specifieke REPowerEU-hoofdstukken. Daarnaast voorziet het in specifieke financieringsbronnen om de desbetreffende maatregelen te financieren.
De concrete details voor het opstellen van de REPowerEU-hoofdstukken worden in deze richtsnoeren toegelicht. Deze richtsnoeren zijn gericht op het proces om bestaande plannen te wijzigen, terwijl de richtsnoeren van januari 2021 (2) geldig blijven voor de opstelling van herstel- en veerkrachtplannen in het algemeen.
In deel 1 van deze richtsnoeren worden de beschikbare rechtsgrondslagen voor wijziging van goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen toegelicht. Deel 2 heeft betrekking op de opstelling en inhoud van het REPowerEU-hoofdstuk. Het geeft ook aan welke informatie de lidstaten de Commissie moeten verstrekken over de redenen voor, en de doelstellingen en aard van, de wijzigingen in hun herstel- en veerkrachtplannen.
Bij het opstellen van wijzigingen in hun herstel- en veerkrachtplannen om de REPowerEU-hoofdstukken te weerspiegelen, is het belangrijk de volgende beginselen te benadrukken:
— |
De lidstaten moeten zich blijven richten op de uitvoering van de bestaande herstel- en veerkrachtplannen, zodat vooruitgang kan worden geboekt wat betreft mijlpalen en streefdoelen, omdat ze helpen sneller te herstellen van de economische gevolgen van de pandemie en weerbaarder te worden. |
— |
De wijziging van herstel- en veerkrachtplannen moet daarom goed worden gemotiveerd en beperkt blijven tot de verschillende situaties die in deze richtsnoeren zijn beschreven, zodat de aanvullende investeringen en hervormingen snel kunnen worden goedgekeurd en uitgevoerd. |
— |
De ambitie van de herstel- en veerkrachtplannen mag niet worden teruggeschroefd, met name wat betreft hervormingen waarmee gevolg wordt gegeven aan landspecifieke aanbevelingen. De extra investeringen en hervormingen die in het kader van het herziene herstel- en veerkrachtplan worden overwogen, moeten gericht zijn op de doelstellingen van REPowerEU. |
Inhoud
DEEL I: |
ALGEMEEN KADER VOOR DE WIJZIGING VAN HERSTEL- EN VEERKRACHTPLANNEN | 3 |
Inleiding | 3 |
I. |
Financiering uitsluitend voor hervormingen en investeringen die in de REPowerEU-hoofdstukken zijn opgenomen | 4 |
1. |
Artikel 21 bis - nieuwe middelen voor REPowerEU | 4 |
A) |
Overdrachten uit Europese fondsen overeenkomstig artikel 26 bis van de verordening gemeenschappelijke bepalingen (Verordening (EU) 2021/1060) | 4 |
B) |
Toewijzing uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling | 6 |
II. |
Gronden voor wijziging van de herstel- en veerkrachtplannen | 7 |
1. |
Artikel 14, lid 2, van de RRF-verordening: een herziening van het plan om een lening aan te vragen | 7 |
2. |
Artikel 18, lid 2, van de RRF-verordening: een bijwerking van het plan | 9 |
3. |
Artikel 21 van de RRF-verordening: een wijziging of vervanging van het plan omdat het plan of een deel ervan wegens objectieve omstandigheden niet langer haalbaar is. | 11 |
4. |
Overzicht van de procedures | 13 |
5. |
Overzicht van de mogelijke wijzigingen van de plannen | 13 |
DEEL II: |
RICHTSNOEREN VOOR DE ONTWIKKELING EN PRESENTATIE VAN ADDENDA | 14 |
I. |
Het REPowerEU-hoofdstuk | 14 |
1. |
Rechtsgrondslag en de REPowerEU-doelstellingen | 14 |
2. |
Inhoud van de REPowerEU-hoofdstukken | 15 |
3. |
Beoordeling van het REPowerEU-hoofdstuk | 19 |
II. |
Algemene leidraad voor de wijziging van herstel- en veerkrachtplannen | 21 |
1. |
Doelstellingen van de wijzigingen | 21 |
A) |
Alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de economische en sociale situatie / bijdrage aan de zes pijlers | 22 |
B) |
Verband met de landspecifieke aanbevelingen en het Europees Semester | 22 |
C) |
Het algemene effect van het herstel- en veerkrachtplan | 23 |
D) |
Coherentie | 23 |
E) |
Gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen | 23 |
F) |
Grensoverschrijdende en meerlandenprojecten | 23 |
G) |
Staatssteun | 24 |
2. |
Beschrijving van de wijzigingen | 24 |
A) |
Beschrijving van hervormingen en investeringen | 24 |
B) |
Groene en digitale dimensies | 25 |
C) |
Traceren van klimaatuitgaven en digitale tagging | 26 |
D) |
Beginsel “geen ernstige afbreuk doen” | 26 |
E) |
Open strategische autonomie | 27 |
F) |
Mijlpalen, streefdoelen en tijdschema | 28 |
G) |
Financiering en kosten | 28 |
3. |
Complementariteit en uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen | 29 |
A) |
Samenhang met andere initiatieven | 29 |
B) |
Complementariteit van de financiering | 29 |
C) |
Voorkomen van dubbele financiering | 29 |
D) |
Uitvoering | 30 |
E) |
Raadplegingsproces | 30 |
F) |
Controles en audits | 31 |
G) |
Communicatie | 31 |
BIJLAGE: |
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN | 32 |
DEEL I
ALGEMEEN KADER VOOR DE WIJZIGING VAN HERSTEL- EN VEERKRACHTPLANNEN
Inleiding
Overeenkomstig de RRF-verordening en het voorstel van de Commissie tot wijziging van de RRF-verordening kunnen de lidstaten wijzigingen van een eerder goedgekeurd herstel- en veerkrachtplan voorstellen voor de volgende doeleinden:
— |
artikel 21 bis om in aanmerking te komen voor de nieuwe categorie niet-terugbetaalbare financiële steun ten behoeve van REPowerEU; |
— |
artikel 21 ter om in aanmerking te komen voor middelen uit programma’s onder gedeeld beheer (middelen in het kader van de verordening gemeenschappelijke bepalingen, en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling) ten behoeve van REPowerEU; |
— |
artikel 14, lid 2: een herziening van het plan bij een verzoek om leningen; |
— |
artikel 18, lid 2: een bijwerking van het plan om rekening te houden met de bijgewerkte maximale financiële bijdrage op basis van de in artikel 11, lid 2, bedoelde berekening; |
— |
artikel 21: een wijziging of indiening van een nieuw plan omdat het plan, met inbegrip van relevante mijlpalen en streefdoelen, wegens objectieve omstandigheden niet langer haalbaar is. |
Lidstaten die hun herstel- en veerkrachtplannen wijzigen, worden aangemoedigd om dat te doen op basis van een geconsolideerde versie van hun oorspronkelijke plan, waarin de tijdens de beoordelingsfase aangebrachte wijzigingen moeten zijn verwerkt en dat volledig in overeenstemming moet zijn met de relevante uitvoeringsbesluiten van de Raad. Lidstaten die hun oorspronkelijke plan niet hebben geconsolideerd, wordt verzocht dit te doen alvorens hun plan te wijzigen. De lidstaten moeten gewijzigde plannen indienen in de vorm van een addendum bij hun geconsolideerde plannen.
Voor elke wijziging van de goedgekeurde plannen is een nieuwe beoordeling overeenkomstig artikel 19 van de RRF-verordening vereist. De Commissie zal de relevante beoordelingscriteria toepassen op het gehele herstel- en veerkrachtplan, d.w.z. het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan plus de voorgestelde wijzigingen.
De positieve beoordeling van een gewijzigd plan door de Commissie moet vervolgens door de Raad worden goedgekeurd bij een uitvoeringsbesluit van de Raad op voorstel van de Commissie, in overeenstemming met artikel 20 van de RRF-verordening. Dit wordt zo nodig gevolgd door de ondertekening van een nieuwe of gewijzigde financierings- en/of leningsovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken lidstaat en, voorafgaand aan elke betaling, de ondertekening van operationele regelingen.
Bij indiening van een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan moet de betrokken lidstaat de rechtsgrondslag voor de voorgestelde wijzigingen van zijn plan duidelijk specificeren, vergezeld van de motivering die vereist is krachtens het (de) overeenkomstige artikel(en) van de RRF-verordening. Het verzoek tot wijziging van het plan kan gebaseerd zijn op een of meer van de bovengenoemde wettelijke bepalingen.
Om het proces van wijziging van plannen te optimaliseren, wordt elke lidstaat verzocht alle voorgenomen wijzigingen van zijn plan te bundelen in één bij de Commissie in te dienen verzoek. De financierings- en/of leningsovereenkomst(en) na de wijzigingen van een plan op basis van een combinatie van rechtsgrondslagen (voor zover deze artikel 18, lid 2, omvatten) kan (kunnen) vanaf januari 2023 worden ondertekend.
De lidstaten wordt verzocht een informele dialoog met de diensten van de Commissie aan te gaan alvorens gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen in te dienen. Deze dialoog, die vergelijkbaar is met die welke vóór de indiening van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen plaatsvond, is bedoeld om de lidstaten te helpen bij het opstellen van de wijzigingen van de herstel- en veerkrachtplannen.
I. Financiering uitsluitend voor hervormingen en investeringen die in de REPowerEU-hoofdstukken zijn opgenomen
1. Artikel 21 bis - nieuwe middelen voor REPowerEU
Met het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen wordt een nieuwe categorie van niet-terugbetaalbare financiële steun geïntroduceerd. Deze middelen mogen alleen worden gebruikt voor de financiering van hervormingen en investeringen die zijn opgenomen in het REPowerEU-hoofdstuk als bedoeld in artikel 21 quater, lid 1, van de RRF-verordening, als gewijzigd bij het voorstel van de Commissie (zie de specifieke afdeling in deel II).
Lidstaten die in aanmerking willen komen voor deze aanvullende middelen, moeten herstel- en veerkrachtplannen (in het geval van lidstaten zonder goedgekeurde plannen) of gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen indienen in overeenstemming met het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen (“voorstel van de Commissie”). De lidstaten worden aangemoedigd hun plannen zo spoedig mogelijk na 30 juni 2022 in te dienen, zodat de beschikbare middelen voor de uitvoering van de urgente REPowerEU-doelstellingen snel kunnen worden aangewend en zodat deze aanvullende financiële steun vlotter kan worden uitbetaald. De tijdschema’s voor de tranches van de REPowerEU-bijdrage zullen worden afgestemd op de tijdschema’s van de lidstaten voor de reeds goedgekeurde niet-terugbetaalbare financiële steun en leningen.
A) Overdrachten uit Europese fondsen overeenkomstig artikel 26 bis van de verordening gemeenschappelijke bepalingen (Verordening (EU) 2021/1060)
In het kader van het voorstel van de Commissie is een wijziging van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voorgesteld om een nieuwe mogelijkheid voor overdrachten naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit in te voeren. Krachtens het nieuw voorgestelde artikel 26 bis van de verordening gemeenschappelijke bepalingen hebben de lidstaten de mogelijkheid om tot 7,5 % van de nationale toewijzing van middelen die onder die verordening vallen, over te dragen naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit (bovenop de 5 % waarin artikel 7 van de RRF-verordening reeds voorziet). Dergelijke overdrachten komen bovenop de mogelijkheid tot overdracht van middelen waarin artikel 26 van de GB-verordening voorziet.
Het REPowerEU-hoofdstuk en de fondsen voor het cohesiebeleid hebben als gemeenschappelijk doel de energietransitie te ondersteunen, wat betekent dat investeringen ter verbetering van de energie-efficiëntie en ter bevordering van de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in het kader van beide soorten instrumenten kunnen worden ondersteund. Om de synergieën tussen deze beleidsterreinen te versterken, wordt de lidstaten geadviseerd eerdere investeringen te financieren via de herstel- en veerkrachtfaciliteit, die tot 2026 loopt, en latere investeringen te financieren via de fondsen voor het cohesiebeleid, die in het licht van de N+3-regel investeringen tot 2029 kunnen ondersteunen. In de voorgestelde wijziging van artikel 21 ter van de RRF-verordening is bepaald dat met de overdrachten nieuwe maatregelen die in het REPowerEU-hoofdstuk zijn opgenomen, moeten worden gefinancierd. Daartoe zullen de lidstaten een (gewijzigd) herstel- en veerkrachtplan moeten indienen dat een REPowerEU-hoofdstuk bevat waarin de te ondersteunen hervormingen en investeringen worden beschreven. Krachtens artikel 26 bis mag de lidstaat alleen het bedrag overdragen dat nodig is om de kosten van nieuwe hervormingen en investeringen te financieren, teneinde ervoor te zorgen dat de middelen in gedeeld beheer aanvullende maatregelen ondersteunen, en alleen indien de lidstaat reeds om overdrachten uit dat specifieke fonds heeft verzocht tot het in artikel 26 vastgestelde maximum van 5 %.
Investeringen in infrastructuur en technologieën alleen volstaan niet om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Er moeten middelen worden uitgetrokken om de beroepsbevolking via om- en bijscholing verder toe te rusten met groene vaardigheden. Dit strookt met de doelstelling van het Europees Sociaal Fonds Plus, dat erop gericht is lidstaten te ondersteunen bij het tot stand brengen van een geschoolde en veerkrachtige beroepsbevolking die klaar is voor de toekomstige arbeidswereld. In het licht hiervan moeten de uit het Europees Sociaal Fonds Plus overgedragen middelen bijdragen tot de ondersteuning van maatregelen voor om- en bijscholing van de beroepsbevolking. De Commissie zal beoordelen of de in de REPowerEU-hoofdstukken opgenomen maatregelen een significante bijdrage leveren aan het doel om de beroepsbevolking om te scholen naar groene vaardigheden.
De lidstaten kunnen om dergelijke overdrachten verzoeken als onderdeel van hun partnerschapsovereenkomst of via programmawijzigingen. Voor overdrachtsverzoeken die via programmawijzigingen worden ingediend, kunnen alleen middelen voor toekomstige kalenderjaren worden overgedragen. Dit heeft echter geen gevolgen voor het totale bedrag dat kan worden overgedragen, dat maximaal 7,5 % van de initiële nationale toewijzing bedraagt.
De lidstaten en de Commissie moeten overleggen wat de beste optie is op basis van de stand van uitvoering van hun respectieve partnerschapsovereenkomsten en programma’s.
Als er al een partnerschapsovereenkomst is goedgekeurd en een of meer programma’s nog niet zijn goedgekeurd, kan om een afzonderlijke overdracht worden verzocht door de Commissie in kennis te stellen van een herziening van een beperkte reeks gegevens uit de partnerschapsovereenkomst (artikel 11, lid 1, punten c), e) en h), van de GB-verordening, namelijk de over te dragen bedragen en de motivering, de verdeling van middelen per regiocategorie, alsmede de lijst van geplande programma’s met de financiële toewijzingen per fonds en de overeenkomstige nationale bijdrage per regiocategorie).
Wanneer een programma reeds is aangenomen en in verband met een dergelijke overdracht moet worden gewijzigd, wordt een vereenvoudigde goedkeuringsprocedure gevolgd. In tegenstelling tot de gebruikelijke procedure van artikel 40, lid 2, van de GB-verordening moet het monitoringcomité over de wijziging worden geraadpleegd, maar is zijn voorafgaande toestemming niet vereist.
Bovendien zal de Commissie de programmawijziging binnen één maand na de indiening ervan goedkeuren.
Middelen per lidstaat voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027
Lidstaat |
Initiële toewijzing 2021-2027 (in mln EUR) |
Totale nationale toewijzing |
Art. 26 bis – Maximale overdracht (7,5 %) |
|||
EFRO |
ESF+ |
Cohesie |
EFMZVA |
|||
BE |
1 152 |
1 168 |
0 |
40 |
2 361 |
202 |
BG |
5 741 |
2 625 |
1 266 |
85 |
9 718 |
732 |
CZ |
10 426 |
2 701 |
6 365 |
30 |
19 523 |
1 485 |
DK |
141 |
120 |
0 |
201 |
462 |
38 |
DE |
10 913 |
6 527 |
0 |
212 |
17 652 |
1 384 |
EE |
1 693 |
503 |
820 |
97 |
3 113 |
230 |
IE |
396 |
508 |
0 |
142 |
1 046 |
89 |
EL |
11 452 |
5 845 |
3 023 |
375 |
20 695 |
1 533 |
ES |
23 540 |
11 153 |
0 |
1 120 |
35 814 |
2 654 |
FR |
9 070 |
6 675 |
0 |
567 |
16 312 |
1 263 |
HR |
5 356 |
1 983 |
1 182 |
244 |
8 764 |
653 |
IT |
26 615 |
14 535 |
0 |
518 |
41 668 |
3 157 |
CY |
467 |
222 |
178 |
38 |
906 |
67 |
LV |
2 493 |
711 |
1 039 |
135 |
4 378 |
321 |
LT |
3 464 |
1 136 |
1 419 |
61 |
6 081 |
457 |
LU |
15 |
15 |
0 |
0 |
30 |
4 |
HU |
13 360 |
5 507 |
2 602 |
38 |
21 507 |
1 629 |
MT |
474 |
124 |
165 |
22 |
786 |
59 |
NL |
506 |
414 |
0 |
98 |
1 018 |
97 |
AT |
537 |
394 |
0 |
7 |
938 |
86 |
PL |
47 417 |
14 913 |
9 283 |
512 |
72 125 |
5 413 |
PT |
11 497 |
7 497 |
3 399 |
379 |
22 771 |
1 689 |
RO |
17 070 |
8 239 |
3 538 |
162 |
29 009 |
2 191 |
SI |
1 538 |
727 |
718 |
24 |
3 007 |
229 |
SK |
8 117 |
2 404 |
1 613 |
15 |
12 150 |
926 |
FI |
888 |
605 |
0 |
72 |
1 564 |
124 |
SE |
863 |
707 |
0 |
116 |
1 685 |
144 |
EU27 |
215 021 |
97 958 |
36 610 |
5 310 |
355 083 |
26 869 |
B) Toewijzing uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
Volgens het Commissievoorstel voor de REPowerEU-verordening krijgen de lidstaten de mogelijkheid om een deel van de toewijzing uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) over te dragen naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Aan de verordening strategische GLB-plannen (Verordening (EU) 2021/2115) zal een specifiek artikel worden toegevoegd om een nieuwe mogelijkheid tot overdrachten naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit in te voeren. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om tot 12,5 % van de initiële Elfpo-toewijzing toe te wijzen aan de in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen hervormingen en investeringen. De lidstaten moeten deze toewijzing overeenkomstig de voorgestelde wijziging van de RRF-verordening gebruiken om maatregelen voor investeringen in landbouwbedrijven ten behoeve van landbouwers of groepen landbouwers te ondersteunen, de productie van hernieuwbare energie en duurzaam biomethaan (d.w.z. geproduceerd uit organisch afval en reststromen uit de land- en bosbouw) op te voeren, en de energie-efficiëntie te verhogen door minder synthetische meststoffen te gebruiken.
Om in aanmerking te komen voor uit het Elfpo toegewezen middelen, moeten de lidstaten een (gewijzigd) herstel- en veerkrachtplan indienen dat een REPowerEU-hoofdstuk bevat waarin de hervormingen en investeringen worden beschreven die met de toegewezen middelen worden ondersteund.
De lidstaten kunnen om een dergelijke toewijzing verzoeken als onderdeel van hun strategische GLB-plannen of via wijzigingen daarvan. In dit verband moeten de lidstaten en de Commissie bespreken wat de beste optie is op basis van de stand van uitvoering van hun strategisch GLB-plan. Een dergelijke wijziging telt niet mee voor het maximumaantal wijzigingsverzoeken als bedoeld in artikel 119, lid 7.
De overeenkomstig artikel 81 bis van de verordening strategische GLB-plannen toegewezen middelen moeten worden besteed aan maatregelen die verenigbaar en in synergie zijn met het door de lidstaat vastgestelde strategisch kader voor steun aan de landbouw en aan plattelandsgebieden, in samenhang met de doelstellingen van de strategische GLB-plannen. De belanghebbenden die betrokken zijn bij de strategische GLB-plannen moeten worden geraadpleegd bij de opstelling van het REPowerEU-hoofdstuk in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Voorgesteld wordt de ministeries van Landbouw en/of de beheersautoriteiten die belast zijn met de uitvoering van het Elfpo bij het proces te betrekken, aangezien zij directe ervaring hebben met deze projecten in het kader van het Elfpo.
Indien een strategisch GLB-plan al is goedgekeurd en in verband met een dergelijke overdracht moet worden gewijzigd, zal een vereenvoudigde goedkeuringsprocedure worden gevolgd. In tegenstelling tot de gebruikelijke procedure van artikel 119, lid 6, van Verordening (EU) 2021/2115 inzake de strategische GLB-plannen, moet de Commissie het gewijzigde strategische GLB-plan uiterlijk één maand na ontvangst van het dossier goedkeuren of afwijzen. Deze korte termijnen voor goedkeuring door de Commissie moeten ervoor te zorgen dat de uitvoering van de strategische planning voor het GLB volgens plan blijft lopen en dat de landbouwers snel steun krijgen in het kader van zowel het GLB als het REPowerEU-hoofdstuk van de herstel- en veerkrachtfaciliteit.
Voorts zullen de aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit toegewezen middelen worden opgenomen in de toewijzing van de minimale financiële toewijzing voor maatregelen ter verwezenlijking van specifieke milieu- en klimaatdoelstellingen als bedoeld in artikel 93 van de verordening strategische GLB-plannen.
Initiële Elfpo-toewijzing (2023-2027) |
Art. 81 bis – maximale overdracht 12,5 % |
|
BE |
414 |
51 |
BG |
1 410 |
176 |
CZ |
1 296 |
161 |
DK |
380 |
47 |
DE |
5 461 |
682 |
EE |
440 |
55 |
IE |
1 558 |
194 |
EL |
2 785 |
348 |
ES |
5 402 |
675 |
FR |
7 297 |
912 |
HR |
1 486 |
185 |
IT |
6 750 |
843 |
CY |
119 |
14 |
LV |
587 |
73 |
LT |
977 |
122 |
LU |
62 |
7 |
HU |
2 084 |
260 |
MT |
100 |
12 |
NL |
366 |
45 |
AT |
2 600 |
325 |
PL |
6 600 |
825 |
PT |
2 703 |
337 |
RO |
4 835 |
604 |
SI |
551 |
68 |
SK |
1 295 |
161 |
FI |
1 772 |
221 |
SE |
1 059 |
132 |
EU27 |
60 393 |
7 549 |
II. Gronden voor wijziging van de herstel- en veerkrachtplannen
1. Artikel 14, lid 2, van de RRF-verordening: een herziening van het plan om een lening aan te vragen
Ter ondersteuning van nieuwe hervormingen en investeringen die in de gewijzigde plannen worden voorgesteld, kunnen de lidstaten nog steeds in aanmerking komen voor financiering onder de zeer gunstige financieringsvoorwaarden van de leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De lidstaten worden sterk aangemoedigd om een beroep te doen op deze aanzienlijke bron van financiering, die de Commissie tot eind 2023 kan toekennen ter financiering van aanvullende hervormingen en investeringen die de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen bespoedigen.
De uiterste datum voor indiening van alle leningaanvragen, met inbegrip van die welke overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de RRF-verordening worden toegewezen, is 31 augustus 2023, zoals bepaald in artikel 14, lid 2, van de RRF-verordening.
A) Beoordeling van verzoeken om steun via leningen
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de RRF-verordening kan tot en met 31 december 2023 steun via leningen worden verleend. Bijgevolg moeten alle leningsovereenkomsten uiterlijk 31 december 2023 in werking treden. Vóór die datum moeten de Commissie en de betrokken lidstaten dus de leningsovereenkomsten ondertekenen en moet de Commissie de juridische adviezen ontvangen waarin wordt bevestigd dat aan alle grondwettelijke en wettelijke vereisten in verband met de inwerkingtreding van deze overeenkomsten is voldaan.
Een verzoek om steun via leningen moet zorgvuldig worden gemotiveerd en moet met name het volgende omvatten:
— |
de reden waarom de financiële behoeften zijn toegenomen; |
— |
een lijst van aanvullende hervormingen en investeringen, met de bijbehorende mijlpalen en streefdoelen; |
— |
kostenramingen voor het herziene herstel- en veerkrachtplan. |
Dat de financiële behoeften zijn toegenomen, kan het gevolg zijn van het feit dat de betrokken lidstaat:
— |
aanvullende hervormingen en investeringen voorstelt; |
— |
zijn maximale financiële bijdrage verlaagd ziet en derhalve zijn herstel- en veerkrachtplan wijzigt om sommige maatregelen te verschuiven van subsidies naar leningen teneinde het algemene ambitieniveau van zijn plan niet te verlagen. |
Indien een lidstaat een lening aanvraagt uitsluitend om maatregelen ter verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen te financieren, moet de hierboven beschreven informatie worden opgenomen in het REPowerEU-hoofdstuk (zie deel II, afdeling I, over het REPowerEU-hoofdstuk).
Op basis van deze informatie zal de Commissie de verzoeken om leningen voor elke lidstaat afzonderlijk beoordelen. Bij haar beoordeling zal de Commissie nagaan in welke mate de aanvullende financiering bijdraagt tot de doelstellingen van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en met name of de met leningen te ondersteunen aanvullende maatregelen een antwoord bieden op de uitdagingen die in de landspecifieke aanbevelingen voor 2022 en de REPowerEU-doelstellingen worden genoemd.
B) Uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de RRF-verordening
In uitzonderlijke omstandigheden en afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen kan het bedrag van de steun via leningen worden verhoogd tot meer dan 6,8 % van het bruto nationaal inkomen (bni), overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de RRF-verordening. Op basis van het voorstel van de Commissie houden de Commissie en de Raad bij de toepassing van dit artikel rekening met de behoeften van de verzoekende lidstaat en met verzoeken om steun via leningen overeenkomstig deze verordening die al door andere lidstaten zijn ingediend of waarvan de indiening door andere lidstaten is gepland, met toepassing van de beginselen van gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie – vergelijkbaar met de praktijk die de Commissie volgt bij de toewijzing aan de lidstaten van de in het kader van SURE beschikbare middelen voor leningen.
Om de ordelijke afhandeling van verzoeken om leningen van meer dan 6,8 % te vergemakkelijken, wordt de lidstaten verzocht hun voornemen om leningen aan te gaan zo spoedig mogelijk en uiterlijk 30 dagen na de inwerkingtreding van de verordening voor REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen mee te delen.
C) Aanvullende informatie over leningen
De financieringsvoorwaarden voor de leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit zijn zeer gunstig dankzij de hoge rating van uitgiften van de EU en de grote vraag van beleggers. In de tussen de lidstaten en de Commissie gesloten leningsovereenkomsten is bepaald dat geamortiseerde aflossingen van de hoofdsom pas beginnen na een aflossingsvrije periode van tien jaar, zodat de lidstaten kunnen profiteren van de door de hervormingen en investeringen teweeggebrachte groei alvorens met de aflossing te beginnen. Na de initiële aflossingsvrije periode moeten de lidstaten jaarlijkse aflossingen ten belope van 5 % van de uitgekeerde bedragen verrichten. Die voorwaarden zullen op dezelfde wijze worden toegepast voor alle lidstaten die leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit ontvangen.
In juli 2021 heeft de Commissie een besluit gepubliceerd waarin wordt uiteengezet hoe de kosten voor de NextGenerationEU-financieringspool worden toegewezen aan lidstaten die leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit ontvangen (3) . De desbetreffende kosten worden aan de lenende lidstaten toegerekend op basis van hun relatieve aandeel in de ontvangen financiële steun. Deze methode voor de toerekening van de kosten en de uitvoering ervan zullen zorgen voor een objectieve, eerlijke en duidelijk gedocumenteerde basis voor de berekening en toerekening van het respectieve aandeel in de kosten aan de lidstaten die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit leningen ontvangen. De voordelen van deze aantrekkelijke financieringsvoorwaarden worden doorgegeven aan de lidstaten die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit leningen ontvangen (4).
2. Artikel 18, lid 2, van de RRF-verordening: een bijwerking van het plan
Krachtens artikel 18, lid 2, van de RRF-verordening kunnen de lidstaten hun herstel- en veerkrachtplannen ook bijwerken om rekening te houden met de bijgewerkte maximale financiële bijdrage op basis van de in artikel 11, lid 2, bedoelde berekening. De Commissie zal de definitieve maximumbijdrage tegen 30 juni 2022 bijwerken. Na de bijwerking zal de lidstaat de mogelijkheid hebben een bijgewerkt plan in te dienen, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de RRF-verordening. De concrete details voor de bijwerking van de plannen en de omvang van de verwachte wijzigingen hangen af van de aard van de wijziging in de definitieve toewijzing (d.w.z. een opwaartse of neerwaartse herziening).
Om rekening te houden met de bijwerking van de maximale financiële bijdrage en om het bedrag dat overeenkomt met 30 % van de financiële bijdrage berekend overeenkomstig bijlage III bij de RRF-verordening juridisch vast te leggen, moet de financieringsovereenkomst in 2023 worden gewijzigd. Belangrijk is dat alle middelen vóór 31 december 2023 moeten zijn vastgelegd. Bij de voorbereiding van verzoeken om bijwerking van hun plannen moeten de lidstaten dan ook voldoende tijd voorzien voor zowel de beoordeling door de Commissie als de goedkeuringsprocedure door de Raad.
Ongeacht of een lidstaat besluit zijn herstel- en veerkrachtplannen te wijzigen, moet de nieuwe maximale financiële bijdrage worden weerspiegeld in een nieuw uitvoeringsbesluit van de Raad, waarbij het betalingsprofiel wordt aangepast om rekening te houden met wijzigingen in de maximale financiële bijdrage. De precieze concrete details van de aanpassing van het trancheprofiel moeten bilateraal worden besproken tussen de lidstaat en de Commissie.
A) Opwaartse herziening
Lidstaten die een hogere maximale financiële bijdrage ontvangen, worden sterk aangemoedigd om de beschikbare extra middelen ten volle te benutten door relevante nieuwe hervormingen en investeringen voor te stellen of de reeds geplande hervormingen en investeringen op te schalen. Belangrijk is dat de nieuw voorgestelde maatregelen moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen. Om in aanmerking te komen voor de volledige maximale financiële bijdrage, moeten de geraamde kosten van deze nieuwe hervormingen en investeringen, met bijbehorende aanvullende mijlpalen en streefdoelen, ten minste overeenkomen met het verschil tussen de geraamde kosten van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan en de nieuwe maximale financiële bijdrage.
Gezien het op prestaties gebaseerde karakter van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is het belangrijk dat het extra bedrag dat voortvloeit uit de opwaartse herziening van de financiële bijdrage niet mag worden gebruikt ter compensatie van een stijging van de geraamde kosten van maatregelen die in de reeds goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen zijn opgenomen. De beoordeling van de kostenramingen werd uitgevoerd als onderdeel van de beoordeling van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen. Indien een lidstaat ervoor kiest de verhoging van de maximale financiële bijdrage niet te benutten, hoeft het plan noch het uitvoeringsbesluit van de Raad te worden bijgewerkt.
Tot slot hebben enkele lidstaten hun oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen opgesteld met geraamde totale kosten die hoger liggen dan de initiële maximale financiële bijdrage, omdat zij een opwaartse herziening van die bijdrage verwachtten. Indien hun bijgewerkte bijdragen de geraamde totale kosten van hun reeds goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen niet overschrijden, kunnen deze lidstaten in aanmerking komen voor aanvullende middelen zonder dat zij hun herstel- en veerkrachtplannen hoeven bij te werken.
B) Neerwaartse herziening
Zelfs als hun uiteindelijke maximale financiële bijdrage wordt verlaagd, worden de lidstaten aangemoedigd om hun goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen verder uit te voeren en daarbij een beroep te doen op alternatieve financieringsbronnen. Gezien het belang van de in de herstel- en veerkrachtplannen opgenomen hervormingen en investeringen voor het aanpakken van de uitdagingen waarvoor de lidstaten zich geplaatst zien, moet de uitvoering ervan een hoofdprioriteit blijven. Indien een lidstaat de investerings- of hervormingsagenda van zijn herstel- en veerkrachtplan toch wenst aan te passen, moet hij een bijgewerkt plan indienen.
Een neerwaartse herziening van de uiteindelijke maximale financiële bijdrage is geen reden om hervormingen af te zwakken of uit de plannen te schrappen. Hervormingen brengen namelijk weinig tot geen kosten met zich mee en houden als zodanig geen verband met de hoogte van de maximale financiële bijdrage. Voorts moet het herziene plan nog steeds aan alle beoordelingscriteria voldoen en moet het met name alle of een significant aantal landspecifieke aanbevelingen omvatten.
Om de verlaagde maximale financiële bijdrage te compenseren en de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken, worden lidstaten waarvan de financiële bijdrage neerwaarts wordt herzien, aangemoedigd om naast nationale middelen ook gebruik te maken van de volgende opties:
— |
een lening in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit aanvragen; |
— |
overdrachten uit het cohesiebeleid zoals beschreven in artikel 26 van de verordening gemeenschappelijke bepalingen en artikel 7, lid 1, van de RRF-verordening; |
— |
investeringen die eind 2023 zullen zijn voltooid, verschuiven van de herstel- en veerkrachtfaciliteit naar de Europese structuur- en investeringsfondsen voor de programmeringsperiode 2014-2020, onder meer via React-EU, in overeenstemming met de N+3-regel; |
— |
sommige in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit geplande investeringen verschuiven naar de cohesiebeleidsprogramma’s voor de periode 2021-2027. |
Leningen die de neerwaartse herziening compenseren
Zoals hierboven vermeld, kunnen de lidstaten tot en met 31 augustus 2023 leningen aanvragen. Om de verlaagde maximale financiële bijdrage te compenseren en de nieuwe doelstellingen van REPowerEU te verwezenlijken, zou de betrokken lidstaat een lening kunnen aangaan. In een dergelijk scenario zijn de voorwaarden van artikel 14 van de RRF-verordening van toepassing. De lidstaat moet in het herziene herstel- en veerkrachtplan duidelijk maken welke hervormingen en investeringen worden verschoven van de financiële bijdrage (d.w.z. subsidies) naar leningen.
Overdrachten van fondsen die onder de GB-verordening vallen naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit overeenkomstig artikel 26 van de verordening gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 7, lid 1, van de RRF-verordening biedt de lidstaten de mogelijkheid om in gedeeld beheer toegewezen middelen over te dragen naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit, met name via middelen die onder de GB-verordening vallen. Overeenkomstig artikel 26 van de verordening gemeenschappelijke bepalingen (Verordening (EU) 2021/1060 – “GB-verordening”) kan tot 5 % van de fondsen die onder de GB-verordening vallen voor de begrotingsperiode 2021-2027 worden overgedragen naar andere EU-instrumenten, uitsluitend ten behoeve van de betrokken lidstaat. Dit betekent dat reeds uitgevoerde overdrachten naar andere instrumenten (bv. naar Erasmus+) het maximumbedrag dat naar de herstel- en veerkrachtfaciliteit kan worden overgedragen, verlagen. Deze bepaling zou de lidstaat in staat kunnen stellen zijn in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit beschikbare middelen te verhogen, waardoor de neerwaartse herziening van de uiteindelijke maximale financiële bijdrage mogelijk kan worden gecompenseerd.
De lidstaten kunnen om dergelijke overdrachten verzoeken in het kader van hun partnerschapsovereenkomst of als onderdeel van programmawijzigingen of, indien de partnerschapsovereenkomst is goedgekeurd en een of meer programma’s nog niet zijn aangenomen, door kennisgeving van een herziening van bepaalde beperkte informatie in de partnerschapsovereenkomst. Lidstaten die van een dergelijke optie willen gebruikmaken, moeten met de Commissie overleggen welke weg zij moeten kiezen op basis van de voortgang van hun partnerschapsovereenkomst en hun programma’s. Krachtens artikel 26, lid 3, van de GB-verordening moeten verzoeken om een dergelijke overdracht via een programmawijziging afdoende worden gemotiveerd met het oog op de complementariteit en het beoogde effect.
Bij de motivering voor een dergelijke overdracht kunnen de lidstaten zich beroepen op het feit dat de door de overdracht mogelijk gemaakte hervormingen en investeringen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan in het algemeen ook moeten bijdragen aan de doelstellingen van het cohesiebeleid. Zo omvatten veel herstel- en veerkrachtplannen hervormingen om de doeltreffendheid van overheidsdiensten te verbeteren of hervormingen op het gebied van overheidsopdrachten die de investeringen van de lidstaten in het kader van de fondsen voor het cohesiebeleid doeltreffender zullen helpen te maken.
Deze mogelijkheid om tot 5 % over te dragen krachtens artikel 26 van de GB-verordening kan worden gebruikt ter compensatie van een verlaging van de toewijzing in verband met een in het bestaande herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregel. Zij kan ook worden gebruikt voor hervormingen en investeringen die in het REPowerEU-hoofdstuk zijn opgenomen. Dit moet worden onderscheiden van de mogelijkheid om tot 7,5 % over te dragen krachtens het nieuw voorgestelde artikel 26 bis van de GB-verordening, waarbij de overgedragen middelen uitsluitend kunnen worden aangewend voor hervormingen en investeringen die in het REPowerEU-hoofdstuk zijn opgenomen en de middelen alleen kunnen worden aangevraagd indien de lidstaat reeds om overdrachten uit dat specifieke fonds heeft verzocht tot het in artikel 26 van de GB-verordening vastgestelde plafond van 5 %.
Verschuiving van sommige in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit geplande investeringen naar de programma’s voor 2014-2020
Lidstaten die hun maximale financiële bijdrage uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit zien dalen en ongebruikte cohesiemiddelen hebben, kunnen een deel van de investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplan verschuiven naar de cohesieprogramma’s 2014-2020. Met name kunnen veel lidstaten, gezien de extra middelen die in het kader van React-EU beschikbaar worden gesteld, nog steeds nieuwe projecten aan de programma’s toevoegen voor zover deze binnen de prioriteiten van de bestaande programma’s passen, om een volledige absorptie te waarborgen. Bovendien moeten deze investeringen voldoen aan de regels van het cohesiebeleid, met inbegrip van de subsidiabiliteitsregels met betrekking tot wettigheid en regelmatigheid. De projecten moeten voltooid en operationeel zijn op het ogenblik dat de programma’s worden afgesloten, d.w.z. op 15 februari 2025. Belangrijk is dat de investeringen die van het herstel- en veerkrachtplan naar de cohesieprogramma’s worden verschoven geen verband houden met mijlpalen en streefdoelen die in een eerder ingediend betalingsverzoek zijn opgenomen.
De einddatum voor subsidiabele uitgaven in het kader van de cohesieprogramma’s 2014-2020, namelijk 31 december 2023, moet in acht worden genomen. In de praktijk betekent dit dat investeringen in het kader van de programma’s 2014-2020 nog steeds zullen worden terugbetaald zolang de subsidiabele uitgaven vóór eind 2023 zijn gedaan. In dit verband kan elk betalingsverzoek dat in het kader van de programma’s bij de Commissie wordt ingediend, betrekking hebben op elke uitvoeringsfase van een bepaalde investering, met inbegrip van de beginfase. De concrete acties moeten echter op het moment van afsluiting zijn voltooid, tenzij zij worden ingefaseerd in het cohesiebeleid 2021-2027. Investeringen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit die zich in een vroeg uitvoeringsstadium bevinden (bv. de lancering van oproepen tot het indienen van voorstellen of de selectie van begunstigden), zijn waarschijnlijk niet matuur genoeg om te worden verschoven naar de programma’s voor de periode 2014-2020. De lidstaten wordt verzocht zich te concentreren op investeringen waarvan de vroege uitvoeringsfasen voorbij zijn en waarvoor de concrete uitvoering, met betalingen aan de betrokken begunstigden of contractanten, van start is gegaan.
Verschuiving van sommige in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit geplande investeringen naar de cohesieprogramma’s 2021-2027
De cohesiebeleidsprogramma’s voor de periode 2021-2027 bieden zowel financieel als qua tijd voldoende ruimte om de initieel in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit geplande investeringen uit te voeren. In dit verband moeten de volgende regels in acht worden genomen:
— |
De overgedragen projecten moeten voldoen aan de subsidiabiliteits- en andere regels van het cohesiebeleid voor de periode 2021-2027 en moeten passen binnen het toepassingsgebied van het programma in het kader waarvan zij zullen worden gefinancierd. |
— |
Dergelijke overdrachten mogen er niet toe leiden dat de in het kader van het cohesiebeleid vereiste thematische concentratie of klimaatdoelstelling niet wordt gehaald. |
— |
Overeenkomstig artikel 63, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 (verordening gemeenschappelijke bepalingen – GB-verordening) mogen concrete acties die fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd voordat de financieringsaanvraag in het kader van het programma is ingediend, niet worden geselecteerd voor steun uit de fondsen, ongeacht of alle betrokken betalingen zijn verricht. |
3. Artikel 21 van de RRF-verordening: een wijziging of vervanging van het plan omdat het plan of een deel ervan wegens objectieve omstandigheden niet langer haalbaar is
Indien een of meer mijlpalen en streefdoelen in een goedgekeurd herstel- en veerkrachtplan als gevolg van objectieve omstandigheden niet langer haalbaar zijn, kan de betrokken lidstaat bij de Commissie een met redenen omkleed verzoek tot wijziging van zijn herstel- en veerkrachtplan indienen. De Commissie zal de met redenen omklede verzoeken van geval tot geval beoordelen. De lidstaten wordt verzocht om voorafgaand aan de indiening van een formeel verzoek een informele dialoog met de diensten van de Commissie aan te gaan, met name om tot overeenstemming te komen over de praktische concrete details van deze procedure.
Wanneer de lidstaten op grond van artikel 21 een wijziging voorstellen of een nieuw plan indienen, moeten zij de volgende drie punten motiveren:
1) |
de specifieke maatregelen die niet meer haalbaar zijn; |
2) |
de objectieve omstandigheden; |
3) |
het directe verband tussen de voorgestelde wijzigingen en de objectieve omstandigheden. |
Om te beginnen moet een lidstaat motiveren dat het goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan:
— |
niet langer geheel of gedeeltelijk kan worden uitgevoerd; |
— |
niet langer kan worden uitgevoerd binnen de tijdlijn van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (tot 2026) of gewoon helemaal niet, zelfs niet met uitstel. |
Ten tweede moet de betrokken lidstaat motiveren dat de onmogelijkheid om (een deel van) het plan uit te voeren te wijten is aan objectieve omstandigheden. Het is van essentieel belang dat de relevante objectieve omstandigheden goed worden aangetoond en gedocumenteerd. Bij de beoordeling van de door de betrokken lidstaat verstrekte motivering houdt de Commissie met name rekening met:
— |
de voorzienbaarheid van de omstandigheden: of de objectieve omstandigheden aanwezig waren of redelijkerwijs te voorzien waren op het moment dat het herstel- en veerkrachtplan werd goedgekeurd; |
— |
de beschikbaarheid van alternatieve oplossingen: of er alternatieve acties zijn die de betrokken lidstaat redelijkerwijs zou kunnen ondernemen om de betrokken maatregelen toch uit te voeren zonder ze te wijzigen; |
— |
de verantwoordelijkheid van de lidstaat: of de betrokken lidstaat primair verantwoordelijk is voor het feit dat de aangevoerde objectieve omstandigheden zich hebben voorgedaan. |
Ten derde moet de betrokken lidstaat een lijst van de te wijzigen maatregelen verstrekken, samen met een beschrijving van de precieze wijzigingen die worden voorgesteld en een toelichting van het rechtstreekse verband tussen de voorgestelde wijzigingen en het effect van de objectieve omstandigheden die ter rechtvaardiging van de wijziging worden aangevoerd.
De voorgestelde wijzigingen mogen geen afbreuk doen aan het ambitieniveau van het oorspronkelijke plan. Voorts moeten maatregelen ter vervanging van de onhaalbaar geachte maatregelen voor zover mogelijk bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen (bv. overschakeling van gasketels op warmtepompen).
Verzoek in verband met de gestegen kosten van specifieke investeringen
Ten eerste moet eraan worden herinnerd dat de herstel- en veerkrachtfaciliteit een op prestaties gebaseerd instrument is. De kosten van het plan werden door de lidstaten geraamd en de lidstaten kregen hun maximale niet-terugbetaalbare steun toegewezen zolang deze kosten gelijk waren aan of hoger waren dan dit maximum.
Ten tweede zij erop gewezen dat de lidstaten de inflatie en hun inflatieverwachtingen tot op zekere hoogte in hun kostenberekening hebben opgenomen. De inflatieveronderstellingen werden, wanneer zij door de lidstaten werden gespecificeerd, over het algemeen per maatregel gebruikt. De Commissie heeft deze veronderstellingen beoordeeld in het kader van de beoordeling van de aannemelijkheid en redelijkheid van geraamde kosten, na zeer uitvoerige contacten met de lidstaten over de voor elke hervorming en investering gebruikte veronderstellingen.
De Russische agressie tegen Oekraïne heeft de prijzen van energie en bouwmaterialen echter fors doen stijgen en heeft de mondiale toeleveringsketens nog meer onder druk gezet. De ernst van deze ontwikkelingen was niet te voorzien op het moment dat de faciliteit werd ingesteld, noch op het moment dat de meeste lidstaten hun herstel- en veerkrachtplannen indienden. Deze ontwikkelingen kunnen directe gevolgen hebben voor de uitvoering van sommige investeringen die in de herstel- en veerkrachtplannen zijn opgenomen en kunnen als objectieve omstandigheden worden aangevoerd ter ondersteuning van een verzoek overeenkomstig artikel 21.
Indien een grote stijging van de kosten voor een bepaalde maatregel leidt tot een situatie waarin de betrokken mijlpaal of doelstelling niet meer kan worden gehaald, kan de lidstaat een verzoek tot wijziging van de betrokken mijlpaal of doelstelling indienen. Het verzoek moet grondig worden gemotiveerd. De lidstaten zouden moeten aantonen welke de directe gevolgen zijn van de maatregel(en) die zij willen herzien. Deze stijgingen kunnen evenmin dienen als rechtvaardiging voor een wijziging van investeringen die niet rechtstreeks worden getroffen door grondstofprijzen (bv. de aankoop van medische apparatuur of onderzoekssubsidies voor studies over sociale huisvesting) of belangrijke knelpunten in de toeleveringsketen.
Deze prijsstijgingen kunnen geen objectieve omstandigheden voor de herziening van hervormingen zijn, aangezien hervormingen over het algemeen niet afhankelijk zijn van de kosten. Voorts mag geen enkel wijzigingsverzoek de algemene uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen ondermijnen.
4. Overzicht van de procedures
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de procedures die van toepassing zijn op alle respectieve scenario’s die in de voorgaande afdelingen zijn beschreven.
Scenario |
Noodzaak van een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan / addendum |
|
Aanvullende REPowerEU-financiering |
De lidstaat draagt middelen over overeenkomstig de artikelen 26 en 26 bis van de GB-verordening of artikel 81 bis van de verordening inzake strategische GLB-plannen. |
Ja |
De lidstaat wenst in aanmerking te komen voor de REPowerEU-bijdrage als bedoeld in artikel 21 bis van de RRF-verordening. |
Ja |
|
Opwaartse herziening van de maximale financiële bijdrage |
De lidstaat wil dat de maximale financiële bijdrage wordt verhoogd tot boven de geraamde kosten van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan. |
Ja |
De lidstaat wil dat de maximale financiële bijdrage wordt verhoogd tot een bedrag dat binnen de geraamde kosten van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan blijft. |
Nee |
|
De lidstaat wil geen verhoging krijgen. |
Nee |
|
Neerwaartse herziening van de maximale financiële bijdrage |
De lidstaat compenseert de verlaging met nationale middelen. |
Nee |
De lidstaat wil het plan bijwerken om rekening te houden met een lagere maximale financiële bijdrage. |
Ja |
|
De lidstaat gaat een lening aan om de verlaging te compenseren. |
Ja |
|
De lidstaat compenseert de verlaging met een overdracht (max. 5 %) uit fondsen die onder de GB-verordening vallen voor de periode 2021-2027 (artikel 26 van de GB-verordening). |
Ja |
|
De lidstaat compenseert de verlaging door een aantal van de investeringen in het kader van de cohesieprogramma’s 2014-2020 te verschuiven. |
Ja |
5. Overzicht van de mogelijke wijzigingen van de plannen
Verwacht wordt dat de wijzigingen van de oorspronkelijke plannen in sommige gevallen op ten minste twee en soms drie rechtsgrondslagen zullen berusten, die in een enkel addendum worden ingediend. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de toepasselijke procedure. Er zij op gewezen dat in elk hieronder beschreven scenario ook de verplichting zal gelden om een REPowerEU-hoofdstuk in te dienen overeenkomstig artikel 21 quater van het voorstel van de Commissie.
Scenario |
Rechtsgrondslag: herstel- en veerkrachtfaciliteit |
||||||
De lidstaat stelt aanvullende maatregelen voor om de doelstellingen van REPowerEU te verwezenlijken en in aanmerking te komen voor de bijdrage als bedoeld in artikel 21 bis van de RRF-verordening. |
Artikel 18 |
||||||
De lidstaat stelt aanvullende maatregelen voor om de doelstellingen van REPowerEU te verwezenlijken en in aanmerking te komen voor aanvullende steun via leningen. |
Artikel 14 |
||||||
De lidstaat stelt aanvullende maatregelen voor om de doelstellingen van REPowerEU te verwezenlijken en draagt Uniemiddelen over overeenkomstig de artikelen 26 en 26 bis van de verordening gemeenschappelijke bepalingen en artikel 81 bis van de verordening strategische GLB-plannen. |
Artikel 18 |
||||||
De lidstaat stelt aanvullende maatregelen voor om de doelstellingen van REPowerEU te verwezenlijken en in aanmerking te komen voor een opwaartse herziening van de maximale financiële bijdrage en van aanvullende steun via leningen. |
Artikelen 14, 18 |
||||||
De lidstaat wijzigt het herstel- en veerkrachtplan om een lening aan te vragen teneinde:
|
Artikelen 14, 18 |
||||||
De lidstaat wijzigt het herstel- en veerkrachtplan door aanvullende maatregelen voor te stellen die gericht zijn op de doelstellingen van REPowerEU teneinde:
|
Artikelen 18, 21 |
||||||
De lidstaat wijzigt het herstel- en veerkrachtplan door aanvullende maatregelen voor te stellen die gericht zijn op de doelstellingen van REPowerEU en door bestaande maatregelen te vervangen teneinde:
|
Artikelen 14, 21 |
||||||
De lidstaat wijzigt het herstel- en veerkrachtplan door aanvullende maatregelen voor te stellen die gericht zijn op de doelstellingen van REPowerEU en door bestaande maatregelen te vervangen teneinde:
|
Artikelen 14, 18, 21 |
||||||
De lidstaat wijzigt het herstel- en veerkrachtplan om rekening te houden met een objectieve verandering van omstandigheden die de uitvoering van bepaalde maatregelen verhindert, door de betrokken maatregelen aan de nieuwe uitdagingen aan te passen. |
Artikel 21 |
DEEL II
RICHTSNOEREN VOOR DE ONTWIKKELING EN PRESENTATIE VAN ADDENDA
Deze afdeling bevat algemene richtsnoeren voor de ontwikkeling en presentatie van addenda bij een goedgekeurd herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van de opstelling van het REPowerEU-hoofdstuk. In dit deel wordt de term “wijziging” gebruikt voor alle wijzigingen van het goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan, ongeacht de rechtsgrondslag. Bij de wijziging van hun plannen moeten de lidstaten bewijsstukken indienen met betrekking tot de beoordelingscriteria uit de RRF-verordening, alsmede bijgewerkte informatie als bedoeld in de artikelen 18 en 21 quater van de RRF-verordening.
De omvang van de nieuwe verstrekte informatie moet in verhouding staan tot de in het addendum voorgestelde wijzigingen. Als de voorgestelde wijzigingen geen gevolgen hebben voor een afdeling, hoeft de desbetreffende afdeling van de template niet te worden ingevuld. De indiening van het REPowerEU-hoofdstuk kan worden vergeleken met een aanvullende component voor deze specifieke hervormingen en investeringen. De structuur van het reeds goedgekeurde plan hoeft niet te worden aangepast en herhalingen moeten worden vermeden. Toelichtingen betreffende bestaande door de herstel- en veerkrachtfaciliteit ondersteunde maatregelen alsook niet door de herstel- en veerkrachtfaciliteit ondersteunde maatregelen kunnen tot het noodzakelijke minimum worden beperkt, zoals hieronder nader uiteengezet.
Dit deel II is verdeeld in twee grote afdelingen: ten eerste handvatten voor het opstellen van REPowerEU-hoofdstukken, en ten tweede handvatten voor de informatie die moet worden ingediend als onderdeel van de algemene wijziging van de herstel- en veerkrachtplannen.
I. Het REPowerEU-hoofdstuk
1. Rechtsgrondslag en de REPowerEU-doelstellingen
Het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen heeft tot doel het desbetreffende rechtskader geschikter te maken om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken. In het voorgestelde artikel 21 quater, lid 1, wordt een reeks REPowerEU-doelstellingen omschreven.
Om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken, moeten de lidstaten die besluiten hun herstel- en veerkrachtplannen te wijzigen, tegelijkertijd een REPowerEU-hoofdstuk indienen. De indiening van een REPowerEU-hoofdstuk kan worden gecombineerd met andere soorten wijzigingen van het herstel- en veerkrachtplan, zoals uiteengezet in deel I.
Het REPowerEU-hoofdstuk moet een kort overzicht bieden van alle hervormingen en investeringen die een lidstaat moet doorvoeren om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken. In de praktijk kan het REPowerEU-hoofdstuk de vorm aannemen van een specifiek onderdeel van het herstel- en veerkrachtplan. Naast de opname van het REPowerEU-hoofdstuk als een specifiek onderdeel van het herstel- en veerkrachtplan, moet de wijziging van het herstel- en veerkrachtplan ook vergezeld gaan van andere informatie die wordt gevraagd in de voorgestelde artikelen 18 en 21 quater, die in de afdelingen I.2 en II wordt gepresenteerd.
2. Inhoud van de REPowerEU-hoofdstukken
A) Door de herstel- en veerkrachtfaciliteit gefinancierde hervormingen en investeringen die in de REPowerEU-hoofdstukken zijn opgenomen
De lidstaten moeten in hun REPowerEU-hoofdstuk hervormingen en investeringen voorstellen die bijdragen tot de REPowerEU-doelstellingen. In dat verband zij eraan herinnerd dat de hervormingen en investeringen moeten bijdragen tot een doeltreffende aanpak van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen worden genoemd, met inbegrip van de landspecifieke aanbevelingen die in het kader van de Semestercyclus 2022 zullen worden aangenomen en die onder meer betrekking hebben op de energie-uitdagingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd.
Alleen hervormingen en investeringen die bijdragen tot de REPowerEU-doelstellingen komen in aanmerking voor de financiering waarin de artikelen 21 bis en 21 ter voorzien. De lidstaten worden ook aangemoedigd om deze maatregelen te ondersteunen met leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit overeenkomstig artikel 14. De hervormingen en investeringen die zijn opgenomen in het REPowerEU-hoofdstuk, zoals vermeld in artikel 21 quater, lid 1, van het voorstel van de Commissie, hebben betrekking op hervormingen en investeringen die niet eerder werden opgenomen in het herstel- en veerkrachtplan van de lidstaat (zoals bedoeld in artikel 21 quater, lid 2, punt a)) en die zijn ontworpen om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken.
Het REPowerEU-hoofdstuk kan in beperkte omstandigheden maatregelen omvatten die eerder in de herstel- en veerkrachtplannen werden opgenomen, maar die maatregelen moeten dan zodanig worden opgeschaald dat zij als “nieuwe” maatregelen kunnen worden beschouwd. Alleen investeringen waarbij de wijzigingen leiden tot een wezenlijke verbetering die tot uiting komt in de opzet en het niveau van de mijlpalen en streefdoelen, resulterend in grotere energiebesparingen of een grotere daling van het verbruik van fossiele brandstoffen, komen in aanmerking voor aanvullende financiering. Een lidstaat kan bijvoorbeeld een maatregel in een bestaand onderdeel handhaven maar het streefdoel in het kader van het REPowerEU-hoofdstuk aanzienlijk verhogen om in aanmerking te komen voor de nieuw beschikbare financiering (bv. een verhoging van de capaciteit voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen van 1 000 MW naar 1 300 MW zou worden gepresenteerd als een opschaling met 300 MW).
Bij het opstellen van hun REPowerEU-hoofdstukken moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de in de REPowerEU-hoofdstukken opgenomen hervormingen en investeringen vergezeld gaan van een overeenkomstige reeks mijlpalen en streefdoelen.
De investeringen en hervormingen van de REPowerEU-hoofdstukken om de voorziening te diversifiëren teneinde minder afhankelijk te zijn van Rusland en om de vraag naar gas op korte termijn te doen dalen, moeten blijk geven van solidariteit wat voorzieningszekerheid betreft. Daartoe moeten zij zo worden gedimensioneerd dat zij op kosteneffectieve wijze inspelen op regionale en nationale behoeften, rekening houdend met het met lidstaten gedeelde EU-overzicht van paraatheid op korte termijn voor onderbrekingen in de gasvoorziening.
Voorbeelden van investeringen die in de REPowerEU-hoofdstukken kunnen worden opgenomen
Verschillende soorten investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van REPowerEU-doelstellingen en die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit zouden kunnen worden gesteund. Wat investeringen in gasinfrastructuur betreft, is het van belang dat deze in overeenstemming zijn met de resultaten van de beoordeling van de behoeften aan extra energie-infrastructuur zoals uiteengezet in de REPowerEU-mededeling van de Commissie van 8 maart 2022 (COM(2022) 108 final) en het overleg met de lidstaten in de regionale groepen op hoog niveau die actief zijn in het kader van het TEN-E-beleid. Deze investeringen kunnen met name betrekking hebben op:
— |
verhoging van de capaciteit voor de productie van duurzaam biomethaan en hernieuwbare of fossielvrije waterstof; |
— |
streven naar vermindering van het verbruik van energie en fossiele brandstoffen (energiesoberheid); |
— |
versneld gebruik van hernieuwbare of fossielvrije waterstof in sectoren die moeilijk koolstofvrij te maken zijn, door de technologische omschakeling naar op waterstof gebaseerde processen en toepassingen te vergemakkelijken; |
— |
waterstofinfrastructuur, met inbegrip van pijpleidingen, opslagfaciliteiten en haventerminals; |
— |
decarbonisatie- en energie-efficiëntiemaatregelen in industriële sectoren, met name op het gebied van warmteprocessen, systemen voor vraagzijdebeheer en vraagsturing; |
— |
renovatieregelingen en -technologieën ter verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen en de decarbonisatie van verwarming, zoals de uitrol van warmtepompen, stadsverwarming op hernieuwbare energie, zonnepanelen op daken, energieopslag, slimme thermostaten en hoogwaardige isolatie; |
— |
programma’s ter bevordering van energie-efficiëntieaudits en -advies voor huishoudens en bedrijven: |
— |
elektrificatie van industriële processen en technologieën ter vervanging van gas voor verwarming in de industrie (vooral op lage temperaturen), stoom en feedstocktoepassingen; |
— |
faciliteiten voor energie- en gasopslag; |
— |
capaciteit voor de productie van hernieuwbare energiebronnen; |
— |
ontwikkeling van het nationale elektriciteitsdistributie- en transmissienet; |
— |
aanleg van elektriciteitsinterconnectoren; |
— |
infrastructuur en installaties die de diversificatie van de gasvoorziening van de lidstaten mogelijk maken, met inbegrip van lng-terminals (zoals drijvende installaties voor opslag en hervergassing van lng), gaspijpleidingen en -opslag en de cyberbeveiliging daarvan; |
— |
ontwikkeling van waardeketens voor belangrijke materialen, technologische componenten en apparatuur in verband met de groene transitie; |
— |
om- en bijscholing om de omschakeling naar nieuwe banen te vergemakkelijken, met name in de productie van hernieuwbare energie en andere sectoren van de groene economie; |
— |
ondersteuning van de elektrificatie van de vervoersinfrastructuur, met inbegrip van spoorwegen, en de uitrol van alternatieve tank- en laadinfrastructuur om voertuigen op te laden of waterstof te tanken voor vervoersdoeleinden; |
— |
emissievrije voertuigen voor openbaar vervoer die de vraag naar fossiele brandstoffen in aanzienlijke mate en rechtstreeks doen dalen. |
Voor maatregelen die bijdragen tot de voorzieningszekerheid, zoals energie-infrastructuur en -voorzieningen, interconnectoren of productiecapaciteiten, wordt de lidstaten verzocht aandacht te besteden aan de cyberbeveiliging van de projecten teneinde de risico’s op verstoring van de energievoorziening zo veel mogelijk te beperken.
Voorbeelden van hervormingen die in de REPowerEU-hoofdstukken kunnen worden opgenomen
Voorts zijn er verschillende soorten hervormingen die de lidstaten zouden kunnen overwegen om het effect van de in het kader van REPowerEU uitgevoerde investeringen te maximaliseren. Deze omvatten:
— |
hervormingen die de vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie versnellen en de tijd voor de uitrol ervan tot een minimum beperken, alsook hervormingen in verband met de verbetering van de netinfrastructuur, in combinatie met de noodzakelijke versterking van de overheidsdiensten om de versnelling en toename van het aantal vergunningsaanvragen aan te pakken; |
— |
transparante tijdschema’s voor de modernisering van distributienetten en veilingen van hernieuwbare energie; |
— |
risicoverzekerings- en risicobeperkingsregelingen voor investeringen in projecten voor de ontwikkeling/modernisering van verwarming en stadsverwarming op basis van hernieuwbare energie, regelingen voor de geplande vervanging van verwarmingssystemen op basis van fossiele brandstoffen door hernieuwbare-energietechnologieën, fiscale stimulansen voor bedrijven en consumenten om van verwarming op basis van fossiele brandstoffen over te schakelen op koolstofarme opties (hernieuwbare warmte, stadsverwarming op basis van hernieuwbare energie, gebruik van restwarmte van bedrijven en koelingsnetten) en de uitrol van lokale hernieuwbare-energiecapaciteit (5); |
— |
stimulansen voor het scheppen van kwaliteitsbanen in de productie van hernieuwbare energie en andere sectoren van de groene economie, met inbegrip van gerichte en goed ontworpen aanwervings- en transitiestimulansen; (6) |
— |
hervormingen om de flexibiliteit van het elektriciteitssysteem te vergroten, ruimte te creëren om hulpbronnen aan de vraagzijde te laten deelnemen aan elektriciteitsmarkten en stimulansen voor vraagsturing ontwikkelen, met inbegrip van energieopslag; |
— |
stimulansen om de bestaande beroepsbevolking bij te scholen en geschoolde vakmensen in de bouwsector op te leiden, zoals installateurs van verwarming op basis van hernieuwbare energie; |
— |
ontwikkeling van een passend wetgevingskader voor het vervoer en de opslag van hernieuwbare of fossielvrije waterstof; |
— |
stimulansen voor de uitrol van alternatieve tank- en laadinfrastructuur om voertuigen op te laden of waterstof te tanken voor vervoersdoeleinden; |
— |
ontwikkeling van inzichten in de arbeidsmarkt en vaardigheden, opstelling van prognoses in verband daarmee en aanpassing van onderwijs- en opleidingscurricula aan de behoeften van de groene transitie. |
Grensoverschrijdende en meerlandenprojecten ter ondersteuning van REPowerEU-doelstellingen
De lidstaten worden sterk aangemoedigd om grensoverschrijdende initiatieven te ontwikkelen en te versterken. Projecten van gemeenschappelijk belang, geselecteerd in het kader van het beleid inzake trans-Europese energienetwerken (TEN-E), komen in aanmerking voor steun uit de Connecting Europe Facility. Naast de projecten van gemeenschappelijk belang verleent de Connecting Europe Facility ook steun voor grensoverschrijdende projecten op het gebied van hernieuwbare energie die door meer dan één lidstaat worden ontwikkeld op basis van de samenwerkingsmechanismen die in de richtlijn hernieuwbare energie zijn vastgesteld. Deze projecten dragen al bij aan de REPowerEU-doelstellingen door hernieuwbare energie als alternatief voor fossiele brandstoffen aan te bieden, de afhankelijkheid van invoer te verminderen en het potentieel van Europa op het gebied van hernieuwbare energie beter te benutten.
Wanneer lidstaten overwegen maatregelen voor te stellen voor aanvullende financiële steun uit financieringsbronnen van REPowerEU binnen de herstel- en veerkrachtfaciliteit, moeten zij prioriteit geven aan projecten die niet door de CEF worden gefinancierd. De lidstaten worden sterk aangemoedigd om na te gaan of aanvullende gasprojecten die worden geïdentificeerd bij de beoordeling van de infrastructuurbehoeften die ten behoeve van het REPowerEU-plan wordt uitgevoerd, uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit kunnen worden gefinancierd. Zo kan de herstel- en veerkrachtfaciliteit een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de ambitie van lidstaten om cruciale waardeketens verder te ontwikkelen, met name op het gebied van grensoverschrijdend energietransport, hernieuwbare of fossielvrije waterstof en de voorziening van kritieke grondstoffen.
B) Maatregelen die bijdragen tot REPowerEU en al in de herstel- en veerkrachtplannen zijn opgenomen
Opdat de REPowerEU-hoofdstukken volledig en op zichzelf staand zouden zijn, moeten ze ook een beschrijving bevatten van de wijze waarop de maatregelen die reeds in de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen zijn opgenomen, bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen (artikel 21 quater, lid 2, punt a), van de RRF-verordening, als gewijzigd bij het voorstel van de Commissie).
De REPowerEU-hoofdstukken moeten een lijst van deze maatregelen bevatten, samen met een korte toelichting van hun bijdrage aan REPowerEU-doelstellingen. Het doel is niet om maatregelen in bestaande onderdelen over te hevelen naar het REPowerEU-hoofdstuk, om te voorkomen dat de structuur van het gehele herstel- en veerkrachtplan moet worden omgegooid en het evenwicht en de samenhang ervan mogelijk worden aangetast, maar om de bijdragen van bestaande maatregelen tot de REPowerEU-doelstellingen toe te lichten.
Daartoe moet de volgende tabel worden gebruikt:
FENIX-referentienummer |
Naam maatregel |
Bijdrage aan REPowerEU-doelstellingen |
Verwachte vermindering invoer fossiele brandstoffen |
CX.RX |
Hervorming groene belastingheffing |
Door bedrijven en particulieren te stimuleren over te stappen op emissievrije en emissiearme voertuigen zal het verbruik van fossiele brandstoffen dalen en zal de afhankelijkheid van de import van deze brandstoffen vanuit het buitenland afnemen. |
|
CY.IY |
Renovatie gebouwen |
Renovatie van X miljoen vierkante meter, met als doel een extra energiebesparing van ten minste 30 % |
|
CZ.IZ |
Offshorewindenergie |
Installatie van 500 MW offshorewindenergie |
C) REPowerEU-maatregelen gefinancierd uit andere bronnen dan de herstel- en veerkrachtfaciliteit
Opdat het REPowerEU-hoofdstuk een volledig beeld zou geven van alle maatregelen die zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen, moet het ook belangrijke maatregelen bevatten die uit andere nationale of EU-bronnen worden gefinancierd en eveneens bijdragen tot de realisatie van de REPowerEU-doelstellingen. Belangrijk is dat deze maatregelen niet in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de beschikbare financiering in het kader van het herstel- en veerkrachtplan. Deze maatregelen vallen ook niet onder de audit- en controlevoorschriften die in de RRF-verordening zijn beschreven.
Het toezicht op de REPowerEU-maatregelen die niet door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, zal voornamelijk in het kader van het Europees Semester worden uitgevoerd. Voor elke REPowerEU-maatregel die uit andere bronnen dan de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt gefinancierd, moeten de lidstaten in het REPowerEU-hoofdstuk de volgende informatie op te nemen:
— |
naam van de maatregel; |
— |
geraamde kosten en financieringsbron(nen); |
— |
doelstelling van de maatregel en verband met de REPowerEU-doelstellingen; |
— |
uitvoeringsbepalingen; |
— |
belangrijkste stappen en het bijbehorende tijdschema voor de uitvoering; |
— |
geraamd effect van de maatregel, bv. minder invoer van gas, diversificatie van de gasinvoer, totale energiebesparingen, geïnstalleerde productiecapaciteit voor hernieuwbare energie, verwachte reductie van broeikasgasemissies; |
— |
verwijzing naar maatregelen uit het herstel- en veerkrachtplan die de maatregel aanvult of waarmee hij wordt aangevuld (in voorkomend geval). |
De lidstaten moeten aantonen dat de in hun REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregelen complementair zijn. Zij moeten met name uitleggen hoe de maatregelen elkaar versterken.
Naast de beschrijving van alle in de bovenstaande afdelingen genoemde maatregelen moeten de lidstaten in het REPowerEU-hoofdstuk toelichten hoe de combinatie van al deze maatregelen coherent, doeltreffend en evenredig is om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken (artikel 21 quater, lid 2, punt c), van het voorstel van de Commissie tot wijziging van de RRF-verordening):
— |
Wat het coherentie-vereiste betreft, wordt van de lidstaten verwacht dat zij motiveren waarom zij de in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregelen toevoegen aan de reeds bestaande of geplande maatregelen. Zij moeten uitleggen waarom deze maatregelen resterende lacunes op nationaal en/of EU-niveau opvullen die nog niet met eerdere maatregelen zijn aangepakt. |
— |
Wat het criterium “doeltreffendheid” betreft, moet worden beargumenteerd waarom en hoe de REPowerEU-maatregelen algemeen geschikt zijn voor de bovengenoemde doeleinden. |
— |
Om van evenredigheid te kunnen spreken, moeten de lidstaten beschrijven hoe de in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregelen in verhouding staan tot wat nodig is om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken, en hoe een afweging van gerechtvaardigde belangen de maatregelen in kwestie ondersteunt. |
De lidstaten moeten een kwantitatieve analyse verstrekken van de bijdrage van hun REPowerEU-maatregelen aan de in het REPowerEU-plan vastgestelde doelstelling.
3. Beoordeling van het REPowerEU-hoofdstuk
Zoals uiteengezet in artikel 21 quater, lid 4, van het voorstel tot wijziging van de RRF-verordening, zijn de overige bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing op de hervormingen en investeringen in het REPowerEU-hoofdstuk, tenzij anders bepaald. Dienovereenkomstig zullen de in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen hervormingen en investeringen die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, een integrerend deel van de herstel- en veerkrachtplannen vormen. Zij moeten voldoen aan alle voorwaarden van artikel 18 en zijn onderworpen aan de beoordelingscriteria van artikel 19 en bijlage V, tenzij anders bepaald, met name in verband met de digitale tagging overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt f), en afdeling 2.6 van bijlage V bij de RRF-verordening.
A) Vrijstelling van de verplichting om bij te dragen tot het digitale streefcijfer van 20 %
Onverminderd het bovenstaande en in overeenstemming met artikel 21 quater, lid 3, van het voorstel tot wijziging van de RRF-verordening, zijn de in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit te financieren hervormingen en investeringen in de REPowerEU-hoofdstukken onderworpen aan de digitale-taggingmethode van artikel 19, lid 3, punt f), van en in bijlage VII bij de RRF-verordening. De steun voor maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk zal echter niet in aanmerking worden genomen bij de berekening of het digitale streefcijfer van 20 % is bereikt. Gezien de ongekende urgentie en het belang van de energie-uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd, is een dergelijke vrijstelling noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de digitale tagging niet ten koste gaat van het vermogen van de lidstaten om de maatregelen die bijdragen aan de verwezenlijking van REPowerEU-doelstellingen, te financieren.
Hoewel hervormingen en investeringen die in het REPowerEU-hoofdstuk worden voorgesteld, vrijgesteld zijn van de berekening van het digitale streefcijfer, wordt de lidstaten verzocht digitale investeringen voor te stellen die relevant zijn voor de doelstellingen van REPowerEU. Dergelijke investeringen kunnen bijvoorbeeld het volgende omvatten:
— |
digitalisering van energienetten, met inbegrip van slimme netten; |
— |
invoering van slimme meters, slimme oplaadsystemen, slimme beheersystemen en sensoren in combinatie met renovatiewerkzaamheden gericht op het verbeteren van de energie-efficiëntie; |
— |
klimaatneutraliteit van de datacentra en netten en hergebruik van hun restwarmte; |
— |
cyberbeveiliging voor het energiesysteem, wat van vitaal belang is voor de voorzieningszekerheid; |
— |
data-infrastructuur om een wijdverspreide ontwikkeling van vraagsturing (bv. met de gemeenschappelijke Europese ruimte voor energiedata) en energieopslag mogelijk te maken; |
— |
maatregelen voor de digitalisering van het vervoer die gedeeltelijk gericht zijn op de reductie van de uitstoot van broeikasgassen; |
— |
digitale vaardigheden of toepassingen om de positie van de energieconsument te versterken. |
Om de digitale ambities van de herstel- en veerkrachtfaciliteit te ondersteunen, is het belangrijk dat digitale tagging van toepassing blijft op alle steun voor maatregelen die in de herzieningen van de herstel- en veerkrachtplannen worden voorgesteld en die buiten het toepassingsgebied van artikel 21 quater, lid 1, van de RRF-verordening vallen.
B) Aanvullend beoordelingscriterium met betrekking tot de REPowerEU-doelstellingen
Daarnaast zullen hervormingen en investeringen die in de REPowerEU-hoofdstukken zijn opgenomen en in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, worden beoordeeld aan de hand van een aanvullend twaalfde beoordelingscriterium, uiteengezet in bijlage V, afdeling 2.12, van de voorgestelde wijziging van de RRF-verordening, wat betreft hun effectieve bijdrage aan de REPowerEU-doelstellingen. Overeenkomstig bijlage V bij het voorstel van de Commissie kan dit criterium als vervuld worden beschouwd indien deze maatregelen aan een van de volgende doelstellingen voldoen:
— |
ze verbeteren de energie-infrastructuur en -voorzieningen om te voorzien in de onmiddellijke behoeften inzake continuïteit van de olie- en gasvoorziening, met name om diversificatie van de voorziening mogelijk te maken in het belang van de Unie als geheel; |
— |
ze verbeteren de energie-efficiëntie in gebouwen, dragen bij tot de decarbonisatie van de industrie, verhogen de productie en het gebruik van duurzaam biomethaan en hernieuwbare of fossielvrije waterstof en vergroten het aandeel van hernieuwbare energie; |
— |
ze pakken knelpunten in de interne en grensoverschrijdende energietransmissie aan, met name door verbindingen met andere lidstaten tot stand te brengen, of ze ondersteunen emissievrij vervoer en de bijbehorende infrastructuur, met inbegrip van spoorwegen; |
— |
ze ondersteunen de bovengenoemde doelstellingen door een versnelde omscholing van de beroepsbevolking naar groene vaardigheden, alsook door ondersteuning van de waardeketens voor de belangrijkste materialen en technologieën die verband houden met de groene transitie; |
en ook aan deze voorwaarde voldoen:
— |
de hervormingen en investeringen in het REPowerEU-hoofdstuk (artikel 21 quater, lid 1) zijn, samen met de andere beschreven maatregelen (artikel 21 quater, lid 2, punten a) en b)), complementair en dragen in aanzienlijke mate bij aan de diversificatie van de energievoorziening van de Unie of aan de vermindering van haar afhankelijkheid van fossiele brandstoffen vóór 2030. |
C) Effectmeting
De lidstaten moeten aantonen dat de investeringen en hervormingen de REPowerEU-doelstellingen zullen verwezenlijken door het volgende te meten:
— |
de vermindering van de invoer van fossiele brandstoffen uit Rusland; |
— |
wat de gasinvoer betreft, een raming van de vermindering (in miljard kubieke meter) van de invoer uit Rusland door gelijkwaardige maatregelen; |
— |
de geraamde vermindering van het energieverbruik; |
— |
de modernisering van de netinfrastructuur met het oog op decentralisatie, marktintegratie of verbetering van de voorzieningszekerheid. |
Het REPowerEU-hoofdstuk moet een tabel bevatten met de aard van elke maatregel (d.w.z. nieuwe of gewijzigde maatregel, bestaande maatregelen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan, uit andere bronnen gefinancierde maatregelen) en het verwachte effect ervan op de vermindering van de invoer van aardgas uit Rusland, uitgedrukt in miljard kubieke meter.
Naam maatregel |
Verwachte vermindering invoer aardgas uit Rusland in 2027 ten opzichte van 2019 (in mld m3) |
Hervorming X |
|
Investering Y |
|
Totaal |
D) Beginsel “geen ernstige afbreuk doen”:
Maatregelen ter verbetering van de energie-infrastructuur en -voorzieningen om te voorzien in de onmiddellijke behoeften inzake zekerheid van de olie- en gasvoorziening, met name om diversificatie van de voorziening mogelijk te maken in het belang van de Unie als geheel, hoeven volgens het voorstel van de Commissie niet te voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Dit betreft met name de investeringen in gas- en oliecapaciteit die van cruciaal belang zijn voor een zeer snelle vermindering van de afhankelijkheid van Russische leveranciers. Deze afwijking heeft betrekking op maatregelen die nodig zijn om de voorzieningszekerheid op korte termijn te waarborgen en mag geen belemmering vormen voor de algemene vooruitgang op weg naar de klimaatdoelstellingen voor 2050, rekening houdend met de nationale energie- en klimaatplannen.
Alle overige maatregelen in verband met REPowerEU-doelstellingen moeten voldoen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, in overeenstemming met de RRF-verordening. Algemeen gesproken draagt de naleving van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van REPowerEU, in overeenstemming met de volgende leidende beginselen:
— |
Maatregelen waarvoor een technologisch en economisch haalbaar alternatief met geringe milieueffecten bestaat, voldoen over het algemeen aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, met name die welke niet gebaseerd zijn op fossiele brandstoffen maar bijvoorbeeld op hernieuwbare energiebronnen. Dit vermindert niet alleen de afhankelijkheid van de invoer van fossiele brandstoffen uit Rusland, maar verbetert ook de milieukwaliteit. |
— |
Voor maatregelen waarvoor geen technologisch en economisch haalbaar alternatief met geringe milieueffecten bestaat, kunnen de lidstaten aantonen dat voldaan is aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” door de beste beschikbare niveaus van milieuprestaties in de sector voor te stellen. Dit kan activiteiten en activa omvatten waarbij minder of geen fossiele brandstoffen worden gebruikt. Het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” helpt dus de afhankelijkheid van de invoer te verminderen, en draagt zo bij aan de doelstellingen van REPowerEU. |
Deze beginselen ondersteunen met name de tweede pijler van REPowerEU, waarin wordt opgeroepen tot investeringen in een geïntegreerd Uniebreed energiesysteem dat grotendeels gebaseerd is op hernieuwbare energie en een aanzienlijk hogere energie-efficiëntie om de EU minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen.
Veel maatregelen ter ondersteuning van de REPowerEU-doelstellingen zijn al opgenomen in de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen en in overeenstemming bevonden met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Het gaat onder meer om maatregelen om hernieuwbare energie te bevorderen, een toekomstbestendige flexibele energie-infrastructuur uit te bouwen en de energie-efficiëntie te verhogen. Om de opstelling van de gewijzigde plannen te vergemakkelijken, illustreren de onderstaande voorbeelden hoe voor de doelstelling “klimaatmitigatie” kan worden gewaarborgd dat het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” wordt nageleefd voor verdere REPowerEU-maatregelen.
Decarbonisatie van de industrie: Krachtens de herstel- en veerkrachtfaciliteit en overeenkomstig voetnoot 27 van de technische richtsnoeren, moeten maatregelen ter ondersteuning van installaties die onder het EU-emissiehandelssysteem (ETS) vallen, resulteren in verwachte broeikasgasemissies die aanzienlijk lager zijn dan de betrokken benchmarks (7) . Hoewel er voor sommige van deze activiteiten momenteel geen technologisch en economisch haalbaar alternatief met weinig of geen milieueffecten voorhanden is, zal deze aanpak het gebruik van fossiele brandstoffen helpen te verminderen en aldus de EU minder afhankelijk maken van invoer. Voor de productie van waterstof wordt het gebruik van hernieuwbare energiebronnen aangemoedigd.
Meer elektrificatie: In de technische richtsnoeren met betrekking tot het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” staat dat maatregelen ter bevordering van de elektrificatie (bv. op het niveau van gebouwen, de industrie of het vervoer) verenigbaar worden geacht met het criterium “geen ernstige afbreuk doen” voor de klimaatmitigatie, mits de lidstaten aantonen dat meer elektrificatie gepaard gaat met een grotere capaciteit voor de productie van hernieuwbare energie op nationaal niveau. De lidstaten kunnen in hun gewijzigde plannen (aanvullende) maatregelen ter bevordering van de verdere elektrificatie van sleutelsectoren opnemen die, in combinatie met elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, naar verwachting rechtstreeks zullen bijdragen aan de doelstellingen van REPowerEU.
II. Algemene leidraad voor de wijziging van herstel- en veerkrachtplannen
In de onderstaande afdelingen wordt een overzicht gegeven van de elementen die de lidstaten in hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplan moeten opnemen. In deze leidraad wordt ingegaan op de meest gestelde vragen van lidstaten en worden praktische houvast gegeven voor het structureren van het addendum bij het herstel- en veerkrachtplan in overeenstemming met de eisen van artikel 18 van de RRF-verordening.
Om de consistentie bij de presentatie van het addendum en het herstel- en veerkrachtplan te waarborgen, volgt de onderstaande structuur de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van januari 2021. De lidstaten worden aangemoedigd om voor hun herstel- en veerkrachtplannen dezelfde structuur te blijven gebruiken en de wijzigingen in de bestaande afdelingen van de herstel- en veerkrachtplannen te beperken.
1. Doelstellingen van de wijzigingen
De lidstaten moeten in deze afdeling de redenen toelichten die ten grondslag liggen aan de voorgestelde wijzigingen van hun eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan.
De te verstrekken motivering zal afhangen van de aard en het doel van deze wijzigingen, zoals uiteengezet in deel I van dit document. De lidstaten moeten derhalve de rechtsgrondslag voor elke wijziging vermelden, d.w.z. of het gaat om een leningaanvraag, een bijwerking overeenkomstig artikel 18, lid 2, in verband met de herziene financiële bijdrage, en/of een wijziging overeenkomstig artikel 21 als gevolg van objectieve omstandigheden. Gezien de aanzienlijke tijd en middelen die de Commissie en de nationale autoriteiten aan dit proces moeten besteden, wordt elke lidstaat verzocht alle voorgenomen wijzigingen van zijn plan in één verzoek te bundelen. De keuze van de rechtsgrondslag zal gevolgen hebben voor de mate waarin de lidstaten wijzigingen kunnen aanbrengen en voor de voorwaarden waaraan zij moeten voldoen opdat het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan een positieve beoordeling zou krijgen. Indien de lidstaat meer dan één reden opgeeft voor de herziening, zal hij duidelijk moeten aangeven hoe hij aan de voorwaarden voldoet en zal hij de redenen moeten opgeven die aan elk van de voorwaarden zijn verbonden (bv. extra financiële behoeften om een lening aan te vragen overeenkomstig artikel 14 en objectieve omstandigheden die de uitvoering van (een deel van) het plan verhinderen in de zin van artikel 21).
A) Alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de economische en sociale situatie / bijdrage aan de zes pijlers
Het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan moet een alomvattende en voldoende evenwichtige reactie op de economische en sociale situatie blijven vormen en moet op passende wijze bijdragen aan alle zes pijlers in artikel 3 van de RRF-verordening. De wijzigingen in het oorspronkelijke plan moeten dit evenwicht behouden. Is dat niet het geval, dan moeten de wijzigingen worden gemotiveerd door aan te tonen dat ze een antwoord bieden op de nieuwe uitdagingen en/of gebaseerd zijn op de nieuwe financiële toewijzing van de lidstaat. Daartoe moeten de lidstaten beschrijven hoe het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan nog steeds een alomvattend en voldoende evenwichtig antwoord biedt op de economische en sociale situatie in de betrokken lidstaat. Als de wijzigingen in het plan miniem zijn, kunnen de lidstaten er gewoon van uitgaan dat de bijdrage aan de zes pijlers evenwichtig blijft en hoeven ze geen gedetailleerde nadere toelichting te verstrekken.
De lidstaten moeten de nieuwe maatregelen koppelen aan de desbetreffende pijlers door uit te leggen hoe zij hieraan zullen bijdragen. Indien in het gewijzigde plan bepaalde maatregelen worden geschrapt of afgezwakt, moet worden uitgelegd hoe het plan voldoende zal blijven bijdragen aan de betrokken pijlers. In voorkomend geval moet in deze toelichting een verband worden gelegd tussen de geschrapte maatregelen en eventuele nieuwe maatregelen die ter vervanging van de geschrapte maatregelen worden voorgesteld, onder verwijzing naar de betrokken pijlers.
In de verstrekte toelichting moet terdege rekening worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen in de lidstaat of in het EU-beleid die van invloed zijn op de zes pijlers. De lidstaten worden met name aangemoedigd rekening te houden met het effect van de recentste geopolitieke ontwikkelingen op de bijdrage van het plan aan de pijler “groene transitie”, met het oog op de doelstellingen van REPowerEU. In dit verband zijn addenda met aanvullende maatregelen die slechts één of twee van de pijlers betreffen aanvaardbaar, voor zover dit gerechtvaardigd wordt door de nieuwe uitdagingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd.
B) Verband met de landspecifieke aanbevelingen en het Europees Semester
In het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan moet rekening worden gehouden met alle uitdagingen die zijn vastgesteld in de betrokken landspecifieke aanbevelingen, waaronder die welke zijn gedaan in de cycli van het Europees Semester 2019 en 2020 en in latere cycli van het Europees Semester tot de datum waarop het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan wordt ingediend (8). De landspecifieke aanbevelingen die in de cyclus van 2022 worden gedaan, zullen bijzonder relevant zijn. In de landenverslagen van 2022 wordt de balans opgemaakt van de uitvoering van de in de herstel- en veerkrachtplannen opgenomen maatregelen en worden de belangrijkste onopgeloste of nieuwe uitdagingen genoemd die onvoldoende aan bod komen in de herstel- en veerkrachtplannen, welke de basis vormen voor de landspecifieke aanbevelingen voor 2022.
Zoals in afdeling I benadrukt, doen neerwaartse herzieningen van de maximale financiële bijdrage niets af aan de noodzaak om alle of een aanzienlijk deel van de betrokken landspecifieke aanbevelingen aan te pakken. Daarom moet een gewijzigd herstel- en veerkrachtplan even ambitieus zijn als het eerder goedgekeurde plan.
Voor lidstaten die een lening aanvragen of hun maximale financiële bijdrage uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit (substantieel) zien stijgen, moet bij de toevoegingen aan het oorspronkelijke plan rekening worden gehouden met de volledige reeks van landspecifieke aanbevelingen voor 2019, 2020 en 2022. Dit geldt met name voor de aanvullende hervormings- en investeringsbehoeften die in het kader van het Europees Semester 2022 zijn vastgesteld, met inbegrip van die welke verband houden met de noodzaak om de energieafhankelijkheid te verminderen. De indiening van addenda is ook een gelegenheid om de uitdagingen aan te pakken die in eerdere cycli van het Europees Semester zijn vastgesteld maar niet of slechts gedeeltelijk in het goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan aan bod komen.
Bij de opstelling van hun addendum moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het effect van de voorgestelde wijzigingen op de budgettaire houdbaarheid in overeenstemming is met de landspecifieke aanbevelingen voor 2022 met betrekking tot begrotings- en budgettair-structurele aangelegenheden, zoals die door de Raad zijn goedgekeurd. Bij de beoordeling en presentatie van de budgettaire gevolgen van voorgestelde wijzigingen in hun herstel- en veerkrachtplan moeten de lidstaten die de euro als munt hebben, er bovendien op toezien dat de bijgewerkte maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan consistent zijn met de prioriteiten die zijn vastgesteld in de recentste aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone, zoals aangenomen door de Raad.
C) Het algemene effect van het herstel- en veerkrachtplan
Overeenkomstig de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 moeten de lidstaten toelichten in welke mate de voorgestelde wijzigingen naar verwachting het algemene effect van hun herstel- en veerkrachtplannen zullen wijzigen. In deze toelichting moet het verwachte effect van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan als geheel worden gepresenteerd, rekening houdend met de toegevoegde of geschrapte maatregelen. Bij de toepassing van de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 moeten de volgende elementen in aanmerking worden genomen:
— |
macro-economische en sociale vooruitzichten; |
— |
macro-economische en sociale gevolgen van het herstel- en veerkrachtplan; |
— |
duurzaamheid; |
— |
cohesie. |
De lidstaten wordt verzocht bijgewerkte cijfers over het effect van hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen te verstrekken, voor zover deze aanzienlijk zijn gewijzigd ten opzichte van de cijfers die in het kader van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan zijn ingediend. De lidstaten kunnen zich daarbij baseren op de in hun nationale hervormingsprogramma’s verstrekte informatie en kunnen zo nodig gebruikmaken van kruisverwijzingen. De omvang van de nieuwe verstrekte informatie moet in verhouding staan tot de in het addendum voorgestelde wijzigingen.
D) Coherentie
Het effect van de voorgestelde wijzigingen op de coherentie van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan moet worden gepresenteerd door de interacties tussen nieuwe of gewijzigde maatregelen en de in het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan opgenomen maatregelen toe te lichten, daarbij verwijzend naar zowel de maatregelen die in het gewijzigde plan zijn gehandhaafd als die welke zijn ingetrokken. De lidstaten wordt ook verzocht toe te lichten hoe het algemene evenwicht tussen hervormingen en investeringen wordt bewaard. Nieuwe of gewijzigde maatregelen mogen niet tot inconsistenties leiden en mogen de algemene coherentie van het herstel- en veerkrachtplan niet aantasten.
E) Gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen
De lidstaten moeten beschrijven hoe de wijzigingen van invloed zijn op de bijdrage van hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen aan twee doelstellingen: gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen. In de context van de recente ontwikkelingen is het van vitaal belang om het risico van energiearmoede te beperken.
De lidstaten moeten daartoe de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 volgen, maar moeten ook rekening houden met recente ontwikkelingen, bijvoorbeeld door:
— |
na te gaan hoe deze doelstellingen het best kunnen worden geïntegreerd in het uitvoerings- en monitoringproces, rekening houdend met de ervaring die tot dusver is opgedaan bij de uitvoering van hun plannen; |
— |
ervoor te zorgen dat organen voor gelijke kansen en non-discriminatie bij de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen worden betrokken, bijvoorbeeld als onderdeel van de betrokken monitoringorganen; |
— |
deze doelstellingen beter tot uiting te laten komen in de herziene mijlpalen en streefdoelen, bijvoorbeeld door ze waar mogelijk uit te splitsen naar geslacht, leeftijd, handicap, ras of etnische afkomst. |
De omvang van de nieuwe verstrekte informatie moet in verhouding staan tot de in het addendum voorgestelde wijzigingen.
F) Grensoverschrijdende en meerlandenprojecten
De meeste goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen omvatten grensoverschrijdende of meerlandeninitiatieven. Het gaat hierbij met name om deelname aan belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) in overeenstemming met de EU-regels inzake staatssteun. In het kader van de mogelijke herziening van hun herstel- en veerkrachtplannen worden de lidstaten sterk aangemoedigd om te overwegen de steun aan grensoverschrijdende of meerlandeninitiatieven te versterken, met name aan initiatieven die op de doelstellingen van REPowerEU zijn afgestemd.
G) Staatssteun
De staatssteunregels zijn onverkort van toepassing op de aanvullende of herziene hervormingen en investeringen. Het is de verantwoordelijkheid van elke lidstaat om ervoor te zorgen dat dergelijke hervormingen en investeringen in overeenstemming zijn met de EU-regels inzake staatssteun en dat de toepasselijke staatssteunprocedures worden gevolgd. De lidstaten moeten bij de vormgeving van hun herstel- en veerkrachtplannen rekening houden met het regelgevingskader voor staatssteun, met inbegrip van de richtsnoeren inzake staatssteun op het gebied van klimaat, energie en milieu van 2022 (9). Bovendien worden in de algemene groepsvrijstellingsverordening (“AGVV”) specifieke categorieën staatssteun die aan duidelijke voorwaarden voldoen, verenigbaar met het Verdrag verklaard en vrijgesteld van de verplichting tot voorafgaande aanmelding bij en goedkeuring door de Commissie. Wat betreft maatregelen die bijdragen tot de verwezenlijking van de REPowerEU-doelstellingen, worden de lidstaten bijvoorbeeld aangemoedigd om rekening te houden met de bepalingen van deel 4 van de AGVV betreffende steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie en deel 7 betreffende steun voor milieubescherming.
Het tijdelijk crisiskader voor staatssteun dat de Commissie op 23 maart 2022 heeft vastgesteld om de economie van de EU te ondersteunen in de context van de Russische invasie van Oekraïne, kan ook relevant zijn voor de staatssteunbeoordeling van maatregelen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit in individuele gevallen waarbij de steun de economische gevolgen van de agressie van Rusland tegen Oekraïne compenseert.
Overeenkomstig de richtsnoeren en de template voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 wordt de lidstaten verzocht in hun bijgewerkte herstel- en veerkrachtplannen voor elke nieuwe of herziene hervorming en investering aan te geven of zij van mening zijn dat de maatregel een aanmelding van staatssteun vereist, en zo ja, een indicatie te geven van het tijdstip van de prenotificatie en aanmelding. Indien de lidstaat van oordeel is dat de maatregel niet hoeft te worden aangemeld, moet hij een verwijzing opnemen naar het bestaande besluit tot goedkeuring van staatssteun of naar bepalingen in de AGVV of andere groepsvrijstellingsverordeningen die op de maatregel van toepassing worden geacht, met de onderliggende motiveringen, of een beschrijving van de redenen waarom de maatregel niet als staatssteun kwalificeert. Bij het bepalen van het tijdschema voor het bereiken van de relevante mijlpalen en streefdoelen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de Commissie voldoende tijd heeft om staatssteun die mogelijk in de betrokken investeringsmaatregelen vervat is en waarvoor een aanmelding als staatssteun vereist is, goed te keuren. De Commissie staat klaar om de lidstaten voorlopig advies te geven over de vraag of elk van de investeringen waarin hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen voorzien, in overeenstemming is met het regelgevingskader voor staatssteun. De lidstaten worden aangemoedigd om de Commissie in kennis te stellen van hun prenotificatie- en aanmeldingsschema, zodat zij voldoende tijd heeft.
Op basis van eerdere ervaringen met maatregelen die in de herstel- en veerkrachtplannen zijn opgenomen en uit oogpunt van staatssteun zijn beoordeeld, is het bij de opstelling van herstel- en veerkrachtplannen van fundamenteel belang om tijdig met de diensten van de Commissie te communiceren, zodat snel kan worden beoordeeld of de aangemelde maatregelen staatssteun vormen. De lidstaten wordt verzocht in gesprek te gaan met de diensten van de Commissie zodat zij ten volle kunnen gebruikmaken van de mogelijkheden waarin de verschillende staatssteunkaders voorzien om maatregelen zodanig vorm te geven dat zij in overeenstemming zijn met de toepasselijke regels.
2. Beschrijving van de wijzigingen
Overeenkomstig de richtsnoeren en de template voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 moet deze afdeling per onderdeel worden gestructureerd. Deze afdeling hoeft alleen te worden ingediend voor de gewijzigde onderdelen. De in andere afdelingen verstrekte informatie mag niet worden herhaald, maar er moet worden aangegeven welke wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan (met nauwkeurige verwijzingen naar de desbetreffende delen en maatregelen).
De lidstaten kunnen gebruikmaken van de bestaande onderdelen om een paar hervormingen en investeringen met betrekking tot hetzelfde thema toe te voegen (zo kan een nieuwe maatregel voor de renovatie van gebouwen worden toegevoegd aan een bestaand onderdeel met betrekking tot energierenovatie). De lidstaten kunnen ook volledig nieuwe onderdelen toevoegen in geval van nieuwe investeringen en hervormingen met andere prioriteiten.
A) Beschrijving van hervormingen en investeringen
Voor elk onderdeel waarin onderliggende maatregelen worden gewijzigd, moeten de lidstaten aangeven welke investeringen of hervormingen worden “toegevoegd”, “geschrapt” of “gewijzigd” ten opzichte van het herstel- en veerkrachtplan op basis waarvan het vorige uitvoeringsbesluit van de Raad werd vastgesteld.
Gebruik van financieringsinstrumenten
Het gebruik van financieringsinstrumenten, gefinancierd of gedekt door middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, met inbegrip van leningen, kan om verschillende redenen een aantrekkelijke oplossing zijn om de in de herstel- en veerkrachtplannen voorziene investeringen te realiseren:
— |
Financieringsinstrumenten kunnen de terugbetaling van de door de begunstigden ontvangen hoofdsom aan de lidstaat verankeren, waardoor het ontstaan van overheidsschuld op lange termijn wordt beperkt. |
— |
Zij moeten het mogelijk maken de stromen, met inbegrip van de terugbetaling van de hoofdsom, te hergebruiken voor dezelfde beleidsdoelstellingen, ook na 2026, en/of de leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit terug te betalen. |
— |
Financieringsinstrumenten kunnen dienen om vele kleine investeringen binnen een samenhangend kader te financieren en om potentiële begunstigden gemakkelijker te bereiken via gedecentraliseerde partnerstructuren. |
— |
Zij kunnen aanvullende financiële middelen of mede-investeringen helpen aan te trekken, met name van particuliere ondernemingen en particuliere financiële instellingen. |
Van de 22 herstel- en veerkrachtplannen die eind februari 2022 waren goedgekeurd, bevatten 15 plannen in totaal 53 financieringsinstrumenten die goed zijn voor ongeveer 22,4 miljard EUR, waarvan 19,9 miljard EUR gefinancierd met leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Zij ondersteunen thema’s die bijzonder relevant zijn in de context van de recentste geopolitieke uitdagingen, zoals de groene en de digitale transitie van bedrijven, energie-efficiëntie, innovatie, sociale huisvesting of landbouw. Zij omvatten gefinancierde instrumenten (leningen, aandelenkapitaal, quasi-aandelenkapitaal/mezzaninefinanciering, durfkapitaal) en niet-gefinancierde instrumenten (garanties en rentesubsidies). De gefinancierde instrumenten zijn goed voor ongeveer 19,2 miljard EUR. Tot de uitvoerende partners behoren de EIB, het EIF, de EBWO, nationale stimuleringsbanken en -instellingen, overheidsagentschappen of -fondsen, ministeries en commerciële banken.
Op basis van bestaande plannen zouden de volgende soorten financieringsinstrumenten kunnen worden ingezet:
— |
garantie-instrumenten om het risico verbonden aan regelingen voor energie-efficiëntiebevorderende renovatie te verminderen; |
— |
stroomafnameovereenkomsten voor investeringen in hernieuwbare energiebronnen; |
— |
deelnemingen in het kapitaal van bedrijven of in aandelenfondsen die de groene transitie ondersteunen. |
De bijlage bevat nadere informatie over het gebruik van financieringsinstrumenten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, op basis van de ervaring die is opgedaan bij de voorbereiding en uitvoering van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen.
B) Groene en digitale dimensies
De lidstaten moeten toelichten in welke mate hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen zullen bijdragen tot de groene transitie en tot het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU, alsook tot een toekomstbestendige digitale transitie en een robuuste digitale eengemaakte markt, of tot het aanpakken van de uitdagingen die daaruit voortvloeien. Dit kan onderzoeks- en innovatiemaatregelen met een relevant tijdschema omvatten. Beide transities moeten worden beschouwd als elkaar versterkend, in overeenstemming met het concept van de dubbele transitie, en zullen door de Commissie samen worden bezien.
De groene dimensie van de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan zal ook in de toekomst worden beoordeeld vanuit zowel kwalitatief oogpunt (het verband tussen die maatregelen en de energie-, klimaat- en milieu-uitdagingen van elke lidstaat) als kwantitatief oogpunt (de totale bijdrage van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan aan klimaatdoelstellingen moet goed zijn voor ten minste 37 % van de totale toewijzing van het plan – zie afdeling X over het traceren van klimaatuitgaven).
De lidstaten wordt verzocht toe te lichten hoe hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplan zal bijdragen tot de verwezenlijking van de in de klimaatwet vastgelegde EU-klimaatdoelstellingen en hoe in dat plan rekening wordt gehouden met de in juli en december 2021 voorgestelde “Fit-for-55”-pakketten (10). Het “Fit-for-55”-pakket bevat wetgevingsmaatregelen om het beleid inzake klimaat, energie, landgebruik, vervoer en belastingen geschikt te maken om de netto-uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met ten minste 55 % te reduceren en om de in de Europese klimaatwet vastgelegde klimaatneutraliteit te bereiken.
De digitale dimensie van de maatregelen in het kader van herstel- en veerkrachtplannen zal ook in de toekomst worden beoordeeld vanuit een zowel kwalitatieve als kwantitatieve benadering. Op 9 maart 2021 publiceerde de Europese Commissie haar mededeling “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium”, dat gestructureerd is rond vier kernpunten: vaardigheden, veilige en duurzame digitale infrastructuur, digitale transformatie van bedrijven, en digitalisering van overheidsdiensten. Voor elk van deze punten worden ambitieuze doelstellingen op EU-niveau vastgesteld, met 2030 als streefdatum. Die mededeling werd gevolgd door een voorstel voor een besluit over een beleidsprogramma 2030 “Traject naar het digitale decennium”, dat naar verwachting eind 2022 in werking zal treden. Dit programma zou een governancestructuur tot stand brengen waarbij de lidstaten en de Commissie op gestructureerde wijze samenwerken om de doelstellingen te bereiken en zou de uitvoering van meerlandenprojecten vergemakkelijken. De lidstaten wordt verzocht aan te geven hoe eventuele aanvullende of gewijzigde maatregelen voor het bevorderen van de digitale transitie, of het aanpakken van de uitdagingen die daaruit voortvloeien, zouden bijdragen tot de vier kernpunten en tot het bereiken van de doelstellingen voor 2030.
Wat de kwantitatieve benadering betreft, moet de totale bijdrage van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan aan de digitale doelstellingen goed zijn voor ten minste 20 % van de totale toewijzing van het plan.
C) Traceren van klimaatuitgaven en digitale tagging
Het streefcijfer voor klimaat van 37 %, en het digitale streefcijfer van 20 %, zoals bepaald in artikel 19, lid 3, punten e) en f), van de RRF-verordening, blijven verplicht indien het herstel- en veerkrachtplan wordt gewijzigd, ongeacht de redenen die daartoe hebben geleid (met uitzondering van de kosten van in het REPowerEU-hoofdstuk opgenomen maatregelen met betrekking tot digitale tagging). Het is dus belangrijk dat de lidstaten bij de herziening van hun herstel- en veerkrachtplannen rekening houden met de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, ook wanneer de financiële bijdrage in het kader van een herziening is verhoogd of verlaagd.
De richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 blijven geldig en de lidstaten moeten derhalve voor elke nieuwe of gewijzigde maatregel toelichten hoe deze bijdraagt tot de verwezenlijking van het streefcijfer voor klimaat en het digitale streefcijfer. Indien de totale geraamde kosten van het herstel- en veerkrachtplan of de kosten van maatregelen met een klimaat- of digitale tag veranderen, is een nieuwe beoordeling van de tagging nodig om na te gaan of de beide doelstellingen nog worden gehaald. Ook indien het toepassingsgebied, de aard of het opzet van een bestaande maatregel wordt gewijzigd, moet een taggingbeoordeling plaatsvinden.
Het is belangrijk op te merken dat beide doelstellingen worden berekend voor het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan als geheel, bestaande uit zowel het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan als het addendum, uitgezonderd de kosten van maatregelen die in het REPowerEU-hoofdstuk zijn opgenomen met betrekking tot digitale tagging. De bijdragen aan de verwezenlijking van digitale en klimaatdoelstellingen worden herberekend voor het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan, rekening houdend met de wijzigingen die zijn aangebracht aan de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan en de gewijzigde totale geraamde kosten. De klimaatbijdrage zal worden vergeleken met de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk. De bijdrage aan de verwezenlijking van de digitale doelstellingen zal worden vergeleken met de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, exclusief de bedragen voor hervormingen en investeringen in het REPowerEU-hoofdstuk.
Op basis van de ervaring met de 24 plannen die eind april 2022 positief waren beoordeeld, is het voor maatregelen die betrekking hebben op meerdere gebieden, zoals in het geval van horizontale maatregelen, nodig om het traceren van klimaatuitgaven en digitale tagging waar nodig toe te passen op het niveau van submaatregelen (een afzonderlijk deel van een maatregel dat betrekking heeft op een specifiek interventiegebied) waarbij verschillende interventiegebieden worden gebruikt (overeenkomstig de bijlagen VI en VII bij de RRF-verordening).
Voorts zij eraan herinnerd dat in artikel 19, lid 3, punten e) en f), van de RRF-verordening en in de bijlagen VI en VII toepasselijke coëfficiënten voor de berekening van steun voor de digitale en klimaatdoelstellingen zijn vastgesteld. Volgens die bepalingen kunnen de coëfficiënten voor steun voor de klimaatdoelstellingen worden verhoogd (tot in totaal 3 % voor de klimaattagging), mits zij gepaard gaan met maatregelen die het effect ervan vergroten. De lidstaten moeten het gebruik van dergelijke bepalingen in voorkomend geval afdoende motiveren.
De lidstaten moeten de specifieke aanpak beschrijven die zij voorstellen voor het taggen van dergelijke maatregelen. De Commissie kan de lidstaten helpen om voorbeelden te vinden van hoe soortgelijke maatregelen zijn getagd in de herstel- en veerkrachtplannen die eerder door de Raad zijn goedgekeurd.
D) Beginsel “geen ernstige afbreuk doen”
De technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” (2021/C 58/01), waarin de leidende beginselen en concrete voorwaarden voor de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in de context van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden uiteengezet, blijven onverkort van toepassing, rekening houdend met de specifieke kenmerken ervan. Deze richtsnoeren bevatten ook een “checklist” die moet worden gevolgd bij de zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Deze toetsing moet voor elke maatregel in het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan worden opgenomen. In deze afdeling worden de belangrijkste elementen van de richtsnoeren samengevat en wordt uitgelegd hoe zij op nieuwe of herziene maatregelen moeten worden toegepast. Dit deel bevat ook verdere verduidelijkingen op basis van de ervaring met de eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen.
Hoe moet het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” worden toegepast bij de herziening van herstel- en veerkrachtplannen?
De lidstaten moeten voor elke nieuwe of gewijzigde maatregel die in het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan is opgenomen een zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” verstrekken, behalve in die gevallen waarin het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” niet van toepassing is (zie ook afdeling 2.1 en bijlage I bij de technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan”). De volgende horizontale overwegingen moeten in aanmerking worden genomen (zie ook de bijlage met aanvullende informatie over de wijze waarop aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” kan worden voldaan):
— |
Nieuw beschikbare alternatieven met een gering effect: De beginselen van afdeling 2.4, met inbegrip van voetnoot 25, van de technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” blijven van toepassing op de beoordeling van nieuwe of herziene maatregelen. Bij de toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” voor deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de informatie over alternatieven met een gering effect die beschikbaar zijn op het ogenblik dat het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan wordt ingediend. |
— |
Geen toename van het milieueffect in vergelijking met de oorspronkelijke maatregel: Indien een bestaande maatregel wordt gewijzigd, mag de wijziging het relatieve milieueffect van die maatregel niet vergroten ten opzichte van het effect van de oorspronkelijke maatregel. Dit moet door de lidstaat worden aangetoond. Als er sprake is van een toegenomen effect, moet de lidstaat aantonen dat de maatregel ondanks het grotere milieueffect nog steeds in overeenstemming is met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. |
— |
REPowerEU-maatregelen: Maatregelen ten behoeve van de opwekking van hernieuwbare energie, met inbegrip van bio-energie die voldoet aan de criteria inzake duurzaamheid en broeikasgasemissiereductie van Richtlijn (EU) 2018/2001 (richtlijn hernieuwbare energie – REDII), elektriciteitsnetten en -opslag, energie-efficiëntie en infrastructuur die klaar is voor waterstof, zijn reeds opgenomen in de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen overeenkomstig het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”. Zij kregen over het algemeen een klimaatcoëfficiënt van 100 % en kwamen derhalve in aanmerking voor een vereenvoudigde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” voor de doelstelling “klimaatmitigatie”. Deze mogelijkheid blijft in gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen bestaan voor soortgelijke maatregelen die voldoen aan de voorwaarden voor een klimaatcoëfficiënt van 100 %. Evenzo worden maatregelen ter bevordering van de decarbonisatie van de industrie en elektrificatie doorgaans geacht in overeenstemming te zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” voor de doelstelling “klimaatmitigatie”, mits zij voldoen aan de voorwaarden die in deel II, afdeling I, 3, D, van deze richtsnoeren zijn beschreven. |
Hoe moeten de lidstaten in hun herstel- en veerkrachtplannen aantonen dat de maatregelen in overeenstemming zijn met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”?
In het geval van wijzigingen zouden twee hoofdscenario’s met verschillende gevolgen voor de toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in beeld komen:
— |
Invoering van een nieuwe maatregel: Als een lidstaat ervoor kiest een nieuwe maatregel aan zijn herstel- en veerkrachtplan toe te voegen, moet dezelfde procedure worden gevolgd als voor de oorspronkelijke indiening van het herstel- en veerkrachtplan. De lidstaat moet de checklist in bijlage I bij de technische richtsnoeren over de toepassing van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen aan” invullen ter onderbouwing van zijn analyse van de vraag of en in welke mate de nieuwe maatregel gevolgen heeft voor milieudoelstellingen. |
— |
Wijziging van een bestaande maatregel: Het is ook mogelijk dat lidstaten de opzet, de aard of het toepassingsgebied van een bestaande maatregel willen wijzigen. De lidstaten moeten de overeenkomstige toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” indienen en deze zo nodig aanpassen om rekening te houden met de wijzigingen van de maatregel. De lidstaat moet een verwijzing opnemen naar de afdeling van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan waarin de initiële toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” is opgenomen. |
E) Open strategische autonomie
De richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 blijven het referentiepunt voor de beoordeling van de strategische autonomie. De herstel- en veerkrachtplannen moeten de veerkracht en strategische autonomie van de Unie versterken. In overeenstemming met de Verklaring van Versailles moeten het nationale en EU-niveau elkaar aanvullen bij de uitvoering van maatregelen om een robuustere economische basis te leggen door strategische afhankelijkheden te verminderen.
De lidstaten wordt ook verzocht zich te concentreren op de kritieke waardeketens van de belangrijkste materialen en technologieën die verband houden met de groene transitie. Dit omvat met name de productie van koolstofarme energie-installaties en -technologieën. Gezien de huidige geopolitieke situatie, die de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid zal voortduren, moeten de lidstaten overwegen steun te verlenen die gericht is op de ontwikkeling en uitbreiding van hun industriële waardeketens voor de productie en recycling van de koolstofarme technologische componenten, apparatuur en installaties die zij nodig hebben om hun energie- en klimaatdoelstellingen te verwezenlijken. Steun aan de industrie in dit verband kan betrekking hebben op de capaciteit voor de productie van apparatuur en installaties op basis van schone technologieën, met name zonne-energie, windenergie, warmtepompen, elektrolyse-installaties en andere koolstofarme technologieën. Dit omvat maatregelen voor de circulaire economie om de grondstoffenvoorziening in kritieke sectoren te waarborgen.
De lidstaten moeten in voorkomend geval een zelfbeoordeling van de beveiliging verstrekken voor investeringen in digitale capaciteit en connectiviteit. Die zelfbeoordeling van de beveiliging moet eventuele beveiligingsproblemen in kaart brengen en aangeven hoe deze zullen worden verholpen. Lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, moeten een dergelijke zelfbeoordeling uitvoeren en nader toelichten hoe de maatregelen de open strategische autonomie van de Unie zullen versterken en beveiligingsproblemen zullen verhelpen. In aanvullende toelichtingen moet duidelijk worden aangegeven welke risico’s daarmee gepaard gaan en welke maatregelen worden overwogen om deze risico’s te beperken.
F) Mijlpalen, streefdoelen en tijdschema
Bij de wijziging van hun herstel- en veerkrachtplannen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat elke nieuwe of gewijzigde maatregel die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt ondersteund, vergezeld gaat van bijbehorende mijlpalen en streefdoelen. Bij het vaststellen van nieuwe mijlpalen en streefdoelen of bij het voorstellen van wijzigingen van bestaande mijlpalen en streefdoelen, moeten de lidstaten de beginselen in acht nemen die in de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 zijn uiteengezet, ook wat hun specificiteit en robuustheid betreft.
Het voorstel van nieuwe of gewijzigde mijlpalen of streefdoelen vloeit strikt voort uit de opname van nieuwe of gewijzigde maatregelen in het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan. Zij zijn onderworpen aan dezelfde eisen met betrekking tot de rechtsgrondslag die de herziening van een eerder goedgekeurd herstel- en veerkrachtplan rechtvaardigt, zoals vermeld in afdeling I van dit document. Zo kan een bijwerking overeenkomstig artikel 18 die verband houdt met de herziening van de financiële bijdrage niet worden gebruikt als rechtvaardiging om de inhoud van mijlpalen of streefdoelen van maatregelen waarop die bijwerking geen invloed heeft, te herzien. Het belangrijkste beginsel is dat het ambitieniveau van de onderliggende maatregelen niet mag worden verlaagd. Voor maatregelen die in het REPowerEU-hoofdstuk zijn opgenomen en geen financiële steun uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit ontvangen, zijn geen mijlpalen en streefdoelen nodig.
Aangezien de lidstaten worden aangemoedigd om deel te nemen aan grensoverschrijdende of meerlandenprojecten ter ondersteuning van de REPowerEU-doelstellingen, moet er specifiek op worden toegezien dat de bijbehorende mijlpalen en streefdoelen doordacht zijn vormgegeven. Enerzijds moeten deze duidelijk worden verdeeld over de verschillende lidstaten die aan dergelijke projecten deelnemen, om overlappingen en vertragingen bij de beoordeling en uitvoering te voorkomen. De succesvolle voltooiing van het herstel- en veerkrachtplan van een bepaalde lidstaat moet losstaan van de succesvolle voltooiing van het plan van een andere lidstaat. Anderzijds moet de vormgeving van de mijlpalen en streefdoelen goed worden gecoördineerd, zodat onvermijdelijke onderlinge afhankelijkheden tussen lidstaten correct worden beoordeeld en voorzichtige uitvoeringstermijnen worden vastgesteld. De Commissie staat klaar om groepen lidstaten die bij grensoverschrijdende of meerlandenprojecten betrokken zijn, bij te staan om ervoor te zorgen dat hun mijlpalen en streefdoelen adequaat van opzet zijn.
Om vertragingen bij de indiening van betalingsverzoeken bij de Commissie te voorkomen, kunnen de lidstaten voor sommige mijlpalen of streefdoelen een herzien tijdschema voorstellen, mits de ambitie van de betrokken maatregelen daardoor niet wordt afgezwakt.
De uitvoeringstermijn van sommige investeringen die in het REPowerEU-hoofdstuk zijn opgenomen, kan zich uitstrekken tot na 2026. In dat geval moeten de betrokken mijlpalen en streefdoelen zo worden vormgegeven dat zij alleen acties omvatten die tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit door de faciliteit worden gesteund, terwijl het opzet van de maatregelen duidelijk moet aangeven welke uitvoeringsstappen na 2026 door nationale of andere EU-fondsen zullen worden gesteund. Indien een lidstaat voorstelt om zijn herstel- en veerkrachtplan op grond van artikel 21 te wijzigen, kunnen wijzigingen van bestaande mijlpalen en streefdoelen alleen worden doorgevoerd voor zover deze verband houden met de objectieve omstandigheden die worden aangevoerd om de wijziging te rechtvaardigen. Zoals in deel 1 van deze richtsnoeren uiteengezet, moet er een oorzakelijk verband zijn tussen de objectieve omstandigheden en de voorgestelde wijzigingen.
Indien in het uitvoeringsbesluit van de Raad administratieve fouten worden geconstateerd, kunnen die op elk moment tijdens de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen aan de Commissie en de Raad worden gemeld. Hiermee zal rekening worden gehouden in het voorstel van de Commissie voor een nieuw/herzien uitvoeringsbesluit van de Raad of anders in een specifiek corrigendum.
G) Financiering en kosten
Nieuwe maatregelen: De lidstaten moeten in een addendum een raming verstrekken van de totale kosten van de voorgestelde nieuwe hervormingen en investeringen. Deze verplichting heeft ook betrekking op hervormingen en investeringen die in de REPowerEU-hoofdstukken zijn opgenomen. Voor hervormingen en investeringen die niet uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd, is geen informatie over de kostenberekening vereist.
Herziene maatregelen: De lidstaat moet voor elke herziene maatregel bijgewerkte kostenramingen verstrekken indien de wijzigingen gevolgen hebben voor de kostenramingen. Als de wijziging alleen betrekking heeft op de omvang van de maatregel, moeten de geraamde kosten op evenredige basis worden herzien.
Methode: Bij het opstellen van deze kostenramingen moeten de lidstaten de specifieke instructies in de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 volgen. In de regel wordt van de lidstaten niet verwacht dat zij herziene kostenramingen verstrekken voor maatregelen die noch nieuw, noch gewijzigd zijn. De lidstaten kunnen een validatie van de kostenramingen door een onafhankelijke overheidsinstantie verstrekken, wat de ramingen aannemelijker kan maken.
3. Complementariteit en uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen
A) Samenhang met andere initiatieven
Overeenkomstig artikel 17 van de RRF-verordening moeten alle herstel- en veerkrachtplannen, met inbegrip van de addenda, consistent zijn met de relevante landspecifieke aanbevelingen (doorgaans, die van 2019, 2020 en 2022) en met de informatie in de nationale hervormingsprogramma’s, de nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan krachtens Verordening (EU) 2018/1999, de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie, de plannen voor de uitvoering van de jongerengarantie, de partnerschapsovereenkomsten en de operationele programma’s.
— |
Voor de samenhang met de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen en nationale hervormingsprogramma’s wordt verwezen naar de afdeling van deze richtsnoeren over het Europees Semester. |
— |
De addenda moeten ook in overeenstemming zijn met de activiteiten ten behoeve van een klimaatneutrale economie die in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie zullen zijn uitgewerkt. |
— |
Tot slot moeten de addenda in overeenstemming zijn met de partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s die sinds de goedkeuring van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen zullen zijn aangenomen. Aangezien alle lidstaten hun partnerschapsovereenkomsten aan het voltooien zijn (of hebben voltooid), moeten zij uitleggen hoe nieuwe of gewijzigde maatregelen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan complementair zijn met de uitvoering van de programma’s in de periode 2021-2027 (11), rekening houdend met de mogelijkheid om middelen over te dragen overeenkomstig de artikelen 26 en 26 bis van de GB-verordening. |
B) Complementariteit van de financiering
Overeenkomstig artikel 9 van de RRF-verordening moeten de lidstaten informatie verstrekken over complementariteit en (eventuele) andere EU-financiering die voor elke nieuwe of gewijzigde maatregel is verstrekt of gepland staat. Zie afdeling II, 1, van het REPowerEU-hoofdstuk voor specifieke richtsnoeren inzake complementariteit van de betrokken maatregelen. Indien de lidstaat voornemens is een maatregel te schrappen of af te zwakken of deze maatregel in plaats daarvan via een ander financieringsprogramma te financieren/uit te voeren, moet dit ook worden vermeld. Voorts moet de lidstaat de Commissie ook in kennis stellen van eventuele wijzigingen met betrekking tot de andere financieringsmethoden, ook voor maatregelen die reeds deel uitmaakten van het eerder goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan.
Bij het aantonen van complementariteit tussen verschillende REPowerEU-maatregelen die wel en niet onder de herstel- en veerkrachtfaciliteit vallen, moeten de lidstaten duidelijk de financieringsbronnen aangeven, bijvoorbeeld door te specificeren welke maatregelen worden gesteund door de Connecting Europe Facility, mits zij de status van project van gemeenschappelijk belang hebben, of door het moderniseringsfonds. Indien dezelfde maatregel zowel door de herstel- en veerkrachtfaciliteit als door andere EU-financieringsbronnen wordt gesteund, moeten de lidstaten de door elk financieringsinstrument gedekte kosten duidelijk afbakenen om dubbele financiering te voorkomen.
C) Voorkomen van dubbele financiering
De lidstaten moeten in hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplan specificeren of de concrete details die zijn ingevoerd om de complementariteit van de financiering en de naleving van artikel 9 van de RRF-verordening te waarborgen, zijn gewijzigd. In dat verband blijven de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 volledig van toepassing. Zoals uiteengezet in de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 en in overeenstemming met artikel 18, lid 4, punt r), van de RRF-verordening, moeten in de afdeling complementariteit van het herstel- en veerkrachtplan de regelingen die tot doel hebben dubbele financiering uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere programma’s van de Unie te voorkomen, in acht worden genomen. Maatregelen die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gesteund, kunnen alleen aanvullende steun uit andere EU-fondsen krijgen als die steun niet dezelfde kosten dekt. Bij de beoordeling van de naleving van deze voorwaarde moet de lidstaat rekening houden met twee kenmerken waarmee de herstel- en veerkrachtfaciliteit zich onderscheidt van de meeste andere Unieprogramma’s:
— |
De herstel- en veerkrachtfaciliteit is een op prestaties gebaseerd instrument waarbij de financiering niet gekoppeld is aan kosten, maar in tranches wordt uitbetaald wanneer mijlpalen en streefdoelen naar tevredenheid zijn bereikt. Elk herstel- en veerkrachtplan bevat echter een kostenraming waarin duidelijk wordt aangegeven welk deel van een maatregel en de bijbehorende kosten door de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt gesteund. De mijlpalen en streefdoelen mogen derhalve alleen betrekking hebben op acties die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gesteund. Het onderliggende idee dat deze kosten worden gedekt door middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, helpt te voorkomen dat steun uit andere Uniefondsen wordt gebruikt om dezelfde kosten te dekken. |
— |
Volgens artikel 22, lid 1, van de RRF-verordening zijn de begunstigden van de herstel- en veerkrachtfaciliteit lidstaten en niet de eindontvangers van de middelen, zoals particulieren of bedrijven. Het is echter de verantwoordelijkheid van de lidstaten ervoor te zorgen dat geen enkele eindontvanger financiering ontvangt die zijn werkelijke kosten overschrijdt en dat geen enkele eindontvanger verschillende EU-financieringen ontvangt die dezelfde kosten dekken. |
D) Uitvoering
Het uitvoeringskader werd beoordeeld als onderdeel van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen en er wordt van uitgegaan dat de lidstaten voor de uitvoering van hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen zullen blijven gebruikmaken van dezelfde regelingen. Elke voorgestelde wijziging van het uitvoeringskader moet echter worden toegelicht.
Indien de lidstaten tot dusver moeilijkheden hebben ondervonden bij de uitvoering van hun herstel- en veerkrachtplannen (bijvoorbeeld in verband met een gebrek aan administratieve capaciteit, een nog niet ontwikkeld IT-systeem of een onvoldoende duidelijk mandaat voor de bevoegde autoriteiten), worden zij aangemoedigd hun bestaande regelingen proactief te heroverwegen om ze efficiënter te maken. De lidstaten wordt ook verzocht de tot dusver opgedane ervaring met de Commissie te bespreken om na te gaan of wijzigingen in het uitvoeringskader kunnen bijdragen tot een betere uitvoering van hervormingen en investeringen.
Wanneer een lidstaat zijn herstel- en veerkrachtplan wijzigt om in aanmerking te komen voor een grotere maximale financiële bijdrage of een leningaanvraag, moet hij aantonen dat de autoriteiten die belast zijn met de coördinatie en uitvoering van het plan over voldoende administratieve capaciteit en een passend mandaat beschikken.
De richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van 2021 blijven ook geldig wat betreft het gebruik van het instrument voor technische ondersteuning in de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De lidstaten kunnen ook gebruikmaken van het instrument voor technische ondersteuning voor de uitvoering van investeringen en hervormingen in het REPowerEU-hoofdstuk. De lidstaten wordt verzocht aan te geven of zij wensen gebruik te maken van artikel 7, lid 2, van de RRF-verordening in het kader van de specifieke hervorming of investering waarop de technische ondersteuning betrekking zou hebben. Indien de lidstaat voor de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan om horizontale steun in het kader van het instrument voor technische ondersteuning verzocht heeft, of van plan is dat te doen, bijvoorbeeld met betrekking tot communicatiemaatregelen, wordt de lidstaat verzocht dat in deze afdeling te vermelden.
E) Raadplegingsproces
De lidstaten moeten een samenvatting verstrekken van het raadplegingsproces dat in overeenstemming met hun nationale rechtskaders heeft plaatsgevonden en dat tot de indiening van het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan / addendum heeft geleid. Het raadplegingsproces moet in verhouding staan tot de omvang van de in de herstel- en veerkrachtplannen aangebrachte wijzigingen. Zo zou voor wijzigingen in verband met een licht gewijzigde financiële toewijzing niet hetzelfde soort raadplegingsproces nodig zijn als voor het aanvragen van een aanzienlijk leningbedrag.
Aangezien de omvang van de raadplegingen bij de opstelling van de oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplannen verschilde, met name vanwege de COVID-19-crisis, worden de lidstaten aangemoedigd dit proces te versterken indien zij hun herstel- en veerkrachtplannen wijzigen. Zij moeten ervoor zorgen dat belanghebbenden, met inbegrip van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en, in voorkomend geval, belanghebbenden uit de landbouwsector tijdig en op zinvolle wijze worden betrokken bij het ontwerpen, uitvoeren en monitoren van nieuwe of herziene maatregelen, in overeenstemming met hun nationale rechtskaders.
Voor de uitvoering van relevante maatregelen kan het passend zijn dat de lidstaten voorwaarden in verband met regionale of lokale overwegingen opnemen in mijlpalen of streefdoelen met een geografische dimensie (bijvoorbeeld door specifieke voorwaarden toe te voegen in verband met de raadpleging van lokale en regionale autoriteiten). Zij kunnen ook soortgelijke voorwaarden opnemen voor de raadpleging van sociale partners en, in voorkomend geval, belanghebbenden uit de landbouwsector in verband met de uitvoering van relevante hervormingen of investeringen.
Daarnaast zal het Europees Semester een belangrijk kader vormen om de voortgang van de uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen met belanghebbenden te bespreken, in overeenstemming met de praktijken en tradities van elke lidstaat. Voorts kunnen de lidstaten in hun nationale hervormingsprogramma’s ook een beschrijving geven van de raadplegingen die tot dusver hebben plaatsgevonden en aangeven welke raadplegingen voor de toekomst worden overwogen.
De uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen zal alleen succesvol zijn met een sterke regionale en lokale inbreng, alsook steun van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld.
F) Controles en audits
Internecontrolesystemen zijn van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de herstel- en veerkrachtplannen volledig in overeenstemming zijn met artikel 22 van de RRF-verordening. In dit verband en in het licht van de wijzigingen die voortvloeien uit de herziening van een herstel- en veerkrachtplan, is het van essentieel belang dat de lidstaten precies verantwoorden hoe de ingevoerde controlestructuren nog steeds geschikt zijn en, in voorkomend geval, hoe deze zullen worden versterkt om te zorgen voor passende middelen en structuren. Indien het gewijzigde herstel- en veerkrachtplan nieuwe of herziene maatregelen bevat, moet de lidstaat met name uitleggen en aantonen dat de controlestructuren nog steeds toereikend zijn en/of hoe hun capaciteit, met inbegrip van personeel en processen, evenredig met de toename van de omvang van het herstel- en veerkrachtplan zal worden uitgebreid.
Wanneer de maximale financiële bijdrage in het addendum niet aanzienlijk wordt verhoogd maar er toch wijzigingen worden aangebracht ten opzichte van het oorspronkelijke herstel- en veerkrachtplan, wordt de lidstaten verzocht een bijgewerkte toelichting te geven bij de controleregelingen en -systemen, met inbegrip van het systeem voor het bewaren van de data van eindontvangers.
G) Communicatie
De lidstaten moeten doorgaan met de uitvoering van hun communicatiestrategie, en deze indien nodig bijwerken om er de nieuw toegevoegde hervormingen en investeringen in op te nemen, teneinde het publiek bewust te maken van de Uniefinanciering, overeenkomstig artikel 34 van de RRF-verordening en artikel 10 van de financieringsovereenkomsten. De lidstaten wordt verzocht bij de indiening van gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen een beschrijving te geven van de acties die zij hebben ondernomen om deze verplichtingen na te komen, zodat de Commissie gemakkelijker kan nagaan of de genoemde bepalingen worden nageleefd.
De communicatiecampagnes moeten erop gericht zijn meer ruchtbaarheid te gaven aan centrale hervormingen en investeringen en het grote publiek beter op de hoogte te brengen van herstel- en veerkrachtplannen en het doel ervan. De lidstaten worden aangemoedigd hun communicatieactiviteiten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit toe te spitsen op de volgende punten:
— |
de doelstellingen van het herstel- en veerkrachtplan en de voordelen ervan voor de lidstaat toelichten en in herinnering brengen; |
— |
met praktische bewijzen aantonen waarom hervormingen en investeringen de samenleving ten goede komen; |
— |
ervoor zorgen dat de politieke steun op hoog niveau voor het herstel- en veerkrachtplan voldoende zichtbaar is; |
— |
communiceren over belangrijke projecten en de verwezenlijking ervan in verband brengen met de herstel- en veerkrachtfaciliteit; |
— |
potentiële begunstigden aanmoedigen om in het kader van het herstel- en veerkrachtplan financiering aan te vragen; |
— |
de algemene vooruitgang bij de uitvoering van zowel hervormingen als investeringen onder de aandacht brengen, onder meer in regelmatige uitwisselingen met de sociale partners, de betrokken gemeenschappen en het maatschappelijk middenveld in het algemeen. |
De Commissie is ook beschikbaar via het Inform EU-netwerk om de lidstaten te helpen bij de uitvoering van hun nationale communicatiestrategieën, ook voor hun gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen.
(1) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17.).
(2) Werkdocument van de diensten van de Commissie (2021) 12 final.
(3) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende een nieuwe financieringsstrategie voor de financiering van NextGenerationEU, COM(2021) 250 final, en de Besluiten C(2021)2501 en C(2021)2502 van de Commissie.
(4) Meer informatie over de financieringsactiviteiten in het kader van NextGenerationEU is te vinden in het op 22 februari 2022 gepubliceerde verslag COM(2022) 43 final.
(5) Voor voorbeelden van beste praktijken en uitgebreide informatie en effectbeoordelingen van technologieën voor verwarming en koeling op basis van hernieuwbare energie, decarbonisatieopties en -scenario’s en mogelijke decarbonisatiemaatregelen, met inbegrip van landspecifieke factsheets, data en effectbeoordelingen, worden de lidstaten aangemoedigd een reeks studies over de verwarmings- en koelingssector te raadplegen op: https://energy.ec.europa.eu/topics/energy-efficiency/heating-and-cooling_en
(6) Zie ook COM(2021) 801 final van 14 december 2021.
(7) Indien met de ondersteunde activiteit een verwachte broeikasgasemissie wordt bereikt die niet aanzienlijk lager (maar wel nog lager) is dan de betrokken benchmarks, moet worden uitgelegd waarom dit niet mogelijk is. Benchmarks vastgesteld voor kosteloze toewijzing voor activiteiten die binnen het toepassingsgebied van het emissiehandelssysteem vallen, zoals bepaald in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie.
(8) Als onderdeel van de reguliere cyclus van het Europees Semester worden landspecifieke aanbevelingen gewoonlijk eind mei, begin juni door de Commissie voorgesteld, vervolgens door de Europese Raad bekrachtigd en uiteindelijk begin juli door de Raad aangenomen.
(9) SEC(2022) 70 final – SWD(2022) 19 final – SWD(2022) 20 final.
(10) COM(2021) 550 final; COM(2021) 801 final.
(11) Zie deel 1 voor concrete details wat betreft het aanvragen van overdrachten tussen de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de fondsen voor het cohesiebeleid.
BIJLAGE
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN
De lidstaten kunnen beslissen over het soort financieringsinstrument, de opzet ervan en de selectie van de uitvoerende of met uitvoering belaste entiteiten en worden aangemoedigd om met de diensten van de Commissie te overleggen wat de beste uitvoeringsmethode voor het beoogde gebruik van financieringsinstrumenten is, rekening houdend met de doelstellingen van de maatregelen, de bestaande structuren en de verbanden met het werk van de partners.
In het algemeen hebben de lidstaten twee belangrijke mogelijkheden om financieringsinstrumenten te gebruiken: hetzij door middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit over te dragen naar het InvestEU-compartiment van de lidstaat, hetzij door andere structuren (bv. nationale structuren) te gebruiken. De voorwaarden die aan beide mogelijkheden verbonden zijn, zijn beschreven in de richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen van januari 2021 en worden hieronder nader uiteengezet.
Eerste fase: Voorbereiding van de maatregel: ervoor zorgen dat de financieringsinstrumenten bijdragen tot de doelstellingen van het herstel- en veerkrachtplan, namelijk door:
— |
Beschrijving van het te ondersteunen investeringsbeleid (bv. energie-efficiëntie, breedband, digitalisering van kmo’s), waarin wordt bepaald hoe de middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit in het financieringsinstrument zullen worden gebruikt en hoe dit in overeenstemming is met het toepassingsgebied en de beoordelingscriteria van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, met inbegrip van een beschrijving van het onderliggende marktfalen dat het noodzakelijk maakt overheidsmiddelen in te zetten voor particuliere investeringen. |
— |
Bepaling van het financieringsinstrument (en met name onder meer het risico-rendementsbeleid tussen de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere financieringsbronnen binnen het financieringsinstrument) en van de wijze waarop dit zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het herstel- en veerkrachtplan. |
— |
Verstrekking van een gedetailleerde zelf uitgevoerde toetsing aan het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” en van de nodige waarborgen om te verzekeren dat het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” tijdens de uitvoering van de maatregel in acht zal worden genomen. |
— |
Identificatie van de relevante staatssteunbepalingen en mogelijke toepassing van de algemene groepsvrijstellingsverordening en daarmee verband houdende criteria waaraan de financieringsproducten moeten voldoen. |
— |
Vaststelling van duidelijke mijlpalen (gekoppeld aan de opzet en uitvoering van het instrument) en streefdoelen (gekoppeld aan de outputs/resultaten van de onderliggende projecten die door het instrument worden gefinancierd). |
— |
Vaststelling van het te verlenen type steun (bv. leningen, garanties, aandelenkapitaal), de beoogde begunstigden (bv. kmo’s, grotere ondernemingen, publiek-private partnerschappen) en investeringen (bv. innovatie, breedband, infrastructuur) om te bepalen in welke activa kan worden geïnvesteerd. |
— |
Vaststelling van het tijdschema voor de inzet van het financieel instrument (de invoering van een financieringsinstrument kan gemiddeld tot twee jaar in beslag nemen), met inbegrip van investeringen in de reële economie en de daarmee samenhangende effecten. |
— |
Beschrijving van het monitoringsysteem om verslag uit te brengen over streefdoelen en mijlpalen in overeenstemming met het herstel- en veerkrachtplan. |
Tweede fase: Uitvoeringsovereenkomst met de entiteit waaraan de uitvoering van het financieringsinstrument is toevertrouwd
— |
Om het financieringsinstrument uit te voeren, moet met de uitvoerende partner/de met uitvoering belaste entiteit (in het geval van fondsen zou dit de fondsbeheerder namens de partners zijn) een overeenkomst worden gesloten waarin de verplichtingen uit hoofde van het herstel- en veerkrachtplan worden omgezet. In de kaderovereenkomst tussen de lidstaat en de uitvoerende/met de uitvoering belaste entiteiten moeten alle verplichtingen uit hoofde van de RRF-verordening en het uitvoeringsbesluit van de Raad met betrekking tot het herstel- en veerkrachtplan van de lidstaat worden omgezet – met bijzondere aandacht voor de verplichtingen inzake staatssteun, het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, audits en controles, en mogelijke beperkingen voor de begunstigden. |
— |
De relevante regels inzake staatssteun en overheidsopdrachten moeten worden nageleefd. |
— |
Een van de eerste mijlpalen in het herstel- en veerkrachtplan kan worden gekoppeld aan de sluiting van de uitvoeringsovereenkomst tot het opzetten van het financieringsinstrument of tot aanpassing van een bestaand instrument (overeenkomstig het in het herstel- en veerkrachtplan overeengekomen investeringsbeleid) tussen de lidstaat en de uitvoerende entiteit. |
— |
Als onderdeel van die eerste mijlpaal in het herstel- en veerkrachtplan zal de lidstaat bij de indiening van het eerste uitbetalingsverzoek de Commissie de regels en het investeringsbeleid van het financieringsinstrument verstrekken, zodat kan worden nagegaan of het in overeenstemming is met het herstel- en veerkrachtplan. |
Uitrol van investeringen in de reële economie door de met uitvoering belaste entiteit of door financiële intermediairs (bv. commerciële banken, investeringsfondsen):
— |
Alle volgende mijlpalen zullen worden gekoppeld aan de uitrol van investeringen in de reële economie door de met uitvoering belaste entiteit of financiële intermediairs. |
— |
Bij de afwikkeling van het financieringsinstrument zullen voorzieningen en terugvloeiende middelen die niet voor verliezen zijn aangewend, naar de lidstaat terugvloeien overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het investeringsbeleid en de exitstrategie van het instrument. Opbrengsten en terugvloeiende middelen moeten verplicht voor gelijkwaardige doeleinden worden gebruikt. |