Home

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK EN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S over de ontwikkelingen op de EU-markt voor het verrichten van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) nr. 537/2014

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK EN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S over de ontwikkelingen op de EU-markt voor het verrichten van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) nr. 537/2014

Brussel, 28.1.2021

COM(2021) 29 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK EN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S

over de ontwikkelingen op de EU-markt voor het verrichten van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) nr. 537/2014


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK EN HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S

over de ontwikkelingen op de EU-markt voor het verrichten van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) nr. 537/2014

1.Inleiding

De auditwetgeving die in de nasleep van de financiële crisis is vastgesteld, was erop gericht de wettelijke controles in de EU te verbeteren door de onafhankelijkheid van de auditors en hun professioneel-kritische houding tegenover het beheer van de gecontroleerde onderneming te versterken. Uit hoofde van artikel 27 van Verordening (EU) nr. 537/20141 (“de verordening”) worden in dit verslag de ontwikkelingen op de EU-markt voor het verrichten van wettelijke controles van organisaties van openbaar belang (OOB’s) tussen 2015 en 2018 beoordeeld, met bijzondere aandacht voor:

-marktconcentratie;

-de risico’s van tekortkomingen in de kwaliteit van de controles; en

-de prestaties van auditcomités.

Tenzij anders vermeld, vormen verslagen van de nationale audittoezichthouders de belangrijkste gegevensbronnen. Dit verslag heeft hoofdzakelijk betrekking op 2017 en 2018 en werd in 2019 samengesteld op basis van een selectie van marktindicatoren. Het bevat derhalve ook gegevens voor het Verenigd Koninkrijk. De Commissie heeft het verslag opgesteld in samenwerking met het comité van Europese audittoezichthouders (Committee of European Auditing Oversight Bodies, CEAOB).

Dit is het eerste verslag in zijn soort sinds de hervorming van de EU-auditwetgeving (zie hierboven). Over het algemeen waren de gegevens nauwkeuriger dan in 2017. De consolidatie van de gegevens op EU-niveau blijft echter lastig, vanwege een gebrek aan nationale gegevens over de omzet en de inkomsten, uiteenlopende verslagleggingsperiodes en verschillen in de uitvoering van de EU-auditwetgeving. Ook de vergelijkbaarheid van indicatoren voor kwaliteitsborging blijft problematisch omdat de NBA’s verschillende methoden gebruiken.

2.Ontwikkelingen op de EU-markt voor wettelijke controles van OOB’s

2.1.Overzicht van de markt

De verordening bevat specifieke eisen voor de wettelijke controles van OOB’s zoals gedefinieerd in de auditrichtlijn2, waaronder beursgenoteerde ondernemingen, banken, verzekeringsondernemingen en door de lidstaten aangemerkte “nationale OOB’s” (ondernemingen die van groot algemeen belang zijn als gevolg van de aard van hun bedrijfsactiviteiten, hun omvang of hun personeelsbestand).

In dit deel wordt de markt voor wettelijke controles van OOB’s beschreven twee jaar na de audithervorming.

Minder wettelijke auditors en auditkantoren in de EU; minder keuze voor OOB’s.

Uit de cijfers blijkt dat het aantal zelfstandige auditors in de EU sinds 2015 is afgenomen en dat ook het aantal wettelijke auditors die in dienst zijn van en verbonden zijn aan auditkantoren (als partners of in een andere hoedanigheid) licht is gedaald3. Het aantal geregistreerde auditkantoren in de EU is eveneens gedaald, met 6 %. Het aandeel auditkantoren dat OOB’s controleert, bedraagt ongeveer 4 % van alle geregistreerde auditkantoren, bijna 2 procentpunten minder dan in 2015.

Tabel 1:In de EU geregistreerde wettelijke auditors en auditkantoren (2015-2018)

2015

2018

Verandering

Wettelijke auditors

250 047

225 360

-10%

Wettelijke auditors die in dienst zijn van of verbonden zijn aan het auditkantoor, als partner of anderszins

61 711

60 005

-3%

Auditkantoren

32 306

30 504

-6%

Auditkantoren die OOB’s controleren

1 742

1 127

-35%

Die krimp in het aantal geregistreerde wettelijke auditors en auditkantoren viel samen met een daling van het aantal OOB’s, hoofdzakelijk doordat het aantal “nationale OOB’s” is afgenomen doordat de meeste lidstaten hun definitie van dat begrip hebben herzien.

Het aantalwettelijke controles van OOB’s daalde tussen 2015 en 2018 eveneens, met ongeveer een derde4(figuur 1). Beursgenoteerde ondernemingen waren de grootste categorie OOB’s in de EU in 2018, goed voor 44 % van het totale aantal OOB’s. Het relatieve gewicht van de verschillende categorieën OOB’s5 varieert van lidstaat tot lidstaat, maar de belangrijkste verandering was een daling met 73 procentpunten in de categorie “nationale OOB’s”, die in 2015 de grootste categorie was, maar in 2018 slechts 19 % van het totale aantal OOB’s uitmaakte.

Gezamenlijke controles van OOB’s vertegenwoordigen slechts 9 % van de wettelijke controles van OOB’s. Van de tien lidstaten die gezamenlijke controles rapporteerden6, telde Frankrijk er de meeste (86 % van het totaal in de EU-28).

Figuur 1: OOB’s en wettelijke controles van OOB’s, EU-28 (2015-2018)

De EU-omzet van auditkantoren die OOB’s controleren7, steeg tussen 2015 en 2018 naar schatting met 9 %8, terwijl grote auditkantoren hun omzet hoofdzakelijk uit andere werkzaamheden haalden.

De omzet van auditkantoren die OOB’s controleren in de EU-279 bedroeg in 2018 ongeveer 34 miljard EUR10. Op basis van gegevens voor de tien belangrijkste auditkantoren (10KAP11) wordt de omzet in de EU-28 op ongeveer 40 miljard EUR geraamd. De inkomsten ontvangen voor wettelijke controles12 stegen met 6 %13 naar ongeveer 12,7 miljard EUR, waarvan 25 % afkomstig was van wettelijke controles van OOB’s.

De omzetcijfers per lidstaat lopen sterk uiteen, maar Duitsland en het VK zijn nog steeds de twee grootste markten (65 % van de EU-omzet van auditkantoren)14.

Ongeveer twee derde van de EU-omzet van auditkantoren die OOB’s controleren, zoals gerapporteerd per kantoor of op netwerkniveau, is afkomstig van inkomsten ontvangen voor niet-controlediensten (van toegestane niet-controlediensten aan gecontroleerde entiteiten en niet-controlediensten aan andere entiteiten15), waaruit blijkt dat de activiteiten gediversifieerd zijn en kantoren zich niet alleen toespitsen op traditionele controlewerkzaamheden.

Slechts 9 % van de totale EU-omzet was afkomstig van inkomsten ontvangen voor wettelijke controles van OOB’s; 35 % was afkomstig van alle wettelijke controlediensten (figuur 2). Dit varieert echter sterk van lidstaat tot lidstaat; in zeven lidstaten16 was minder dan een derde van de omzet afkomstig van wettelijke controles.

Figuur 2:Uitsplitsing van de inkomsten voor de EU-omzet van auditkantoren die OOB’s controleren17 (2018)

Vier NBA’s18 van het Europees Mededingingsnetwerk meldden dat zij tussen 2015 en 2018 een sectoronderzoek op de markt voor controles of een antitrust- of concentratieonderzoek in de sector hadden uitgevoerd. Het VK bracht verslag uit over een studie inzake zijn nationale markt voor wettelijke controles19.

2.2.Mate van marktconcentratie

De lidstaten hebben marktgegevens verstrekt20 voor wettelijke controles van OOB’s door de “Grote Vier” (PwC, Deloitte, KPMG en EY), “CR4” (de vier grootste auditkantoren in elk land) en de 10KAP.

Aanhoudend hoge marktconcentratie in 2015-2018. Globaal genomen bleven de Grote Vier de grootste auditkantoren, maar er tekenen zich wel enige veranderingen in hun afzonderlijke aandeel af21. Er zijn ook aanwijzingen voor een hogere concentratie bij de 10KAP dan in het vorige verslag22.

De Grote Vier hebben een oligopolie23 in 13 lidstaten (tegenover 11 in 2015) en een gemiddeld marktaandeel in de EU van 70 % van alle wettelijke controles van OOB’s. Slechts in zeven lidstaten zijn zij niet de vier grootste auditkantoren (figuur 3).

Figuur 3: markaandeel van auditkantoren voor wettelijke controles van OOB’s (2018)

De Grote Vier zijn zelfs nog dominanter wat de inkomsten ontvangen voor wettelijke controles van OOB’s betreft (figuur 4). Bij de lidstaten waarin hun totale marktaandeel onder het EU-gemiddelde lag, rapporteerde Frankrijk24 dat 60 % van alle wettelijke controles van OOB’s gezamenlijke controles waren.

Figuur 4:% van wettelijke controles van OOB’s, % van inkomsten ontvangen voor wettelijke controles van OOB’s en % van inkomsten ontvangen voor controles van andere entiteiten, per lidstaat (2018)25

De Grote Vier domineren de markt voor wettelijke controles van OOB’s nog steeds

De geaggregeerde concentratieratio van de Grote Vier in de EU26 wat het aantal wettelijke controles van OOB’s betreft, is met ongeveer 3 procentpunten gedaald, en Deloitte liet een daling optekenen van bijna 9 procentpunten. De Grote Vier hadden in 2018 ongeveer 66 % van het marktaandeel voor wettelijke controles van OOB’s in handen (figuur 5).Wat de totale omzet van auditkantoren betreft27, waren zij goed voor ongeveer 80 % van het EU-totaal.

Figuur 5: markaandeel van de 10KAP28 qua wettelijke controles van OOB’s (2018)

De Grote Vier domineren de markt voor wettelijke controles van OOB’s, met meer dan 90 % van de totale inkomsten.

Op de markt voor wettelijke controles van andere entiteiten bedraagt het aandeel van de Grote Vier nagenoeg 70 %. Zij hebben eveneens een gecombineerd marktaandeel van ongeveer 85 % in segmenten die geen verband houden met controlewerkzaamheden (toegestane niet-controlediensten aan gecontroleerde entiteiten en niet-controlediensten aan andere entiteiten) (figuur 6).

Figuur 6:EU-marktaandeel van auditkantoren die OOB’s controleren in elk marktsegment, inkomsten (2018)

De Grote Vier of hun netwerk29 halen een aanzienlijk deel (ongeveer 70 %) van hun inkomsten uit niet-controlediensten30 uit controle- en niet-controlecliënten; de situatie is niet voor elke lidstaat dezelfde.

Uit de geraamde inkomstenstructuur binnen de EU blijkt dat de Grote Vier bijna 30 %31 van hun inkomsten uit controlepraktijken halen en een hoog percentage (bijna 60 %) uit niet-controlewerkzaamheden, in het bijzonder niet-controlediensten aan andere entiteiten.

2.3.Uit kwalitatieve tekortkomingen voortvloeiende risico’s

De verslaglegging over de kwaliteitsborging door de meeste NBA’s had betrekking op inspectiecycli van één jaar, die hoofdzakelijk werden uitgevoerd in 2018 maar verschillende begin- en einddata hadden. Zeven NBA’s rapporteerden gegevens voor driejarige inspectiecycli. Voor dit verslag hanteren wij de definitie van bevindingen van het CEAOB, die strookt met die van het International Forum of Independent Audit Regulators (IFIAR)32. Omdat een professioneel oordeel nodig is om de categorisatie van de gegevens over kwalitatieve tekortkomingen door de lidstaten te interpreteren, is het moeilijk om de gegevens te bundelen en algemene conclusies te formuleren op EU-niveau.

Het aantal geïnspecteerde OOB-controles daalde met 25 %, tegenover een daling van het aantal wettelijke controles van OOB’s met 35 % (vanwege wijzigingen in de manier waarop de lidstaten “OOB” definiëren). Hoewel er minder inspecties van de OOB-controleopdracht hebben plaatsgevonden, lijken OOB-controleopdrachten in 2015-2018 meer aandacht te hebben gekregen dan de rest van de populatie auditinspecties.

Onderstaande kwalitatieve beoordeling is gebaseerd op gegevens van nationale marktmonitoringverslagen en een analyse van het CEAOB33. De beoordeling bestrijkt twee gebieden:

-tekortkomingen; en

-risicobeperking en analyse van systeemrisico’s.

De problemen die (sinds 2017) het vaakst worden aangekaart, zijn tekortkomingen in de interne kwaliteitscontrolesystemen van auditkantoren (bv. het ontbreken van voldoende controle-informatie en documentatie). De audittoezichthouders zullen bijzondere aandacht blijven schenken aan deze problemen.

De belangrijkste gemeenschappelijke bevindingen met betrekking tot de interne kwaliteitscontrolesystemen houden verband met:

·ethiek en de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of het personeel van het wettelijke auditkantoor34;

·de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (EQCR)35;

·het gebrek aan, of ondeugdelijke monitoring van risicovolle gecontroleerde entiteiten, en

·het ontbreken van controle-informatie en controledocumentatie.

Wat de inspecties van controleopdrachten (dossiers) met betrekking tot OOB’s betreft, stelden de NBA’s gemeenschappelijke bevindingen vast op de volgende gebieden:

·risicobeoordeling36;

·materialiteit en steekproefname37;

·toetsing van interne controles38;

·kwaliteit van de controle en controle-informatie; en

·groepscontroles.

Dit strookt met de vijf internationale controlestandaarden (ISA’s) die in de analyse van het CEAOB zijn geïdentificeerd als voorwerp van de meeste bevindingen (meer dan 60 % van alle controlebevindingen van 22 NBA’s in de CEAOB-gegevensbank):

-de reacties van de auditor op de beoordeelde risico’s (ISA 330)39;

-controle-informatie (ISA 500)40;

-de controle van boekhoudkundige schattingen, met inbegrip van boekhoudkundige schattingen van de reële waarde, alsmede van de toelichtingen daarop (ISA 540)41;

-het identificeren en beoordelen van de risico’s van materiële onjuiste opgaven door inzicht te verwerven in de entiteit en haar omgeving (ISA 315)42; en

-bijzondere overwegingen — controles van jaarrekeningen van groepen, met inbegrip van de werkzaamheden van auditors van een groepsonderdeel (ISA 600)43.

De meeste NBA’s passen risicobeperkende en corrigerende maatregelen toe om de vastgestelde bevindingen aan te pakken. De meeste audittoezichtorganen meldden echter geen sancties die werden opgelegd als resultaat van de bevindingen en geen systeemrisico. Over het algemeen betreffen de bevindingen en sancties niet dezelfde verslagleggingsperiode (het duurt enige tijd om onderzoek te doen en sancties op te leggen).

Een derde van de lidstaten verstrekte geen informatie over herhaalde bevindingen (d.w.z. dat dezelfde bevindingen reeds in eerdere inspectiecycli werden vastgesteld bij dezelfde auditkantoren) of verklaarde dat er geen herhaalde bevindingen waren.

De vaakst gerapporteerde gebieden voor risicobeperking en -analyse waren:

·ethiek en onafhankelijkheid;

·risicobeoordeling en EQCR;

·analyse van het internecontrolesysteem en EQCR; en

·waardering tegen reële waarde en fraudeprocedures.

Corrigerende actieplannen en een analyse van de onderliggende oorzaken behoren tot de meest voorkomende follow-upmaatregelen. Niet alle bevindingen rechtvaardigen sancties en 60 % van de NBA’s verklaarde geen sancties te hebben opgelegd. Sommige audittoezichtorganen hebben aanbevelingen gedaan aan de auditkantoren, met bijbehorende uitvoeringstermijnen.

Het niveau en de meting van het systeemrisico44 blijven uiteenlopen. De meeste NBA’s stelden geen systeemrisico’s vast. Vier NBA’s rapporteerden systematische tekortkomingen op nationaal niveau, maar gaven aan dat de bevindingen samen niet konden leiden tot het verdwijnen van een auditkantoor. Uit de CEAOB-analyse bleek dat de NBA’s met de auditkantoren samenwerken en deze uitdagen via contacten in regelgevingscolleges en vergaderingen tijdens de voltallige zittingen van de subgroep inspectie.

2.4.Prestaties van auditcomités

Op basis van de beschikbare gegevens kan geen algemene beoordeling van de prestaties van de auditcomités worden verricht, gezien de uiteenlopende benaderingen van de monitoring van de auditcomités in de lidstaten en gezien het feit dat de meeste informatie gebaseerd is op zelfbeoordeling door de auditcomités. De NBA’s hebben evenwel vooruitgang geboekt bij het verzamelen van informatie en het tot stand brengen van een relatie met de auditcomités.

Artikel 39 van de auditrichtlijn45 schrijft voor dat bedrijven auditcomités moeten oprichten (waarvan er ongeveer 6 400 bestaan46) en artikel 27, lid 1, punt c), van de verordening schrijft voor dat NBA’s de prestaties van de auditcomités monitoren. Auditcomités zijn gewoonlijk op zichzelf staande comités of comités van een toezichthoudend/administratief orgaan en spelen een centrale rol in het corporate-governancemodel, in het bijzonder voor grotere OOB’s. Zij hebben contacten met diverse actoren, zowel intern (bv. management, toezichthoudende/administratieve organen) als extern (bv. externe auditors, aandeelhouders en regelgevers).

Toezichthouders ontvingen via verschillende kanalen informatie van de auditcomités. Zo werd bijvoorbeeld een gerichte vragenlijst van het CEAOB47 toegezonden aan een steekproef van auditcomités in de verschillende lidstaten. Aangezien het echter een zelfbeoordeling door de auditcomités betreft, gelden er beperkingen bij de interpretatie van de gegevens.

In 21 lidstaten staan auditcomités onder toezicht van de NBA’s.

In de EU-regelgeving is niet gespecificeerd welke toezichttaken de NBA’s moeten verrichten ten aanzien van de auditcomités. Er bestaan grote verschillen tussen de lidstaten wat betreft de autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de contacten met de auditcomités. Meestal delen de NBA’s de verantwoordelijkheid met de nationale financiële toezichthouder.

NBA’s werken op verschillende manieren samen met de auditcomités die onder hun jurisdictie vallen. De meesten doen dat hoofdzakelijk via enquêtes/vragenlijsten, dialogen en workshops, webinars en conferenties.

Uit de vragenlijst van het CEAOB48 bleek dat er behoefte was aan meer monitoring van de contacten tussen auditcomités en externe auditors, de organisatie van aanbestedingsprocedures, de goedkeuring van de verlening van toegestane niet-controlediensten en de registratie van betaalde honoraria.

Uit de feedback blijkt dat de belangrijkste eisen ten aanzien van de samenstelling en vaardigheden van de auditcomités49, hun onafhankelijkheid en interactie met het administratieve/toezichthoudende orgaan en het toezicht op de controlefunctie worden nageleefd.

Uit de resultaten blijkt echter dat het selectieproces voor controle-aanbestedingen problemen oplevert voor de auditcomités — uit de antwoorden over dit thema blijkt dat de auditwetgeving niet wordt nageleefd ofdat onvoldoende wordt begrepen hoe zij moet worden toegepast.

Het proces voor de selectie van auditors

De auditcomités zijn verantwoordelijk50 voor de procedure voor de selectie van wettelijke auditors. Ongeveer 87 % beweert die verantwoordelijkheid ook uit te oefenen. 75 % van de OOB’s die tot een aanbesteding overgingen, nodigde twee tot zeven auditkantoren uit. 16 % stuurde slechts één auditkantoor een uitnodiging tot inschrijving, ook al schrijft artikel 16, lid 2, van de verordening voor dat ten minste twee auditkantoren moeten worden uitgenodigd om deel te nemen aan de aanbestedingsprocedure.

Bovendien bestaat er een verband tussen het aantal auditkantoren dat is uitgenodigd om deel te nemen aan een aanbesteding en het aantal auditkantoren dat uiteindelijk een offerte indiende. Ongeveer 55 % van de auditcomités meldde dat gewoonlijk twee of drie wettelijke auditors (auditkantoren) een offerte indienden na de aanbestedingsprocedure. Uit een analyse van de antwoorden bleek evenwel dat 19 % van de auditcomités slechts één geloofwaardige offerte ontving.

De helft van de auditcomités zei dat de aanbestedingsprocedure de deelname toelaat van kantoren die in het voorgaande kalenderjaar minder dan 15 % van hun totale honoraria hebben ontvangen van OOB’s in de betrokken lidstaat. Deze auditcomités begrijpen artikel 16, lid 3, van de verordening mogelijk niet helemaal of passen deze bepaling niet toe.

Contacten met de externe auditor

Auditcomités zijn verantwoordelijk voor het evalueren van de onafhankelijkheid van het auditkantoor en de kwaliteit van de controle, met inbegrip van de goedkeuring van toegestane niet-controlediensten, de aanbestedingsprocedure en de selectie van de externe auditor51. Ongeveer de helft van de auditcomités bevestigde dat de wettelijke auditor (of een lid van zijn netwerk) een inschrijving had ingediend voor de verlening van toegestane niet-controlediensten52. 80 % gaf aan geen aanvragen voor de verlening van niet-controlediensten overeenkomstig artikel 5, lid 4, van de verordening te hebben onderzocht. 4 % monitorde de aan de wettelijke auditor betaalde honoraria niet.

3.Conclusie

In dit verslag worden de ontwikkelingen op de markt voor de verrichting van wettelijke controles van OOB’s tussen 2015 en 2018 beschreven. Het bevat enkele voorlopige aanwijzingen over de gevolgen van de audithervorming, alsook mogelijke gebieden voor een verdere beoordeling. Bij die beoordeling dient rekening te worden gehouden met de recente schandalen waarbij grote bedrijven in de gehele EU betrokken waren (zoals Carillion, Thomas Cook en Wirecard), die de reputatie van het beroep van auditor en het beleggersvertrouwen kunnen ondermijnen.

De belangrijkste bevindingen van het verslag zijn als volgt:

1)Een aanhoudend hoge mate van concentratie, aangezien de Grote Vier in de meeste lidstaten nog steeds de markt voor wettelijke controles van OOB’s domineren

In combinatie met het hoge aandeel van inkomsten uit niet-controlewerkzaamheden zou de dominantie van de Grote Vier in de meeste lidstaten de onafhankelijkheid van deze auditkantoren en de kwaliteit van de controles kunnen beïnvloeden. Dat risico wordt verder aangescherpt door de corrigerende maatregelen om belangenconflicten bij auditkantoren ten aanzien van OOB’s te verminderen (bv. rouleringsvereiste, verboden niet-controlediensten, beperking van toegestane niet-controlediensten enz.), aangezien die maatregelen de keuze aan wettelijke auditors of auditkantoren voor OOB’s verder zouden kunnen beperken.

De Commissie zal daarom bijzondere aandacht besteden aan het monitoren, in nauwe samenwerking met de NBA’s en het CEAOB, van de manier waarop de nieuwe voorschriften de mededinging op de markt voor controles van OOB’s beïnvloeden. Daarnaast zal zij nagaan hoe de opties in het kader van de verordening van invloed zijn op de nationale markten en de eerlijke mededingingsvoorwaarden op EU-niveau.

De NBA’s worden ertoe aangemoedigd om lacunes in de gegevens (bv. over inkomsten uit niet-controlediensten enz.) op te vullen om de monitoring van de ontwikkelingen op de markt en de analyse van concentraties te verbeteren.

2)De beoordeling van kwalitatieve tekortkomingen blijft een uitdaging

De kwaliteitsproblemen die het vaakst opduiken op EU-niveau zijn nog steeds:

·tekortkomingen in de interne kwaliteitscontrolesystemen van auditkantoren;

·het gebrek aan, of ondeugdelijke monitoring van risicovolle gecontroleerde entiteiten; en

·het ontbreken van controle-informatie en documentatie.

Om de kwaliteit van de beoordelingen te verbeteren, kan het nuttig zijn om de convergentie voor de controlesector in de EU wat betreft de verschillende soorten toezichtmaatregelen, corrigerende follow-upmaatregelen en opgelegde sancties te vergroten.

Op basis van deze bevindingen zal de Commissie de EU-auditwetgeving evalueren en nagaan hoe de samenhang van de kwaliteitsborgings- en onderzoeks- en sanctieregelingen in de lidstaten kan worden verbeterd. Zij zal eveneens nagaan of de inspectieverslagen (met inbegrip van een beschrijving van de in het kader van de inspectie verrichte werkzaamheden) toegankelijker moeten worden gemaakt voor het publiek of ten minste voor de auditcomités. Daartoe zouden verslagen kunnen worden gedigitaliseerd of gemarkeerd om de toegang te vergemakkelijken.

Dankzij de vooraf vastgestelde categorieën van bevindingen die voor de kwaliteitsborgingsindicatoren in het tweede verslag werden gebruikt, konden de door de NBA’s verstrekte gegevens beter worden beoordeeld. Toch dienen de NBA’s nog meer te doen om:

·te zorgen voor convergentie in de interpretatie van bevindingen en categorieën;

·effectieve kwaliteitsindicatoren vast te stellen om de kwaliteit van de controles beter te kunnen meten; en

·de evaluatie en interpretatie van systeemrisico’s te verbeteren.

Het verslag bevestigt dat dezelfde problemen telkens weer terugkomen en derhalve van structurele aard lijken te zijn. De Commissie zal contact opnemen met het CEAOB om maatregelen te identificeren om de situatie te verbeteren.

3)Uiteenlopende benaderingen inzake monitoring in de EU vormen een uitdaging voor de beoordeling door de NBA’s van de prestaties van de auditcomités

De meeste audittoezichthouders legden contact met de auditcomités die onder hun jurisdictie vallen. De NBA’s verbeterden hun kennis van de werkzaamheden van de auditcomités, in het bijzonder via de vragenlijst van het CEAOB, die gebaseerd was op zelfbeoordeling. Dit bood echter slechts een beperkt inzicht in de prestaties van de auditcomités.

De Commissie zal nagaan hoe het vermogen van de NBA’s om toezicht uit te oefenen op de auditcomités kan worden verbeterd. Zij zal ook analyseren hoe de onafhankelijke rol van de auditcomités in het selectieproces en het toezicht van de auditor kan worden versterkt. Zij heeft met het CEAOB samengewerkt om de dialoog tussen de auditcomités en de NBA’s te bevorderen, in het bijzonder via seminars of conferenties. Zij zal evalueren hoe deze interactie verder kan worden vergemakkelijkt.

Om een meer gedetailleerde beoordeling van de werking en doeltreffendheid van de auditcomités te bevorderen, wordt de NBA’s aanbevolen om meer auditcomités op nationaal niveau aan te spreken en om meer inzicht te verwerven in de wijze waarop auditcomités te werk gaan en beslissingen nemen.

De Commissie blijft de gebeurtenissen op de markt volgen. Sommige NBA’s verrichten studies en onderzoeken van hun nationale controlemarkten om meer informatie te verzamelen over mogelijke tekortkomingen op de markt. Aangezien sommige van de in het verslag genoemde problemen relevant kunnen zijn voor de zaak Wirecard, zal de Commissie met het CEAOB bespreken welke lessen in het licht van deze zaak moeten worden getrokken.

Tot slot heeft de Commissie de opdracht gegeven tot een studie om de effecten van de EU-auditwetgeving op de markt voor wettelijke controles te beoordelen. De bevindingen van de studie en van dit verslag zullen worden meegenomen in een evaluatie van het EU-auditkader, teneinde te beoordelen of dat kader doeltreffend is om de transparantie, de kwaliteit van de controles en de mededinging op de markt voor controles te verbeteren, in het bijzonder voor OOB’s. Bij die evaluatie zullen ook de effecten op de controlesector van de economische crisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie worden onderzocht.

(1)Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van entiteiten van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77).
(2)in artikel 2, punt 13, van Richtlijn 2006/43/EG.
(3)De cijfers zijn voor 26 lidstaten (er zijn geen gegevens voor Oostenrijk of Frankrijk (2015)).
(4)Het referentiejaar is 2018 (gegevens voor de EU-28).
(5)De cijfers voor 2015 waren gebaseerd op de definitie van een “OOB” vóór de audithervorming.
(6)Oostenrijk, Bulgarije, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Malta, Roemenië, Zweden en het VK. De meeste van deze lidstaten meldden dat gezamenlijke controles minder dan 1 % van hun wettelijke controles vertegenwoordigden.
(7)De omzetindicatoren in het eerste verslag waren gebaseerd op de vorige EU-auditwetgeving. In dit verslag volgen de NBA’s de definitie en eisen van artikel 13, lid 2, punt k), van de verordening, die in 2016 werd uitgevoerd. Voor dit verslag vergelijken wij “inkomsten ontvangen voor wettelijke controles van OOB’s” (2018) met “honoraria voor wettelijke controles van OOB’s” (2015).
(8)Op basis van vergelijkbare gegevens voor de lidstaten. De gegevens voor 2015 hebben betrekking op 25 lidstaten (geen gegevens voor Bulgarije, Spanje of Frankrijk); de gegevens voor 2018 hebben betrekking op 27 lidstaten (geen gegevens voor Frankrijk). Gegevens niet gecorrigeerd voor inflatie. In de EU-28 bedroeg de inflatie (HICP) gemiddeld 0,1 % in 2015 en 1,9 % in 2018; zie Eurostat: https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-datasets/product?code=tec00118
(9)Geen gegevens voor Frankrijk voor “inkomsten ontvangen voor niet-controlediensten” of “totale omzet”.
(10)Gegevens die werden verzameld in nationale valuta zijn in euro omgezet met behulp van de jaarlijkse gemiddelde wisselkoersen voor 2018. Bron Eurostat: http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/show.do?dataset=ert_bil_eur_a&lang=en
(11)Op basis van de door het CEAOB vastgestelde lijst: Baker Tilly, BDO, EY, Deloitte, Grant Thornton, KPMG, Mazars, Moore Stephens, Nexia en PwC.
(12)Artikel 13, lid 2, punt k), i) en ii), van de verordening. Gegevens voor 27 lidstaten (geen gegevens voor Bulgarije voor “inkomsten ontvangen voor wettelijke controles”).
(13)Voor lidstaten die zowel in 2015 als in 2018 gegevens hebben verstrekt.
(14)Gegevens voor 27 lidstaten (geen gegevens voor Frankrijk).
(15)Artikel 13, lid 2, punt k), iii) en iv), van de verordening.
(16)Cyprus, Denemarken, Ierland, het VK, Malta, Zweden en Luxemburg.
(17)Geen gegevens voor Frankrijk, België, Spanje of Litouwen.
(18)NBA’s van Italië, Roemenië, Spanje en het VK.
(19)https://assets.publishing.service.gov.uk/media/5d03667d40f0b609ad3158c3/audit_final_report_02.pdf
(20)De meeste lidstaten baseerden de omzet op auditkantoren (zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3, van Richtlijn 2006/43/EG) en niet op het auditnetwerk (zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7). De gegevens hebben een benaderend karakter vanwege de verschillende referentieperioden.
(21)Zie ook de studie van het Europees Parlement, EU statutory audit reform: impact on costs, concentration and competition;
https://www.europarl.europa.eu/thinktank/en/document.html?reference=IPOL_STU(2019)631057
(22)https://ec.europa.eu/info/publications/170907-statutory-audit-services-report_en
(23)CR4 = 0 % betekent volledige mededinging; 0 % < CR4 < 50 % betekent variërend van volledige mededinging tot oligopolie; 50 % < CR4 < 80 % betekent oligopolie; 80 % < CR4 < 100 % betekent variërend van geconcentreerde oligopolie tot monopolie; CR4 = 100 % betekent sterk geconcentreerde oligopolie en zelfs monopolie (indien CR1 = 100 %).
(24)Frankrijk is de lidstaat met het hoogste aandeel gezamenlijke controles (vergeleken met het totale aantal wettelijke controles). Estland heeft het tweede hoogste aandeel (33 %), en Bulgarije het derde (19 %). In de overige lidstaten die gezamenlijke controles rapporteerden, bedroeg het aandeel ongeveer 1-3 %.
(25)Geen gegevens voor Litouwen, Spanje of Roemenië voor het marktaandeel van de Grote Vier. De gegevens voor Portugal konden om technische redenen niet worden verwerkt en moeten in het volgende verslag worden bijgewerkt.
(26)Gegevens voor 25 lidstaten (geen gegevens voor Spanje, Frankrijk of Roemenië).
(27)Zoals gedefinieerd in artikel 13, lid 2, punt k), van de verordening.
(28)Op basis van totalen per lidstaat zoals vermeld in de nationale verslagen en de analyses van de subgroep marktmonitoring.
(29)Sommige lidstaten rapporteerden de inkomsten op basis van auditkantoren; anderen rapporteerden de inkomsten op netwerkniveau.
(30)Sommige audittoezichtautoriteiten rapporteren problemen bij het meten van niet-controlediensten aan andere entiteiten, aangezien het diensten buiten het auditkantoor betreft.
(31)Gegevens voor 24 lidstaten (gegevens voor België, Frankrijk en Litouwen ontbreken deels). De gegevens voor Portugal konden om technische redenen niet worden verwerkt.
(32)Volgens het IFIAR zijn inspectiebevindingen voor OOB-controles tekortkomingen in auditprocedures die erop duiden dat het auditkantoor niet voldoende en geschikte controle-informatie heeft weten te verkrijgen om zijn oordeel te onderbouwen, maar die niet noodzakelijkerwijze inhouden dat de financiële overzichten in kwestie ook afwijkingen van materieel belang bevatten.
(33)De analyse van het CEAOB is gebaseerd op auditinspectiebevindingen, zoals gerapporteerd door de lidstaten in 2017/2018, in de gegevensbank die door de CEAOB-subgroep inspectie wordt bijgehouden. In deze analyse werd de gegevensbank geanalyseerd om onderwerpen te identificeren die de dialoog tussen auditkantoren/opstellers van standaarden en het CEAOB aanwakkeren en om inspecteurs te wijzen op risicogebieden. De nadruk lag daarbij op de incidentie van bevindingen betreffende ISA’s, kwaliteitscontrole en ethiek.
(34)bv. ondeugdelijke beoordeling en goedkeuring van niet-controlediensten en ondeugdelijke toetsing van de onafhankelijkheid van personeel.
(35)bv. gebrek aan overeenstemming met de belangrijkste wettelijke eisen, ondeugdelijke documentering van de evaluatie, ondoeltreffende EQCR en ondeugdelijke selectie van het personeel dat de ECQR verricht.
(36)bv. onvoldoende inzicht in de gecontroleerde entiteit en haar omgeving, onvoldoende inzicht in het risicobeoordelings- en -identificatieproces van het management.
(37)bv. tekortkomingen in de methode die werd gebruikt om de materialiteitsdrempel te bepalen, ontbreken van een passende motivering van de keuze voor de steekproefgrootte.
(38)bv. ondeugdelijke documentering van essentiële interne controles, onvoldoende toetsing inzake IT- en andere interne controles.
(39)Bv. het niet opzetten en uitvoeren van passende controleprocedures om risico’s met betrekking tot beweringen aan te pakken, zoals een passende erkenning, meting en voorstelling van verrichtingen, saldi van de rekeningen en toelichtingen. Bevindingen met betrekking tot het niet uitvoeren van voldoende controleprocedures om conclusies te formuleren inzake de doeltreffendheid van de getoetste controles en het niet afdoende toetsen van in de jaarrekening opgenomen inkomsten.
(40)Bv. IT blijft een probleem, aangezien de auditors de IT-systemen die door de entiteit worden gebruikt om de financiële inlichtingen voor te bereiden, niet op passende wijze toetsen en er niet in slagen om voldoende controle-informatie te verkrijgen over de nauwkeurigheid en volledigheid van de door de entiteit verstrekte en voor de doeleinden van de auditor gebruikte informatie.
(41)Bv. het niet op passende wijze aanvechten van de waarderingsmodellen van het management (met inbegrip van de inputs) en de redelijkheid van de belangrijkste aannamen die werden gebruikt om de schattingen op te stellen; het niet identificeren van ontoereikende of onvolledige informatie in de jaarrekeningen.
(42)Bv. verzuim van de auditor om voldoende inzicht te verwerven in de entiteit en haar omgeving; het niet op passende wijze identificeren en beoordelen van belangrijke significante risico’s.
(43)Bv. onvolledige instructies aan de auditor van een groepsonderdeel; gebrek aan overleg met de auditor van een groepsonderdeel over de geplande of uitgevoerde werkzaamheden; auditors van groepsonderdelen die onvoldoende details verstrekken wanneer zij verslag uitbrengen aan de auditor van de groep; verzuim van de groepsauditor om de door de auditor van een groepsonderdeel verrichte werkzaamheden te evalueren en rekening te houden met de door auditors van groepsonderdelen gerapporteerde bevindingen.
(44)Artikel 27, lid 1, punt a), van de verordening heeft betrekking op risico’s die voortvloeien uit een groot aantal kwalitatieve tekortkomingen van een wettelijke auditor of auditkantoor, waaronder systematische tekortkomingen binnen een netwerk van auditkantoren.
(45)Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en tot wijziging van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
(46)Gegevens over 19 lidstaten. Van de overige lidstaten hebben er vijf geen rechtstreeks toezicht en hebben er vier geen gegevens verstrekt.
(47)De vragenlijst was bedoeld om de naleving van de eisen uit de auditwetgeving te beoordelen en een relatie tot stand te brengen tussen de NBA’s en de auditcomités; 25 lidstaten (met uitzondering van Estland, Hongarije en Slowakije) namen hun geconsolideerde antwoorden op in hun nationale verslagen. In totaal ontvingen 2 770 auditcomités in 26 lidstaten de vragenlijst, en het responspercentage bedroeg ongeveer 60 %.
(48)De grootte van de door elke NBA gekozen steekproef verschilt aanzienlijk in de EU, in verhouding tot het aantal OOB’s in elke lidstaat.
(49)Artikel 39, lid 6, punt a), van Richtlijn 2006/43/EG.
(50)Artikel 16, lid 3, van de verordening.
(51)Artikel 4, lid 2, van de verordening; artikel 39, lid 6, punt e), van Richtlijn 2006/43/EG; artikel 6, lid 2, punt b), van de verordening.
(52)Artikel 5, lid 4, van de verordening.