Home

Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2014 over de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en de ASEAN (2013/2148(INI))

Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2014 over de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en de ASEAN (2013/2148(INI))

23.12.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 482/75


P7_TA(2014)0022

Toekomst van de EU-ASEAN-betrekkingen

Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2014 over de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en de ASEAN (2013/2148(INI))

(2016/C 482/11)

Het Europees Parlement,

gezien het voornaamste juridisch kader voor de betrekkingen met de ASEAN, namelijk de in maart 1980 ondertekende samenwerkingsovereenkomst tussen de EEG en de ASEAN(1),

gezien de voortdurende onderhandelingen over en/of de conclusie van zeven partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten tussen de Europese Unie en ASEAN-lidstaten, namelijk Brunei Darussalam, Indonesië, Maleisië, de Filippijnen, Singapore, Thailand en Vietnam,

gezien de onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten met Maleisië, Thailand en Vietnam en de conclusie van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Singapore,

gezien de EU-strategie „Een nieuw partnerschap met Zuidoost-Azië” van juli 2003 (COM(2003)0399), waarin de bevordering van regionale handel en investeringsbetrekkingen met de ASEAN alsook de dialoog over specifieke beleidsdomeinen als belangrijke prioriteiten worden geïdentificeerd,

gezien het zevende parlementair samenwerkingsverband Azië-Europa (ASEP) en de 22e ASEAN-top,

gezien de verklaring van Neurenberg over een versterkt partnerschap tussen de EU en de ASEAN en het bijbehorende actieplan van november 2007,

gezien het op 27 april 2012 in Brunei Darussalam aangenomen actieplan van Bandar Seri Begawan ter intensivering van het versterkte partnerschap tussen de EU en de ASEAN (2013-2017),

gezien de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag van vriendschap en samenwerking in Zuidoost-Azië in Phnom-Penh op 12 juli 2012(2),

gezien de 9e topconferentie Azië-Europa in november 2012 in Vientiane, Laos,

gezien de stichting Azië-Europa, die in februari 1997 werd opgericht om een forum voor een niet-gouvernementele dialoog te verschaffen,

gezien het ASEAN-EU Programme of Regional Integration Support programme (APRIS), het ASEAN Regional Integration Support programme (ARISE) en het Regional EU-ASEAN Dialogue Instrument (READI) ter ondersteuning van de harmonisering van beleid en maatregelen in niet-handelsgerelateerde sectoren,

gezien de op 12 juli 2012 afgelegde gemeenschappelijke verklaring van de EU en de VS over de regio Azië-Stille Oceaan,

gezien de oprichting van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN) op 8 augustus 1967,

gezien de in 2007 overeengekomen blauwdruk voor de economische gemeenschap van de ASEAN en het in 2008 aangenomen handvest van de ASEAN,

gezien de eerste mensenrechtenverklaring van de ASEAN van 18 november 2012, de oprichting van de intergouvernementele commissie voor de mensenrechten van de ASEAN (ASEAN Intergovernmental Commission on Human Rights, AICHR) en de eerste dialoog tussen de AICHR en de recent aangestelde speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, op 8 mei 2013,

gezien de 14e ASEAN-top in 2009 en de opstelling van een stappenplan voor een (economische) gemeenschap van de ASEAN-eenheidsmarkt, de politiek-veiligheidsgemeenschap van de ASEAN en de sociaal-culturele gemeenschap van de ASEAN,

gezien de 22e ASEAN-top in Brunei op 24-25 april 2013,

gezien de 7e Oost-Aziatische top in Phnom-Penh op 20 november 2012 van de leiders van de 17 landen van de ASEAN, China, Japan en Zuid-Korea (ASEAN+3), India, Australië en Nieuw-Zeeland (ASEAN+6) en de Verenigde Staten,

gezien de ASEAN-overeenkomst inzake rampenbeheer en optreden in noodsituaties (ASEAN Agreement on Disaster Management and Emergency Response, AADMER),

gezien de gemeenschappelijke verklaring van de ministers van sociale zaken en ontwikkeling van de ASEAN, vastgesteld op hun 8e bijeenkomst die op 6 september 2013 in Phnom Penh werd gehouden als voorbereiding op de voor oktober 2013 geplande ASEAN-top, en het daarin geformuleerde standpunt dat de toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen een fundamenteel mensenrecht is,

gezien zijn recente resoluties over ASEAN-lidstaten, in het bijzonder de resolutie van 11 september 2013 betreffende de onderhandelingen over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Maleisië(3), van 13 juni 2013 over de situatie van de Rohingya-moslims(4), van 11 juni 2013 over georganiseerde misdaad, corruptie en witwassen(5), van 18 april 2013 over Vietnam, met name de vrijheid van meningsuiting(6) en van 7 februari 2013 over Laos: de zaak Sombath Somphone(7),

gezien zijn recente resoluties over ASEAN-lidstaten, in het bijzonder de resolutie van 17 februari 2011 over de grensschermutselingen tussen Thailand en Cambodja(8), de resolutie van 7 juli 2011 over Indonesië, onder meer aanvallen op minderheden(9), de resolutie van 25 november 2010 over Birma — organisatie van verkiezingen en de vrijlating van oppositieleider Aung San Suu Kyi(10), de resolutie van 20 mei 2010 over de situatie in Birma/Myanmar(11), de resolutie van 20 mei 2010 over Thailand(12), de resolutie van 26 november 2009 over de situatie in Laos en Vietnam(13) en de resolutie van 5 februari 2009 over de situatie van Birmaanse vluchtelingen in Thailand(14),

gezien het door de VN-Raad voor de rechten van de mens op 16 juni 2011 aangenomen „UN Guiding Principles on Business and Human Rights Implementing the United Nations 'Protect, Respect and Remedy' Framework”,

gezien artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7-0441/2013),

A.

overwegende dat de ASEAN momenteel een van de belangrijkste opkomende regionale organisaties ter wereld is, zowel qua economische ontwikkeling als qua geopolitieke dynamiek;

B.

overwegende dat in het in november 2007 ondertekende handvest van de ASEAN aan de ASEAN rechtspersoonlijkheid en een juridisch en institutioneel kader worden gegeven, met inbegrip van de oprichting van een comité van permanente vertegenwoordigers om het werk van de ASEAN te ondersteunen en te coördineren;

C.

overwegende dat de economische gemeenschap van de ASEAN beoogt tegen 2015 een eengemaakte markt te creëren voor 600 miljoen personen, waardoor de ASEAN met haar concurrentiële exploitanten en snel groeiende interne vraag kan worden vergeleken met andere grote markten in de wereld, zoals de EU, de Verenigde Staten, China, Japan en India en derhalve een sterke economische partner op de regionale en internationale markt vormt; overwegende dat sommige ASEAN-lidstaten tijdens dit proces met uitdagingen zullen worden geconfronteerd op het vlak van concurrentievermogen, sociale stabiliteit en de versterking en ontwikkeling van de sociale componenten van het integratieproces;

D.

overwegende dat de economische herstructureringsinspanningen van de ASEAN-lidstaten na de Aziatische financiële crisis van 1997 deze landen hebben geholpen om in het algemeen een goede weerstand te bieden aan de huidige mondiale economische crisis;

E.

overwegende dat het Regionaal Forum van de ASEAN in 1993 werd opgericht om de dialoog en raadpleging over politieke en veiligheidskwesties te bevorderen en om bij te dragen aan vertrouwenwekkende en preventieve diplomatie in de regio Azië-Stille Oceaan;

F.

overwegende dat tijdens de laatste ASEAN-top werd opgeroepen tot de denuclearisatie van het Koreaanse schiereiland en kernwapenlanden werden aangemoedigd toe te treden tot het protocol van het Verdrag inzake een kernwapenvrije zone in Zuidoost-Azië; overwegende dat tijdens de top eveneens de mogelijke toekomstige deelname van Oost-Timor aan de ASEAN werd besproken;

G.

overwegende dat China zijn economische banden met de ASEAN-landen heeft vergroot; overwegende dat sommige ASEAN-lidstaten hun samenwerking met de VS op het vlak van maritieme veiligheid hebben versterkt; overwegende dat Rusland Azië als een belangrijk deel van zijn internationale strategie beschouwt; overwegende dat de ASEAN-landen een belangrijke rol blijven spelen voor het behoud van vrede en stabiliteit in de regio; overwegende dat de EU en de ASEAN een gemeenschappelijke bezorgdheid delen over de onopgeloste territoriale geschillen in de Zuid-Chinese Zee en een aanzienlijk belang hebben in het behoud van vrede, stabiliteit en eerbiediging van internationaal recht en meer bepaald het VN-Handvest en het Verdrag van 1982 van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee; steunt de zes-punten-beginselen over de Zuid-Chinese Zee van juli 2012 en de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de verklaring over het gedrag van partijen in de Zuid-Chinese Zee van 2011, waarin een oplossing via vreedzame middelen wordt aangemoedigd;

H.

overwegende dat de Verklaring inzake de mensenrechten van de ASEAN de individuele staten vrij laat hun eigen rechtsinstrumenten voor de bescherming van de mensenrechten vast te stellen, maar wel een gemeenschappelijk regionaal kader voor de bescherming van deze rechten creëert;

I.

overwegende dat op 8 november 2013 de tyfoon Haiyan de Filippijnen heeft verwoest, waardoor hele steden werden vernietigd en een nog onbekend aantal personen — mogelijk duizenden — omkwam en miljoenen dakloos werden; overwegende dat deze storm, de sterkste aan land gekomen storm ooit gemeten, het ernstige gevaar van steeds frequentere extreme weersomstandigheden kan aantonen;

J.

overwegende dat de grote vervuiling door rook van de enorme bosbranden in de regio belangrijke milieugevolgen heeft en een niet-traditionele bedreiging van de veiligheid vormt;

K.

overwegende dat de EU en de ASEAN de politieke doelstelling delen om welzijn, samenwerking en vrede in hun respectieve regio's en wereldwijd te bevorderen;

L.

overwegende dat in het actieplan van Bandar Seri Begawan van 2012 tussen de EU en de ASEAN wordt beoogd meer strategische aandacht te geven aan samenwerking op het gebied van de drie pijlers van de ASEAN alsmede aan culturele en ontwikkelingssamenwerking en dat regelmatig vergaderingen worden gepland op het niveau van ministers of topambtenaren;

M.

overwegende dat de onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en Maleisië, Thailand en Vietnam nog lopen, de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Singapore is gesloten en de doelstelling op lange termijn de totstandbrenging van een interregionale vrijhandelsovereenkomst is, is het nu dringender dan ooit om een meer alomvattend beleidskader met de ASEAN-partners te ontwikkelen;

1.

is van mening dat de ASEAN als een belangrijke regionale en mondiale economische actor een belangrijke rol kan spelen om een vreedzame, multilaterale wereldorde te bevorderen; wenst dat de ASEAN haar institutionele, economische en politieke capaciteiten verder ontwikkelt;

2.

moedigt de ASEAN met klem aan haar politieke en economische integratietraject voort te zetten, in het bijzonder het ambitieuze plan voor een economische gemeenschap tegen 2015, met inbegrip van de liberalisering van de interne arbeidsmarkt, hetgeen hoogst voordelig zou zijn voor alle betrokken landen;

3.

feliciteert de ASEAN-leiders met de aanzienlijke vooruitgang in het regionale integratieproces, die vooral zichtbaar is in de nakende oprichting van de economische gemeenschap van de ASEAN; gelooft dat deze positieve ontwikkelingen moeten gepaard gaan met een versterking van de parlementaire dimensie en nodigt de ASEAN-leiders uit een formele verdragserkenning te overwegen van de rol van de interparlementaire assemblee van de ASEAN (ASEAN Inter-parliamentary Assembly, AIPA) als een integraal deel van de ASEAN zelf;

4.

benadrukt het grote economisch potentieel van de ASEAN-regio en moedigt in de ASEAN-landen gevestigde binnen- en buitenlandse bedrijven ertoe aan de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap toe te passen, de fundamentele arbeidsnormen van de IAO en de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten actief te eerbiedigen, gepaste arbeidsbescherming en toegang tot behoorlijke werkomstandigheden te bevorderen en een milieu op te bouwen dat gunstiger is voor de ontwikkeling van vakbonden en hun activiteiten; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan maatregelen te helpen ontwikkelen om internationale en lokale wetshandhavingscapaciteiten te versterken;

5.

is van oordeel dat de ASEAN-landen werk moeten maken van een nieuwe fase van inclusieve economische en sociale ontwikkeling, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de bevordering van de mensen- en arbeidsrechten en de sociale en economische rechten van hun bevolking om een rechtvaardigere samenleving met meer gelijkheid te bewerkstelligen; meent dat zij daartoe hun toenemende economische rijkdom moeten aanwenden om hun welzijnszorg en sociale zekerheid te verbeteren; dringt er bij de EU eveneens op aan haar samenwerking inzake de mensenrechten te intensiveren om ertoe bij te dragen dat de intergouvernementele commissie voor de rechten van de mens van de ASEAN (AICHR) doeltreffend is bij de bevordering en bescherming van de mensenrechten;

6.

benadrukt dat de EU en de ASEAN gemeenschappelijke waarden alsook gemeenschappelijke politieke en economische belangen hebben, die met hoge prioriteit verder moeten worden ontwikkeld en naar het niveau van een strategisch partnerschap moeten worden opgetild; is tevreden dat ter erkenning van het belang van deze relaties de EDEO de benoeming van een hoofd van de EU-delegatie bij de ASEAN actief overweegt; verwacht dat dit zal leiden tot een grotere coördinatie tussen de hoofden van een EU-delegatie in de ASEAN-lidstaten en de ambassades van de EU-lidstaten en een grotere politieke geloofwaardigheid en zichtbaarheid van de EU; vraagt de VV/HV en de Commissie een vernieuwde, meer alomvattende strategie voor Zuidoost-Azië voor te stellen;

7.

is van mening dat de EU en de lidstaten moeten werken aan een gemeenschappelijke en coherente aanpak voor de ASEAN-regio en elkaar moeten ondersteunen en aanvullen en zo de EU een sterkere aanwezigheid op economisch en politiek vlak laten ontwikkelen; is ervan overtuigd dat de aanwezigheid op alle niveaus van vertegenwoordigers van de EU en de lidstaten in regionale en nationale ASEAN-fora moet worden verhoogd;

8.

meent dat de Unie de publieke opinie in deze landen moet overtuigen dat zij in haar extern beleid een normbepalende rol wil spelen en streeft naar regionale integratie via politieke dialoog, preferentiële handelsakkoorden en samenwerkingsovereenkomsten;

9.

is zeer verheugd over de onderhandelingen over zeven partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten tussen de EU en zeven afzonderlijke ASEAN-lidstaten, die hoekstenen zullen vormen voor de verdieping van de wederzijdse betrekkingen, en benadrukt dat de onderhandelingen met de overige ASEAN-leden moeten worden bespoedigd; roept op tot een spoedige ratificering van de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten; meent echter dat deze overeenkomsten met individuele lidstaten geen hinderpaal mogen vormen voor de betrekkingen tussen de EU en de ASEAN als geheel;

10.

steunt de versterking van de parlementaire dimensie van de betrekkingen; is van mening dat de oprichting van een formele Euro-ASEAN interparlementaire vergadering de EU-betrekkingen met de ASEAN-lidstaten verder zal intensiveren, zodra de tijd rijp is en bovendien zou dit een interparlementair forum voor multilaterale uitwisselingen creëren om globale kwesties op een meer alomvattende wijze aan te pakken; stelt eveneens voor banden te smeden tussen de Subcommissie mensenrechten van het Parlement en de intergouvernementele commissie voor de mensenrechten van de ASEAN (AIHRC); denkt dat het Bureau voor de bevordering van de parlementaire democratie aan de interparlementaire assemblee van de ASEAN bijstand voor capaciteitsopbouw kan verstrekken en zo de rol van nationale parlementen en van de AIPA binnen de ASEAN versterken;

11.

benadrukt de voordelen van een toename van gemeenschappelijke vergaderingen op hoog niveau en wederzijdse samenwerking en begrip in multilaterale fora, zoals de Verenigde Naties en agentschappen ervan, het IMF en de WTO;

12.

meent dat de ontmoetingen Azië-Europa (ASEM) en het parlementair samenwerkingsverband Azië-Europa (ASEP) als bestaande fora voor dialoog tussen de EU en de ASEAN zowel op intergouvernementeel als parlementair niveau moeten worden verdiept en verder uitgebouwd;

13.

steunt de ASEAN bij de ontwikkeling van haar eigen ruimte ten opzichte van de tegenstrijdige economische en veiligheidsbelangen van China, Japan en de Verenigde Staten; wil dat de EU een actieve politieke partner voor de ASEAN is bij het zoeken naar niet-militaire oplossingen voor belangrijke veiligheids- en geostrategische uitdagingen door de ervaring van de EU op het vlak van de preventie en oplossing van conflicten en beslechting van grens- en territoriale geschillen te delen, teneinde vrede en regionale stabiliteit te bevorderen;

14.

is bezorgd over de recente ontwikkelingen in de Zuid-Chinese Zee en is tevreden over het werk van de werkgroep voor de tenuitvoerlegging van de verklaring over het gedrag van partijen in de Zuid-Chinese Zee om een vreedzame en wederzijds voordelige oplossing te vinden voor het zeegrensgeschil in de regio;

15.

roept de Unie op te helpen om de regionale geopolitieke spanningen op te lossen door nauw samen te werken met de ASEAN; acht een versterking van de regelingen voor geschillenbeslechting hiertoe noodzakelijk;

16.

neemt kennis van de door de ASEAN-staten gedane inspanningen voor maatregelen ter bestrijding van piraterij en is verheugd over de positieve verslagen tot nog toe; benadrukt de kritieke en complexe aard van de zeescheepvaartroutes in de regio voor de wereldeconomie en hun kwetsbaarheid en is van mening dat dit een permanente zorg moet zijn voor de inspanningen van de EU in de regio;

17.

roept de Commissie en de EDEO op bijstand te blijven verlenen voor de capaciteitsopbouwinspanningen van het secretariaat en de instellingen van de ASEAN en daarbij in de EU opgedane ervaringen te benutten; stelt voor dat het programma ASEAN Regional Integration Support door de EU (ARISE) deze bijstand moet blijven verlenen;

18.

moedigt de ondersteuning van interregionale bezoeken van culturele artiesten aan en dringt er bij de lidstaten op aan meer aandacht voor de ASEAN-regio in de staatsmedia en het onderwijs aan te moedigen alsmede hun aanwezigheid in de regio te verhogen via culturele instellingen of andere middelen, waardoor de culturele banden met ASEAN-landen worden verbreed en verdiept en wederzijdse culturele kennis en dialoog worden verbeterd en bevorderd;

19.

gelooft dat het de moeite loont de organisatie van een „cultureel” jaar met elk jaar een ander onderwerp te overwegen, waarbij een EU-lidstaat in de ASEAN-lidstaten in de aandacht kan worden gebracht en een ASEAN-land in Europa;

20.

is verheugd dat de EU nu de grootste partner in wetenschappelijke samenwerking is met de meeste ASEAN-lidstaten, stelt voor het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 actiever te promoten bij wetenschappelijke instellingen in de regio;

21.

benadrukt de belangrijke rol van uitwisselingsprogramma's om de mobiliteit van jongeren te vergemakkelijken, zoals Erasmus, voor interculturele studenten- en onderzoekssamenwerking tussen de instellingen voor hoger onderwijs in de EU en de ASEAN; stelt voor ASEAN-studiecentra op te richten in Europa en EU-studiecentra aan universiteiten in de ASEAN en de mogelijkheden voor gemeenschappelijke diploma's uit te breiden; is van mening dat de universiteitsprogramma's in het Engels in de EU moeten worden uitgebreid om de toegang tot Europese universiteiten voor Aziatische studenten te vergemakkelijken, terwijl EU-onderzoekers moeten worden geholpen om zich aan te sluiten bij onderzoeksprogramma's in Azië, met inbegrip van samenwerking met het ASEAN University Network (AUN);

22.

stelt in het bijzonder voor dat via het nieuwe partnerschapsinstrument stappen worden genomen om regelmatige uitwisselingen en wederzijdse leerprocessen te intensiveren, bijvoorbeeld over multiculturele samenlevingen en democratische staatsstructuren in de 21e eeuw; benadrukt dat de rechten van minderheden moeten worden opgenomen, dat gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen moeten worden bevorderd en dat sociale en arbeidsnormen moeten worden bevorderd om de levens van meisjes en vrouwen te verbeteren, door dwang- en kinderarbeid af te schaffen, gepaste arbeidsbescherming en toegang tot behoorlijke werkomstandigheden te bevorderen en duurzame en alomvattende socialezekerheidssystemen, juridische en veiligheidssystemen, economische samenwerking en andere gepaste maatregelen te ontwikkelen;

23.

benadrukt dat intermenselijke contacten moeten worden ontwikkeld en looft het werk van de stichting Azië-Europa (ASEP), waarvan de voornaamste functie is banden tussen het maatschappelijk middenveld in beide regio's te smeden; roept de EU op een meer actieve en prominente institutionele rol te spelen dan die van een eenvoudig lid;

24.

roept op een initiatief voor de jumelage van steden op te starten om regio's in Europa en Azië die tot nog toe weinig uitwisselingen hebben gehad, met elkaar in contact te brengen;

25.

stelt voor dat de EU haar interregionale samenwerking met de ASEAN verhoogt op het vlak van rampen- en crisispreventie en -beheer, grote uitdagingen zoals de duurzame ontwikkeling op het gebied van voedselveiligheid, hulpbronnenbeheer (met inbegrip van het gebruik van water en mariene hulpbronnen, ook in de Mekong-subregio), landbouwinvestering, steun voor kleine landbouwers, verstedelijking, connectiviteit en vervoer, klimaatverandering, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en -transitie, toerisme, onderzoek en innovatie;

26.

wijst er op dat armoede in de ASEAN-landen een probleem blijft en met name vrouwen, mensen met een laag opleidingsniveau, plattelandsgebieden en etnische of religieuze minderheidsgroepen treft; acht een betere verdeling van de welvaart en de bevordering van sociale rechtvaardigheid op alle niveaus dan ook noodzakelijk en is van mening dat er nog steeds nood is aan een nieuwe EU-strategie om in deze landen de ontwikkeling te bevorderen en ongelijkheid te bestrijden, onder meer door via microkredieten toegang te verschaffen tot financiering; is van mening dat die strategie in het bijzonder gebaseerd moet zijn op de volgende beginselen: samenhang van het ontwikkelingsbeleid, efficiëntie van de hulp op de lange termijn, prioriteit voor de sociale basisbehoeften en deelneming van de nationale actoren, met inbegrip van de nationale parlementen, de plaatselijke autoriteiten, de NGO's voor ontwikkeling en het maatschappelijk middenveld;

27.

benadrukt dat de EU bijstand moet verlenen voor de capaciteitsopbouw van de intergouvernementele commissie voor de mensenrechten van de ASEAN en technische bijstand aan het comité voor vrouwen en kinderen van de ASEAN;

28.

kijkt uit naar een versterkte samenwerking en wederzijdse toenadering op het vlak van mensenrechtenkwesties, zoals vrijheid van meningsuiting en van media, vrijheid van vergadering en vereniging, met inbegrip van vakbonden, en is van mening dat de EU en de ASEAN hun eigen domeinen hebben waar verbetering mogelijk is, bijvoorbeeld de behandeling van migranten en minderheden;

29.

verwacht dat de herziening van het statuut van de intergouvernementele commissie voor de mensenrechten van de ASEAN de mogelijkheid biedt om de rol ervan te versterken; roept de ASEAN op normen en regels te ontwikkelen waardoor de uitvoering van zijn Verklaring inzake de mensenrechten wordt vergemakkelijkt; benadrukt dat de verplichtingen van de ASEAN-lidstaten krachtens internationaal recht elke strijdige bepaling in deze verklaring teniet doen; stelt eveneens voor dat regionale stelsels voor geschillenbeslechting en sancties in geval van schendingen van de mensenrechten in de toekomst moeten worden ontwikkeld, naar het voorbeeld van die die reeds bestaan in andere regio's, zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens; steunt de versterkte samenwerking op het vlak van gemeenschappelijke bezorgheden over mensenrechten;

30.

verzoekt de EU om haar bijstand en samenwerking te intensiveren ter bestrijding van corruptie, onder andere middels het bevorderen van de ratificatie en tenuitvoerlegging van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie;

31.

dringt er bij de Commissie op aan de ASEAN-landen te blijven helpen om de verschillen tussen de landen te blijven verminderen en deze landen te begeleiden op hun weg naar politieke, economische en institutionele integratie op regionaal niveau, en hierbij met name aandacht te besteden aan de MOL's (Cambodja, Laos en Myanmar);

32.

dringt aan op de inwerkingtreding van de richtsnoeren voor grondbeleid van 2004 om de landroof tegen te gaan; onderstreept met name dat donoren een grondbeleid moeten voeren dat is afgestemd op de verdediging en versterking van de kleinschalige familielandbouw;

33.

drukt zijn waardering uit voor het besluit van de ASEAN-lidstaten om de ASEAN tot kernwapenvrije zone uit te roepen en gelooft dat dit voorbeeld moet worden gevolgd;

34.

uit zijn bezorgdheid over het milieubeleid en in het bijzonder over de hoeveelheid illegale houtkap, verbranding en de daardoor ontstane smog die een aanzienlijke negatieve impact heeft over de grenzen van de ASEAN heen; betreurt het dat het EU-beleid inzake biobrandstoffen bijdraagt tot de snelle uitbreiding van de palmolieproductie, hetgeen leidt tot onteigening en/of de nadelige inlijving van de armen op het platteland in de palmolieproductie; acht het daarom van essentieel belang om in het kader van de ontwikkelingshulp de landrechten van de armen in ontwikkelingslanden te steunen; moedigt grotere inspanningen voor de bescherming van het milieu en de biodiversiteit aan, looft het werk van het ASEAN-centrum voor biodiversiteit en kijkt uit naar een nauwere samenwerking tussen de EU en de ASEAN op het vlak van de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering;

35.

roept de lidstaten van de ASEAN op tot een overeenkomst te komen die de preventie, bestrijding en coördinatie verbetert bij grote bosbranden die verwoestend zijn voor het milieu; dringt erop aan dat Indonesië de overeenkomst van 2002 inzake branden en verontreiniging in de regio ratificeert;

36.

benadrukt dat de EU ook de beleidsdialogen en samenwerking moet intensiveren over kwesties zoals fundamentele rechten, ook die van etnische en religieuze minderheden, en tegelijkertijd de vrijheid van meningsuiting en de vrije stroom van informatie moet beschermen over kwesties van gemeenschappelijk belang op het vlak van veiligheid en rechtsstaat: de bestrijding van transnationale misdaad, corruptie, belastingontduiking, witwassen van geld, de handel in mensen en drugs, de strijd tegen terrorisme, non-proliferatie, ontwapening, maritieme en cyberveiligheid;

37.

is bezorgd over de uit de economische ontwikkeling voortvloeiende stedenbouwkundige uitdagingen waarmee de ASEAN-landen worden geconfronteerd en die van invloed zijn op aspecten zoals de beheersing van migratiestromen van het platteland naar de stad, stadsplanning, infrastructuur en basisvoorzieningen, de bestrijding van krottenwijken en het wenselijke gebruik van schone en hernieuwbare energie om de vervuiling aan te pakken; verzoekt de Commissie met de ASEAN-landen samen te werken bij de op deze problemen gerichte strategieën;

38.

stelt voor de regionale economische integratie te steunen, vooral op het vlak van vrij verkeer van goederen, diensten en investeringen, mobiliteit van geschoolde werknemers, en de samenwerking te verbeteren op het vlak van rampen- en crisisbeheer, veiligheid en armoedebestrijding en migratiekwesties;

39.

herinnert eraan dat het eveneens belangrijk is de bloeiende privésector te ondersteunen door de dialoog tussen Europese en Aziatische ondernemingen en de publiek-private samenwerking te versterken op het vlak van financiële, investerings-, economische en handelskwesties, met inbegrip van de internationalisering van Europese kmo's en hun toegang tot de Aziatische markt, en de voortdurende mondiale financiële crisis; moedigt de uitwisseling aan van beste praktijken hieromtrent tussen de EU en de ASEAN;

40.

merkt op dat voor verschillende ASEAN-leden de export van textiel naar de EU een belangrijke sector vormt en herinnert eraan dat de verlening van SAP en SAP plus verbonden is aan de eerbiediging van fundamentele arbeidsnormen en IAO- en andere internationale basisverdragen die essentieel zijn voor duurzame ontwikkeling;

41.

roept de leiders van de ASEAN-lidstaten op om steun te verlenen aan het doel van de Europese Unie om deel te nemen aan de toekomstige Oost-Aziatische toppen na de toetreding van de EU tot het Verdrag van vriendschap en samenwerking in Zuidoost-Azië;

42.

verheugt zich over het vredesproces en de democratische hervormingen in Birma/Myanmar, die een historische kans bieden voor enorm versterkte EU-ASEAN-betrekkingen; blijft echter bijzonder bezorgd over de situatie van etnische minderheden; dringt er, vooral met betrekking tot de Rohingya's, bij de Birmaanse regering en de ASEAN-buurlanden op aan alle mogelijke inspanningen te leveren om hun leefomstandigheden en burgerrechten te verbeteren;

43.

is zeer tevreden dat Cambodja en de Filippijnen de statuten van het Internationaal Strafhof hebben geratificeerd en verzoekt alle ASEAN-lidstaten hetzelfde te doen; verzoekt alle ASEAN-lidstaten eveneens de wereldwijde trend te volgen van de afschaffing van de doodstraf; moedigt de ASEAN-leden eveneens aan het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie te ratificeren en ten uitvoer te leggen;

44.

looft Indonesië en de Filippijnen voor hun betrokkenheid bij het „Open Government Partnership” (OGP) en de inspanningen die zij hebben geleverd om meer openheid bij de overheid en openbare integriteit te bevorderen; stelt voor dat de overige ASEAN-landen trachten lid te worden van het OGP en dat zij hun eigen actieplannen ontwikkelen in nauwe en betekenisvolle samenwerking met het maatschappelijk middenveld en basisorganisaties;

45.

drukt echter zijn bezorgdheid uit over het feit dat in veel ASEAN-landen de gevallen van landroof, straffeloosheid voor personen die met de leidende elite zijn verbonden en corruptie de enorme economische en sociale vooruitgang in de ASEAN-regio in gevaar brengen;

46.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de EDEO, de Raad en de Commissie, de interparlementaire assemblee van de ASEAN (AIPA), het secretariaat van de ASEAN en de regeringen en parlementen van de ASEAN-lidstaten.