Home

Meerjarig financieel kader en eigen middelen Resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over het meerjarig financieel kader en eigen middelen (2012/2678(RSP))

Meerjarig financieel kader en eigen middelen Resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over het meerjarig financieel kader en eigen middelen (2012/2678(RSP))

15.11.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 332/42


Woensdag 13 juni 2012
Meerjarig financieel kader en eigen middelen

P7_TA(2012)0245

Resolutie van het Europees Parlement van 13 juni 2012 over het meerjarig financieel kader en eigen middelen (2012/2678(RSP))

2013/C 332 E/05

Het Europees Parlement,

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1),

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 311 en 312,

gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa(2),

gezien de voorstellen van de Commissie van 29 juni 2011 met als titel "Een begroting voor Europa 2020",

gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat overeenkomstig artikel 312, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de Raad verplicht is om, na goedkeuring door het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen een verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader vast te stellen;

B.

overwegende dat overeenkomstig artikel 311 VWEU de Unie zich voorziet van de middelen die nodig zijn om haar doelstellingen te verwezenlijken en aan haar beleid uitvoering te geven en de begroting volledig uit eigen middelen wordt gefinancierd;

C.

overwegende dat het Deense fungerend voorzitterschap de Europese Raad in juni een onderhandelingskist wil voorzetten waarin opties worden aangereikt voor alle aspecten van het overleg, ook de ontvangstenzijde, maar waarin in deze fase nog geen cijfers worden genoemd;

D.

overwegende dat het in zijn bovengenoemde resolutie van 8 juni 2011 zijn politieke prioriteiten voor het volgende meerjarig financieel kader heeft geformuleerd, zowel wat de wetgeving als wat de begroting betreft, en daarmee een stevige basis voor de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader heeft gelegd;

E.

overwegende dat de meerjarenprogramma's die verband houden met het volgende meerjarig financieel kader, door het Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure zullen worden vastgesteld;

F.

overwegende dat het herhaaldelijk heeft aangedrongen op de creatie van nieuwe en echt eigen middelen;

1.

benadrukt het feit dat de EU-begroting een investeringsbegroting is met een groot hefboomeffect, aangezien 94 % van de kredieten ervan zijn bestemd voor de stimulering van de economische groei en de schepping van banen en voor de bevordering van de rol van de Unie als mondiale speler; benadrukt het feit dat de EU-begroting ondanks de beperkte omvang ervan – slechts 2 % van de overheidsuitgaven in de Unie – middelen samenbrengt, fungeert als katalysator, schaalvoordelen biedt en grensoverschrijdende effecten teweegbrengt, om de gezamenlijk vastgestelde politieke doelstellingen van de EU te verwezenlijken; is er sterk van overtuigd dat de EU-begroting een zeer krachtig instrument is om een verhoging te bewerkstelligen van de strategische investeringen met Europese toegevoegde waarde en om de Europese economie weer op de rails te krijgen, doordat er groei en banen mee worden gecreëerd, terwijl zij er tegelijk op is gericht de economische en sociale cohesie in de Unie als geheel te bevorderen; benadrukt daarom het feit dat de EU-begroting een strategische rol moet spelen, parallel met de maatregelen ter consolidering van de begroting die momenteel gelden ten aanzien van de nationale begrotingen;

2.

herinnert eraan dat het in zijn resolutie van 8 juni 2011 met overgrote meerderheid zijn goedkeuring heeft gehecht aan het verslag van de bijzondere commissie beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen voor een duurzame Europese Unie na 2013 (SURE), waarvan de inhoud onverkort blijft gelden en dat moet worden beschouwd als zijn standpunt voor de onderhandelingen over het komende meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020; herhaalt dat de politieke doelstellingen van de Unie niet zullen kunnen worden gehaald zonder adequate financiering uit een degelijke EU-begroting; benadrukt het feit dat de Europa 2020-strategie, die door alle 27 lidstaten is goedgekeurd, de Unie moet helpen om zich te herstellen van de crisis en er sterker uit te komen door de schepping van banen en slimme, duurzame en inclusieve groei; herhaalt gekant te zijn tegen elk voorstel waarbij de Unie niet in staat is haar rol te spelen en de reeds aangegane politieke engagementen na te komen of nieuwe verantwoordelijkheden op te nemen;

3.

benadrukt het feit dat de EU-begroting een adequaat evenwicht moet vertonen tussen inkomsten uit echte eigen middelen en uitgaven overeenkomstig de vereisten van het Verdrag; verklaart niet bereid te zijn zijn goedkeuring te hechten aan de verordening betreffende het volgende meerjarig financieel kader zonder politiek akkoord over een hervorming van het stelsel van eigen middelen, om een einde te maken aan de bestaande kortingen en andere correctiemechanismen en te komen tot meer transparantie, billijkheid en duurzaamheid; is tevreden met de wetgevingsvoorstellen voor een hervorming van het stelsel van eigen middelen die op 29 juni 2011 door de Commissie zijn ingediend, inclusief de voorstellen voor de verkrijging van eigen middelen via een belasting op financiële transacties en een nieuwe Europese btw, om het aandeel van de bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting op basis van het bni te verminderen tot 40 % in 2020, hetgeen tegelijk bijdraagt tot de consolidatie-inspanningen van de lidstaten;

4.

dringt er gelet op de macro-economische omgeving en de uitdagingen van de veranderende wereld en met het oog op een beter en efficiënter gebruik van de EU-middelen op aan dat het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 meer budgettaire flexibiliteit moet bieden, zowel binnen rubrieken als over de rubriekgrenzen heen, alsmede tussen de begrotingsjaren die binnen het meerjarig financieel kader vallen, om ervoor te zorgen dat de begrotingsmiddelen op adequate wijze kunnen worden aangepast aan de evoluerende omstandigheden en prioriteiten; houdt vast aan het eenheidsbeginsel voor de EU-begroting en onderstreept hierbij dat alle beleidsmaatregelen en programma's van de EU met een passende financiering in het meerjarig financieel kader moeten worden opgenomen, om zo bij te dragen tot transparantie, voorspelbaarheid en verantwoording;

5.

eist dat over de politieke standpunten die worden overeengekomen door de Europese Raad, wordt onderhandeld tussen het Parlement en de Raad, in de formatie Algemene Zaken, vóór de Raad zijn voorstellen formeel indient om de goedkeuring te verkrijgen van het Parlement van de verordening betreffende het volgende meerjarig financieel kader overeenkomstig artikel 312 VWEU; benadrukt het feit dat de onderhandelingen over de wetgevingsvoorstellen betreffende de meerjarenprogramma's zullen worden gevoerd volgens de gewone wetgevingsprocedure en zullen worden afgewerkt zodra een akkoord over de financiële middelen voor de programma's is bereikt; is vastbesloten indien nodig onbeperkt gebruik te maken van zijn bevoegdheden in het kader van de goedkeuringsprocedure en de gewone wetgevingsprocedure, zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag;

6.

benadrukt het feit dat over de in het meerjarig financieel kader te formuleren doelstellingen en beleidsmaatregelen overeenstemming moet worden bereikt voordat zij cijfermatig worden ingevuld en benadrukt dat Parlement en Raad over alle aspecten van het meerjarig financieel kader uitgebreid moeten onderhandelen, voordat de cijfers worden ingevuld en de laatste aanpassingen in het totale pakket van het meerjarig financieel kader worden aangebracht; beschouwt het principe dat er geen akkoord is tot er een akkoord is over alles, als adequate basis voor de werkzaamheden;

7.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten alsmede de overige betrokken instellingen en organen.