Home

De EU en China: handelsonevenwicht? Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2012 over de EU en China: handelsonevenwicht? (2010/2301(INI))

De EU en China: handelsonevenwicht? Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2012 over de EU en China: handelsonevenwicht? (2010/2301(INI))

13.9.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 264/33


Woensdag 23 mei 2012
De EU en China: handelsonevenwicht?

P7_TA(2012)0218

Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2012 over de EU en China: handelsonevenwicht? (2010/2301(INI))

2013/C 264 E/06

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 2, 3, 6 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gezien de artikelen 153, 191, 207 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien de artikelen 12, 21, 28, 29, 31 en 32 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien het Protocol inzake de toetreding van de Volksrepubliek China tot de Wereldhandelsorganisatie van 23 november 2001,

gezien zijn resolutie van 5 februari 2009(1) en het verslag van zijn Directoraat-generaal extern beleid van juli 2011 over de handels- en economische betrekkingen met China

gezien het gezamenlijke communiqué van de dertiende EU-China-top, die plaatsvond op 6 oktober 2010 in Brussel,

gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Handel, groei en wereldvraagstukken –Handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie” (COM(2010)0612) en zijn resolutie van 27 september 2011 over een nieuw handelsbeleid voor Europa in het kader van de Europa 2020-strategie(2),

gezien zijn resolutie van 19 februari 2008 over de strategie van de EU voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs(3),

gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap en de mededeling van de Commissie van 6 december 2006 getiteld „Europa als wereldspeler: de handelsbeschermingsinstrumenten van Europa in een veranderende wereldeconomie”,

gezien de mededeling van de Commissie van 24 mei 2011 getiteld „Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten”, het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane (COM(2011)0285), het verslag van de Commissie van 14 juli 2011 over de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten door de Europese douane en zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel,

gezien het verslag van de Wereldhandelsorganisatie van 5 juli 2011 betreffende de maatregelen van China inzake de uitvoer van diverse grondstoffen en zijn resolutie van 13 september 2011 over een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa(4),

gezien zijn resolutie van 13 december 2011 over handels- en investeringsbelemmeringen(5),

gezien zijn resolutie van 6 april 2011 over het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid(6),

gezien zijn resoluties van 25 november 2010 over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten(7), over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten(8) en over het internationaal handelsbeleid in de context van de klimaatveranderingsvereisten(9),

gezien zijn resolutie van 24 april 2008 over een routekaart voor hervorming van de Wereldhandelsorganisatie(10) en zijn resolutie van 14 september 2011 over de stand van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha(11),

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement getiteld „EU – China: Hechtere partners, groeiende verantwoordelijkheden” (COM(2006)0631) en het begeleidende beleidsdocument getiteld „Concurrentie en partnerschap – Het handels- en investeringsbeleid van de EU ten aanzien van China” (COM(2006)0632),

gezien zijn resolutie van 5 februari 2009 over versterking van de rol van Europese kmo's in de internationale handel(12),

gezien de conclusies van de Europese Raad van 23 oktober 2011 en de slotverklaring van de G20-top, afgelegd in Cannes op 4 november 2011, getiteld „Building our common future: renewed collective action for the benefit of all”,

gezien het witboek van de Chinese regering van 23 december 2010 over de samenwerking tussen China en Afrika op het gebied van handel en economie,

gezien artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0141/2012),

A.

overwegende dat China in 2001 tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is toegetreden en dat het land vervolgens is uitgegroeid tot de grootste uitvoerder van goederen ter wereld – goed voor 10,36 % van de uitvoer in 2010 – en tot de tweede economische wereldmacht;

B.

overwegende dat de EU de belangrijkste afzetmarkt is voor de Chinese uitvoer, die tussen 2009 en 2010 met 39,5 % is gegroeid, en dat China de tweede handelspartner van de EU is;

C.

overwegende dat de EU Japan heeft vervangen als belangrijkste bron van invoer van China; dat de toenemende Chinese import een essentiële rol heeft gespeeld in de recente economische resultaten van exportgerichte EU-lidstaten, zoals Duitsland;

D.

overwegende dat de sterkere ontwikkeling van zijn economie en zijn toetreding tot de WTO China niet alleen omvangrijke winsten opleveren maar ook een zwaardere verantwoordelijkheid geven om een positieve rol te spelen in de economische wereldorde, met name in het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbankgroep;

E.

overwegende dat sinds de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst EU-China in 1985 de bilaterale handelsbetrekkingen aanzienlijk ontwikkeld zijn en dat het dus essentieel is dat die overeenkomst wordt aangepast aan de huidige economische toestand; dat de Commissie in 2006 haar centrale beleidsstrategie ten opzichte van China heeft aangenomen en in het kader daarvan in januari 2007 onderhandelingen is begonnen over een alomvattend partnerschaps- en samenwerkingsakkoord ten einde de betrekkingen tussen de EU en China op het gebied van handel en investeringen verder te verbeteren;

F.

overwegende dat de bilaterale handel tussen de EU en China de voorbije dertig jaar een snelle en voortdurende groei heeft gekend, waarbij de totale bilaterale handel in 2010 wel 395 miljard euro bedroeg; dat de bilaterale handel sinds 1997 een wanverhouding in het voordeel van China vertoont en dat dit handelstekort in 2010 neerkwam op 168,8 miljard euro tegenover 49 miljard euro in 2000, terwijl de toevoegde waarde van Chinese exportproducten erg klein is als de waarde van onderdelen die uit de EU en andere landen zijn ingevoerd, ervan wordt afgetrokken; en dat nagenoeg 85 % van alle uitvoerhandel die voortvloeit uit assemblageactiviteiten, wordt gerealiseerd door buitenlandse ondernemingen met vestigingen in China;

G.

overwegende dat het bedrag aan buitenlandse investeringen van de EU in China in 2010 4,9 miljard euro beliep en dat het bedrag aan buitenlandse investeringen van China in de EU datzelfde jaar 0,9 miljard euro beliep;

H.

overwegende dat de verschillen die de maatschappelijke, economische en democratische modellen van China en de EU van elkaar onderscheiden, alsook hun respectieve demografische situatie en hun natuurlijke hulpbronnen, een belangrijke rol spelen in de handelsonevenwichtigheden die tussen beide regio's bestaan;

I.

overwegende dat China niet zozeer op commercieel als wel op industrieel vlak een uitdaging vormt, en dat Europa een ambitieus industriebeleid op Europese schaal dient te voeren, aangezien met een zuiver nationale aanpak geen samenhangende communautaire aanpak ten opzichte van China mogelijk is;

J.

overwegende dat de overbrenging van de productie van een groot aantal consumptiegoederen naar China in de Europese Unie veel banen verloren heeft doen gaan; dat die overbrenging ook gepaard ging met spectaculaire prijsdalingen, waardoor veel van die consumptiegoederen in de Europese Unie betaalbaar werden voor gezinnen met een laag inkomen en de inflatie relatief laag bleef;

K.

overwegende dat de deelnemers aan de jongste conferentie van de Verenigde Naties over de klimaatverandering, die in Durban plaatsvond, niet tot een bindende overeenkomst zijn gekomen en dat de verbintenissen die sommige landen zijn aangegaan om hun broeikasgasemissies te beperken, ontoereikend zijn daar de tijd dringt om overeenkomstig de klimaatveranderingsagenda de temperatuur in de loop van de 21e eeuw met niet meer dan twee graden te laten stijgen;

L.

overwegende dat de economische groei in Europa naar verwachting veel zwakker zal zijn dan die van China, die in 2012 zou uitkomen op circa 9 %;

M.

overwegende dat het soort interne economische onevenwichtigheden waaronder de Europese economieën gebukt gaan, zich ook in de Chinese economie aan het ontwikkelen zijn, niet het minst in de vastgoedsector, getuige de recente woningbouwzeepbel;

N.

overwegende dat het effect van het gemeenschappelijke handelsbeleid van de EU soms in gevaar wordt gebracht door de uiteenlopende nationale belangen die door de lidstaten ten opzichte van China worden nagestreefd;

O.

overwegende dat de sociale kostprijs die samenhangt met de huidige economische crisis, hoog is; dat de arbeidsparticipatie in de Europese Unie met 1,8 % gedaald is, waardoor 9,6 % van de beroepsbevolking (23 miljoen mensen) momenteel geen baan heeft, dat het werkloosheidspercentage bij jongeren 21 % bedraagt, dat de vooruitzichten voor de heropleving van de werkgelegenheid onzeker blijven en dat 17 % van de burgers van de Unie het gevaar loopt in armoede te vervallen;

P.

overwegende dat China, sinds het in 2001 tot de WTO is toegetreden, de WTO-regels moet naleven, zijn handel dient te liberaliseren en zijn markt dient te openen; overwegende dat de inspanningen die het land daartoe heeft gedaan, tot dusver hoegenaamd niet bevredigend zijn;

Q.

overwegende dat de toetreding van China tot de overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA) er gemakkelijker op zou moeten worden als het toepassingsgebied van de GPA-regels via een herziening wordt uitgebreid, zoals overeengekomen tijdens de jongste ministerconferentie van de WTO op 15 december 2011;

R.

overwegende dat de pogingen van Europese ondernemingen om toegang te krijgen tot de Chinese markt, worden belemmerd door het dirigistische industriebeleid van de Chinese regering, de ontoereikende bescherming van intellectuele eigendom, een dubbelzinnig normensysteem naar zowel inhoud als toepassing, en andere niet-tarifaire en technische handelsbelemmeringen;

S.

overwegende dat de onderwaardering van de yuan China kunstmatige handelsvoordelen blijft opleveren en dat de lidstaten van de G20 zich ertoe verbonden hebben flexibeler wisselkoersen te bevorderen;

T.

overwegende dat de EU in 2010 aan haar buitengrenzen meer dan 103 miljoen artikelen, met een totale waarde van 1,11 miljard euro, in beslag heeft genomen die verdacht werden van schending van intellectuele-eigendomsrechten (IER); dat 85 % van die goederen afkomstig was uit China; dat de bescherming van IER voor een groot stuk afhangt van de correcte toepassing van de bestaande wetgeving en internationale afspraken, waaronder strafbepalingen; dat dergelijke goederen vaak worden geproduceerd op plaatsen waar ook reguliere goederen worden vervaardigd, vaak zonder inachtneming van het arbeidsrecht en de gezondheids- en veiligheidsnormen, wat de consumenten en, in het geval van chemische producten, ook het milieu in het algemeen in gevaar brengt;

U.

overwegende dat China volgens zijn twaalfde vijfjarenplan, waarvan een aantal doelstellingen vergelijkbaar zijn met die van de Europa 2020-strategie, de intentie heeft de strategische sectoren energie, bouw en vervoer te ontwikkelen en geconfronteerd zal worden met grote behoeften in de dienstensector; dat dit wellicht nieuwe investeringskansen zal bieden voor Europese bedrijven en voor nauwere samenwerking;

De toegang tot de markt verbeteren

1.

verzoekt de Commissie het wederkerigheidsbeginsel toe te passen op het gemeenschappelijk handelsbeleid van de EU met ontwikkelde en opkomende landen zoals China om de eerlijke concurrentie te herstellen en een grotere gelijkheid van behandeling te garanderen;

2.

verwelkomt de versterking van de economische betrekkingen tussen de Europese Unie en China; roept de EU en China op een partnerschapsrelatie met wederzijdse voordelen na te streven in plaats van bikkelharde concurrentie en confrontaties aan te gaan;

3.

stelt vast dat de Chinese economie niet voldoet aan de criteria van een markteconomie zoals gedefinieerd door de WTO; roept de Commissie op met de Chinese regering samen te werken om tegen 2016, wanneer de WTO het land waarschijnlijk de status van markteconomie zal verlenen, alle resterende hinderpalen uit de weg te ruimen; benadrukt dat die status slechts vóór die datum mag worden verleend op voorwaarde dat China aan alle criteria voldoet; dringt erop aan dat de EU regelmatig via jaarverslagen beoordeelt in hoeverre China de verplichtingen van het protocol betreffende zijn toetreding tot de WTO nakomt;

4.

neemt weliswaar aan dat de objectieve voorwaarden waaraan China moet voldoen om de status van markteconomie te verkrijgen, in de nabije toekomst waarschijnlijk niet vervuld zullen worden, maar roept de Commissie toch op uiterlijk eind 2012 aan het Parlement een voorstel voor te leggen inzake de maatregelen die zij denkt te nemen voordat de EU die status erkent;

5.

betreurt dat er op de Chinese markt veel tarifaire en non-tarifaire belemmeringen bestaan, zoals bepaalde discriminaties ten aanzien van buitenlandse marktdeelnemers, met name in de bank-, verzekerings- en telecommunicatiesector, en dat de tariefstructuur en de technische handelsbelemmeringen zo complex zijn, zoals het gebrek aan transparantie van de technische regels en de conformiteitsbeoordelingsprocedures en van het Chinese verplichte certificatiesysteem (CCC); betreurt dat China, in tegenstelling tot de bepalingen van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (OSCM), zijn specifieke subsidies niet stelselmatig aanmeldt;

6.

wijst erop dat China ruimschoots profiteert van handelsvoordelen ten opzichte van de EU dankzij doelgerichte overheidssubsidies via de meest uiteenlopende juridische constructies; dringt er bij China op aan zijn programma's voor staatssteun aan te passen aan de betreffende wetgeving van de WTO; verzoekt de Commissie bovendien de antisubsidieverordening te hervormen zodat de EU doeltreffend kan reageren op de grote uitdagingen die door China worden gesteld;

7.

stelt vast dat China het betreurt dat er voor de handel met de Europese markt belemmeringen bestaan, zoals de aanzienlijke landbouwsubsidies die de EU aan de Europese landbouwers toekent, het ingewikkelde stelsel van landbouwtarieven, de technische handelsbelemmeringen en de belemmeringen die in het leven zijn geroepen om investeringen van derde landen in bepaalde lidstaten te verhinderen;

8.

maakt zich zorgen over het gebrek aan betrouwbaarheid van het rechtsstelsel, dat tekortschiet om contractuele verplichtingen te doen naleven, en over het gebrek aan transparantie en eenvormigheid bij de toepassing van het regelgevingsstelsel betreffende investeringen;

9.

is bezorgd over het gebrek aan voorspelbaarheid en openbaarheid van de technische regels en normen voor producten, met name op het vlak van certificering, wat grote handelsbelemmeringen veroorzaakt voor de ondernemingen die naar China uitvoeren;

10.

verzoekt China de internationale normen voor producten en diensten aan te nemen om het handelsverkeer tussen China en andere landen verder te bevorderen; is verheugd over de groeiende deelname van China aan de organen die internationale normen vaststellen, en meent dat het land moet worden aangemoedigd op de ingeslagen weg voort te gaan door omgekeerd de EU te betrekken bij de organen die Chinese normen vaststellen; wijst met nadruk op het belang van de conformiteit van Chinese invoer met de Europese normen die gelden voor levensmiddelen en andere producten;

11.

constateert met bezorgdheid dat buitenlandse bedrijven moeilijk toegang krijgen tot Chinese openbare aanbestedingen, terwijl de toegang tot Europese openbare aanbestedingen gegarandeerd is; uit zijn bezorgdheid over de potentieel oneerlijk mededingingsvoorwaarden die er gelden, met name omdat Chinese ondernemingen dankzij verkapte staatssteun veel voordeliger aanbiedingen kunnen doen dan hun Europese concurrenten; uit zijn voldoening over de herziening en uitbreiding van het toepassingsgebied van de overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA), die is overeengekomen tijdens de jongste ministerconferentie van de WTO op 15 december 2011, en over de verbintenissen die China daarbij is aangegaan, ook al zijn die nog steeds ontoereikend; moedigt China derhalve aan zijn toetreding tot de overeenkomst aan te bieden onder soortgelijke voorwaarden als die van de andere partijen bij de overeenkomst, zoals het heeft beloofd in zijn toetredingsprotocol tot de WTO; verzoekt de Commissie snel, indien mogelijk in 2012, een Europees instrument uit te werken dat wederkerigheid moet garanderen inzake de openstelling van overheidsopdrachten; vindt het ook cruciaal de instrumenten te versterken die bedoeld zijn om de markttoegang voor Europese kmo's op prioritaire markten, zoals de Chinese, aan te moedigen, te coördineren en te ondersteunen;

12.

wijst erop dat de exportkredieten die de Chinese autoriteiten en banken verlenen, handelsverstoringen in de hand werken; roept China bijgevolg op de OESO-regeling inzake richtsnoeren voor door de overheid gesteunde exportkredieten na te leven; roept de Commissie op de inspanningen van de OESO om China aan die regeling te doen deelnemen, te ondersteunen; moedigt China ook aan ondertekenaar te worden van het verdrag van de OESO inzake de bestrijding van omkoperij;

13.

wijst erop dat de belangrijkste manier waarop buitenlandse bedrijven zich in China mogen vestigen, bestaat uit het joint venture-mechanisme, wat een erg strak keurslijf is dat al te vaak wordt geassocieerd met de overdracht van strategische technologieën die de ontwikkeling van het concurrentievermogen van China ten goede kunnen komen, ten nadele van de Europese industrie op gebieden waar de EU vooroploopt; is ervan overtuigd dat als China het joint venture-mechanisme verder zou openstellen en de intellectuele-eigendomsrechten (IER) beter zou beschermen, dat beide partijen ten goede zou komen en een grotere toegankelijkheid van de Chinese markt voor Europese bedrijven in de hand zou werken;

14.

roept de EU op bij illegale handelspraktijken van China waar nodig gebruik te maken van handelsbeschermingsinstrumenten die stroken met de WTO-regels, namelijk antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen, en ook meer het WTO-mechanisme voor geschillenbeslechting aan te wenden om de handelsbetrekkingen tussen de EU en China in eerlijke omstandigheden te laten verlopen; is erover bezorgd dat China in toenemende mate gebruik maakt van antidumpingmaatregelen die tegen uitvoer uit de EU gericht zijn, alsook van dumpingprijzen en overheidssubsidies; verzoekt China dan ook ervoor te zorgen dat zijn antidumpingmaatregelen overeenstemmen met de WTO-regels;

De Europese industriële belangen verdedigen

15.

betreurt de ontoereikende bescherming van IER in China en het gebrek aan concrete middelen die Europese bedrijven, met name kmo's, ter beschikking worden gesteld om inbreuken op IER doeltreffend te bestrijden; is ingenomen met de beslissing van de Commissie om een herziening van de richtlijn betreffende de handhaving van IER voor te stellen; vraagt de Commissie en de lidstaten de IER beter te verdedigen in alle multilaterale organisaties waarvan China lid is (de WTO, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO)); wenst dat China het bestaande internationale recht inzake de bescherming van IER in zijn nationale wetgeving blijft omzetten, en meer bepaald namaak en piraterij bestrijdt, en dringt erop aan dat de Chinese autoriteiten toezien op de toepassing van dat recht, met name op het regionale niveau; betreurt dat China niet heeft deelgenomen aan de onderhandelingen over de internationale overeenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA); roept de Commissie en de lidstaten op tot een grotere douanesamenwerking in de EU en met derde landen, met name met China, bij de inbeslagname van nagemaakte goederen, en tot vereenvoudiging van de douaneprocedures; vraagt de Commissie en de lidstaten nauwer met derde landen samen te werken in verband met vraagstukken rond auteursrechten en het verlenen van licenties;

16.

is ervan overtuigd dat een betere bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten en een doeltreffende toepassing van de bijbehorende regels in China voor investeerders uit de Europese Unie en daarbuiten een sterke stimulans zouden vormen om er te investeren, nieuwe technologische deskundigheid te delen en de in China bestaande technologieën te moderniseren;

17.

stelt vast dat 97 % van de zeldzame aardmetalen die in de wereld worden gebruikt, uit China komt, en roept het land op zijn handelspartners duurzame productiewijzen en een eerlijke toegang tot de markt te garanderen; verzoekt de Commissie speciaal aandacht te besteden aan eventuele beperkingen van China inzake de uitvoer van zijn grondstoffen; wijst in dat verband op de op 5 juli 2011 uitgesproken en in hogere voorziening bevestigde veroordeling van China door de WTO omdat het voor bepaalde grondstoffen exportbeperkingen had ingesteld; verzoekt de Commissie een Europese strategie voor oordeelkundig grondstoffengebruik uit te stippelen, via een grotere energie-efficiëntie, recycling, een doeltreffender gebruik van hulpbronnen en de ontwikkeling van industriële samenwerking in de toekomstgerichte en innoverende sectoren van de groene economie; pleit voor onderhandelingen met het oog op de aanname van gemeenschappelijke regels en beginselen betreffende de grondstoffenhandel, waardoor een kader voor het gebruik van uitvoerbeperkingen tot stand wordt gebracht, binnen de WTO en binnen de G20, omdat dit vraagstuk vooral van belang is voor de industrielanden en voor China;

18.

verzoekt de Commissie te onderhandelen over een ambitieuze en evenwichtige investeringsovereenkomst EU-China om een beter klimaat te scheppen voor Europese investeerders in China, transparantie te garanderen wat betreft het bestuur van Chinese bedrijven die in de EU investeren, en tegelijk de wederzijdse kapitaalstromen naar een hoger niveau te tillen; roept de Raad op het mandaat van de Commissie voor een toekomstige investeringsovereenkomst met China uit te werken en daarbij terdege rekening te houden met de zienswijzen en standpunten van het Parlement als verwoord in de resolutie van 6 april 2011 over het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid;

19.

verwelkomt de opening van het EU-centrum voor kleine en middelgrote ondernemingen, in november 2010 in Peking; dit centrum heeft in maart 2011 zijn deuren geopend voor kmo's en heeft als doel Europese kmo's te helpen de moeilijkheden te overwinnen waarmee ze te maken krijgen wanneer ze op de Chinese markt actief zijn, met name in de eerste stadia van hun activiteit; is ook verheugd dat het centrum interessante sectoren voor de Europese kmo's in China zoekt en hen helpt met de Chinese regelgeving;

20.

benadrukt het belang van samenwerking tussen bedrijven en het opzetten van partnerschappen tussen Chinese universiteiten en Europese bedrijven om de innovatie in China te verbeteren; wijst op de voordelen van de EU-databank markttoegang, waarin Europese bedrijven gegevens kunnen vinden inzake de markttoegangsvoorwaarden, zoals invoerheffingen, productvereisten, handelsbelemmeringen, formaliteiten, documenten en statistieken; verwelkomt de activiteiten van de Europese Kamer van Koophandel in China;

21.

meent dat indien de Commissie een mechanisme opzet voor de uitwisseling van informatie betreffende intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op het gebied van handel met China, dit een coherent beleid ten aanzien van China in de hand zal werken;

De monetaire concurrentie verminderen

22.

wijst erop dat China staatsschuld van lidstaten van de eurozone aanhoudt; onderstreept dat het aanhouden van die schuld een nieuwe politieke dimensie heeft gekregen door de zware schuldproblemen in de eurozone; verzoekt de Commissie met de Europese Centrale Bank (ECB) en de lidstaten beraad te starten over de oprichting van een gecoördineerd systeem om de houders van die staatsschuld te identificeren; vreest dat het onderhandelingsvermogen van de EU in het kader van handelsgesprekken met China is aangetast doordat dit land bijdraagt aan de financiële stabilisering van de eurozone;

23.

onderstreept dat de vermeende onderwaardering en de oninwisselbaarheid van de yuan de Chinese export een oneerlijk concurrentievoordeel kunnen opleveren, terwijl China een derde van de wereldwijde deviezenreserves aanhoudt; roept ertoe op de op de G20-landen toepasselijke internationale financiële regulering en de macro-economische coördinatie tussen hen te versterken omdat de economische stabiliteit en de wereldhandel anders in gevaar dreigen te komen; roept China op de yuan tot een gepaste wisselkoers te laten stijgen; wijst erop dat de EU, volgens de bepalingen van de Europese verdragen, bij onhoudbare wereldwijde monetaire wanverhoudingen een wisselkoersbeleid kan aannemen;

24.

verzoekt de Commissie China aan te moedigen zijn lopende rekeningen te liberaliseren; verzoekt de Commissie bewijsmateriaal te verstrekken waaruit blijkt hoe het systeem van vaste wisselkoersen het concurrentievermogen van de EU aantast, en vervolgens geschikte prioritaire acties te plannen;

Naar een nieuw institutioneel kader voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en China

25.

verzoekt de lidstaten, aan de hand van geschikte controlemechanismen, zich ervan te vergewissen dat buitenlandse ondernemingen die in de EU actief zijn, alle binnen de interne markt geldende wetgeving, met inbegrip van de sociale normen en milieunormen, in acht nemen, de bescherming van octrooien te garanderen en bij te dragen aan de inspanningen ter bevordering van de duurzaamheid van de werkgelegenheid wanneer zij Europese bedrijven overnemen of dochterondernemingen in de EU vestigen; verzoekt de Commissie en de lidstaten een instelling op te richten die als taak heeft buitenlandse strategische investeringen vooraf te onderzoeken, naar het model van de CFIUS-commissie in de Verenigde Staten, om een duidelijk beeld te krijgen van de ondernemingen die op Europees grondgebied actief zijn en er investeren, en op regelmatige basis verslag uit te brengen aan het Parlement;

26.

roept de EU op bij alle betrokken internationale organisaties, zoals de WHO, de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de Verenigde Naties (VN), stappen te ondernemen om een hervormingsproces op gang te brengen om dwingende normen op sociaal, milieu- en volksgezondheidsgebied op te nemen in de WTO-regels over de organisatie van de handelsbetrekkingen;

27.

betreurt de fragmentatie en het gebrek aan coördinatie van het institutionele kader in de handelsbetrekkingen van de EU met China; vraagt de Commissie het organogram van de bilaterale betrekkingen dringend te herzien, een betere coördinatie na te streven en alle overlappingen wat betreft de ontelbare werkgroepen, dialogen en formele en informele organen die op dit vlak actief zijn, weg te werken; vraagt de lidstaten, de regio's en de gemeenten hun beleid ten opzichte van China beter op elkaar af te stemmen en dringende maatregelen te nemen om tot een werkbare consensus te komen en zo de gemeenschappelijke EU-doelstellingen te bevorderen;

28.

verzoekt de EU een strategie te ontwikkelen om gedwongen overdrachten van technologie te voorkomen; wenst in dit verband dat de procedure van nauwere samenwerking inzake het gemeenschapsoctrooi snel wordt afgerond;

29.

dringt erop aan dat alle goederen die op de interne markt in omloop zijn, strikt aan de Europese regels en voorschriften voldoen, en verzoekt de Commissie snel een met de WTO-regels strokend scenario voor te stellen voor de geleidelijke invoering van een stelsel van randvoorwaarden voor de handelsbetrekkingen en/of een pakket correcties aan de grenzen voor goederen uit derde landen die niet aan deze normen voldoen;

De wereldrol van China onder de loep nemen

30.

onderstreept de groeiende invloed van China op het gebied van de internationale handel; roept de EU derhalve op de politieke, economische, sociale en milieueffecten van de toenemende investeringen van China in de ontwikkelingslanden, en met name in Afrika en Latijns-Amerika, nauwlettend in het oog te houden;

31.

bevestigt nogmaals dat de Chinese investeringen in Latijns-Amerika en Afrika, en met name in de speciale economische zones (SEZ), moeten bijdragen aan de economische ontwikkeling van de betrokken landen en aan de ontwikkeling van lokale productieketens via het inzetten van lokale arbeidskrachten;

32.

vreest dat bepaalde Europese bedrijven voornamelijk in China investeren omwille van de lage productiekosten als gevolg van de minder strikte sociale, milieu- en mensenrechtennormen; beveelt de Commissie en de lidstaten sterk aan Europese bedrijven in China aan te moedigen doeltreffende handelwijzen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) aan de dag te leggen, en om beste praktijken op het gebied van MVO-initiatieven bekend te maken en te verspreiden; dringt er bij de Commissie bovendien op aan na te gaan hoe MVO-bepalingen kunnen worden opgenomen in de nieuwe investeringsovereenkomst EU-China;

33.

is van mening dat het niets oplevert, vooral niet voor de ontwikkelingslanden zelf, om de Chinese activiteiten in ontwikkelingslanden als oneerlijke concurrentie te beschouwen en in een conflictsfeer hierop te reageren; benadrukt dat, in het belang van de ontwikkelingslanden alsook voor de mondiale concurrentie en groei, de Europese ondernemingen en actoren die met China trachten te concurreren in de handel en economische betrekkingen met de ontwikkelingslanden, zich zouden moeten inzetten voor een aanbod dat het aantrekkelijkst is wat betreft duurzaamheid en winst op de lange termijn, ook op het vlak van milieu-, sociale en bestuurlijke aspecten en mensenrechten;

34.

wijst erop dat China de grootste emittent van broeikasgassen ter wereld is; dringt erop aan dat de EU binnen internationale organisaties voorstelt om in de discussies over de internationale handelsbetrekkingen milieuaspecten en doelstellingen inzake klimaatverandering op te nemen; is van mening dat de economische macht van China en 's lands vermogen om technologische innovatie te stimuleren moeten worden ingezet in de wereldwijde strijd tegen de klimaatverandering;

35.

is van mening dat de door de Chinese autoriteiten geleverde inspanningen met betrekking tot bepaalde grondrechten in China, met name sociale en arbeidsrechten, ontoereikend zijn; spoort de EU en China daarom aan een nauwere en meer verantwoordelijke strategische dialoog aan te gaan op basis van wederzijds begrip;

De EU beter wapenen tegen de wereldwijde concurrentie

36.

dringt erop aan dat de EU, teneinde haar concurrentievermogen te behouden tegenover nieuwe grote spelers uit de industrie en de onderzoekswereld, een ambitieus gemeenschappelijk industriebeleid ontwikkelt dat gebaseerd is op onderzoek en innovatie, innoverend gefinancierd wordt – bijvoorbeeld met projectobligaties – en de ontwikkeling van kmo's ondersteunt, met name via toegang tot openbare aanbestedingen; roept de EU ertoe op meer uit te spelen dat producten in Europa zijn gemaakt, door consumenten degelijkere informatie te verschaffen en met name door de verordening inzake de oorsprongsaanduiding van in de EU ingevoerde goederen goed te keuren;

37.

wenst dat de EU haar economisch, budgettair, fiscaal en politiek bestuur versterkt om een geloofwaardige en invloedrijke gesprekspartner op het internationale toneel te worden; roept de Raad en de Commissie ertoe op met één stem te spreken om te voorkomen dat bilaterale partnerschappen en overeenkomsten het standpunt van de EU verzwakken; spoort de Commissie ertoe aan nauw met de lidstaten samen te werken bij de vaststelling van hun handels- en ander beleid ten aanzien van China; vraagt de EU ten aanzien van China een langetermijnstrategie te ontplooien en zo te zorgen voor de operationele coördinatie, zowel tussen de instellingen van de EU onderling als tussen de EU en de lidstaten;

38.

onderstreept de noodzaak om jegens China een uitgebalanceerde strategie te ontwikkelen; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op met China op grote schaal samen te werken op terreinen zoals gemeenschappelijk onderzoek naar bijvoorbeeld productveiligheid en menselijke gezondheid, en meer wetenschappelijke, technologische en culturele uitwisselingsinitiatieven te ontplooien;

39.

stelt vast dat tal van handelsconflicten met China verband houden met de kwaliteit en toepassing van reglementering op verschillende beleidsdomeinen, onder meer het industrie- en het milieubeleid, maatregelen om de crisis te bestrijden, de financiële stabiliteit en de consumentenbescherming; verzoekt om dergelijke kwesties op te lossen door middel van een grotere bilaterale samenwerking of via geschillenbeslechting bij de WTO;

*

* *

40.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.