Home

Conclusies van de informele bijeenkomst van de Europese Raad van 30 januari 2012 Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 over de Europese Raad van 30 januari 2012

Conclusies van de informele bijeenkomst van de Europese Raad van 30 januari 2012 Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 over de Europese Raad van 30 januari 2012

20.8.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 239/41


Donderdag 2 februari 2012
Conclusies van de informele bijeenkomst van de Europese Raad van 30 januari 2012

P7_TA(2012)0023

Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 over de Europese Raad van 30 januari 2012

2013/C 239 E/07

Het Europees Parlement,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 30 januari 2012,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 9 en 10 december 2011,

gezien de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van 9 december 2011,

gezien het standpunt van de Britse regering,

gezien het "sixpack" en de twee Commissievoorstellen voor verdere versterking van de begrotingsdiscipline(1),

gezien de verklaring die de voorzitter van de Commissie heeft afgelegd op haar vergadering van 18 januari 2012,

gezien de uitkomst van de onderhandelingen in de ad hoc-eurowerkgroep en de eurogroep,

gezien de noodzaak om de eenheid te bewaren tussen partijen die wel en partijen die niet bij de eurozone zijn aangesloten,

gezien de inbreng die het Parlement via zijn vertegenwoordigers heeft gehad in de ad hoc-werkgroep,

gezien zijn resolutie van 18 januari 2012 over de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad (8-9 december 2011) over een ontwerp van internationale overeenkomst over een unie van begrotingsstabiliteit(2),

gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

1.

bekrachtigt zijn resolutie van 18 januari 2012 en neemt tegelijk kennis van de definitieve tekst van de overeenkomst over stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie en herhaalt zijn opvatting dat het beter zou zijn geweest als een akkoord in het kader van het EU-recht tot stand was gekomen; betreurt het dat als gevolg van de bezwaren van de Britse premier geen akkoord tussen alle lidstaten kon worden bereikt;

2.

merkt evenwel op dat vrijwel alle onderdelen van de nieuwe overeenkomst kunnen worden verwezenlijkt, en ook al grotendeels zijn verwezenlijkt binnen het bestaande rechtskader van de EU en via secundaire wetgeving, met uitzondering van de gulden regel, de omkering van het beginsel van stemming met gekwalificeerde meerderheid en de inschakeling van het Europees Hof van Justitie;

3.

is van mening dat de definitieve tekst op diverse punten een verbetering inhoudt ten opzichte van de oorspronkelijke tekst en dat een aantal van de door het Parlement voorgestelde wijzigingen erin is opgenomen, met name:

een toezegging dat de Gemeenschapsmethode volledig zal worden toegepast;

dat ten aanzien van stabiliteit, coördinatie en bestuur secundaire wetgeving zal worden vastgesteld, waarbij het Parlement ten volle wordt betrokken;

een grotere, zij het onvolledige coherentie tussen het "sixpack" en de nieuwe overeenkomst;

erkenning van het recht van de overeenkomstsluitende partijen die niet de euro als munt hebben, om deel te nemen aan de onderdelen van de eurotoppen waar het gaat om concurrentievermogen, de globale opzet van de eurozone en de fundamentele regels die daarvoor in de toekomst zullen gelden;

dat gepland is dat het Europees Parlement en de nationale parlementen op een onderling overeengekomen basis en in overeenstemming met het Verdrag zullen samenwerken;

toevoeging van een verwijzing naar de doelstellingen duurzame groei, werkgelegenheid, concurrentievermogen en sociale samenhang;

een toezegging dat de inhoud van de overeenkomst binnen vijf jaar wordt opgenomen in het rechtskader van de EU;

4.

erkent dat begrotingsstabiliteit een belangrijk onderdeel vormt bij het bestrijden van de huidige crisis; stelt evenwel met klem dat economisch herstel maatregelen vereist die de solidariteit versterken en duurzame groei en de werkgelegenheid bevorderen; juicht het toe dat de Europese Raad dit inmiddels erkent, maar wijst op de noodzaak van concrete, vergaande maatregelen;

5.

herhaalt zijn oproep om op korte termijn een aflossingsfonds in het leven te roepen, uitgaande van het voorstel van de Duitse Raad van economische deskundigen; dringt aan op opneming van de wetgeving die nodig is om een aflossingsfonds op te zetten, bij voorkeur in het kader van het lopende wetgevingsproces over het "twopack"; betreurt het dat daartoe nog geen stappen zijn ondernomen; verzoekt de Commissie met krachtige maatregelen te komen ter bevordering van de groei en de werkgelegenheid;

6.

verzoekt nu, als vervolg op de reeks maatregelen om begrotingsstabiliteit te garanderen, om invoering van projectobligaties, een routekaart voor stabiliteitsobligaties en de invoering van een belasting op financiële transacties op Europees niveau, waarvoor de Commissie al een voorstel heeft gedaan;

7.

wijst er voorts op dat in de nieuwe overeenkomst enkele andere belangrijke onderdelen ontbreken:

voorkomen moet worden dat er discrepanties ontstaan tussen de normen in de overeenkomst en die in het Verdrag van Lissabon en het acquis communautaire;

alle bij de overeenkomst aangesloten partijen, huidige en toekomstige leden van de eurozone, dienen hetzelfde recht te hebben op volwaardige deelname aan alle eurotoppen;

8.

betreurt het dat het verzoek van het Parlement om volwaardige deelname van zijn Voorzitter aan informele eurotoppen, in de definitieve tekst niet is gehonoreerd; staat erop dat door de volgende voorzitter van de eurotoppen altijd een uitnodiging wordt verstuurd met het oog op volwaardige deelname;

9.

dringt erop aan dat de overeenkomstsluitende partijen zich geheel houden aan hun toezegging om het verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur binnen maximaal vijf jaar in de EU-Verdragen te integreren, en wenst dat bij die gelegenheid de resterende zwakke punten in het Verdrag van Lissabon worden aangepakt;

10.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de staatshoofden en regeringsleiders, de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de eurogroep, de nationale parlementen, de Commissie en de Europese Centrale Bank.