Home

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan /* COM/2010/0152 def. - NLE 2010/0082 */


Brussel, 15.4.2010

COM(2010)152 definitief

2010/0082 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan

TOELICHTING

In 2006 hebben de regeringen van Australië, Chili en Nieuw-Zeeland het initiatief genomen om internationaal overleg te starten over de oprichting van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan. Het doel van dit overleg was samen te werken om, volgens het internationaal recht en rekening houdend met de beste praktijken, de leemtes te vullen op het vlak van de internationale instandhouding en het internationale beheer van niet over grote afstanden trekkende visbestanden in gebieden op volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en in die gebieden de biodiversiteit in het mariene milieu te beschermen.

De Europese Unie heeft visserijbelangen in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en moet bijgevolg krachtens het VN-zeerechtverdrag met de andere betrokken partijen samenwerken bij het beheer en de instandhouding van de bestanden in die regio.

De Unie heeft vanaf de start aan dit proces deelgenomen en heeft een actieve en constructieve rol gespeeld. De tekst van het verdrag is in november 2009 goedgekeurd en staat sinds 1 februari 2010 open voor ondertekening. Het is wenselijk dat de Unie het verdrag in de zeer nabije toekomst ondertekent om leiderschap te tonen en haar krachtige steun te betuigen voor de oprichting van deze regionale organisatie voor visserijbeheer.

2010/0082 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

Overwegende hetgeen volgt:

1. De Unie is bevoegd om instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de visbestanden vast te stellen en overeenkomsten met andere landen en internationale organisaties te sluiten.

2. De Unie is verdragsluitende partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, waarin is bepaald dat alle leden van de internationale gemeenschap moeten samenwerken voor de instandhouding en het beheer van de biologische rijkdommen van de zee.

3. De Unie heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden geratificeerd.

4. De Unie heeft aan het overleg over de oprichting van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer (ROVB) in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan deelgenomen wat betreft visbestanden die nog niet onder een bestaande ROVB vallen. Op 14 november 2009 hebben de deelnemers in Auckland, Nieuw-Zeeland, hun goedkeuring gehecht aan de tekst van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan.

5. Dit verdrag heeft, onder voorbehoud van het besluit van de Raad betreffende de ratificering ervan, tot doel de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de visbestanden in het verdragsgebied door een doeltreffende uitvoering van dit verdrag te garanderen.

6. In het verdragsgebied worden bestanden bevist door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Unie voeren en het is in het belang van de Unie een wezenlijke rol te spelen bij de uitvoering van het verdrag. Het verdient daarom aanbeveling dat de Unie het verdrag ondertekent,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Commissie wordt gemachtigd om het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan namens de Europese Unie te ondertekenen en om de personen aan te wijzen die bevoegd zijn tot ondertekening.

De tekst van het verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE

Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan

De verdragsluitende partijen,

Zich ertoe verbindend de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de visbestanden in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan te garanderen en zo de mariene ecosystemen waarin die bestanden voorkomen, te beschermen;

Herinnerend aan het betrokken internationaal recht als weergegeven in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995 en de Overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen van 24 november 1993, en rekening houdend met de Gedragscode voor een verantwoorde visserij die door de 28e vergadering van de Conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties op 31 oktober 1995 is goedgekeurd;

Erkennend dat krachtens het internationaal recht als weergegeven in de betrokken bepalingen van de genoemde overeenkomsten, de staten de plicht hebben om met elkaar samen te werken voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de gebieden op volle zee en om, zo nodig, samen te werken bij de oprichting of de vaststelling van subregionale of regionale visserijorganisaties of –regelingen teneinde de nodige maatregelen voor de instandhouding van die bestanden te nemen;

In overweging nemend dat de kuststaten, overeenkomstig het internationaal recht als weergegeven in de betrokken bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, wateren onder nationale jurisdictie hebben waarin zij hun soevereine rechten uitoefenen wat betreft de exploratie, de exploitatie, de instandhouding en het beheer van de visbestanden en het behoud van de levende mariene rijkdommen, op welke visbestanden en rijkdommen de visserij effect heeft;

Erkennend de economische en geografische beweegredenen en de bijzondere behoeften die de ontwikkelingslanden, en met name de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, de territoria en bezittingen en de kustgemeenschappen daarvan hebben met betrekking tot de instandhouding, het beheer en de duurzame ontwikkeling van de visbestanden en de rechtvaardige verdeling van de opbrengst van die visbestanden;

Nota ervan nemend dat voor de regionale organisaties voor visserijbeheer en de regionale visserijregelingen prestatiebeoordelingen moeten worden verricht waarin wordt nagegaan in welke mate de instandhoudings- en beheersdoelstellingen van die organisaties en regelingen worden bereikt;

Vastbesloten om doeltreffend samen te werken om de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te beëindigen en de negatieve effecten van die visserij op de toestand van de mondiale visbestanden en de ecosystemen waarin die worden aangetroffen, tegen te gaan;

Zich bewust van de noodzaak om negatieve effecten op het mariene milieu te voorkomen, de biodiversiteit te beschermen, de mariene ecosystemen intact te houden en het gevaar van langetermijneffecten of onomkeerbare effecten van de visserij zo veel mogelijk te beperken;

Indachtig dat doeltreffende instandhoudings- en beheersmaatregelen moeten gebaseerd zijn op de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens, de toepassing van de voorzorgsaanpak en een ecosysteembenadering voor het visserijbeheer;

Overtuigd dat de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de visbestanden in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan en de bescherming van de mariene ecosystemen waarin die bestanden voorkomen, het best tot stand kunnen worden gebracht door daartoe een internationaal verdrag te sluiten;

Zijn als volgt overeengekomen :

Artikel 1

DEFINITIES

7. Voor de toepassing van dit verdrag wordt verstaan onder:

a) “het Verdrag van 1982”: het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982;

b) “de Overeenkomst van 1995”: de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995;

c) “Commissie”: de bij artikel 6 ingestelde Commissie van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan;

d) “verdragsgebied”: het gebied waarin dit verdrag van toepassing is overeenkomstig artikel 5;

e) “de Gedragscode”: de Gedragscode voor een verantwoorde visserij die door de 28e vergadering van de Conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) op 31 oktober 1995 is goedgekeurd;

f) “visbestanden”: alle in het verdragsgebied aanwezige vis, met inbegrip van week-, schaal- en schelpdieren, en andere levende mariene rijkdommen waartoe de Commissie kan besluiten, maar uitgezonderd:

i) sedentaire soorten voor zover zij overeenkomstig artikel 77, lid 4, van het Verdrag van 1982 onder de nationale jurisdictie van de kuststaten vallen,

ii) de over grote afstanden trekkende soorten die zijn genoemd in bijlage I bij het Verdrag van 1982,

iii) anadrome en katadrome soorten, en

iv) zeezoogdieren, zeereptielen en zeevogels;

g) “visserij”:

i) het daadwerkelijk zoeken naar en vangen, meenemen of binnenhalen van visserijbestanden, en alle pogingen die hiertoe in het werk worden gesteld,

ii) de ontplooiing van activiteiten waarvan op redelijke gronden kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn voor het lokaliseren, vangen, meenemen of binnenhalen van visbestanden, ongeacht de doelstelling daarvan,

iii) elke overlading en elke handeling op zee ter ondersteuning of voorbereiding van de in deze definitie omschreven activiteiten, en

iv) het gebruik van een vaartuig, voertuig, vliegtuig of hovercraft voor in deze definitie omschreven activiteiten,

met uitzondering van handelingen in noodgevallen waarin de gezondheid of de veiligheid van de bemanning of de veiligheid van een vaartuig in het geding is;

h) “vissersvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt om te vissen of bedoeld is om te vissen, met inbegrip van visverwerkende vaartuigen, ondersteunende vaartuigen, transportvaartuigen en andere vaartuigen die rechtstreeks bij de visserij betrokken zijn;

i) “vlagstaat”, tenzij anders is bepaald,

i) een staat waarvan de vissersvaartuigen het recht hebben diens vlag te voeren, of

ii) een regionale organisatie voor economische integratie in zoverre vissersvaartuigen de vlag van een lidstaat daarvan mogen voeren;

j) “IOO-visserij”: activiteiten als bedoeld in punt 3 van het Internationaal actieplan van de FAO om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, alsmede andere activiteiten waartoe de Commissie kan besluiten;

k) “onderdanen”: zowel natuurlijke personen als rechtspersonen;

l) “haven”: offshoreterminals en andere installaties voor het aanlanden, overladen, verpakken, verwerken, bijtanken of bevoorraden;

m) “regionale organisatie voor economische integratie”: een regionale organisatie voor economische integratie waaraan de lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen op het terrein van dit verdrag, met inbegrip van de bevoegdheid om op dit terrein voor de lidstaten bindende besluiten te nemen;

n) “ernstige inbreuk”: overtredingen als omschreven in artikel 21, lid 11, van de Overeenkomst van 1995 en andere soortgelijke inbreuken die door de Commissie kunnen worden vastgesteld; en

o) “overlading”: het lossen van alle aan boord van een vissersvaartuig gehouden vis of visproducten, afkomstig van de visserij in het verdragsgebied, of van een gedeelte van die vis of visproducten, in een ander vissersvaartuig, hetzij op zee, hetzij in de haven.

8. .

a) “verdragsluitende partij”: een staat of regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door het verdrag gebonden te zijn en waarvoor het verdrag in werking is getreden;

b) Dit verdrag is op overeenkomstige wijze van toepassing op de in artikel 305, lid 1, onder c), d) en e), van het Verdrag van 1982 bedoelde entiteiten die bij dit verdrag partij worden, en in zoverre verwijst “verdragsluitende partij” naar elke dergelijke entiteit.

Artikel 2

DOEL

Dit verdrag heeft tot doel om, via de voorzorgsaanpak en een ecosysteembenadering voor het visserijbeheer, de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van de visbestanden te garanderen en zo de mariene ecosystemen waarin die bestanden voorkomen, te beschermen.

Artikel 3

INSTANDHOUDINGS- EN BEHEERSBEGINSELEN EN -BENADERINGEN

9. Bij het verwezenlijken van de doelstelling van dit verdrag en bij de besluitvorming op grond van dit verdrag moeten de verdragsluitende partijen, de Commissie en de hulporganen die krachtens artikel 6, lid 2, en artikel 9, lid 1, worden opgericht,

a) met name de volgende beginselen toepassen:

i) de visbestanden worden in stand gehouden en beheerd op een transparante, aan de verantwoordingsplicht onderhevige en inclusieve wijze, waarbij rekening wordt gehouden met de beste internationale praktijken;

ii) de visserij staat in verhouding tot het duurzaam gebruik van de visbestanden, rekening houdend met de impact op niet-doelsoorten en op met de doelbestanden geassocieerde of daarvan afhankelijke soorten en met de algemene verplichting het mariene milieu te beschermen en in stand te houden;

iii) overbevissing en overmatige vangstcapaciteit worden voorkomen of beëindigd;

iv) volledige en nauwkeurige gegevens over de visserij, met inbegrip van informatie over de mariene ecosystemen waarin de visbestanden voorkomen, worden tijdig en op passende wijze verzameld, gecontroleerd, meegedeeld en verspreid;

v) de besluiten worden genomen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens en van het advies van alle relevante hulporganen;

vi) de samenwerking en de coördinatie tussen de verdragsluitende partijen worden bevorderd om te garanderen dat de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen en de instandhoudings- en beheersmaatregelen die voor dezelfde visbestanden in onder nationale jurisdictie vallende gebieden worden toegepast, met elkaar verenigbaar zijn;

vii) de mariene ecosystemen worden beschermd, met name die welke, als zij verstoord zijn, een lange herstelperiode nodig hebben;

viii) de belangen van de ontwikkelingslanden, en met name van de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, en van de territoria en bezittingen, alsmede de behoeften van de kustgemeenschappen van de ontwikkelingslanden worden erkend;

ix) de daadwerkelijke naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen wordt gegarandeerd en de sancties voor inbreuken zijn voldoende streng om de betrokkenen waar dan ook van inbreuken te weerhouden en brengen met name mee dat overtreders de winst van hun onwettige activiteiten wordt ontnomen; en

x) van vissersvaartuigen afkomstige vervuiling en afval alsmede teruggooi, vangsten door verloren gegaan of opgegeven vistuig en effecten op andere soorten en mariene ecosystemen worden tot een minimum beperkt; en

b) de voorzorgsaanpak en een ecosysteembenadering toepassen overeenkomstig lid 2.

10. .

a) De in de Overeenkomst van 1995 en de Gedragscode omschreven voorzorgsaanpak wordt bij de instandhouding en het beheer van de visbestanden op ruime schaal toegepast om die bestanden te beschermen en de mariene ecosystemen waarin die voorkomen te vrijwaren, en met name geldt voor de verdragsluitende partijen, de Commissie en de hulporganen dat zij:

i) extra voorzichtig moeten zijn wanneer de informatie twijfelachtig, onbetrouwbaar of niet adequaat is;

ii) het ontbreken van adequate wetenschappelijke gegevens niet als reden mogen aanwenden om instandhoudings- en beheersmaatregelen uit te stellen of achterwege te laten; en

iii) rekening moeten houden met de beste internationale praktijken wat betreft de toepassing van de voorzorgsaanpak, met inbegrip van bijlage II van de Overeenkomst van 1995 en de Gedragscode.

b) Bij de instandhouding en het beheer van de visbestanden wordt op ruime schaal gebruik gemaakt van een ecosysteembenadering waarbij besluiten met betrekking tot het beheer van visbestanden in het kader van een geïntegreerde aanpak worden genomen in het licht van de werking van de ruimere mariene ecosystemen waarin die bestanden voorkomen, met de bedoeling de instandhouding op lange termijn en het duurzaam gebruik van die bestanden te garanderen en zo de mariene ecosystemen te vrijwaren.

Artikel 4

COMPATIBILITEIT VAN INSTANDHOUDINGS- EN BEHEERSMAATREGELEN

11. De verdragsluitende partijen erkennen dat de compatibiliteit moet worden gegarandeerd van de instandhoudings- en beheersmaatregelen die worden vastgesteld voor visbestanden welke heen en weer trekken tussen gebieden onder nationale jurisdictie van een verdragsluitende kuststaat en de aangrenzende wateren van de volle zee van het verdragsgebied en zien het als hun plicht om daartoe samen te werken.

12. Met het oog op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende visbestanden in hun geheel zijn de instandhoudings- en beheersmaatregelen die worden vastgesteld voor de volle zee, compatibel met die welke worden aangenomen voor gebieden onder nationale jurisdictie. Bij het opstellen van compatibele instandhoudings- en beheersmaatregelen voor grensoverschrijdende visbestanden:

a) houden de verdragsluitende partijen rekening met de biologische eenheid die de visbestanden vormen en met andere biologische kenmerken ervan en met de verbanden tussen de verspreiding van de visbestanden, de op die bestanden betrekking hebbende visserijactiviteiten en de geografische bijzonderheden van de betrokken regio, met inbegrip van de mate waarin de visbestanden in gebieden onder nationale jurisdictie voorkomen en daar worden bevist;

b) houden de verdragsluitende partijen rekening met de mate waarin de kuststaten en de staten die op de volle zee vissen, afhankelijk zijn van de betrokken visbestanden; en

c) zorgen de verdragsluitende partijen ervoor dat die maatregelen niet schadelijk zijn voor in het verdragsgebied levende mariene rijkdommen in hun geheel.

13. De instandhoudings- en beheersmaatregelen waartoe de Commissie het initiatief neemt, houden terdege rekening met de bestaande instandhoudings- en beheersmaatregelen die zijn genomen enerzijds door de betrokken verdragsluitende kuststaten voor gebieden onder nationale jurisdictie en anderzijds door de verdragsluitende partijen voor de hun vlag voerende vaartuigen die in de aangrenzende wateren van de volle zee van het verdragsgebied vissen, en ondermijnen de efficiëntie daarvan niet.

Artikel 5

TOEPASSINGSGEBIED

14. Tenzij anders is bepaald geldt dit verdrag overeenkomstig het internationaal recht voor de wateren van de Stille Oceaan die niet onder nationale jurisdictie vallen:

a) ten oosten van een lijn die langs de meridiaan van 120° oosterlengte vanaf de buitengrens van de nationale jurisdictie van Australië voor de zuidkust van West-Australië zuidwaarts loopt tot het snijpunt met de breedtegraad van 55° zuiderbreedte; vandaar in oostelijke richting langs de breedtegraad van 55° zuiderbreedte tot het snijpunt met de meridiaan van 150° oosterlengte; vandaar in zuidelijke richting langs de meridiaan van 150° oosterlengte tot het snijpunt met de breedtegraad van 60° zuiderbreedte;

b) ten noorden van een lijn die langs de breedtegraad van 60° zuiderbreedte oostwaarts loopt van de meridiaan van 150° oosterlengte tot het snijpunt met de meridiaan van 67o 16’ westerlengte;

c) ten westen van een lijn die langs de meridiaan van 67o 16’ westerlengte noordwaarts loopt van de breedtegraad van 60° zuiderbreedte tot het snijpunt met de buitengrens van de nationale jurisdictie van Chili en vervolgens langs de buitengrenzen van de nationale jurisdicties van Chili, Peru, Ecuador en Colombia tot het snijpunt met de breedtegraad van 2o noorderbreedte; en

d) ten zuiden van een lijn die langs de breedtegraad van 2o noorderbreedte westwaarts loopt (maar de nationale jurisdictie van Ecuador (de Galapagoseilanden) niet omvat) tot het snijpunt met de meridiaan van 150° westerlengte; vervolgens noordwaarts langs de meridiaan van 150° westerlengte tot het snijpunt met de breedtegraad van 10° noorderbreedte, dan westwaarts langs de breedtegraad van 10° noorderbreedte tot het snijpunt met de buitengrenzen van de nationale jurisdictie van de Marshalleilanden en dan hoofdzakelijk zuidwaarts en rond de buitengrenzen van de nationale jurisdicties van de staten in de Stille Oceaan en hun territoria, Nieuw-Zeeland en Australië tot wordt aangesloten op het begin van de onder a) beschreven lijn.

15. Het verdrag geldt ook voor de wateren van de Stille Oceaan die niet onder nationale jurisdictie vallen in het gebied dat wordt begrensd door de breedtegraad van 10° noorderbreedte, de breedtegraad van 20° zuiderbreedte, de meridiaan van 135° oosterlengte en de meridiaan van 150° westerlengte.

16. Waar het voor de toepassing van dit verdrag nodig is de positie van een punt, lijn of gebied op het aardoppervlak te bepalen, wordt voor die positiebepaling gebruik gemaakt van het “International Terrestrial Reference System”, dat door de “International Earth Rotation Service” in stand wordt gehouden en voor de meeste praktische toepassingen equivalent is aan het “World Geodetic System 1984” (WGS84).

17. Niets in dit verdrag houdt erkenning in van claims of standpunten van verdragsluitende partijen bij dit verdrag ten aanzien van de rechtsstatus en de omvang van wateren en zones waarop die verdragsluitende partijen aanspraak zouden kunnen maken.

Artikel 6

DE ORGANISATIE

18. De verdragsluitende partijen stemmen in met de oprichting, instandhouding en versterking van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan, hierna “de organisatie” genoemd, die de in dit verdrag vastgestelde taken uitvoert met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag.

19. De organisatie bestaat uit:

a) een Commissie;

b) een Wetenschappelijk Comité;

c) een Technisch en Nalevingscomité;

d) een Oostelijk Subregionaal Beheerscomité;

e) een Westelijk Subregionaal Beheerscomité;

f) een Financieel en Administratief Comité;

g) een Secretariaat,

en alle andere hulporganen die de Commissie op elk gegeven tijdstip overeenkomstig artikel 9, lid 1, kan oprichten om zich bij haar werkzaamheden te laten bijstaan.

20. De organisatie bezit rechtspersoonlijkheid overeenkomstig het internationaal recht en beschikt in haar betrekkingen met andere internationale organisaties en op het grondgebied van de verdragsluitende partijen over de rechtsbevoegdheid die nodig is voor de uitvoering van haar taken en de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag. De immuniteiten en voorrechten die voor de organisatie en haar functionarissen op het grondgebied van een verdragsluitende partij gelden, zijn geregeld bij een tussen de organisatie en de verdragsluitende partij gesloten overeenkomst, die onder meer bestaat uit een overeenkomst tussen de organisatie en de verdragsluitende partij die als gastheer voor het Secretariaat optreedt.

21. Het Secretariaat van de organisatie is gevestigd in Nieuw-Zeeland of op enige andere plaats waartoe de Commissie besluit.

Artikel 7

DE COMMISSIE

22. Elke verdragsluitende partij is lid van de Commissie en benoemt hierin één vertegenwoordiger, die mag worden vergezeld door plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs.

23. De Commissie kiest uit de verdragsluitende partijen een voorzitter en een ondervoorzitter, die elk hun functie uitoefenen gedurende een termijn van twee jaar en herverkiesbaar zijn, maar dezelfde functie niet gedurende meer dan twee opeenvolgende termijnen mogen uitoefenen. De voorzitter en de ondervoorzitter zijn vertegenwoordigers van verschillende verdragsluitende partijen.

24. De eerste vergadering van de Commissie vindt uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van dit verdrag plaats. Vervolgens roept de voorzitter van de Commissie op een door de Commissie vast te stellen tijdstip en plaats jaarlijks een vergadering bijeen, tenzij de Commissie anders beslist. Voorts houdt de Commissie andere vergaderingen als zij die nodig acht om haar functies uit hoofde van dit verdrag uit te oefenen.

25. Het beginsel van efficiënte besteding van middelen is van toepassing op de frequentie, de duur en de planning van de vergaderingen van de Commissie en haar hulporganen.

Artikel 8

FUNCTIES VAN DE COMMISSIE

Overeenkomstig de doelstelling, de beginselen en benaderingen en de specifieke bepalingen van dit verdrag oefent de Commissie de volgende functies uit:

a) zij stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de doelstelling van dit verdrag te verwezenlijken, waaronder, indien nodig, instandhoudings- en beheersmaatregelen voor specifieke vissoorten;

b) zij bepaalt de aard en de omvang van de deelneming aan de visserij op de visbestanden en, indien nodig, op specifieke vissoorten;

c) zij stelt regels op voor het verzamelen, verifiëren, rapporteren, opslaan en verspreiden van gegevens;

d) zij bevordert het wetenschappelijk onderzoek om de kennis te verbeteren van de visbestanden en de mariene ecosystemen in het verdragsgebied en van dezelfde visbestanden in aangrenzende wateren onder nationale jurisdictie en stelt, in samenwerking met het Wetenschappelijk Comité, procedures vast voor de visserij voor wetenschappelijke doeleinden in het verdragsgebied;

e) zij werkt samen met leden van de Commissie en met betrokken organisaties, kuststaten, territoria en bezittingen en wisselt met hen gegevens uit;

f) zij bevordert de compatibiliteit van de instandhoudings- en beheersmaatregelen in het verdragsgebied, de aangrenzende gebieden onder nationale jurisdictie en de aangrenzende gebieden op volle zee;

g) zij stelt efficiënte toezichts-, controle-, bewakings-, nalevings- en handhavingsprocedures vast, met inbegrip van niet-discriminerende markgerelateerde en handelsgerelateerde maatregelen;

h) zij werkt methoden uit die met het internationaal recht stroken en aan de hand waarvan kan worden nagegaan hoe de vlagstaten hun verplichtingen uit hoofde van dit verdrag nakomen en zo nodig keurt zij voorstellen goed om de nakoming van die verplichtingen te bevorderen;

i) zij stelt maatregelen vast om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen;

j) zij stelt regels op inzake de status van samenwerkende niet-verdragsluitende partij uit hoofde van dit verdrag;

k) zij gaat na of de bepalingen van dit verdrag en de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen doeltreffend zijn voor het bereiken van de doelstelling van dit verdrag;

l) zij houdt toezicht op de organisatorische, administratieve, financiële en andere interne aangelegenheden van de organisatie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de verschillende organen van de organisatie;

m) zij begeleidt de hulporganen van de Commissie bij hun werkzaamheden;

n) zij hecht, bij consensus, haar goedkeuring aan de begroting van de organisatie, het financieel reglement van de organisatie en eventuele wijzigingen daarvan, en aan haar reglement van orde, dat procedures kan bevatten voor het nemen en registreren van besluiten in de periode tussen twee vergaderingen;

o) zij stelt alle andere voorschriften vast die nodig zijn voor de uitoefening van haar functies en die van haar hulporganen en indien nodig wijzigt zij die voorschriften; en

p) zij oefent alle andere functies uit en neemt alle andere besluiten die nodig zijn om de doelstelling van dit verdrag te bereiken.

Artikel 9

HULPORGANEN

26. Zo nodig kan de Commissie andere hulporganen oprichten naast het Wetenschappelijk Comité, het Technisch en Nalevingscomité, het Oostelijk Subregionaal Beheerscomité, het Westelijk Subregionaal Beheerscomité en het Financieel en Administratief Comité. Die aanvullende hulporganen kunnen, rekening houdend met de hiermee gemoeide kosten, op een permanente of een tijdelijke basis worden opgericht.

27. Als de Commissie dergelijke aanvullende hulporganen opricht, stelt zij een specifieke opdracht en werkmethoden vast, met dien verstande dat die opdracht moet stroken met de doelstelling en de instandhoudings- en beheersbeginselen en -benaderingen van dit verdrag en met het Verdrag van 1982 en de Overeenkomst van 1995. De Commissie kan op gezette tijden die opdracht en werkmethoden opnieuw bekijken en zo nodig wijzigen.

28. Alle hulporganen rapporteren, brengen advies uit en doen aanbevelingen aan de Commissie en werken mee aan regelmatig uitgevoerde beoordelingen van de doeltreffendheid van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen.

29. Bij de uitoefening van hun taken houden alle hulporganen rekening met de betrokken werkzaamheden van andere door de Commissie opgerichte hulporganen en in voorkomend geval met de werkzaamheden van andere organisaties voor visserijbeheer en van andere relevante technische en wetenschappelijke instanties.

30. Alle hulporganen mogen werkgroepen oprichten. De hulporganen mogen ook extern advies inwinnen voor zover dat volgens algemene of specifieke richtsnoeren van de Commissie vereist is.

31. Tenzij de Commissie anders beslist, passen alle hulporganen het reglement van orde van de Commissie toe.

Artikel 10

WETENSCHAPPELIJK COMITÉ

32. Elk lid van de Commissie mag één vertegenwoordiger voor het Wetenschappelijk Comité aanwijzen, die zich mag laten bijstaan door plaatsvervangers en adviseurs.

33. Het Wetenschappelijk Comité heeft tot taak om:

a) wetenschappelijke beoordelingen van de toestand van de visbestanden te plannen, uit te voeren en te toetsen en dit, in samenwerking met de betrokken verdragsluitende kuststa(a)t(en), o.m. te doen voor de visbestanden die heen en weer trekken tussen het verdragsgebied en gebieden onder nationale jurisdictie;

b) de Commissie en haar hulporganen op basis van die beoordelingen advies en aanbevelingen te verstrekken die o.m., indien van toepassing, het volgende omvatten:

i) referentiepunten, waaronder op het voorzorgsbeginsel gebaseerde referentiepunten als omschreven in bijlage II bij de Overeenkomst van 1995,

ii) strategieën of plannen voor het beheer van de visbestanden op basis van die referentiepunten, en

iii) analysen van voor de instandhouding en het beheer geboden alternatieven, zoals op verschillende niveaus vastgestelde waarden voor de totaal toegestane vangst of de totaal toegestane visserijinspanning, waarbij wordt nagegaan in welke mate elk alternatief kan leiden tot het bereiken van de doelstelling of doelstellingen van door de Commissie goedgekeurde of door haar in overweging genomen beheersstrategieën of –plannen;

c) de Commissie en haar hulporganen advies en aanbevelingen te verstrekken met betrekking tot de impact van de visserij op de mariene ecosystemen in het verdragsgebied, met inbegrip van advies en aanbevelingen betreffende de opsporing en de verspreiding van kwetsbare mariene ecosystemen, de vermoedelijke impact van de visserij op die kwetsbare mariene ecosystemen en maatregelen om significante negatieve gevolgen van de visserij voor die ecosystemen te voorkomen;

d) de samenwerking op het gebied van wetenschappelijk onderzoek aan te moedigen en te bevorderen met het oog op de verbetering van de kennis van de toestand van de visbestanden en de mariene ecosystemen in het verdragsgebied, met inbegrip van de kennis betreffende de visbestanden die heen en weer trekken tussen het verdragsgebied en gebieden onder nationale jurisdictie; en

e) de Commissie en haar hulporganen alle andere wetenschappelijke adviezen te verlenen die het zelf passend acht of waarom de Commissie kan verzoeken.

34. Het reglement van orde van de Commissie bepaalt dat als het Wetenschappelijk Comité zijn advies niet bij consensus kan verlenen, het de verschillende standpunten van zijn leden in zijn verslag moet vermelden. De verslagen van het Wetenschappelijk Comité worden openbaar gemaakt.

35. De Commissie kan, rekening houdend met de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité, wetenschappelijke deskundigen in de arm nemen om informatie en advies te verstrekken inzake de visbestanden en de mariene ecosystemen in het verdragsgebied en inzake daarmee verband houdende aangelegenheden die voor de Commissie relevant kunnen zijn bij het overwegen van instandhoudings- en beheersmaatregelen.

36. De Commissie treft passende regelingen om de verslagen, adviezen en aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité periodiek door andere onafhankelijke wetenschappers te laten evalueren.

Artikel 11

TECHNISCH EN NALEVINGSCOMITÉ

37. Elk lid van de Commissie mag één vertegenwoordiger voor het Technisch en Nalevingscomité aanwijzen, die zich mag laten bijstaan door plaatsvervangers en adviseurs.

38. Het Technisch en Nalevingscomité heeft tot taak om:

a) de uitvoering en naleving van krachtens dit verdrag genomen instandhoudings- en beheersmaatregelen te controleren en te beoordelen en de Commissie advies en aanbevelingen te verstrekken;

b) andere gegevens, technische adviezen en aanbevelingen te verstrekken die het passend acht of waarom de Commissie kan verzoeken met betrekking tot de uitvoering en de naleving van dit verdrag en de door de Commissie vastgestelde of door haar in overweging genomen instandhoudings- en beheersmaatregelen; en

c) de tenuitvoerlegging van de door de Commissie vastgestelde samenwerkingsmaatregelen voor toezicht, controle, bewaking en handhaving te evalueren en de Commissie adviezen en aanbevelingen te verstrekken.

Artikel 12

OOSTELIJK EN WESTELIJK SUBREGIONAAL BEHEERSCOMITÉ

39. Het Oostelijk en het Westelijk Subregionaal Beheerscomité stellen op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie voor de in bijlage I omschreven delen van het verdragsgebied aanbevelingen op betreffende de instandhoudings- en beheersmaatregelen als bedoeld in artikel 20 en betreffende de deelneming aan de visserij op visbestanden als bedoeld in artikel 21 en verstrekken die aanbevelingen aan de Commissie. Die aanbevelingen stroken met door de Commissie genomen maatregelen van algemene gelding en moeten door de betrokken verdragsluitende kuststa(a)t(en) worden goedgekeurd als het gaat om aangelegenheden waarvoor die goedkeuring vereist is op grond van artikel 20, lid 4, of artikel 21, lid 2. Zo nodig stellen de comités alles in het werk om hun aanbevelingen te coördineren.

40. De Commissie kan op elk tijdstip bij consensus bijlage I wijzigen om de daarin vermelde coördinaten aan te passen. Een dergelijke wijziging treedt in werking vanaf de datum waarop zij wordt aangenomen of vanaf elke andere datum die in de wijziging is vastgesteld.

41. De Commissie kan beslissen één subregionaal beheerscomité de hoofdverantwoordelijkheid toe te kennen voor de opstelling en verstrekking aan de Commissie, krachtens dit artikel, van aanbevelingen die betrekking hebben op een specifiek visbestand, zelfs als het verspreidingsgebied van dat bestand groter is dan het deel van het verdragsgebied waarvoor dat comité overeenkomstig bijlage I verantwoordelijk is.

42. Elk comité stelt zijn aanbevelingen op op basis van de adviezen en de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité.

43. .

a) Leden van de Commissie die grenzen aan het deel van het verdragsgebied waarvoor een comité op grond van dit artikel verantwoordelijk is of waarvan de vissersvaartuigen:

i) momenteel in dat gebied vissen, of

ii) in de voorbije twee jaar in dat gebied hebben gevist, of

iii) een specifiek visbestand dat overeenkomstig lid 3 aan dat comité is toegewezen, bevissen, ook in gebieden onder nationale jurisdictie die aan het verdragsgebied grenzen,

zijn lid van dat comité.

b) Elk lid van de Commissie dat geen lid van een comité overeenkomstig punt a) is en het Secretariaat laat weten dat het voornemens is om binnen twee jaar vanaf de datum van zijn kennisgeving te vissen in het deel van het verdragsgebied waarvoor een comité op grond van dit artikel verantwoordelijk is, wordt lid van dat comité. Als het kennisgevende lid van de Commissie niet binnen twee jaar vanaf de datum van zijn kennisgeving in dat deel van het verdragsgebied vist, is het niet langer lid van dat comité.

c) Elk lid van de Commissie dat geen lid van een comité overeenkomstig de punten a) of b) is, kan een vertegenwoordiger sturen om aan de werkzaamheden van dat comité deel te nemen.

d) Voor de toepassing van dit lid omvat “visserij” uitsluitend de in artikel 1, lid 1, onder g) i) en ii), omschreven activiteiten.

44. Het Oostelijk en het Westelijk Subregionaal Beheerscomité doen al het mogelijke om hun aanbevelingen aan de Commissie bij consensus vast te stellen. Als hun inspanningen om bij consensus overeenstemming over een aanbeveling te bereiken geen resultaten opleveren, worden de aanbevelingen met een tweederdemeerderheid van de leden van het betrokken subregionale beheerscomité vastgesteld. In de verslagen aan de Commissie kunnen de meerderheids- en de minderheidsstandpunten worden vermeld.

45. De overeenkomstig dit artikel gedane aanbevelingen zijn de basis van de door de Commissie vast te stellen instandhoudings- en beheersmaatregelen als bedoeld in artikel 20 en besluiten als bedoeld in artikel 21.

46. Buitengewone kosten in verband met de werkzaamheden van een van de subregionale beheerscomités worden gedragen door de leden van het betrokken comité.

Artikel 13

FINANCIEEL EN ADMINISTRATIEF COMITÉ

47. Elk lid van de commissie mag één vertegenwoordiger voor het Financieel en Administratief Comité aanwijzen, die zich mag laten bijstaan door plaatsvervangers en adviseurs.

48. Het Financieel en Administratief Comité heeft tot taak de Commissie advies te verstrekken over de begroting, het tijdstip en de plaats van vergadering van de Commissie, de bekendmakingen van de Commissie, aangelegenheden inzake de uitvoerend secretaris en het personeel van het Secretariaat en over andere financiële en administratieve kwesties die de Commissie aan dit comité kan voorleggen.

Artikel 14

SECRETARIAAT

49. Het Secretariaat vervult de taken die de Commissie aan het Secretariaat delegeert.

50. De hoogste administratieve functionaris van het Secretariaat is de uitvoerend secretaris, die met de goedkeuring van de verdragsluitende partijen op de door hen vastgestelde voorwaarden wordt aangesteld.

51. Het personeel van het Secretariaat wordt door de uitvoerend secretaris aangesteld overeenkomstig een door de Commissie vastgesteld personeelsstatuut.

52. De uitvoerend secretaris garandeert de efficiënte werking van het Secretariaat.

53. Het in het kader van dit verdrag op te richten Secretariaat is kostenefficiënt. Bij de oprichting en de functionering van het Secretariaat wordt zo nodig rekening gehouden met de capaciteit van bestaande regionale instellingen om bepaalde technische secretariaatstaken uit te voeren en meer bepaald met de beschikbaarheid van diensten op contractbasis.

Artikel 15

BEGROTING

54. Tijdens haar eerste vergadering keurt de Commissie een begroting voor haar eigen financiering en die van haar hulporganen goed en stelt zij het financieel reglement vast. Alle besluiten inzake de begroting en het financieel reglement, waaronder die betreffende de bijdragen van de leden van de Commissie en de formule voor de berekening van die bijdragen, worden bij consensus genomen.

55. Elk lid van de Commissie draagt tot de begroting bij. De jaarlijkse bijdrage die elk lid van de Commissie verschuldigd is, is een combinatie van een variabele vergoeding op basis van de totale vangst van de door de Commissie gespecificeerde visbestanden en van een basisvergoeding en houdt rekening met de economische situatie van het lid. Voor leden van de Commissie waarvan alleen hun aan het verdragsgebied grenzende territoria in het verdragsgebied vissen, is de economische status die van het betrokken territorium. De Commissie stelt een formule voor de berekening van deze bijdragen vast, die in het financieel reglement van de Commissie wordt opgenomen en door de Commissie kan worden gewijzigd.

56. De Commissie mag financiële bijdragen en andere vormen van bijstand van organisaties, personen en eender welke andere bron vragen en accepteren voor elk doel dat met de vervulling van haar taken verband houdt.

57. De uitvoerend secretaris legt elk lid van de Commissie een ontwerp van jaarlijkse begroting voor de twee daaropvolgende begrotingsjaren en een bijdrageschema voor, minstens 60 dagen voor de vergadering van het Financieel en Administratief Comité waarin dat comité zijn aanbevelingen aan de Commissie vaststelt. Bij de opstelling van de ontwerpbegroting houdt het Secretariaat ten volle rekening met de vereiste kostenefficiëntie en met de richtsnoeren van de Commissie betreffende de vergaderingen van de hulporganen die wellicht in het begrotingsjaar zullen moeten plaatsvinden. Tijdens elke jaarvergadering van de Commissie wordt een begroting voor het volgende begrotingsjaar vastgesteld.

58. Als de Commissie er niet in slaagt een begroting vast te stellen, wordt de hoogte van de administratieve begroting van de Commissie vastgesteld overeenkomstig de begroting van het voorafgaande jaar, teneinde de administratieve uitgaven van de Commissie voor het volgende jaar te bekostigen totdat een nieuwe begroting bij consensus kan worden vastgesteld.

59. Na de jaarvergadering van de Commissie stelt de uitvoerend secretaris elk lid van de Commissie in kennis van de door dat lid verschuldigde bijdrage, die is berekend volgens de door de Commissie overeenkomstig lid 2 vastgestelde formule, en zo spoedig mogelijk daarna betaalt elk lid van de Commissie zijn bijdrage aan de organisatie.

60. De bijdragen worden betaald in de munt van het land waar het Secretariaat van de organisatie gevestigd is, tenzij de Commissie een andere munt toestaat.

61. Een partij die in de loop van een begrotingsjaar verdragsluitende partij bij dit verdrag wordt, betaalt voor dat begrotingsjaar een deel van de overeenkomstig dit artikel berekende bijdrage dat in verhouding staat tot het aantal in dat begrotingsjaar resterende volledige maanden, berekend vanaf de datum waarop het verdrag voor die partij in werking treedt.

62. Tenzij de Commissie er anders over beslist, mag een lid van de Commissie dat gedurende meer dan twee jaar een achterstand heeft bij de betaling van aan de organisatie verschuldigde bedragen, niet deelnemen aan de besluitvorming door de Commissie totdat het de door hem verschuldigde bedragen aan de Commissie heeft betaald.

63. De financiële activiteiten van de organisatie worden beheerd overeenkomstig het financieel reglement dat de Commissie vaststelt en worden onderworpen aan een jaarlijkse audit door onafhankelijke accountants die door de Commissie zijn aangesteld.

Artikel 16

BESLUITVORMING

64. In de regel worden de besluiten van de Commissie bij consensus genomen. In dit artikel wordt onder “consensus” de afwezigheid verstaan van formele bezwaren op het moment dat het besluit wordt genomen.

65. Tenzij in dit verdrag uitdrukkelijk is bepaald dat een besluit bij consensus moet worden genomen, worden, als de voorzitter van mening is dat alle inspanningen om een besluit bij consensus te bereiken tevergeefs zijn,

a) besluiten van de Commissie over procedurekwesties genomen bij meerderheid van de stemmen van de leden van de Commissie die een positieve of negatieve stem uitbrengen; en

b) worden besluiten over inhoudelijke kwesties genomen met een meerderheid van drie vierde van de stemmen van de leden van de Commissie die een positieve of negatieve stem uitbrengen.

66. Als de vraag rijst of een bepaalde kwestie al dan niet inhoudelijk is, wordt die als een inhoudelijke kwestie behandeld.

Artikel 17

UITVOERING VAN DE BESLUITEN VAN DE COMMISSIE

67. Door de Commissie genomen besluiten over inhoudelijke kwesties worden voor de leden van de Commissie bindend als volgt:

a) de uitvoerend secretaris brengt elk besluit onverwijld ter kennis van alle leden van de Commissie; en

b) onverminderd lid 2 wordt het besluit voor alle leden van de Commissie bindend 90 dagen na de datum van toezending die in de kennisgeving krachtens punt a) is vermeld (de “datum van kennisgeving”).

68. .

a) Elk lid van de Commissie kan bij de uitvoerend secretaris bezwaar tegen een besluit aantekenen binnen 60 dagen na de datum van kennisgeving (de “bezwaarperiode”). In dat geval wordt het besluit voor dat lid van de Commissie niet bindend wat betreft de punten waartegen bezwaar is ingediend, behalve overeenkomstig lid 3 en bijlage II.

b) Een lid van de Commissie dat bezwaar indient, moet tegelijk:

i) de gronden voor zijn bezwaar uitvoerig omschrijven;

ii) alternatieve maatregelen vaststellen die van gelijke werking zijn als het besluit waartegen hij bezwaar heeft aangetekend en die op dezelfde datum van toepassing worden; en

iii) de uitvoerend secretaris advies verlenen over de bepalingen van die alternatieve maatregelen.

c) Een bezwaar is slechts ontvankelijk als het besluit een ongerechtvaardigde formele of feitelijke discriminatie van het lid van de Commissie inhoudt of niet strookt met de bepalingen van dit verdrag of ander relevant internationaal recht als weergegeven in het Verdrag van 1982 of de Overeenkomst van 1995.

69. Een lid van de Commissie dat tegen een besluit bezwaar heeft ingediend, kan dat bezwaar te allen tijde intrekken. Het besluit wordt dan voor dat lid bindend overeenkomstig lid 1, onder b), of op de datum waarop dat bezwaar wordt ingetrokken indien die later is.

70. De uitvoerend secretaris stelt alle leden van de Commissie onverwijld in kennis:

a) van de ontvangst en de intrekking van elk bezwaar; en

b) van de gronden voor dat bezwaar en de alternatieve maatregelen die zijn vastgesteld of ter aanneming worden voorgesteld, overeenkomstig lid 2.

71. .

a) Als een lid van de Commissie overeenkomstig lid 2 bezwaar indient, wordt binnen 30 dagen na afloop van de bezwaarperiode een beoordelingspanel opgericht. Dit beoordelingspanel wordt opgericht volgens de procedures van bijlage II.

b) De uitvoerend secretaris stelt alle leden van de Commissie onverwijld in kennis van de oprichting van het beoordelingspanel.

c) Als twee of meer leden van de Commissie op dezelfde gronden bezwaar indienen, worden deze bezwaren behandeld door hetzelfde beoordelingspanel, dat samengesteld is overeenkomstig bijlage II, punt 2.

d) Als twee of meer leden van de Commissie op verschillende gronden bezwaar indienen, kunnen deze bezwaren, mits de betrokken leden van de Commissie daarmee instemmen, worden behandeld door hetzelfde beoordelingspanel, dat samengesteld is overeenkomstig bijlage II, punt 2. Als geen instemming wordt bereikt, worden de op verschillende gronden ingediende bezwaren door afzonderlijke beoordelingspanels behandeld.

e) Binnen 45 dagen nadat het beoordelingspanel is opgericht, stuurt het de uitvoerend secretaris zijn bevindingen en aanbevelingen door met betrekking tot de vraag of de gronden die een of meer leden van de Commissie in hun bezwaar hebben aangehaald, gerechtvaardigd zijn en of de vastgestelde alternatieve maatregelen van gelijke werking zijn als het besluit waartegen bezwaar is ingediend.

f) De uitvoerend secretaris stelt alle leden van de Commissie onverwijld in kennis van de bevindingen en de aanbevelingen van het beoordelingspanel. De bevindingen en aanbevelingen van het beoordelingspanel worden behandeld en zijn van kracht als bepaald in bijlage II.

72. Niets in dit artikel beperkt het recht van een lid van de Commissie om te allen tijde een geschil over de interpretatie of de toepassing van dit verdrag voor een bindende uitspraak voor te leggen overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag betreffende geschillenbeslechting.

Artikel 18

TRANSPARANTIE

73. De Commissie bevordert de transparantie in het besluitvormingsproces en bij andere activiteiten die in het kader van dit verdrag worden verricht.

74. Tenzij de Commissie anders bepaalt, staan alle vergaderingen van de Commissie en haar hulporganen open voor alle deelnemers en waarnemers die overeenkomstig lid 4 zijn geregistreerd. De Commissie maakt haar verslagen en de genomen instandhoudings- en beheersmaatregelen bekend en houdt een openbaar register bij van alle verslagen en alle in het verdragsgebied geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen.

75. De Commissie bevordert de transparantie bij de toepassing van dit verdrag door niet-commerciële gevoelige informatie publiekelijk te verspreiden en door zo nodig het overleg met en de deelname van niet-gouvernementele organisaties, vertegenwoordigers van de visserijsector, met name van de vissersvloot, en andere belanghebbende instanties en personen te vergemakkelijken.

76. Vertegenwoordigers van niet-verdragsluitende partijen, relevante intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van milieuverenigingen, en organisaties van de visserijsector die belang hebben bij de kwesties die in de Commissie ter sprake komen, krijgen de gelegenheid om, als waarnemer of zo nodig in een andere hoedanigheid, deel te nemen aan de vergaderingen van de Commissie en haar hulporganen. Het reglement van orde van de Commissie voorziet in die deelneming en is op dit punt niet nodeloos restrictief. Voorts is in het reglement van orde ook bepaald dat die vertegenwoordigers tijdelijk toegang tot alle relevante gegevens hebben.

Artikel 19

ERKENNING VAN DE BIJZONDERE BEHOEFTEN VAN ONTWIKKELINGSLANDEN

77. De Commissie erkent ten volle de bijzondere behoeften die de verdragsluitende ontwikkelingslanden in de regio, en met name de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, en de territoria en bezittingen in de regio hebben op het gebied van de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het verdragsgebied en het duurzaam gebruik van die bestanden.

78. Ter nakoming van hun plicht om samen te werken bij de vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor onder dit verdrag vallende visbestanden houden de leden van de Commissie rekening met de bijzondere behoeften van de verdragsluitende ontwikkelingslanden in de regio, en met name van de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, en van de territoria en bezittingen in de regio, en met name met:

a) de kwetsbaarheid van die ontwikkelingslanden en territoria en bezittingen die van de exploitatie van levende mariene rijkdommen afhankelijk zijn, onder meer om in de voedselbehoeften van hun bevolking of een deel daarvan te voorzien;

b) de noodzaak om in die verdragsluitende ontwikkelingslanden en territoria en bezittingen negatieve effecten voor zelfvoorzieningsvissers, kleinschalige vissers, ambachtelijke vissers, in de visserijsector werkzame vrouwen en de inheemse bevolking te voorkomen en om al deze belanghebbenden toegang tot de visserij te waarborgen; en

c) de noodzaak ervoor te zorgen dat deze maatregelen er niet toe leiden dat de instandhoudingsmaatregelen, direct of indirect, onevenredig ten laste komen van die verdragsluitende ontwikkelingslanden of van de territoria en bezittingen.

79. De leden van de Commissie werken samen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de Commissie en andere regionale of subregionale organisaties, om:

a) de verdragsluitende ontwikkelingslanden in de regio, en met name de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, en de territoria en bezittingen in de regio meer mogelijkheden te bieden om de visbestanden in stand te houden en te beheren en om hun eigen visserij op die visbestanden verder uit te bouwen;

b) de verdragsluitende ontwikkelingslanden in de regio, en met name de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, en de territoria en bezittingen in de regio te ondersteunen om ze in staat te stellen deel te nemen aan de visserij op visbestanden, onder meer via het vergemakkelijken van de toegang tot die visbestanden overeenkomstig de artikelen 3 en 21; en

c) de deelneming van de verdragsluitende ontwikkelingslanden in de regio, en met name van de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, en van de territoria en bezittingen in de regio aan de werkzaamheden van de Commissie en haar hulporganen te vergemakkelijken.

80. De samenwerking voor de in dit artikel aangegeven doelstellingen kan financiële bijstand omvatten, bijstand voor scholing van de beroepsbevolking, technische bijstand, overdracht van technologie, onder andere via joint ventures, en adviezen. De bijstand wordt onder andere gericht op:

a) verbetering van de instandhouding en het beheer van de visbestanden via het verzamelen, rapporteren, verifiëren, uitwisselen en analyseren van visserijgegevens en daarmee verband houdende informatie;

b) de evaluatie van de visstand en wetenschappelijk onderzoek; en

c) toezicht, controle, bewaking, naleving en handhaving, met inbegrip van opleiding en lokale capaciteitsopbouw, ontwikkeling en financiering van nationale en regionale waarnemersprogramma's en toegang tot technologie en apparatuur.

81. De Commissie richt een fonds op om ervoor te zorgen dat de verdragsluitende ontwikkelingslanden in de regio, en met name de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, en in voorkomend geval de territoria en bezittingen in de regio gemakkelijker daadwerkelijk aan de werkzaamheden van de Commissie en haar hulporganen kunnen deelnemen. Het financieel reglement van de Commissie bevat richtsnoeren voor het beheer van het fonds en criteria aan de hand waarvan wordt vastgesteld welke landen voor bijstand in aanmerking komen.

Artikel 20

INSTANDHOUDINGS- EN BEHEERSMAATREGELEN

82. De door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen bestaan onder meer uit maatregelen om:

a) de duurzaamheid van de visbestanden op lange termijn te garanderen en de doelstelling van een verantwoordelijk gebruik van die bestanden te bevorderen;

b) overbevissing en te grote vangstcapaciteit te voorkomen of daaraan een einde te maken om ervoor te zorgen dat de visserijinspanning het niveau dat met een duurzaam gebruik van de visbestanden verenigbaar is, niet overschrijdt;

c) de populaties van niet-doelsoorten en van met de doelbestanden geassocieerde of daarvan afhankelijke soorten boven een niveau te houden of te brengen waaronder de reproductie ernstig in gevaar kan komen; en

d) de habitats en mariene ecosystemen waarin de visbestanden, de niet-doelsoorten en met de doelbestanden geassocieerde of daarvan afhankelijke soorten voorkomen, te beschermen tegen de impact van de visserij, onder meer door maatregelen om te voorkomen dat de visserij aanzienlijke negatieve gevolgen voor kwetsbare mariene ecosystemen zou hebben en door voorzorgsmaatregelen voor het geval niet nauwkeurig kan worden bepaald of er kwetsbare mariene ecosystemen aanwezig zijn en of de visserij aanzienlijke negatieve gevolgen voor die kwetsbare mariene ecosystemen kan hebben.

83. De specifieke door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen omvatten zo nodig de vaststelling van:

a) referentiepunten, waaronder op het voorzorgsbeginsel gebaseerde referentiepunten als omschreven in bijlage II bij de Overeenkomst van 1995;

b) de acties die moeten worden ondernomen als deze referentiepunten worden benaderd of overschreden;

c) de aard en de omvang van de visserij op elk visbestand, met inbegrip van de vaststelling van een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning;

d) de algemene of specifieke plaatsen waar al dan niet mag worden gevist;

e) de perioden waarin al dan niet mag worden gevist;

f) de minimumafmetingen van de vangsten die aan boord mogen worden gehouden; en

g) de soorten vistuig, de vistechnieken of de visserijmethoden die bij het vissen mogen worden toegepast.

84. Bij de bepaling van een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning voor een visbestand overeenkomstig lid 2, onder c), houdt de Commissie rekening met de volgende factoren:

a) de situatie en de ontwikkelingsfase van het visbestand;

b) de voor het visbestand gebruikelijke visserijpatronen;

c) indien relevant, de vangst van hetzelfde visbestand in gebieden onder nationale jurisdictie;

d) een marge voor teruggooi en eventuele andere incidentele sterftes;

e) de vangst van niet-doelsoorten en van met het doelbestand geassocieerde of daarvan afhankelijke soorten en de impact op de mariene ecosystemen waarin het visbestand voorkomt;

f) relevante ecologische en biologische factoren die een beperkende invloed hebben op de aard van de visbestanden die kunnen worden geoogst;

g) relevante milieufactoren, waaronder trofische interacties die effect kunnen hebben op het visbestand, de niet-doelsoorten en de met het doelbestand geassocieerde of daarvan afhankelijke soorten; en

h) in voorkomend geval, relevante instandhoudings- en beheersmaatregelen die door andere intergouvernementele organisaties zijn vastgesteld.

De Commissie beoordeelt de voor een visbestand vastgestelde totale toegestane vangst of totale toegestane visserijinspanning regelmatig opnieuw.

85. .

a) Voor visbestanden die heen en weer trekken tussen het verdragsgebied en een gebied dat onder de nationale jurisdictie van een verdragsluitende kuststaat of verdragsluitende kuststaten valt:

i) stelt de Commissie een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning en zo nodig andere instandhoudings- en beheersmaatregelen voor het verdragsgebied vast. De Commissie en de betrokken verdragsluitende kuststaat of kuststaten werken met elkaar samen om hun respectieve instandhoudings- en beheersmaatregelen overeenkomstig artikel 4 van dit verdrag te coördineren;

ii) kan de Commissie, met de uitdrukkelijke instemming van de betrokken verdragsluitende kuststaat of kuststaten en voor zover dit nodig is, overeenkomstig bijlage III bij dit verdrag een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning vaststellen die voor het hele verspreidingsgebied van het visbestand geldt; en

iii) kan de Commissie, als één of meer verdragsluitende kuststaten niet instemmen met een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning voor het hele verspreidingsgebied van het visbestand, zo nodig een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning vaststellen die geldt in de gebieden die onder de nationale jurisdictie van de instemmende verdragsluitende kuststaat of kuststaten vallen en in het verdragsgebied. Bijlage III is op overeenkomstige wijze van toepassing op de vaststelling door de Commissie van deze totaal toegestane vangst of totaal toegestane visserijinspanning.

b) In de gevallen onder a) ii) of a) iii) mogen andere aanvullende instandhoudings- en beheersmaatregelen worden genomen om de duurzame instandhouding en het duurzame beheer van het visbestand in zijn hele verspreidingsgebied te garanderen. Om uitvoering aan dit punt te geven kunnen deze maatregelen overeenkomstig de compatibiliteitsbeginselen van artikel 4 door de Commissie worden genomen voor de volle zee en door de betrokken verdragsluitende kuststaat of kuststaten voor de onder nationale jurisdictie vallende gebieden; voorts kan de Commissie, met de instemming van de betrokken verdragsluitende kuststaat of kuststaten maatregelen nemen die in het hele verspreidingsgebied van het visbestand gelden.

c) De door de Commissie overeenkomstig de punten a) ii), a) iii) en b) vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen, met inbegrip van een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning, doen geen afbreuk aan en zijn niet van invloed op de soevereine rechten wat betreft de exploratie, de exploitatie, de instandhouding en het beheer van de levende mariene rijkdommen die de kuststaten in de onder nationale jurisdictie vallende gebieden hebben op grond van het internationaal recht als weergegeven in de betrokken bepalingen van het Verdrag van 1982 en de Overeenkomst van 1995, en zijn in geen enkel ander opzicht van invloed op het in artikel 5 omschreven toepassingsgebied van dit verdrag.

86. .

a) Als de visserij een ernstige bedreiging vormt voor de duurzaamheid van de visbestanden of de mariene ecosystemen waarin die visbestanden voorkomen of als een natuurverschijnsel of een door mensen veroorzaakte ramp aanzienlijke negatieve effecten heeft of naar verwachting zal hebben op de toestand van de visbestanden, stelt de Commissie, overeenkomstig artikel 16 en zo nodig tussen twee vergaderingen in, noodmaatregelen vast om ervoor te zorgen dat de visserij die bedreiging of negatieve effecten niet verergert.

b) Bij het nemen van noodmaatregelen wordt uitgegaan van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens. Die maatregelen zijn tijdelijk en moeten tijdens de eerstvolgende vergadering van de Commissie opnieuw worden voorgelegd met het oog op besluitname. Die maatregelen worden voor de leden van de Commissie bindend overeenkomstig artikel 17, lid 1. Tegen die maatregelen kan geen bezwaar worden ingediend volgens de procedure van artikel 17, lid 2, maar kunnen de geschillenbeslechtingsprocedures worden ingeleid waarin dit verdrag voorziet.

87. De door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen worden geleidelijk verder ontwikkeld en geïntegreerd in beheersstrategieën of –plannen waarin de beheersdoelstellingen voor elk visbestand zijn vastgelegd, alsmede de referentiepunten aan de hand waarvan de vooruitgang op het vlak van die doelstellingen kan worden gemeten, de indicatoren die met betrekking tot die referentiepunten moeten worden gebruikt en de maatregelen die moeten worden genomen als de indicatoren een bepaald niveau aangeven.

Artikel 21

DEELNEMING AAN DE VISSERIJ OP BEPAALDE VISBESTANDEN

88. Als de Commissie besluiten neemt betreffende de deelneming aan de visserij op bepaalde visbestanden, en onder meer een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning toekent, houdt zij rekening met de toestand van het visbestand, het bestaande visserijinspanningsniveau voor dat bestand en de volgende criteria, voor zover die relevant zijn:

a) de historische vangst en de vroegere en huidige visserijpatronen en –gebruiken in het verdragsgebied;

b) de naleving van de op grond van dit verdrag vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen;

c) de bewezen capaciteit en bereidheid om een doelmatige vlagstaatcontrole over de vissersvaartuigen uit te oefenen;

d) de bijdrage aan de instandhouding en het beheer van de visbestanden, met onder meer de verstrekking van correcte gegevens, een doeltreffend toezicht en een doeltreffende controle, bewaking en handhaving;

e) de visserijontwikkelingsaspiraties en -belangen van de ontwikkelingslanden, met name van de kleine eilanden, en van de territoria en bezittingen in de regio;

f) de belangen die de kuststaten, en met name de kuststaten die ontwikkelingslanden zijn en de territoria en bezittingen, hebben bij een visbestand dat heen en weer trekt tussen gebieden onder de nationale jurisdictie van die staten, territoria en bezittingen en het verdragsgebied;

g) de behoeften van de kuststaten en van de territoria en bezittingen waarvan de economie voornamelijk afhangt van de exploitatie van en het vissen op een visbestand dat heen en weer trekt tussen gebieden onder de nationale jurisdictie van die staten, territoria en bezittingen en het verdragsgebied;

h) de mate waarin een lid van de Commissie de vangst voor binnenlandse consumptie gebruikt en het belang van de vangst voor zijn voedselvoorziening;

i) de bijdrage tot de verantwoorde ontwikkeling van nieuwe of experimentele visserijactiviteiten overeenkomstig artikel 22; en

j) de bijdrage tot wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de visbestanden en de publieke verspreiding van de resultaten van dat onderzoek.

89. Als de Commissie overeenkomstig artikel 20, lid 4, onder a), ii) of iii), een totaal toegestane vangst of totaal toegestane visserijinspanning voor een bepaald visbestand vaststelt, kan zij, met de uitdrukkelijke instemming van de betrokken verdragsluitende kuststaat of kuststaten, ook besluiten nemen op het gebied van de deelneming aan de visserij op dat visbestand in het hele desbetreffende verspreidingsgebied.

90. Bij het nemen van besluiten op grond van lid 2 houdt de Commissie rekening met de historische vangst en de vroegere en huidige visserijpatronen en –gebruiken in het hele desbetreffende verspreidingsgebied van het betrokken visbestand en met de criteria van lid 1, onder b) tot en met j).

91. Als de betrokken verdragsluitende kuststaat of kuststaten niet overeenkomstig lid 2 hun instemming verlenen:

a) neemt de Commissie overeenkomstig lid 1 besluiten met betrekking tot de toewijzing van het deel van de overeenkomstig artikel 20, lid 4, onder a) i), vastgestelde totale toegestane vangst of totale toegestane visserijinspanning dat in het verdragsgebied mag worden opgebruikt; en

b) werken de Commissie en de betrokken verdragsluitende kuststaat of kuststaten overeenkomstig artikel 4 met elkaar samen.

92. Bij het nemen van besluiten op grond van dit artikel kan de Commissie zo nodig ook rekening houden met prestaties in het kader van andere internationale regelingen voor visserijbeheer.

93. Zo nodig herziet de Commissie besluiten betreffende de deelneming aan de visserij op bepaalde visbestanden, met inbegrip van de toewijzing van een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning, rekening houdend met de bepalingen van dit artikel en met de belangen van nieuwe verdragsluitende partijen.

Artikel 22

NIEUWE OF EXPERIMENTELE VISSERIJACTIVITEITEN

94. Een visgrond die gedurende tien jaar of langer niet is bevist of in die periode niet is bevist met een specifiek vistuig of een specifieke vistechniek, wordt slechts dan als visgrond geopend of geopend voor de visserij met een dergelijk vistuig of dergelijke vistechniek als de Commissie voorlopige voorzichtige instandhoudings- en beheersmaatregelen voor het betrokken visbestand en zo nodig voor niet-doelsoorten en voor met het doelbestand geassocieerde of daarvan afhankelijke soorten heeft vastgesteld, samen met passende maatregelen om het mariene ecosysteem waarin dat visbestand voorkomt, tegen negatieve effecten van de visserij te beschermen.

95. Die voorlopige instandhoudings- en beheersmaatregelen, waarbij het onder meer kan gaan om voorschriften met betrekking tot het melden van het voornemen om te vissen, de opstelling van een ontwikkelingsplan, verzachtende maatregelen om negatieve effecten op de mariene ecosystemen te voorkomen, het gebruik van specifieke soorten vistuig, de aanwezigheid van waarnemers, het verzamelen van gegevens en het verrichten van onderzoek of experimentele visserijactiviteiten, stroken met de in dit verdrag vastgestelde doelstelling, instandhoudings- en beheersbeginselen en -benaderingen. De maatregelen garanderen dat het nieuwe visbestand zich geleidelijk en volgens de voorzorgsaanpak kan ontwikkelen totdat genoeg informatie is ingewonnen om de Commissie in staat te stellen voldoende gedetailleerde instandhoudings- en beheersmaatregelen vast te stellen.

96. Op gezette tijden kan de Commissie gestandaardiseerde minimale instandhoudings- en beheersmaatregelen vaststellen die voor alle nieuwe visgronden gelden voordat het bevissen van die nieuwe visbestanden begint.

Artikel 23

VERZAMELEN, COMPILEREN EN UITWISSELEN VAN GEGEVENS

97. Om de kennisbasis die vereist is voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, de niet-doelsoorten en de met de doelbestanden geassocieerde of daarvan afhankelijke soorten en voor de bescherming van de mariene ecosystemen waarin die bestanden voorkomen, te vergroten en bij te dragen tot het beëindigen of beperken van de IOO-visserij en de negatieve effecten darvan op die bestanden, stelt de Commissie, terdege rekening houdend met bijlage I van de Overeenkomst van 1995, normen, voorschriften en procedures vast voor onder meer:

a) het verzamelen, verifiëren en tijdig aan de Commissie rapporteren van alle relevante gegevens door de leden van de Commissie;

b) de compilatie en het beheer door de Commissie van correcte en volledige gegevens om een betrouwbare evaluatie van de bestanden te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat de best mogelijke wetenschappelijke adviezen worden verstrekt;

c) de veiligheid van, de toegang tot en de verspreiding van gegevens, met dien verstande dat zo nodig de vertrouwelijke behandeling wordt gehandhaafd;

d) de uitwisseling van gegevens zowel tussen de leden van de Commissie onderling als met andere regionale organisaties voor visserijbeheer en andere betrokken organisaties, waarbij het onder meer kan gaan om gegevens over vaartuigen die bij IOO-visserij betrokken zijn en, zo nodig, gegevens over de uiteindelijke gerechtigde van dergelijke vaartuigen, met de bedoeling die inlichtingen te consolideren in een gecentraliseerde format met het oog op de eventuele verspreiding ervan;

e) het vergemakkelijken van de gecoördineerde gegevensgaring en -uitwisseling tussen de regionale organisaties voor visserijbeheer, waarbij het kan gaan om procedures voor de uitwisseling van gegevens over vaartuigregisters, vangstgegevens en toepasselijke regelingen voor de tracering van het handelsverkeer; en

f) regelmatige audits van de naleving door de leden van de Commissie van de voorschriften inzake gegevensverzameling en –uitwisseling en regels met betrekking tot de wijze waarop gevallen van niet-naleving die tijdens die audits aan het licht komen, moeten worden aangepakt.

98. De Commissie ziet erop toe dat de gegevens over het aantal vaartuigen dat in het verdragsgebied bedrijvig is, de toestand van de in het kader van dit verdrag beheerde visbestanden, de evaluaties van de visbestanden, de onderzoekprogramma's in het verdragsgebied en de initiatieven om met regionale en mondiale organisaties samen te werken, beschikbaar zijn voor het publiek.

Artikel 24

VERPLICHTINGEN VAN DE LEDEN VAN DE COMMISSIE

99. Voor elk lid van de Commissie geldt dat het met betrekking tot zijn visserijactiviteiten in het verdragsgebied:

a) dit verdrag en alle door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen uitvoert en alle nodige maatregelen neemt om de efficiëntie van die maatregelen te garanderen;

b) meewerkt aan de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag;

c) alle nodige maatregelen neemt ter ondersteuning van de inspanningen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen; en

d) wetenschappelijke, technische en statistische gegevens met betrekking tot de visbestanden en de mariene ecosystemen in het verdragsgebied verzamelt, verifieert en rapporteert overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde normen, voorschriften en procedures.

100. Elk lid van de Commissie brengt jaarlijks bij de Commissie verslag uit over de wijze waarop het de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen en nalevings- en handhavingsprocedures heeft uitgevoerd. Als het om verdragsluitende kuststaten gaat, bevat het verslag gegevens over de instandhoudings- en beheersmaatregelen die die staten overeenkomstig artikel 20, lid 4, en artikel 4 hebben genomen voor heen en weer trekkende visbestanden die voorkomen in onder hun jurisdictie vallende wateren welke aan het verdragsgebied grenzen. Die verslagen worden voor het publiek toegankelijk gemaakt.

101. Zonder iets af te doen aan de primaire verantwoordelijkheid van de vlagstaat doet elk lid van de Commissie al het mogelijke en verleent het zo veel mogelijk medewerking om ervoor te zorgen dat zijn onderdanen of de vissersvaartuigen waarvan zijn onderdanen eigenaar, exploitant of beheerder zijn, voldoen aan de bepalingen van dit verdrag en aan de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen, en onderzoekt het onmiddellijk elke vermeende schending van die bepalingen en maatregelen. De leden van de Commissie leggen, voor zover dit door hun nationale regelgeving is toegestaan, met passende regelmatige tussenpozen de Commissie en de betrokken leden van de Commissie verslagen over de stand van het onderzoek voor, alsmede, na afronding van het onderzoek, een eindverslag over het resultaat daarvan.

102. Voor zover dit krachtens zijn nationale wet- en regelgeving is toegestaan, stelt elk lid van de Commissie regelingen vast om de met vervolging belaste autoriteiten van andere leden van de Commissie bewijsstukken met betrekking tot vermeende schendingen van het verdrag en van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen ter beschikking te stellen, met inbegrip van beschikbare gegevens over de uiteindelijke gerechtigden van vaartuigen die zijn vlag voeren.

103. Elk lid van de Commissie komt zijn overeenkomstig dit verdrag aangegane verplichtingen te goeder trouw na en oefent de bij dit verdrag erkende rechten uit op een manier die niet als misbruik kan worden aangemerkt.

Artikel 25

PLICHTEN VAN DE VLAGSTATEN

104. Elk lid van de Commissie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vissersvaartuigen die zijn vlag voeren:

a) dit verdrag en de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen naleven en, wanneer zij in het verdragsgebied actief zijn, geen activiteiten ontplooien die de doeltreffendheid van deze maatregelen aantasten;

b) geen ongeoorloofde visserijactiviteiten uitoefenen in onder nationale jurisdictie vallende wateren die aan het verdragsgebied grenzen;

c) voldoende uitrusting aan boord hebben en kunnen inzetten om te voldoen aan de door de Commissie vastgestelde normen en procedures inzake het volgsysteem voor vaartuigen; en

d) de in het verdragsgebied gevangen vis aanlanden en op andere vaartuigen overladen overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde normen en procedures.

105. Geen enkel lid van de Commissie staat toe dat een vissersvaartuig dat het recht heeft zijn vlag te voeren, wordt ingezet om in het verdragsgebied te vissen tenzij het daartoe gemachtigd is door de bevoegde autoriteit of autoriteiten van dat lid van de Commissie.

106. Elk lid van de Commissie:

a) staat het gebruik van zijn vlag voerende vissersvaartuigen voor de visserij in het verdragsgebied alleen toe wanneer het ten aanzien van die vaartuigen zijn verantwoordelijkheden op grond van dit verdrag en krachtens het internationaal recht daadwerkelijk kan uitoefenen;

b) houdt een register bij van de vissersvaartuigen die het recht hebben zijn vlag te voeren en op de visbestanden te vissen, en zorgt ervoor dat voor elk van die vaartuigen de door de Commissie vastgestelde gegevens in dat register worden opgenomen;

c) stelt overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde maatregelen onmiddellijk een onderzoek in naar een vermeende schending van dit verdrag of van een door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregel door vissersvaartuigen die zijn vlag vloeren, en brengt volledig verslag uit over de acties die in dit verband worden ondernomen. De rapportering houdt onder meer in dat met passende regelmatige tussenpozen aan de Commissie verslag over de stand van het onderzoek wordt uitgebracht voor zover dit door de nationale regelgeving is toegestaan, en dat na afronding van het onderzoek een eindverslag over het resultaat wordt opgesteld;

d) ziet erop toe dat sancties voor dergelijke schendingen de gewenste strengheid hebben om, rekening houdend met pertinente factoren zoals de waarde van de vangst, ervoor te zorgen dat de maatregelen worden nageleefd, de betrokkenen van verdere schendingen worden weerhouden en de overtreders de winst van hun onwettige activiteiten wordt ontnomen; en

e) zorgt ervoor dat, wanneer overeenkomstig zijn wetten is geconstateerd dat een vissersvaartuig dat zijn vlag voert, betrokken is geweest bij een ernstige schending van dit verdrag of van een door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregel, het betrokken vaartuig zijn visserijactiviteiten in het verdragsgebied stopzet en niet hervat voordat alle door het lid van de Commissie voor die schending opgelegde sancties zijn uitgevoerd.

107. Elk lid van de Commissie wordt ertoe aangespoord om alles in het werk te stellen opdat de vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, bij hun activiteiten in het verdragsgebied de geldende internationale verplichtingen in acht nemen en rekening houden met de toepasselijke aanbevelingen en richtsnoeren betreffende de veiligheid op zee voor vaartuigen en hun bemanningen.

108. Elk lid van de Commissie ziet erop toe dat de vissersvaartuigen die zijn vlag voeren en onderzoek naar visbestanden verrichten of voornemens daartoe hebben, de door de Commissie vastgestelde procedures voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in het verdragsgebied naleven.

Artikel 26

PLICHTEN VAN DE HAVENSTATEN

109. Een verdragsluitende havenstaat heeft het recht en de plicht om, overeenkomstig het internationaal recht, maatregelen te nemen om de doeltreffendheid te bevorderen van instandhoudings- en beheersmaatregelen die in subregionaal, regionaal of mondiaal verband zijn vastgesteld. Daarbij maakt de verdragsluitende havenstaat noch naar de vorm, noch in feite onderscheid tussen de vissersvaartuigen van verschillende staten.

110. Elk lid van de Commissie:

a) past de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen toe wat betreft het binnenvaren en het gebruik van zijn havens door vissersvaartuigen die in het verdragsgebied vissen, onder meer wat betreft het aanlanden en overladen van vis, de inspectie van vissersvaartuigen, documenten, aan boord gehouden vangst en vistuig en het gebruik van de havendiensten; en

b) verleent, voor zover dit praktisch haalbaar is en strookt met zijn nationale wetgeving en het internationaal recht, de vlagstaten bijstand wanneer een vissersvaartuig vrijwillig een van zijn havens aandoet en de vlagstaat van dat vaartuig verzoekt om bijstand met het oog op de naleving van dit verdrag en de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen.

111. Als een lid van de Commissie van oordeel is dat een vissersvaartuig dat van zijn havens gebruik maakt, een bepaling van dit verdrag of een door de Commissie vastgestelde instandhoudings- of beheersmaatregel heeft geschonden, brengt hij de betrokken vlagstaat, de Commissie en de andere betrokken staten en relevante internationale organisaties daarvan op de hoogte. Het lid van de Commissie bezorgt de vlagstaat en zo nodig de Commissie alle bescheiden ter zake, waaronder eventuele inspectieverslagen.

112. Dit artikel laat de overeenkomstig het internationaal recht geldende soevereiniteit van de verdragsluitende partijen over de havens op hun grondgebied onverlet.

Artikel 27

TOEZICHT, NALEVING EN HANDHAVING

113. De Commissie stelt passende samenwerkingsprocedures vast om te zorgen voor doeltreffend toezicht op en doeltreffende controle en bewaking van de visserij en om de naleving van dit verdrag en van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te garanderen; hierbij gaat het onder meer om:

a) de opstelling en bijwerking van een register van de Commissie van vaartuigen die in het verdragsgebied mogen vissen, het merken van vaartuigen en vistuig, het registreren van visserijactiviteiten en het rapporteren van bewegingen en activiteiten van vaartuigen aan de hand van een satellietvolgsysteem dat zodanig wordt opgezet dat het de integriteit en de veiligheid van bijna-realtime-transmissies aan de Commissie en de vlagstaat garandeert, onder meer door de mogelijkheid van rechtstreekse of gelijktijdige transmissie;

b) een inspectieprogramma voor de verdragsluitende partijen, zowel op zee als in de havens, met inbegrip van procedures voor de verdragsluitende partijen om in het verdragsgebied aan boord van elkaars vaartuigen te gaan en die te inspecteren, en procedures om te melden welke inspectievaartuigen en vliegtuigen van de verdragsluitende partijen aan het programma kunnen deelnemen;

c) het regelen en superviseren van het overladen van vangsten;

d) niet-discriminerende marktgerelateerde maatregelen die in overeenstemming zijn met het internationaal recht en tot doel hebben het toezicht te regelen op overladingen, aanlandingen en handel teneinde IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, waaronder, indien van toepassing, vangstdocumentatieregelingen;

e) het rapporteren van geconstateerde schendingen, gegevens over de voortgang van onderzoeken, de resultaten van onderzoeken en genomen handhavingsmaatregelen; en

f) het aanpakken van IOO-visserijactiviteiten, onder meer door het identificeren van bij IOO-visserijactiviteiten betrokken vaartuigen en het nemen van passende maatregelen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, zoals het opstellen van een lijst met IOO-vaartuigen, een en ander op dusdanige wijze dat eigenaars en exploitanten van bij dergelijke activiteiten betrokken vaartuigen de winst van deze activiteiten wordt ontnomen.

114. De Commissie kan procedures vaststellen in het kader waarvan de leden van de Commissie maatregelen, waaronder handelsgerelateerde maatregelen met betrekking tot visbestanden, kunnen toepassen op elke staat, lid van de Commissie, of elke entiteit waarvan de vissersvaartuigen betrokken zijn bij visserijactiviteiten die de doeltreffendheid van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen aantasten of op een andere wijze niet aan die instandhoudings- en beheersmaatregelen voldoen. De toe te passen maatregelen moeten bestaan uit een spectrum van mogelijke acties zodat rekening kan worden gehouden met de reden en de ernst van de niet-naleving, en zo nodig moeten samenwerkingsinitiatieven voor capaciteitsopbouw worden genomen. De toepassing van handelsgerelateerde maatregelen door een lid van de Commissie moet stroken met de internationale verplichtingen van dat lid en onder meer met zijn verplichtingen in het kader van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie.

115. Als de Commissie binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag geen procedures voor inspecties op zee als bedoeld in lid 1, onder b), of een alternatief mechanisme waarmee de leden van de Commissie feitelijk voldoen aan hun plichten uit hoofde van de Overeenkomst van 1995 en dit verdrag, heeft vastgesteld om ervoor te zorgen dat de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen worden nageleefd, worden de artikelen 21 en 22 van de Overeenkomst van 1995 tussen de verdragsluitende partijen van toepassing als waren zij deel van dit verdrag, en gelden voor het aan boord gaan en de inspectie van de vissersvaartuigen in het verdragsgebied, alsmede voor eventuele daaropvolgende handhavingsmaatregelen, de artikelen 21 en 22 van de Overeenkomst van 1995 en de aanvullende praktische procedures die de Commissie noodzakelijk acht voor de tenuitvoerlegging van die artikelen.

Artikel 28

WAARNEMERSPROGRAMMA

116. De Commissie stelt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag of een andere periode waartoe de Commissie kan besluiten, een waarnemersprogramma vast om geverifieerde vangst- en visserijinspanningsgegevens te verzamelen, alsmede andere wetenschappelijke gegevens en aanvullende informatie over de visserijactiviteit in het verdragsgebied en de effecten daarvan op het mariene milieu. De in het kader van het waarnemersprogramma verzamelde gegevens worden zo nodig ook gebruikt ter ondersteuning van de taken van de Commissie en haar hulporganen, waaronder het Technisch en Nalevingscomité. Het waarnemersprogramma wordt gecoördineerd door het Secretariaat van de Commissie en wordt flexibel opgezet, ten einde rekening te houden met de aard van de visbestanden en andere relevante factoren. In dit verband kan de Commissie contracten sluiten voor de uitvoering van het waarnemersprogramma.

117. Het waarnemersprogramma wordt uitgevoerd door onafhankelijke en onpartijdige waarnemers die worden gerecruteerd uit het personeel dat werkzaam is in het kader van door de Commissie erkende programma's of bij door de Commissie erkende dienstverleners. Het programma wordt zo veel mogelijk gecoördineerd met andere regionale, subregionale en nationale waarnemersprogramma's.

118. De Commissie houdt bij het opstellen van het waarnemersprogramma rekening met het advies van het Wetenschappelijk Comité en het Technisch en Nalevingscomité. Het programma wordt gerund overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde normen, voorschriften en procedures, onder meer:

a) een regeling voor het plaatsen, door een lid van de Commissie, van waarnemers op vaartuigen die de vlag van een ander lid van de Commissie voeren, mits dat lid daarmee instemt;

b) voor de verschillende visbestanden passende dekkingsgraden voor het toezicht op en de controle van de vangsten, de visserijinspanning, de vangstsamenstelling en andere gegevens betreffende de visserijactiviteiten;

c) voorschriften voor het verzamelen, valideren en rapporteren van wetenschappelijke gegevens en informatie over de toepassing van de bepalingen van dit verdrag en van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen; en

d) voorschriften om de veiligheid en de opleiding van waarnemers te garanderen, voorschriften met betrekking tot het verblijf van de waarnemers aan boord van het vaartuig en voorschriften om te garanderen dat de waarnemers volledige toegang hebben tot en gebruik kunnen maken van de aan boord van het vaartuig aanwezige faciliteiten en apparatuur die zij nodig hebben om hun taken doeltreffend uit te voeren.

Artikel 29

JAARVERSLAG VAN DE COMMISSIE

119. De Commissie publiceert jaarlijks een verslag met gegevens over de besluiten die zij heeft genomen om de doelstelling van dit verdrag te bereiken. Het verslag bevat ook informatie over de maatregelen die de Commissie heeft genomen naar aanleiding van eventuele aanbevelingen van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties of van de FAO.

120. Het verslag wordt voor het publiek beschikbaar gesteld en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de directeur-generaal van de FAO krijgen een exemplaar toegestuurd.

Artikel 30

BEOORDELING

121. De Commissie beoordeelt hoe doeltreffend de door haar vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn om de doelstelling van dit verdrag te bereiken en gaat na of die maatregelen stroken met de in artikel 3 omschreven beginselen en benaderingen. In het kader van deze beoordelingen, die minstens om de vijf jaar plaatsvinden, kan ook worden nagegaan hoe doeltreffend de bepalingen van dit verdrag zelf zijn.

122. De Commissie stelt de bij deze beoordelingen te hanteren taakomschrijving en te volgen werkwijze vast; deze beoordelingen worden uitgevoerd overeenkomstig de criteria die worden vastgesteld door de Commissie, die zich daarbij laat leiden door de beste internationale praktijken, en omvatten zo nodig bijdragen van de hulporganen en van een of meer als bevoegd erkende personen die onafhankelijk zijn van de Commissie.

123. De Commissie houdt rekening met de aanbevelingen die uit deze beoordelingen voortvloeien, onder meer door haar instandhoudings- en beheersmaatregelen en de mechanismen voor de uitvoering daarvan op adequate wijze bij te stellen. Voorstellen voor een wijziging van de bepalingen van dit verdrag die voortvloeien uit deze beoordelingen, worden behandeld overeenkomstig artikel 35.

124. Na voorlegging aan de Commissie worden de resultaten van deze beoordelingen openbaar gemaakt.

Artikel 31

SAMENWERKING MET ANDERE ORGANISATIES

125. De Commissie werkt voor kwesties van gemeenschappelijk belang samen met, naargelang van het geval, andere regionale organisaties voor visserijbeheer, de FAO, andere gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties en andere betrokken organisaties.

126. De Commissie houdt rekening met de instandhoudings- en beheersmaatregelen of aanbevelingen van andere regionale organisaties voor visserijbeheer en andere betrokken intergouvernementele organisaties die bevoegdheid hebben wat betreft het verdragsgebied, aan het verdragsgebied grenzende gebieden of specifieke levende mariene rijkdommen, waaronder niet-doelsoorten en met de doelbestanden geassocieerde of daarvan afhankelijke soorten, en die doelen nastreven welke met de doelstelling van dit verdrag stroken en die ondersteunen. Zij doet het nodige om ervoor te zorgen dat haar eigen besluiten met die instandhoudings- en beheersmaatregelen of aanbevelingen verenigbaar zijn en die ondersteunen.

127. De Commissie streeft ernaar geschikte regelingen te treffen voor overleg en samenwerking met die andere organisaties. Zij streeft met name naar samenwerking met andere betrokken organisaties om de IOO-visserij tegen te gaan en uiteindelijk te beëindigen.

Artikel 32

NIET-VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN

128. De leden van de Commissie wisselen informatie uit over de activiteiten van vissersvaartuigen die in het verdragsgebied vissen en de vlag van niet-verdragsluitende partijen voeren. De leden van de Commissie nemen afzonderlijk of gezamenlijk maatregelen die met dit verdrag en het internationaal recht in overeenstemming zijn, ten einde activiteiten van dergelijke vaartuigen die de doeltreffendheid van de in het verdragsgebied geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen aantasten, tegen te gaan en brengen bij de Commissie verslag uit over de maatregelen die zij hebben genomen tegen visserij in het verdragsgebied door niet-verdragsluitende partijen.

129. Met inachtneming van de artikelen 116 tot en met 119 van het Verdrag van 1982 mogen de leden van de Commissie afzonderlijk of gezamenlijk de aandacht van alle staten of visserijentiteiten die geen verdragsluitende partij zijn, vestigen op eventuele activiteiten die de verwezenlijking van het bij dit verdrag gestelde doel naar de mening van een lid of leden van de Commissie nadelig beïnvloeden.

130. De leden van de Commissie verzoeken afzonderlijk of gezamenlijk niet-verdragsluitende partijen waarvan de vaartuigen in het verdragsgebied vissen, om partij bij dit verdrag te worden of ermee in te stemmen volledig samen te werken bij de toepassing van de door de Commissie vastgestelde instandhouding- en beheersmaatregelen.

131. De leden van de Commissie streven er afzonderlijk of gezamenlijk naar de medewerking te verkrijgen van elke niet-verdragsluitende partij die als belangrijke haven- of marktstaat is geïdentificeerd, om te garanderen dat de doelstelling van dit verdrag wordt nageleefd.

Artikel 33

SAMENHANG MET ANDERE OVEREENKOMSTEN

132. Niets in dit verdrag doet afbreuk aan de rechten, de jurisdictie en de plichten van de verdragsluitende partijen op grond van de desbetreffende bepalingen van het internationaal recht als weergegeven in het Verdrag van 1982 of in de Overeenkomst van 1995.

133. Dit verdrag verandert niets aan de rechten en de verplichtingen van de verdragsluitende partijen op grond van andere overeenkomsten die met dit verdrag verenigbaar zijn en geen afbreuk doen aan de rechten en de verplichtingen van andere verdragsluitende partijen uit hoofde van dit verdrag.

Artikel 34

GESCHILLENBESLECHTING

134. De verdragsluitende partijen werken met elkaar samen om geschillen te voorkomen en stellen alles in het werk om geschillen in der minne op te lossen, onder meer door het geschil, als het van technische aard is, voor te leggen aan een ad-hocpanel van deskundigen.

135. In de gevallen waarin een geschil niet op de in lid 1 omschreven wijze wordt opgelost, gelden de bepalingen inzake geschillenbeslechting van deel VIII van de Overeenkomst van 1995 op overeenkomstige wijze voor elk geschil dat zich tussen de verdragsluitende partijen voordoet.

136. Lid 2 heeft geen invloed op de status van de verdragsluitende partijen ten aanzien van de Overeenkomst van 1995 of het Verdrag van 1982.

Artikel 35

WIJZIGINGEN

137. De tekst met de voorgestelde wijzigingen moet minstens 90 dagen vóór de vergadering van de Commissie aan de uitvoerend secretaris worden voorgelegd. De uitvoerend secretaris zendt onverwijld een exemplaar van die tekst aan alle leden van de Commissie.

138. Dergelijke voorstellen tot wijziging van dit verdrag worden door de Commissie goedgekeurd met een meerderheid van drie vierde van de stemmen van de aanwezige verdragsluitende partijen die een positieve of negatieve stem uitbrengen. De depositaris stuurt de goedgekeurde wijzigingen onverwijld aan alle verdragsluitende partijen.

139. Een wijziging treedt voor alle verdragsluitende partijen in werking 120 dagen na de datum van toezending die is vermeld in de kennisgeving waarin de depositaris de ontvangst meldt van de schriftelijke kennisgeving van goedkeuring van drie vierde van alle verdragsluitende partijen, tenzij een andere verdragsluitende partij binnen 90 dagen na de datum van toezending die is vermeld in voornoemde kennisgeving van ontvangst, de depositaris ervan in kennis stelt dat zij tegen de wijziging bezwaar indient, in welk geval de wijziging voor geen enkele verdragsluitende partij in werking treedt. Een verdragsluitende partij die tegen een wijziging bezwaar heeft ingediend, kan dat bezwaar te allen tijde intrekken. Als alle bezwaren tegen een wijziging zijn ingetrokken, treedt de wijziging voor alle verdragsluitende partijen in werking 120 dagen na de datum van toezending die is vermeld in de kennisgeving waarin de depositaris de ontvangst meldt van de laatste intrekking.

140. Elke staat, regionale organisatie voor economische integratie of andere in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde entiteit die na de goedkeuring van een wijziging overeenkomstig lid 2 een verdragsluitende partij wordt, wordt geacht door het gewijzigde verdrag te zijn gebonden zodra de wijziging overeenkomstig lid 3 in werking is getreden.

141. De depositaris stelt alle verdragsluitende partijen onverwijld in kennis van de ontvangst van kennisgevingen van goedkeuring van wijzigingen, de ontvangst van kennisgevingen van bezwaar of intrekking van bezwaren, en de inwerkingtreding van wijzigingen.

Artikel 36

ONDERTEKENING, BEKRACHTIGING, AANVAARDING EN GOEDKEURING

142. Dit verdrag staat open voor ondertekening door:

a) de staten, de regionale organisatie voor economische integratie en de andere in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde entiteiten die hebben deelgenomen aan het internationale overleg over de oprichting van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan, en

b) alle andere staten en andere in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde entiteiten die jurisdictie hebben over aan het verdragsgebied grenzende wateren,

en blijft voor ondertekening open gedurende 12 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van februari 2010.

143. Dit verdrag moet door de ondertekenaars worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.

144. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de depositaris.

Artikel 37

TOETREDING

145. Na het verstrijken van de ondertekeningstermijn kan tot dit verdrag worden toegetreden door elke staat, regionale organisatie voor economische integratie of andere in artikel 36, lid 1, bedoelde entiteit en door elke andere staat of in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde entiteit die belang bij de visbestanden heeft.

146. De akten van toetreding worden bij de depositaris neergelegd.

Artikel 38

INWERKINGTREDING

147. Dit verdrag treedt in werking op de 30e dag volgende op de datum van ontvangst door de depositaris van de achtste akte van bekrachtiging, toetreding, aanvaarding of goedkeuring, met dien verstande dat deze akten afkomstig moeten zijn van:

a) minstens drie kuststaten die aan het verdragsgebied grenzen en die zowel het deel van het verdragsgebied ten oosten van de meridiaan van 120° westerlengte als het deel van het verdragsgebied ten westen van de meridiaan van 120° westerlengte vertegenwoordigen; en van

b) minstens drie staten die geen aan het verdragsgebied grenzende kuststaat zijn en waarvan de vissersvaartuigen in het verdragsgebied vissen of hebben gevist.

148. Als dit verdrag binnen drie jaar na de vaststelling ervan niet overeenkomstig lid 1 in werking is getreden, treedt het in werking zes maanden na de neerlegging van de tiende akte van bekrachtiging, toetreding, aanvaarding of goedkeuring, of overeenkomstig lid 1, indien deze datum vroeger valt.

149. Wanneer een ondertekenaar dit verdrag na de inwerkingtreding ervan bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, treedt dit verdrag voor die ondertekenaar in werking op de 30e dag volgende op de dag van neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

150. Wanneer een staat of regionale organisatie voor economische integratie tot dit verdrag toetreedt na de inwerkingtreding ervan, treedt dit verdrag voor die staat of regionale organisatie voor economische integratie in werking op de 30e dag volgende op de dag van neerlegging van zijn of haar akte van toetreding.

151. Voor de toepassing van dit artikel omvat “visserij” uitsluitend de in artikel 1, lid 1, onder g) i) en ii), omschreven activiteiten.

Artikel 39

DE DEPOSITARIS

152. De regering van Nieuw-Zeeland is depositaris van dit verdrag en van de wijzigingen ervan. De depositaris doet gecertificeerde kopieën van dit verdrag aan alle ondertekenaars toekomen en laat dit verdrag door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties registreren overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

153. De depositaris stelt alle ondertekenaars van dit verdrag en alle verdragsluitende partijen in kennis van de ondertekeningen, van de krachtens de artikelen 36 of 37 neergelegde akten van bekrachtiging, toetreding, aanvaarding of goedkeuring en van de datum van inwerkingtreding van dit verdrag en van de wijzigingen ervan.

Artikel 40

DEELNAME DOOR TERRITORIA

154. De Commissie en haar hulporganen staan, mits de verdragsluitende partij die verantwoordelijk is voor hun externe betrekkingen daartoe toestemming heeft gegeven, open voor deelname van territoria in de regio die bij de visbestanden belang hebben.

155. Hoe en in welke mate de territoria deelnemen wordt door de verdragsluitende partijen in een afzonderlijk reglement van orde van de Commissie geregeld, rekening houdend met het internationaal recht, de verdeling van bevoegdheden op terreinen die onder dit verdrag vallen en de ontwikkeling van de capaciteiten van het betreffende territorium om rechten en verantwoordelijkheden uit hoofde van dit verdrag uit te oefenen. Het reglement van orde biedt de territoria het recht volledig deel te nemen aan de werkzaamheden van de Commissie en haar hulporganen, met uitzondering van het recht om te stemmen over besluiten, adviezen of aanbevelingen of om een consensus daarover te blokkeren.

156. Onverminderd lid 2 mogen alle betrokken territoria de vergaderingen van de Commissie en haar hulporganen bijwonen en toespreken. Bij de uitoefening van haar functies en het nemen van besluiten houdt de Commissie rekening met de belangen van alle deelnemers.

Artikel 41

OPZEGGING

157. Elke verdragsluitende partij kan zich uit dit verdrag terugtrekken door een schriftelijke kennisgeving, eventueel met opgave van redenen, te richten aan de depositaris. Als geen redenen worden aangegeven, verandert dat niets aan de geldigheid van de opzegging. De opzegging wordt één jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving van kracht, tenzij in de kennisgeving een latere datum is vermeld.

158. Opzegging van dit verdrag door een verdragsluitende partij verandert niets aan de financiële verplichtingen die die verdragsluitende partij tot het moment dat de opzegging van kracht wordt, op zich heeft genomen.

159. Opzegging van dit verdrag door een verdragsluitende partij verandert niets aan de plicht van die verdragsluitende partij om de in dit verdrag neergelegde verplichtingen na te komen die ook zonder dit verdrag voor haar zouden gelden op grond van het internationaal recht.

Artikel 42

BEËINDIGING

Aan dit verdrag komt automatisch een einde zodra, als gevolg van opzeggingen, het aantal verdragsluitende partijen minder dan vier bedraagt.

Artikel 43

VOORBEHOUD

Ten aanzien van dit verdrag kunnen geen voorbehouden of excepties worden gemaakt.

Artikel 44

VERKLARINGEN

Artikel 43 doet geen afbreuk aan het recht van een staat, een regionale organisatie voor economische integratie of een in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde entiteit om bij ondertekening en bekrachtiging van of toetreding tot dit verdrag verklaringen, ongeacht de formulering of de benaming die eraan wordt gegeven, af te geven, bijvoorbeeld ter bewerkstelliging van onderlinge overeenstemming tussen de eigen wetten en regels en de bepalingen van dit verdrag, voor zover die verklaringen niet bedoeld zijn om de rechtswerking van de bepalingen van dit verdrag op de betrokken staat, regionale organisatie voor economische integratie of entiteit teniet te doen of te veranderen.

Artikel 45

BIJLAGEN

De bijlagen zijn een integrerend deel van dit verdrag en een verwijzing naar dit verdrag is, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, tegelijk een verwijzing naar de betrokken bijlagen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, hun handtekening onder dit verdrag hebben gesteld.

Gedaan te Auckland, op veertien november tweeduizend en negen, in één origineel exemplaar.

Bijlage I

DELEN VAN HET VERDRAGSGEBIED DIE ONDER DE BEVOEGDHEID VALLEN VAN HET OOSTELIJK SUBREGIONAAL BEHEERSCOMITÉ EN VAN HET WESTELIJK SUBREGIONAAL BEHEERSCOMITÉ

160. Het Oostelijk Subregionaal Beheerscomité is bevoegd voor de opstelling en de aanbeveling aan de Commissie van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor het deel van het verdragsgebied dat ten oosten van de meridiaan van 120( westerlengte ligt.

161. Het Westelijk Subregionaal Beheerscomité is bevoegd voor de opstelling en de aanbeveling aan de Commissie van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor het deel van het verdragsgebied dat ten westen van de meridiaan van 120( westerlengte ligt.

Bijlage II

BEOORDELINGSPANEL

Oprichting

162. Het overeenkomstig artikel 17, lid 5, op te richten beoordelingspanel wordt samengesteld als volgt:

a) Het beoordelingspanel bestaat uit drie deskundigen op het vlak van de visserij die worden aangesteld uit de lijst die door de FAO uit hoofde van bijlage VIII, artikel 2, van het Verdrag van 1982 wordt opgesteld en bijgehouden, of uit een vergelijkbare lijst die door de uitvoerend secretaris wordt bijgehouden. Op de door de uitvoerend secretaris bijgehouden lijst staan deskundigen wier bevoegdheid op het gebied van de juridische, wetenschappelijke of technische aspecten van de onder dit verdrag vallende visserijtakken vaststaat en algemeen erkend is en die inzake eerlijkheid en integriteit een uitstekende reputatie hebben. Elk lid van de Commissie mag tot vijf deskundigen aanstellen en verstrekt informatie over de relevante kwalificaties en ervaring van elk van zijn kandidaten.

b) De voorzitter van de Commissie en het lid van de Commissie dat bezwaar tegen een besluit heeft ingediend, stellen allebei één lid aan. De naam van het lid dat wordt aangesteld door het bezwaarmakende lid van de Commissie, wordt vermeld in de kennisgeving, overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder a), van het bezwaar aan de uitvoerend secretaris. De naam van het lid dat door de voorzitter van de Commissie wordt aangesteld, wordt binnen tien dagen na afloop van de bezwaarperiode ter kennis gebracht van het lid van de Commissie dat het bezwaar heeft ingediend.

c) Het derde lid wordt binnen 20 dagen na afloop van de bezwaarperiode in onderlinge overeenstemming tussen het bezwaarmakende lid van de Commissie en de voorzitter van de Commissie aangesteld en is geen onderdaan van het bezwaarmakende lid van de Commissie. Als binnen deze termijn geen overeenstemming over de aanstelling van het derde lid wordt bereikt, wordt dit derde lid door de secretaris-generaal van het Permanente Hof van Arbitrage aangesteld, tenzij wordt overeengekomen dat een andere persoon of een derde land de aanstelling verricht.

d) Het beoordelingspanel wordt geacht te zijn opgericht op de datum waarop het derde lid is aangesteld, en dit derde lid zit het beoordelingspanel voor.

163. Als twee of meer leden van de Commissie op dezelfde gronden bezwaar tegen een besluit indienen of als krachtens artikel 17, lid 5, onder d), wordt overeengekomen dat bezwaren die op verschillende gronden tegen een besluit zijn ingediend, door hetzelfde beoordelingspanel mogen worden behandeld, bestaat het beoordelingspanel uit vijf leden uit de in lid 1, onder a), bedoelde lijsten en wordt dat panel als volgt samengesteld:

a) Eén lid wordt overeenkomstig lid 1, onder b), aangesteld door het lid van de Commissie dat als eerste bezwaar heeft ingediend, twee leden worden binnen tien dagen na afloop van de bezwaarperiode aangesteld door de voorzitter van de Commissie, één lid wordt binnen 15 dagen na afloop van de bezwaarperiode aangesteld in onderlinge overeenstemming tussen de leden van de Commissie die later bezwaar hebben ingediend en het laatste lid wordt binnen 20 dagen na afloop van de bezwaarperiode aangesteld in onderlinge overeenstemming tussen alle bezwaarmakende leden van de Commissie en de voorzitter van de Commissie. Als binnen de laatste twee termijnen geen overeenstemming over de laatste twee aanstellingen of een van die aanstellingen kan worden bereikt, worden de aanstellingen waarover geen overeenstemming is bereikt, verricht door de secretaris-generaal van het Permanente Hof van Arbitrage, tenzij wordt overeengekomen dat een andere persoon of een derde land de aanstelling of aanstellingen verricht.

b) Het beoordelingspanel wordt geacht te zijn opgericht op de datum waarop het laatste lid is aangesteld. Het beoordelingspanel wordt voorgezeten door het lid dat overeenkomstig punt a), wordt aangesteld in onderlinge overeenstemming tussen alle bezwaarmakende leden van de Commissie en de voorzitter van de Commissie.

164. Indien zich een vacature bij het beoordelingspanel voordoet, wordt in de vervanging voorzien op de voor de aanvankelijke aanstelling voorgeschreven wijze.

Werking

165. Het beoordelingspanel stelt zijn eigen reglement van orde vast.

166. Binnen 30 dagen na de oprichting van het beoordelingspanel wordt op een door dit panel vast te stellen plaats en datum een hoorzitting gehouden.

167. Elk lid van de Commissie kan bij het beoordelingspanel een memorandum over het te behandelen bezwaar indienen en het panel biedt die leden van de Commissie alle gelegenheid te worden gehoord.

168. Tenzij het beoordelingspanel gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak iets anders beslist, worden de kosten van het beoordelingspanel, met inbegrip van de bezoldiging van zijn leden, als volgt gedragen:

a) 70 procent door het bezwaarmakende lid van de Commissie of, als er meer dan één bezwaarmakend lid van de Commissie is, door al die leden in gelijke delen; en

b) 30 procent uit de jaarlijkse begroting van de Commissie.

169. De bevindingen en aanbevelingen van het beoordelingspanel worden bij meerderheid van stemmen van de leden vastgesteld. Elk lid van het panel kan een afzonderlijk of afwijkend oordeel toevoegen. Beslissingen over de procedure van het beoordelingspanel worden genomen bij meerderheid van stemmen van de leden.

170. Overeenkomstig artikel 17, lid 5, stuurt het beoordelingspanel binnen 45 dagen na zijn oprichting de uitvoerend secretaris zijn bevindingen en aanbevelingen door.

Bevindingen en aanbevelingen

171. De bevindingen en aanbevelingen van het beoordelingspanel worden als volgt behandeld:

Bevindingen van discriminatie

a) Als het beoordelingspanel van mening is dat het besluit waartegen bezwaar is ingediend, een formele of feitelijke discriminatie van het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie inhoudt en de alternatieve maatregelen van gelijke werking zijn als het besluit waartegen bezwaar is ingediend, worden de alternatieve maatregelen geacht gelijkwaardig te zijn aan het besluit en ter vervanging van het besluit bindend te zijn voor het betrokken lid of de betrokken leden van de Commissie.

b) Als het beoordelingspanel van mening is dat het besluit waartegen bezwaar is ingediend, een formele of feitelijke discriminatie van het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie inhoudt en de alternatieve maatregelen van gelijke werking zijn als het besluit waartegen bezwaar is ingediend mits in die maatregelen specifieke wijzigingen worden aangebracht, beveelt het beoordelingspanel die wijzigingen aan, onverminderd de punten d) en e). Binnen 60 dagen na ontvangst van de bevindingen en de aanbevelingen van het beoordelingspanel wijzig(t)(en) het (de) bezwaarmakende lid (leden) van de Commissie de betrokken alternatieve maatregelen volgens de aanbevelingen van het beoordelingspanel of leidt het (leiden zij) de geschillenbeslechtingsprocedure in waarin dit verdrag voorziet. De alternatieve maatregelen worden geacht gelijkwaardig te zijn aan het besluit waartegen bezwaar is ingediend zodra zij zijn gewijzigd volgens de aanbevelingen van het beoordelingspanel. Die alternatieve maatregelen worden dan in gewijzigde vorm voor het betrokken lid of de betrokken leden van de Commissie bindend ter vervanging van het besluit. Als het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie ervoor kiest (kiezen) de geschillenbeslechtingsprocedure waarin dit verdrag voorziet, in te leiden, zijn in afwachting van een uitspraak in deze procedure noch het besluit noch de gewijzigde alternatieve maatregelen bindend voor het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie.

c) Als het beoordelingspanel van mening is dat het besluit waartegen bezwaar is ingediend, een ongerechtvaardigde formele of feitelijke discriminatie van het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie inhoudt maar de alternatieve maatregelen niet van gelijke werking zijn als het besluit waartegen bezwaar is ingediend, stelt het bezwaarmakende lid of stellen de bezwaarmakende leden van de Commissie binnen 60 dagen de maatregelen vast die volgens de aanbevelingen van het beoordelingspanel van gelijke werking zijn als het besluit waartegen bezwaar is ingediend, of leidt het (leiden zij) de geschillenbeslechtingsprocedure in waarin dit verdrag voorziet, onverminderd de punten d) en e). Als het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie de door het beoordelingspanel aanbevolen maatregelen vaststellen, worden deze maatregelen geacht voor het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie bindend te zijn ter vervanging van het besluit. Als het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie ervoor kiest (kiezen) de geschillenbeslechtingsprocedure waarin dit verdrag voorziet, in te leiden, zijn in afwachting van een uitspraak in deze procedure noch het besluit noch de door het beoordelingspanel aanbevolen maatregelen bindend voor het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie.

d) Als het beoordelingspanel bevindingen opstelt en aanbevelingen doet overeenkomstig de punten b) of c), kan het bezwaarmakende lid of kunnen de bezwaarmakende leden van de Commissie binnen 30 dagen na de datum van toezending van de kennisgeving van die bevindingen en aanbevelingen om een buitengewone vergadering van de Commissie verzoeken. Binnen 45 dagen na ontvangst van een dergelijk verzoek roept de voorzitter een buitengewone vergadering bijeen.

e) Als de overeenkomstig punt d) bijeengeroepen buitengewone vergadering de aanbevelingen van het beoordelingspanel bevestigt of wijzigt, loopt de periode van 60 dagen die krachtens punt b) of punt c), naargelang van het geval, geldt voor de uitvoering van die bevindingen en aanbevelingen in de oorspronkelijke of de gewijzigde vorm of voor de inleiding van de geschillenbeslechtingsprocedure, vanaf de datum van toezending van het besluit aan de buitengewone vergadering. Als de buitengewone vergadering van de Commissie besluit de aanbevelingen van het beoordelingspanel niet te bevestigen of te wijzigen, maar het besluit waartegen bezwaar was ingediend, in te trekken en te vervangen door een nieuw besluit of een gewijzigde versie van het originele besluit, wordt het nieuwe of het gewijzigde besluit bindend voor de leden van de Commissie overeenkomstig artikel 17.

Bevindingen van inconsistentie

f) Als het beoordelingspanel van mening is dat het besluit waartegen bezwaar is ingediend, niet strookt met dit verdrag, het Verdrag van 1982 of de Overeenkomst van 1995, roept de voorzitter binnen 45 dagen na de kennisgeving van de bevindingen en de aanbevelingen van het beoordelingspanel een buitengewone vergadering bijeen om het besluit opnieuw te bezien in het licht van die bevindingen en aanbevelingen.

g) Als de buitengewone vergadering van de Commissie het besluit waartegen bezwaar is ingediend, intrekt en vervangt door een nieuw besluit of een gewijzigde versie van het vorige besluit, wordt het nieuwe of het gewijzigde besluit voor de leden van de Commissie bindend overeenkomstig artikel 17.

h) Als de buitengewone vergadering van de Commissie het oorspronkelijke besluit bevestigt, voert het bezwaarmakende lid van de Commissie of voeren de bezwaarmakende leden van de Commissie het besluit binnen 45 dagen uit of leidt het (leiden zij) binnen 45 dagen de geschillenbeslechtingsprocedure in waarin dit verdrag voorziet. Als het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie ervoor kiest (kiezen) de geschillenbeslechtingsprocedure waarin dit verdrag voorziet, in te leiden, is in afwachting van een uitspraak in deze procedure het besluit niet bindend voor het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie.

Bevindingen van niet-gegrondheid van het bezwaar

i) Als het beoordelingspanel van mening is dat het besluit waartegen bezwaar is ingediend, geen formele of feitelijke discriminatie van het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie inhoudt en niet ingaat tegen dit verdrag, het Verdrag van 1982 of de Overeenkomst van 1995, voert het bezwaarmakende lid van de Commissie of voeren de bezwaarmakende leden van de Commissie, onverminderd punt j), binnen 45 dagen het besluit uit of leidt het (leiden zij) de geschillenbeslechtingsprocedure in waarin dit verdrag voorziet. Als het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie ervoor kiest (kiezen) de geschillenbeslechtingsprocedure waarin dit verdrag voorziet, in te leiden, is in afwachting van een uitspraak in deze procedure het besluit niet bindend voor het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie.

j) Als het beoordelingspanel van mening is dat het besluit waartegen bezwaar is ingediend, geen formele of feitelijke discriminatie tegen het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie inhoudt en niet ingaat tegen dit verdrag, het Verdrag van 1982 of de Overeenkomst van 1995, maar dat de alternatieve maatregelen van gelijke werking zijn als het besluit en als dusdanig door de Commissie moeten worden aanvaard, zijn de alternatieve maatregelen in afwachting dat de Commissie die op haar volgende vergadering aanvaardt, voor het bezwaarmakende lid of de bezwaarmakende leden van de Commissie bindend ter vervanging van het besluit.

Bijlage III

PROCEDURES VOOR DE VASTSTELLING EN DE TOEPASSING VAN EEN TOTAAL TOEGESTANE VANGST OF EEN TOTAAL TOEGESTANE VISSERIJINSPANNING VOOR EEN GRENSOVERSCHRIJDEND VISBESTAND IN ZIJN HELE VERSPREIDINGSGEBIED

172. Overeenkomstig de artikelen 23 en 24 leggen de verdragsluitende kuststaten en de leden van de Commissie waarvan de vaartuigen vissen op een grensoverschrijdend visbestand dat voorkomt in onder nationale jurisdictie vallende gebieden en gebieden op de volle zee welke tot het aangrenzende verdragsgebied behoren, alle relevante wetenschappelijke, technische en statistische gegevens over dat visbestand aan de Commissie voor met het oog op bespreking door het Wetenschappelijk Comité en desgewenst door het Technisch en Nalevingscomité.

173. Overeenkomstig artikel 10 beoordeelt het Wetenschappelijk Comité de toestand van het grensoverschrijdende visbestand in zijn hele verspreidingsgebied en geeft het de Commissie en het betrokken subregionaal beheerscomité advies over een passende totaal toegestane vangst of totaal toegestane visserijinspanning voor dat bestand in zijn hele verspreidingsgebied. Zo mogelijk wordt in dit advies geraamd in welke mate de vaststelling, op verschillende niveaus, van een totaal toegestane vangst of totaal toegestane visserijinspanning bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstelling of doelstellingen van door de Commissie opgestelde beheersstrategieën of –plannen.

174. Overeenkomstig artikel 12 stelt het betrokken subregionaal beheerscomité, op basis van het advies van het Wetenschappelijk Comité en van eventueel ter zake doend advies van het Technisch en Nalevingscomité, voor de Commissie aanbevelingen op over een totaal toegestane vangst of een totaal toegestane visserijinspanning voor het betrokken visbestand in zijn hele verspreidingsgebied en over passende maatregelen die moeten garanderen dat de totaal toegestane vangst of de totaal toegestane visserijinspanning niet wordt overschreden.

175. Overeenkomstig de artikelen 16 en 20 stelt de Commissie, op basis van de aanbevelingen en het advies van het Wetenschappelijk Comité en het betrokken subregionaal beheerscomité en van eventueel ter zake doend advies van het Technisch en nalevingscomité, een totaal toegestane vangst of totaal toegestane visserijinspanning vast voor het betrokken visbestand in zijn hele verspreidingsgebied en neemt zij passende maatregelen om te garanderen dat de totaal toegestane vangst of de totaal toegestane visserijinspanning niet wordt overschreden.

176. Met betrekking tot de instandhouding en het beheer van Trachurus murphyi (horsmakreel) geeft de Commissie zo nodig voorrang aan de vaststelling overeenkomstig artikel 20 van een totaal toegestane vangst, onverminderd eventuele andere instandhoudings- en beheersmaatregelen die volgens haar moeten worden genomen om de instandhouding en het duurzaam gebruik van dat visbestand te garanderen.

Bijlage IV

VISSERIJENTITEITEN

177. Na de inwerkingtreding van dit verdrag kunnen visserijentiteiten waarvan vaartuigen op visbestanden hebben gevist of van plan zijn daarop te vissen, door een aan de depositaris voorgelegde akte hun vast voornemen te kennen geven om de bepalingen van dit verdrag na te leven en aan alle op grond van dit verdrag vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te voldoen. Deze verbintenis wordt 30 dagen na de datum van ontvangst van de akte van kracht. Elke dergelijke visserijentiteit kan via een aan de depositaris gerichte schriftelijke kennisgeving zijn verbintenis opzeggen. De opzegging wordt één jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving van kracht, tenzij in de kennisgeving een latere datum is vermeld.

178. Alle in lid 1 bedoelde visserijentiteiten kunnen door een aan de depositaris voorgelegde akte hun vast voornemen te kennen geven om de overeenkomstig artikel 35, lid 3, gewijzigde bepalingen van dit verdrag na te leven. Deze verbintenis wordt van kracht met ingang van een van de in artikel 35, lid 3, bedoelde datums of op de datum van ontvangst van de in dit lid bedoelde akte indien deze later valt.

179. Een visserijentiteit die overeenkomstig lid 1 haar vast voornemen te kennen heeft gegeven om de bepalingen van dit verdrag na te leven en aan alle op grond van dit verdrag vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te voldoen, moet de verplichtingen van de leden van de Commissie nakomen en mag overeenkomstig dit verdrag deelnemen aan de werkzaamheden van de Commissie, met inbegrip van het nemen van besluiten. Voor de toepassing van dit verdrag hebben verwijzingen naar de Commissie of leden van de Commissie ook betrekking op deze visserijentiteiten.

180. Als een geschil waarbij een visserijentiteit betrokken is die heeft verklaard ermee in te stemmen overeenkomstig deze bijlage te worden gebonden door dit verdrag, niet in der minne kan worden geregeld, wordt het geschil, op verzoek van een van de partijen bij het geschil, door definitieve en bindende arbitrage overeenkomstig de relevante regels van het Permanente Hof van Arbitrage beslecht.

181. De bepalingen van deze bijlage inzake de deelname van visserijentiteiten zijn uitsluitend bedoeld voor dit verdrag.

[1] PB C […] van […], blz. […].