Home

Verslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2009 Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2010 over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2009 (2010/2059(INI))

Verslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2009 Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2010 over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2009 (2010/2059(INI))

3.4.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 99/39


Donderdag 25 november 2010
Verslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2009

P7_TA(2010)0435

Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2010 over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2009 (2010/2059(INI))

2012/C 99 E/08

Het Europees Parlement,

gezien het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2009,

gelet op artikel 24, lid 3,en artikel 228 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gelet op de artikelen 41 en 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gelet op Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt(1),

gezien de raamovereenkomst over samenwerking die op 15 maart 2006 is gesloten tussen het Europees Parlement en de ombudsman, en die op 1 april 2006 in werking is getreden,

gezien de mededeling van de Commissie van 5 oktober 2005 over „Machtiging tot het aannemen en doorsturen van mededelingen aan de ombudsman en tot het autoriseren van ambtenaren om voor de ombudsman te verschijnen” (SEC(2005)1227),

onder verwijzing naar Besluit nr. 2008/587/EG, Euratom van het Europees Parlement van 18 juni 2008 tot wijziging van Besluit nr. 94/262/EGKS, EG, Euratom inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt(2),

gezien de per 1 januari 2009 van kracht geworden herziene uitvoeringsbepalingen van de Ombudsman, waarin rekening is gehouden met de wijzigingen in zijn statuut,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de activiteiten van de Europese ombudsman,

gelet op artikel 205, lid 2, tweede en derde zin, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A7-0275/2010),

A.

overwegende dat het jaarverslag 2009 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman op 19 april 2010 officieel is aangeboden aan de Voorzitter van het Parlement en dat de ombudsman, de heer Nikiforos Diamandouros, zijn verslag op 4 mei 2010 in Brussel aan de Commissie verzoekschriften heeft voorgelegd,

B.

overwegende dat artikel 24 VWEU bepaalt: „Iedere burger van de Unie kan zich wenden tot de overeenkomstig artikel 228 ingestelde ombudsman”,

C.

overwegende dat artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie als volgt luidt: „Eenieder heeft er recht op dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld”,

D.

overwegende dat artikel 43 van het Handvest bepaalt dat „iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht [heeft] zich tot de ombudsman van de Unie te wenden over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak”,

E.

overwegende dat sinds de inwerkingtreding van het VWEU het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid alsmede de werkzaamheid van de Europese Raad binnen de bevoegdheidskring van de Ombudsman vallen,

F.

eveneens overwegende dat de Ombudsman ingevolge artikel 228 VWEU thans „na iedere verkiezing van het Europees Parlement voor de zittingsduur van deze instelling wordt gekozen”, en niet meer door het Parlement wordt „benoemd”,

G.

overwegende dat het werk van de Ombudsman bijdraagt aan de totstandbrenging van een Unie „waarin de besluiten zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen”, zoals in artikel 1, tweede alinea, Verdrag betreffende de Europese Unie,

H.

overwegende dat de ombudsman in 2009 3 098 klachten heeft ontvangen tegen 3 406 in 2008, en dat 727 daarvan onder zijn bevoegdheid bleken te vallen, tegen 802 in 2008,

I.

overwegende dat de Europese Ombudsman in 2009 335 onderzoeken heeft ingeleid op grond van klachten, en 318 onderzoeken heeft afgerond en gesloten, waarvan hij er 311 naar aanleiding van klachten en 7 ambtshalve had ingesteld,

J.

overwegende dat in 179 van de in 2009 afgehandelde gevallen (56 % van het totaal) de betrokken instelling instemde met een minnelijke schikking of regeling van het probleem, hetgeen laat zien dat de EU-instellingen en -organen in hoge mate bereid zijn om klachten bij de ombudsman te zien als gelegenheid om fouten te herstellen en met de ombudsman mee te werken, in het belang van de burgers,

K.

overwegende dat de Europese Ombudsman in 2009 in 12 % van de gevallen (37 onderzoeken) tot de bevinding kwam dat van onbehoorlijk bestuur sprake was, waarbij hij in 35 gevallen kritische opmerkingen heeft gemaakt,

L.

overwegende dat er in 2009 15 ontwerpaanbevelingen zijn gedaan,

M.

overwegende dat de meest voorkomende klachten over onbehoorlijk bestuur betrekking hadden op gebrek aan transparantie c.q. onthouding van informatie (36 % van de onderzoeken), onrechtmatigheid of misbruik van bevoegdheid (14 %), vermijdbare vertragingen (13 %), procedurefouten (13 %), onzorgvuldigheid (6 %), verzuim van de Commissie in haar taak als hoedster van de Verdragen (6 %), onjuiste rechtstoepassing (6 %) en discriminatie (5 %),

N.

overwegende dat de gemiddelde duur van de behandeling van een klacht van 13 maanden in 2008 is teruggelopen tot 9 maanden in 2009, hetgeen getuigt van de inspanningen die de Ombudsman zich getroost om de gemiddelde duur van een onderzoek te bekorten en van de geest van samenwerking bij de instellingen die in een onderzoek zijn betrokken,

O.

overwegende dat geen enkel geval van onbehoorlijk bestuur in 2009 aanleiding is geweest tot een speciaal verslag aan het Europees Parlement,

P.

overwegende dat de kritische opmerkingen en aanbevelingen van de Ombudsman juridisch niet bindend zijn maar bedoeld zijn om instellingen en organen van de Europese Unie aan te zetten tot zelfcontrole en te voorkomen dat fouten en misstanden zich in de toekomst herhalen,

Q.

overwegende dat de rol van de Ombudsman zich sinds de instelling van het ambt heeft ontwikkeld dankzij de onafhankelijkheid van de Ombudsman en de democratische controle op diens werkzaamheden door het Parlement en de Commissie verzoekschriften,

R.

overwegende dat het essentieel is dat de Europese instellingen en organen ten volle gebruik maken van de noodzakelijke middelen om te voldoen aan hun verplichting om de burgers snel en concreet antwoord te geven op hun vragen, klachten en verzoekschriften,

S.

overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 6 september 2001(3) de code van behoorlijk bestuur die de Ombudsman heeft opgesteld, heeft goedgekeurd,

T.

overwegende dat het Europees Netwerk van Ombudsmannen de mogelijkheid geeft om indieners van klachten door te verwijzen naar de ombudsmannen of andere soortgelijke instanties die op hun niveau het meest geschikt zijn hulp te bieden, en ook om gegevens en optimale werkmethoden uit te wisselen,

U.

overwegende dat de activiteiten van de Ombudsman die van de Commissie verzoekschriften elkaar aanvullen en een grotere doelmatigheid van hun respectieve werkzaamheden ten goede komen,

1.

keurt het door de Europese ombudsman voorgelegde jaarverslag over het jaar 2009 goed;

2.

wijst erop dat de Ombudsman sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon over een sterkere democratische legitimatie beschikt, dankzij zijn verkiezing door het Parlement, en zijn bevoegdheidskring ziet uitgebreid met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid alsmede de bezigheden van de Europese Raad;

3.

is verheugd over het feit dat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, het Handvest van de grondrechten, dat thans bindende werking heeft, het recht op goed bestuur noemt onder de grondrechten die uit het burgerschap van de Unie voortvloeien; verzoekt de Ombudsman daarom bij de dagelijkse behandeling van klachten ook toe te zien op de eerbiediging van het handvest van de grondrechten;

4.

beschouwt transparantie, toegang tot informatie en respectering van het recht op behoorlijk bestuur als onontbeerlijke voorwaarden voor het vertrouwen van de burgers in het vermogen van de instellingen om hun rechten te doen gelden;

5.

is van mening dat de term „onbehoorlijk bestuur” steeds ruim moet worden uitgelegd, zodat hieronder niet alleen inbreuken op rechtsvoorschriften of algemene beginselen van het Europees bestuursrecht vallen, zoals objectiviteit, evenredigheid, gelijke behandeling, non-discriminatie en eerbiediging van mensenrechten en fundamentele vrijheden, maar eveneens gevallen waar een instelling niet op consistente wijze en te goeder trouw handelt of geen rekening houdt met de legitieme verwachtingen van burgers, inclusief wanneer een instantie zich er zelf toe heeft verplicht bepaalde regels en normen in acht te nemen zonder dat zij hiertoe op grond van de verdragen of van afgeleide wetgeving verplicht is;

6.

complimenteert de Ombudsman met de duidelijke en bondige uiteenzetting van zijn werkzaamheden; doet niettemin de suggestie om in de toekomst in de samenvatting van de werkzaamheden en de thematische analyse meer accent te leggen op structurele problemen en transversale tendensen;

7.

is van oordeel dat de ombudsman zijn bevoegdheden steeds op actieve en evenwichtige wijze uitoefent, zowel wat betreft het onderzoek en de behandeling van klachten en de uitvoering en afronding van onderzoeken als het onderhouden van constructieve betrekkingen met de instellingen en organen van de Europese Unie en de bewustmaking van de burgers van hun rechten tegenover de instellingen en organen;

8.

spreekt zijn waardering uit voor de uitstekende verhouding binnen de institutionele kaders tussen de Ombudsman en de Commissie verzoekschriften waar het gaat om het wederzijds respecteren van bevoegdheden en voorrechten; kan de door de ombudsman reeds ingestelde gewoonte om te zorgen voor een vertegenwoordiger bij alle vergaderingen van de Commissie verzoekschriften slechts aanmoedigen;

9.

waardeert de wezenlijke bijdrage die het Europees Netwerk van Ombudsmannen, dat in 32 landen met 94 kantoren wordt vertegenwoordigd en waarbij ook de Commissie verzoekschriften is aangesloten, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel levert; spreekt zijn waardering uit voor de samenwerking tussen de Europese ombudsman en de ombudsmannen en soortgelijke organen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau in de lidstaten;

10.

neemt akte van het feit dat de Ombudsman in 2009 3 098 klachten heeft ontvangen en dat er in dat jaar 318 onderzoeken werden afgerond en gesloten;

11.

is gelukkig met het grote aantal procedures dat met in der minne of door de betrokken instelling is geregeld (56 %), hetgeen getuigt van de constructieve samenwerking tussen Ombudsman en instellingen en organen van de Unie; moedigt de Ombudsman, de instellingen en organen van de Unie aan om hun inspanningen in die richting voort te zetten;

12.

is eveneens gelukkig met de inspanningen die de Ombudsman zich heeft getroost om de gemiddelde duur van zijn onderzoeken te bekorten tot 9 maanden; verlangt dat alle instellingen en organen van de EU worden voorzien van de nodige middelen en mankracht om klachten en verzoekschriften snel te kunnen afhandelen;

13.

neemt nota van het feit dat meer dan een derde van de onderzoeken die de Ombudsman in 2009 heeft ingesteld, betrekking heeft op gebrek aan transparantie; verlangt daarom dat men zich bij de huidige herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 niet beperkt tot het bestaande recht inzake toegang tot informatie en tot documenten, maar een meer proactieve koers vaart;

14.

is verheugd over de vooruitgang die in 2009 is geboekt waar het gaat om een vlottere toegang voor de Ombudsman tot de vertrouwelijke documenten van de Raad;

15.

neemt kennis van de communicatiestrategie en de opbouw van de Internetsite die volgens de Ombudsman het aantal niet-ontvankelijke klachten mede heeft doen afnemen, en moedigt de Ombudsman aan in zijn ijver de Europese burgers voor te lichten over zijn taken en de omvang van zijn bevoegdheden, en over hun rechten;

16.

sluit zich aan bij de opinie van de Ombudsman, dat behalve inachtneming van dwingendrechtelijke bepalingen die voor de administratie bindend zijn, ook bevordering van een cultuur van waarachtige dienstbaarheid aan de burger essentieel is voor een behoorlijk bestuur; verzoekt de Ombudsman daarom meer initiatieven te ontplooien om de instellingen en Europese burgers deze cultuur van dienstbaarheid bij te brengen;

17.

betreurt het hoge aantal klachten over vermijdbare vertraging bij de registratie van aanvragen, behandeling van dossiers en het nemen van besluiten; stelt voor om in het kader van de herziening van het Financieel Reglement, te voorzien in de mogelijkheid van financiële vergoeding in gevallen van klaarblijkelijke en langdurige vertraging;

18.

neemt ter kennis dat de Ombudsman met succes een ambtshalve onderzoek heeft afgerond naar de regels die de Commissie hanteert jegens aanvragen van burgers om toegang tot documenten in verband met niet-nakomingsprocedures; spoort aan tot versterking van de samenwerking met de Commissie verzoekschriften en geeft de Ombudsman in overweging, haar regelmatig op de hoogte te houden van de door hem ingestelde ambtshalve onderzoeken en de uitkomsten daarvan; vraagt de Commissie om een opener en proactievere opstelling op het punt van informatie omtrent niet-nakomingsprocedures;

19.

verwacht dat de gedragscode voor behoorlijk bestuur die de Ombudsman heeft opgesteld en die het Parlement in zijn resolutie van 6 september 2001 heeft goedgekeurd, gids en toeverlaat zal zijn voor het personeel van alle EU-instellingen en -organen; acht het verheugend dat de gedragscode door het Europees Economisch en Sociaal Comité is goedgekeurd; vindt het eveneens verheugend dat er een gemeenschappelijk akkoord is overeengekomen met de Europese Investeringsbank voor de behandeling van klachten; verzoekt de Ombudsman een herziening van de gedragscode in overweging te nemen aan de hand van de ervaring van de afgelopen 10 jaar, en in het kader daarvan toe te zien op de bevordering en uitwisseling van goede praktijken;

20.

betreurt het dat de Europese Ombudsman geen melding maakt van het aantal klachten die bij de nationale ombudsmannen binnenkomen over onjuiste toepassing van het gemeenschapsrecht in de lidstaten; geeft de Europese Ombudsman in overweging deze cijfers bijeen te tellen om een beter beeld te krijgen van het probleem;

21.

verzoekt de Ombudsman de nationale ombudsmannen aan te zetten tot regelmatige gedachtewisselingen met de nationale parlementen, naar het voorbeeld van de gedachtewisselingen tussen de Europese ombudsman en het Parlement;

22.

verzoekt de Europese Commissie een Europese wet bestuursrecht uit te werken die voor alle instellingen, organen en agentschappen van de Unie geldt;

23.

vestigt de aandacht van de Ombudsman op de nieuwe procedure die EPSO bij de personeelselectie hanteert en geeft hem de suggestie de toepassing daarvan te observeren en de geconstateerde ontwikkelingen te analyseren;

24.

is voorstander van het idee van één gemeenschappelijk intranetportaal voor alle leden van het Europees Netwerk van Ombudsmannen, met het oog op een regelmatige verspreiding van de resultaten;

25.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de Commissie verzoekschriften te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ombudsmannen of soortgelijke bevoegde organen aldaar.