Home

Internetgovernance: de volgende stappen Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2010 over internetgovernance: de volgende stappen (2009/2229(INI))

Internetgovernance: de volgende stappen Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2010 over internetgovernance: de volgende stappen (2009/2229(INI))

12.8.2011

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 236/33


Dinsdag 15 juni 2010
Internetgovernance: de volgende stappen

P7_TA(2010)0208

Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2010 over internetgovernance: de volgende stappen (2009/2229(INI))

2011/C 236 E/05

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie met als titel „Internetgovernance: de volgende stappen” (COM(2009)0277),

gezien de mededeling van de Commissie met als titel „Europa beschermen tegen grootschalige cyberaanvallen en verstoringen: verbeteren van de paraatheid, beveiliging en veerkracht” (COM(2009)0149),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 oktober 1998 over de mondialisering en de informatiemaatschappij: de behoefte aan een versterking van de internationale coördinatie(1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 februari 2001 over de organisatie en het beheer van het internet – internationale en Europese beleidskwesties 1998-2000(2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 april 2001 over de volgende internetgeneratie: de behoefte aan een onderzoeksinitiatief van de Europese Unie(3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 juni 2005 over de informatiemaatschappij(4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 december 2005 over de mensenrechten en de persvrijheid in Tunesië en de evaluatie van de wereldtop over de informatiemaatschappij in Tunis(5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2006 over vrijheid van meningsuiting op het internet(6),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2008 over het tweede forum voor internetgovernance dat plaatsvond in Rio de Janeiro van 12 tot 15 november 2007(7),

gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 26 maart 2009 over de versterking van de veiligheid en van de fundamentele vrijheden op het internet(8),

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie cultuur en onderwijs, de Commissie juridische zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0185/2010),

A.

overwegende dat het internet een uiterst belangrijk communicatiemiddel vormt met een enorme impact op de hele samenleving,

B.

overwegende dat internetgovernance onderwerpen beslaat die betrekking hebben op de bescherming en garantie van fundamentele rechten en vrijheden, toegang tot en gebruik van het internet, kwetsbaarheid van het internet voor cyberaanvallen enzovoort,

C.

overwegende dat cybercriminaliteit een groeiende bedreiging vormt voor samenlevingen die afhankelijk zijn van ICT, en overwegende dat aansporingen tot terroristische aanvallen, op haat berustende misdaden en kinderpornografie toegenomen zijn en individuele personen, onder wie kinderen, in gevaar brengen,

D.

overwegende dat het kruispunt tussen computercriminaliteit, internetrechtspraak en cloud computing als een nieuw aspect van internetgovernance op Europees niveau van groot belang is,

E.

overwegende dat bepaalde aspecten van internetgovernance betrekking hebben op internetadressering en andere overwegend technische onderwerpen die het werkterrein vormen van organismen zoals - onder meer - de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN), de Internet Assigned Numbers Authority (IANA), de Internet Engineering Task Force (IETF) en de Regional Internet Registries,

F.

overwegende dat de privésector tot dusver een leidende en positieve rol heeft gespeeld voor wat internetgovernance betreft, maar dat de rol van de overheid bij de uitwerking van een overkoepelende strategie moet worden versterkt,

G.

overwegende dat regeringen een belangrijke rol spelen op het vlak van de uitbreiding van internetgovernance in het openbaar belang, in het bijzonder voor wat betreft de bescherming en garantie van fundamentele rechten en vrijheden alsook de veiligheid, integriteit en het herstellingsvermogen van het internet, terwijl de privésector een essentiële rol speelt door te zorgen voor de nodige investeringen, expertise en ondernemersinitiatieven,

H.

overwegende dat het internationale forum voor internetgovernance (Internet Governance Forum of IGF) en verscheidene nationale en regionale fora belangrijke platformen zijn voor de dialoog tussen alle belanghebbenden over het beheer van het internet,

I.

overwegende dat het engagement van het Europees Parlement en de andere Europese instellingen voor internet als een vrij en internationaal openbaar goed al lang bestaat,

1.

is van mening dat het internet een internationaal openbaar goed is dat in het belang van elkeen moet worden beheerd;

2.

erkent dat het internet van wezenlijk belang is voor de praktische uitoefening van het recht op vrije meningsuiting, culturele diversiteit, de pluriformiteit van de media, democratisch burgerschap, alsook voor onderwijs en de toegang tot informatie, waardoor het één van de belangrijkste instrumenten vormt voor de wereldwijde verspreiding van democratische waarden;

3.

wijst erop dat het internet is uitgegroeid tot een onmisbaar hulpmiddel voor de bevordering van democratische initiatieven, politieke discussies en digitale geletterdheid en voor de verspreiding van kennis; herhaalt dat internettoegang zowel garant staat voor als afhangt van de uitoefening van een aantal essentiële grondrechten, zoals onder meer eerbied voor het privéleven, bescherming van gegevens, vrije meningsuiting, vrijheid van spreken en vrijheid van vereniging, persvrijheid, vrije politieke meningsuiting en vrije deelname aan het politieke leven, niet-discriminatie, onderwijs en culturele en taalkundige verscheidenheid; onderstreept dat de daarbij op de respectieve niveaus betrokken instellingen en partijen er daarom gezamenlijk moeten op toezien dat iedereen zijn recht om deel te nemen aan de informatiemaatschappij kan uitoefenen – in het bijzonder oudere mensen, die meer moeilijkheden ondervinden om zich met de nieuwe technologieën vertrouwd te maken, en dat er tegelijk ook oplossingen moeten worden gevonden voor de tweeledige problematiek van digibetisme en democratische uitsluiting in het elektronische tijdperk;

4.

onderstreept eveneens dat het noodzakelijk is de ontwikkeling van „bottom-up”-initiatieven en e-democratie te ondersteunen, en er tegelijkertijd op toe te zien dat er afdoende garanties worden geboden tegen nieuwe vormen van bewaking, controle en censuur door overheids- of privéactoren, opdat de vrijheid van internettoegang en de bescherming van het privéleven geen dode letter blijven maar als reëel worden ervaren;

5.

benadrukt dat het Europees cultureel erfgoed moet worden beschermd en bevorderd, ook via het internet; is van mening dat het internet een fundamentele rol speelt bij het bevorderen van innovatie en het verkleinen van de digitale, sociale en culturele kloof binnen Europa in vergelijking met andere delen van de wereld; verheugt zich over het feit dat de Commissie inziet dat de digitale kloof moet worden gedicht en de ontwikkelingsaspecten van internetgovernance begrijpt; is echter van mening dat er eveneens aandacht moet worden besteed aan de vele oudere burgers in zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden die zich in deze nieuwe onlinewereld vaak aan hun lot overgelaten voelen; merkt op dat het internet een doeltreffend instrument kan zijn voor sociale integratie en dat onze oudere burgers moeten worden geïntegreerd; vraagt met aandrang om meer voorlichting over het gebruik van de door het internet aangeboden hulpmiddelen en over de gebruikscriteria voor deze hulpmiddelen;

6.

erkent dat het toegenomen internetgebruik door burgers, consumenten, bedrijven en overheden betekent dat dit communicatiemiddel één van de fundamentele elementen van de verwezenlijking van de interne markt in de EU aan het worden is; benadrukt in deze context de noodzaak van passende bescherming van de consument en van de rechten van de houders van intellectuele-eigendomsrechten op het internet; onderstreept eveneens dat de burgerlijke rechten en vrijheden van internetgebruikers moeten worden gewaarborgd; erkent het belang van het internet als informatiemiddel en als middel om de rechten van de consument te bevorderen;

7.

onderstreept dat internetgovernance e-handel en grensoverschrijdende transacties moet vergemakkelijken door de zelfregulerende taken te decentraliseren, met name voor wat de opstelling van voorwaarden voor de intrede van nieuwe concurrenten betreft;

8.

vraagt om eenvoudiger toegang tot en ontwikkeling van het internet in nieuwere lidstaten, met name in plattelandsgebieden en ontwikkelingslanden, door middel van door de Europese Unie gefinancierde programma's; wil voorts dat deze landen meer invloed krijgen bij de vormgeving van het beleid op het vlak van internetgovernance;

9.

meent dat internetgovernance ter vrijwaring van het streven van de EU om het internet te handhaven als een internationaal gemeenschappelijk goed, gebaseerd moet zijn op een breed en evenwichtig model waarin zowel de openbare sector als de privésector een rol spelen, geen enkele entiteit of entiteitengroep de bovenhand kan krijgen en pogingen door overheden of supranationale autoriteiten om de informatiestroom op het internet te controleren, worden verhinderd, en dat in wisselwerking staat met multistakeholderprocessen op het vlak van internetgovernance, die een doeltreffend mechanisme blijven vormen voor de bevordering van wereldwijde samenwerking;

10.

onderstreept dat de waarden waarop de Unie berust, zoals vermeld in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kernwaarden en einddoelen van de Europese Unie vormen; vraagt de Europese Commissie en de lidstaten daarom ervoor te zorgen dat alle activiteiten in verband met internetgovernance in overeenstemming zijn met deze waarden en doelen, in het bijzonder op internationale fora voor internetgovernance waaraan landen deelnemen wier waarden sterk verschillen van de Europese waarden; meent dat de internationale dialoog met deze landen op het gebied van internetreglementering moet worden geïntensiveerd, met als doel conflicten te vermijden;

11.

gelooft dat de regeringen zich moeten toespitsen op kwesties die van essentieel belang zijn voor een wereldwijd openbaar internetbeleid, net zoals leiderschap in de privésector moet berusten op respect voor de beginselen van het openbaar beleid en voor bestaande wetgeving, of anders het beginsel van niet-inmenging moeten aanhangen, behalve in geval van nood in uitzonderlijke omstandigheden, en dat hun optreden zelfs dan in overeenstemming moet zijn met de fundamentele mensenrechten en het evenredigheidsbeginsel;

12.

is van mening dat regeringen zich niet mogen mengen in het dagelijkse internetbeheer, innovatie en mededinging niet mogen schaden met onnodige, belastende en restrictieve regelgeving en niet mogen proberen om dit domein, dat een wereldwijd gemeenschappelijk goed is en moet blijven, te controleren;

13.

vraagt dat regeringen ophouden de internettoegang te beperken door middel van onder meer censuur, blokkeringen en filters, en niet meer eisen dat privé-instanties dit doen; dringt aan op de garantie van een open internet, waar gebruikers toegang hebben tot informatie, informatie kunnen verspreiden en gebruik kunnen maken van de computerprogramma's en diensten van hun keuze, zoals voorzien in het hervormde regelgevingskader voor elektronische communicatie;

14.

beklemtoont dat restricties die als noodzakelijk beschouwd worden, beperkt moeten blijven tot het in een democratische samenleving benodigde minimum, een wettelijke basis moeten hebben en doeltreffend en evenredig moeten zijn; benadrukt dat de bescherming van minderjarigen moet worden gegarandeerd, en verzoekt de lidstaten bovendien maatregelen te nemen – bijvoorbeeld aan de hand van het waarschuwingssysteem in het openbaar belang dat voorhanden is in het kader van Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG, Richtlijn 2002/58/EG en Verordening (EG) nr. 2006/2004, met betrekking tot consumentenrechten (consumentenrechtenrichtlijn)(9) – om minderjarigen in staat te stellen om op verantwoorde wijze gebruik te maken van het internet en van online-informatiediensten, en om het bewustzijn van de mogelijke gevaren van nieuwe diensten te vergroten;

15.

verzoekt om meer initiatieven om het internet veiliger te maken voor kinderen, de wereldwijde uitwisseling van beste praktijken te bevorderen en de internationale samenwerking in de strijd tegen schadelijke of illegale informatie op het internet te versterken, in het bijzonder op het gebied van seksueel misbruik van kinderen op het internet;

16.

wijst eveneens op de bijzondere noodzaak om kwetsbare personen en vooral minderjarigen te beschermen door middel van een gemeenschappelijk optreden van openbare en particuliere belanghebbenden; herhaalt dat in de strijd tegen cybercriminaliteit en kinderpornografie de strafbare inhoud bij de bron vernietigd moet worden, en dat pas daarna moet worden overwogen websites te blokkeren;

17.

meent dat regeringen naast de door de Commissie vastgelegde beginselen inzake governance ook de volgende principes moeten uitvoeren:

(i)

transparantie, multilateralisme, democratie en bescherming van fundamentele rechten en vrijheden, in overeenstemming met de EU-normen;

(ii)

respect voor een open, uitwisselbaar, technologisch neutraal en „end-to-end” karakter van de internetinfrastructuur;

(iii)

externe openbare verantwoordingsplicht van entiteiten uit de privésector die op dagelijkse basis wereldwijd internethulpbronnen beheren;

(iv)

bevordering van wereldwijde internetgovernance door interactie met en verdere aanmoediging van multistakeholderprocessen, en door de noodzakelijke versterking van de deelname van ontwikkelingslanden;

(v)

bescherming van de integriteit van het internet en de communicatievrijheid wereldwijd door regionale maatregelen, zoals de intrekking van IP-adressen of domeinnamen in derde landen, te vermijden;

18.

onderstreept dat de EU tot een eenvormige uitvoering moet komen van de grondbeginselen van internetgovernance en deze uitvoering overtuigd moet verdedigen op internationale fora en in bilaterale betrekkingen;

19.

is ingenomen met de elementen inzake internetgovernance in de Granada-strategie van het Spaanse voorzitterschap, en met de bepalingen van het verslag van het Parlement over een nieuwe digitale agenda voor Europa: 2015.eu(10) betreffende de opstelling van een Europees handvest van burger- en consumentenrechten in de digitale omgeving en betreffende de uitwerking van een „vijfde vrijheid”, die de onbelemmerde omloop van inhoud en kennis omvat;

20.

neemt kennis van het nieuwe internetbeleid van de Amerikaanse regering, „Internet Policy 3.0”, dat op 24 februari 2010 aangekondigd werd;

21.

benadrukt dat de EU drie cruciale openbaarbeleidskwesties moet aanpakken:

(i)

bescherming van internetinfrastructuur om de openheid, beschikbaarheid en veiligheid van het internet en het herstellingsvermogen van het internet bij cyberaanvallen veilig te stellen;

(ii)

de afhankelijkheid van Europa van dominante marktoplossingen en de daarmee verbonden gevaren voor de openbare veiligheid; en

(iii)

bescherming van gegevens en privacy, in het bijzonder voor wat de oprichting van efficiënte internationale mechanismen voor geschillenbeslechting betreft; vraagt dat de Commissie een voorstel indient voor de aanpassing van de gegevensbeschermingsrichtlijn aan de huidige digitale omgeving;

22.

vraagt de lidstaten om de internetinfrastructuur in samenwerking met de Commissie te beschermen tegen dreigingen en incidenten aan de hand van een geharmoniseerde EU-benadering en middels de voltooiing van de oprichting van nationale noodhulpteams en samenwerkingsmechanismen tussen deze teams;

23.

vraagt dat de Commissie en de lidstaten meer inspanningen leveren om de veiligheid van de cyberspace binnen de EU te verhogen en om in gepaste mate deel te nemen aan de internationale samenwerking op dit vlak, en benadrukt de noodzaak van een gezamenlijke benadering met alle belanghebbenden om tot een beter begrip en bewustzijn van de jurisdictie betreffende cybercriminaliteit en cloud computing te komen, uitgaand van een gelijke basis en van de vaststelling van duidelijke verplichtingen en verantwoordelijkheden voor alle belanghebbenden;

24.

benadrukt het belang van de veiligheid van elektronische diensten, in het bijzonder elektronische handtekeningen, en de noodzaak om op pan-Europees niveau een Public Key Infrastructure (PKI) te creëren, en vraagt de Commissie een Europese Validation Authorities Gateway op te zetten om de grensoverschrijdende interoperabiliteit van elektronische handtekeningen te waarborgen en de veiligheid van transacties via het internet te vergroten;

25.

vraagt dat de Commissie duidelijke richtsnoeren verstrekt voor lidstaten die het verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit niet hebben geratificeerd of uitgevoerd, met als doel alle lidstaten te verenigen in een gemeenschappelijke inspanning om cybercriminaliteit en spam te bestrijden, het vertrouwen van de gebruikers te vergroten en de EU-cyberspace te beschermen tegen alle soorten misdaad en wangedrag; vraagt alle lidstaten met aandrang het verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit te ratificeren en uit te voeren;

26.

vraagt dat alle lidstaten het verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme ratificeren en uitvoeren, zodat op basis hiervan internationale samenwerking kan worden opgebouwd voor het counteren van het gebruik van internet door terroristen in de vorm van grootschalige aanvallen op en via computersystemen die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of de economische welvaart;

27.

beveelt bovendien aan dat de Commissie en de lidstaten samen werken aan het vergroten van de veiligheid en stabiliteit van het internet met behulp van maatregelen ter verhoging van de netwerk- en systeemdiversiteit, door de toepassing van de wetgeving inzake mededinging, de EU-normen en het aanbestedingsbeleid, en door:

(i)

het ondersteunen van de werkzaamheden van ICANN op het vlak van de veiligheid en stabiliteit van het domeinnaamsysteem;

(ii)

het ondersteunen van de werkzaamheden binnen internationale fora, zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de Verenigde Naties en de Raad van Europa, in verband met het verbeteren van wetgevingskaders en nationale coördinatie;

28.

wijst erop dat het succes van sociaalnetwerksites in combinatie met de technische mogelijkheden van het internet op het vlak van geheugencapaciteit en gegevensverwerking tot problemen leidt in verband met de bewaring van gegevens en het gebruik van gearchiveerde gegevens; betreurt in dit verband dat er voor het internet nog geen „recht op vergetelheid” bestaat;

29.

benadrukt de noodzaak om een geschikt evenwicht te vinden tussen het beschermen van de privacy van gebruikers en de opslag van persoonlijke gegevens;

30.

betreurt dat het toenemende internetgebruik nog niet gepaard gaat met regels die gebruikers in staat stellen de persoonlijke gegevens die zij op zulke netwerksites plaatsen, zelf te beheren;

31.

wijst erop dat een transparant en verantwoordelijk internetbeheer een belangrijke rol kan spelen in het toezicht op de wijze waarop zoekmachines wereldwijd omgaan met informatie;

32.

vraagt dat de Commissie een voorstel indient om het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II)(11) uit te breiden tot schendingen van gegevensbescherming en privacy, en vraagt de Raad in te stemmen met onderhandelingen met het oog op de sluiting van een internationale overeenkomst waarmee individuele EU-burgers over effectieve verhaalsmogelijkheden kunnen beschikken in geval van schendingen van hun recht op gegevensbescherming en privacy uit hoofde van de EU-wetgeving;

33.

steunt de bevordering van het beginsel van „ingebouwde privacy”, dat berust op de regel dat privacy- en gegevensbeschermingsvereisten zo vroeg mogelijk in de levenscyclus van nieuwe technologische ontwikkelingen moeten worden geïntegreerd, zodat de burgers verzekerd zijn van een veilige en gebruikersvriendelijke omgeving;

34.

wijst erop dat er een officiële certificering moet komen voor de veiligheid van websites, zodat consumenten met meer vertrouwen toegang kunnen zoeken tot online informatie en diensten;

35.

benadrukt dat de instellingen, organen en lidstaten van de EU hun individuele optreden op het vlak van internetgovernance binnen de diverse internationale instanties die zich daarmee bezighouden, zoals ICANN en diens adviesorganen, inclusief het Gouvernementeel Adviescomité (GAC), op elkaar moeten afstemmen;

36.

benadrukt de rol van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) bij de oprichting van één enkele Europese informatieruimte; merkt op dat ENISA een belangrijke rol kan spelen, in het bijzonder voor wat de preventie en aanpak van en de reactie op netwerk- en informatieveiligheidsproblemen betreft, en toont zich ingenomen met het toekomstige voorstel van de Commissie voor de modernisering van ENISA;

37.

onderstreept de noodzaak van een bijkomende vergroting van de efficiëntie van ENISA op het vlak van:

de identificatie van onderzoeksprioriteiten, op Europees niveau, op het vlak van het herstellingsvermogen van netwerken en voor wat de veiligheid van netwerken en informatie betreft, en het aanbieden van kennis over de behoeften van de sector aan potentiële onderzoeksinstellingen;

het vestigen van de aandacht van besluitvormers op nieuwe technologieën op veiligheidsgerelateerde terreinen;

de ontwikkeling van fora voor het uitwisselen van informatie en het verlenen van steun aan lidstaten;

38.

benadrukt dat ENISA in de eerste plaats ondersteuning verleent aan lidstaten met bijzondere behoeften en beveelt aan dat ENISA fora blijft ontwikkelen waar lidstaten en andere instanties informatie kunnen uitwisselen;

39.

is van mening dat de Commissie een centrale rol moet spelen bij het introduceren en coördineren van alle aspecten betreffende de interne organisatie van de EU, met als doel een coherente EU-aanpak te waarborgen, ook met betrekking tot het IGF;

40.

stelt voor dat de Commissie voor de nodige capaciteitsopbouw zorgt om een echte vertegenwoordiging van het Europese maatschappelijke middenveld te kunnen afvaardigen naar internationale fora over internetgovernance en naar organisaties of consortia die zich bezighouden met internetnormen;

41.

vraagt dat de Commissie de aanneming van een coherente en veelomvattende EU-benadering voor het IGF en andere belangrijke evenementen betreffende internetgovernance vereenvoudigt door voor elk van deze evenementen ruim op voorhand een ontwerp voor een EU-standpunt in te dienen, ter overleg, bij het Europees Parlement en de Raad;

42.

steunt de voortzetting en ontwikkeling op internationaal, regionaal – met inbegrip van EuroDIG – en nationaal niveau van het IGF-model, dat zijn belangrijkste eigenschappen als een niet-bindend multistakeholderproces moet bewaren en open ruimten moet blijven bieden voor dialoog en uitwisseling van goede praktijken tussen regeringen, het maatschappelijk middenveld en de privésector, als een nieuwe vorm van participatieve democratie;

43.

benadrukt dat het gezien de specifieke aard van de Aziatische markt belangrijk is Aziatische spelers bij besprekingen over internetgovernance te betrekken;

44.

benadrukt dat het belangrijk is om bij de ontwikkeling van een beheersmodel ook eindgebruikers te betrekken, waarbij de nadruk wordt gelegd op de samenwerking op lokaal, regionaal en nationaal niveau tussen universiteiten en de zakenwereld;

45.

doet de volgende aanbevelingen om het IGF te verbeteren:

(i)

grotere deelname van ontwikkelingslanden, met aandacht voor de financiering van hun deelname;

(ii)

meer zichtbaarheid in de media;

(iii)

efficiëntere organisatie van vergaderingen, bijvoorbeeld door een vermindering van het aantal gelijktijdige bijeenkomsten, de oprichting van een stabiel platform om de internationale participatie te vergemakkelijken en versterking van de meertaligheid;

(iv)

betere coördinatie en samenwerking tussen internationale, regionale en nationale fora voor internetgovernance; en

(v)

nauwere samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen door het gebruik van alle beschikbare technologische middelen, zoals videoconferenties en interparlementaire uitwisseling van EU-informatie (IPEX);

46.

steunt de werkzaamheden van de Commissie en het Spaanse en Belgische voorzitterschap in verband met de bijeenkomst van het IGF in september 2010 in Vilnius, en roept op tot een grotere deelname van het Europees Parlement;

47.

steunt in het algemeen de voorkeur van de Commissie voor het huidige ICANN-managementmodel, dat gebaseerd is op de leidende rol van de privésector;

48.

erkent dat ICANN erin geslaagd is de stabiliteit van het domeinnaamsysteem te garanderen;

49.

steunt de voortzetting van de onlangs door ICANN gelanceerde toekenning van domeinnamen in andere alfabetten dan het Latijnse;

50.

verzoekt om een nieuwe speciale domeinnaam voor culturele organisaties, outlets, de media en kunstenaars, bijvoorbeeld „.culture” of „.art”;

51.

vraagt om een grotere verantwoordingsplicht voor privé-ondernemingen die domeinnamen registreren en verdelen, aangezien zij een dienst verlenen waarvan de maatschappij in grote mate afhankelijk is geworden; is in dit verband van mening dat er een gemeenschappelijk pakket van in acht te nemen criteria moet worden vastgesteld om de transparantie te vergroten en dergelijke ondernemingen grotere verantwoordelijkheden op zich te doen nemen;

52.

vraagt dat de Europese registrator EURid een grote media- en internetcampagne voert om het internetdomein „.eu” in de lidstaten te promoten, met als doel de ontwikkeling van een Europese internetomgeving gebaseerd op de waarden, eigenschappen en het beleid van de Europese Unie te bevorderen;

53.

onderstreept het belang van het GAC in het beleidsvormingsproces van ICANN en stelt voor de efficiëntie van het GAC te vergroten door onder meer een secretariaat op te richten dat over voldoende ondersteunende capaciteiten beschikt; acht het voorts belangrijk dat elke EU-lidstaat actief deelneemt aan de werkzaamheden van het GAC;

54.

meent dat ICANN moet worden verbeterd door:

(i)

tegelijk met een evaluatie van de doeltreffendheid van de bestaande mechanismen voor geschillenbeslechting (onafhankelijk review panel en ICANN-ombudsman), de invoering van een alternatief, extern mechanisme voor geschillenbeslechting dat belanghebbende partijen in staat stelt een effectieve, neutrale, tijdige en betaalbare heroverweging van ICANN-besluiten te bekomen;

(ii)

een gradueel ten uitvoer gelegde gediversifieerde financieringsstructuur, met beperkte financiering door één enkele entiteit of sector, om een te grote invloed door één enkele entiteit of entiteitengroep op de werkzaamheden van ICANN te vermijden;

(iii)

gepaste vertegenwoordiging in ICANN van alle belanghebbende partijen;

(iv)

de garantie dat het bestuur en het topmanagement van ICANN een waaier van belangen en regio's vertegenwoordigen;

(v)

het gebruik van een redelijk deel van zijn reservemiddelen om de deelname van het maatschappelijk middenveld (vooral uit ontwikkelingslanden) aan fora inzake internetgovernance te stimuleren;

55.

sluit zich aan bij het standpunt van de Commissie dat IANA-overeenkomsten mechanismen voor multilaterale verantwoordingsplicht moeten omvatten; stelt dat geen enkele individuele regering in de toekomst een dominante invloed mag uitoefenen op IANA, en dat deze functie in plaats daarvan door middel van geleidelijke internationalisering zal worden vervangen door multilaterale supervisie;

56.

is van mening dat de „bevestiging van verbintenissen” van 2009 een positieve basis kan vormen voor de verdere ontwikkeling van ICANN, maar benadrukt niettemin dat:

(i)

de EU – voornamelijk de Commissie – een actieve rol moet spelen in de uitvoeringsfase, onder andere via de „review panels” en door ervoor te zorgen dat de leden van deze panels onafhankelijk zijn, vrij zijn van belangenconflicten en verschillende regio's vertegenwoordigen,

(ii)

ICANN de aanbevelingen van de „review panels”, nadat het publiek de kans heeft gekregen opmerkingen te maken, moet uitvoeren, en dat ICANN, indien dit niet gebeurt, moet uitleggen waarom;

57.

vraagt dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uitbrengt over gebeurtenissen tijdens het voorbije jaar die verband houden met internetgovernance, en dat het eerste van die verslagen tegen maart 2011 wordt voorgelegd;

58.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten.