Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen COM(2006) 745 final — 2006/0246 (COD)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen COM(2006) 745 final — 2006/0246 (COD)

27.7.2007

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/40


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen”

COM(2006) 745 final — 2006/0246 (COD)

(2007/C 175/11)

De Raad heeft op 21 december 2006 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 133 en artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 mei 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer PEZZINI.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 30 en 31 mei 2007 gehouden 436e zitting (vergadering van 30 mei 2007) onderstaand advies uitgebracht, dat met 148 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Comité heeft de bijdrage van de Commissie aan de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel en het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP) altijd toegejuicht.

1.2

Het erkent de noodzaak van een geharmoniseerde aanpak voor een betere bescherming van de volksgezondheid en het milieu in de invoerende landen, met name in de derde wereld. Het is ook voorstander van flexibele, heldere en transparante mechanismen en vlotte en homogene procedures, omdat daarmee de beste garantie wordt geboden dat de invoerlanden op tijd en zonder bureaucratische rompslomp over de juiste informatie kunnen beschikken.

1.3

Het acht de stringente bepalingen uit Verordening (EG) nr. 304/2003, die na de nietigverklaring door het Hof van Justitie (vanwege de verkeerde rechtsgrondslag) weer in het nieuwe voorstel voor een verordening zijn opgenomen, van wezenlijk belang voor de veiligheid in de wereld en voor het beheer van gevaarlijke chemische stoffen.

1.4

Het vindt het goed dat de Commissie de aanpassing van de rechtsgrondslag van de Verordening en de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de chemicaliënwetgeving (REACH), in juni 2007, te baat neemt om de doeltreffendheid van de regeling en de rechtszekerheid te vergroten.

1.5

Volgens het Comité zou in de nieuwe wetgeving moeten worden bepaald dat er praktische richtsnoeren en informatiemateriaal moeten worden ontwikkeld en dat er, in samenwerking met de verantwoordelijke diensten van de Commissie en in het bijzonder het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO), aan de EU-normen beantwoordende opleidingsactiviteiten voor met name douanemedewerkers moeten worden georganiseerd.

1.5.1

In dit verband pleit het Comité voor het gebruik van de taal van het invoerende land op etiketten en in veiligheidsbladen.

1.6

Het Comité juicht het toe dat de mogelijkheid wordt geboden om in afwachting van het verkrijgen van de uitdrukkelijke toestemming van het invoerende land alvast op tijdelijke basis tot uitvoer over te gaan.

1.7

Het is van oordeel dat de voorgestelde mechanismen alleen dan goed en op een correcte en transparante manier zullen kunnen functioneren als de douanediensten de nodige controles uitvoeren en nauw samenwerken met de voor de tenuitvoerlegging van de verordening aangewezen nationale instanties (ANI's).

1.8

Het benadrukt dat de voorgestelde verbeteringen van de gecombineerde nomenclatuur en de ontwikkeling van een speciale versie van de EDEXIM-databank voor de douane moeten worden ondersteund door systematische en op communautair niveau geharmoniseerde initiatieven voor opleiding en voorlichting.

1.8.1

Het betreurt dan ook dat er bij de Commissie en met name het GCO onvoldoende financiële en personele middelen zijn om:

geharmoniseerde voorlichtings- en opleidingsprogramma's te ontwikkelen en richtsnoeren op te stellen voor de verschillende gebruikersgroepen;

de juistheid van de veiligheidsbladen voor — met name de professionele — tussen- en eindverbruikers te garanderen;

informatie uit te wisselen en technische ondersteuning te verlenen aan de invoerende landen (in het bijzonder ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie);

het maatschappelijk middenveld bewuster te maken van de risico's en de te nemen voorzorgsmaatregelen.

2. Motivering

2.1

Het Comité heeft zich in een eerder advies(1) positief uitgesproken over de doelstellingen en inhoud van het Verdrag van Rotterdam(2), dat voorziet in een procedure van voorafgaande toestemming voor de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen en in een betere toegang tot informatie en de nodige technische ondersteuning voor ontwikkelingslanden.

2.2

Het heeft zich daarin aangesloten bij het standpunt van de lidstaten „om verder te gaan dan de bepalingen van het verdrag teneinde de ontwikkelingslanden beter te informeren”(3).

2.3

Verordening (EG) nr. 304/2003, die op 18 januari 2003 is goedgekeurd en op 7 maart van datzelfde jaar in werking is getreden, is voornamelijk bedoeld om uitvoering te geven aan het Verdrag van Rotterdam.

2.3.1

De Verordening bevat echter ook enkele bepalingen die aanzienlijk verder gaan dan de voorschriften van het Verdrag.

2.4

In de Verordening wordt bepaald dat de exporteur vóór de allereerste uitvoer van een in de bijlage vermelde chemische stof een uitvoerkennisgeving dient in te dienen bij de daartoe aangewezen nationale instantie. Deze controleert of er niets ontbreekt, waarna de kennisgeving wordt doorgezonden naar de Commissie, die een en ander als kennisgeving van communautaire uitvoer in de EDEXIM-databank registreert, met vermelding van de chemische stof en het invoerende land.

2.5

Iets soortgelijks gebeurt er in het geval van communautaire invoer van een chemische stof uit een derde land: de Commissie doet na ontvangst van de uitvoerkennisgeving een bevestiging hieromtrent uitgaan en registreert de kennisgeving in de EDEXIM-databank.

2.6

De Commissie moet er via het beheer van de uitvoer- en invoerkennisgevingen op toezien dat de Verordening effectief ten uitvoer wordt gebracht.

2.7

De EU-procedure voor kennisgeving van uitvoer geldt momenteel voor ongeveer 130 (groepen) chemische stoffen, die in deel 1 van bijlage I van Verordening (EG) nr. 304/2003(4) staan vermeld.

2.8

In de Verordening wordt ook bepaald dat er duidelijke voorschriften moeten komen voor de verpakking en etikettering.

2.9

Daarnaast voorziet de Verordening in sancties voor het geval dat de regeling niet wordt nageleefd. Volgens de desbetreffende bepalingen moeten deze „doeltreffend, evenredig en afschrikkend” zijn en door de lidstaten worden vastgesteld.

2.9.1

In dit verband zij nog verwezen naar Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), die op 18 december 2006 is goedgekeurd en op 1 juni 2007(5) van kracht zal worden.

2.10

Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 10 januari 2006 in de zaken C-94/03 en C-178/03 Verordening (EG) nr. 304/2003 nietig verklaard, omdat deze behalve artikel 175 ook artikel 133 van het EG-Verdrag als rechtsgrondslag had moeten hebben. Het Hof heeft echter ook bepaald dat de gevolgen van de Verordening zullen worden gehandhaafd in afwachting van de vaststelling, binnen een redelijke termijn en op basis van de juiste rechtsgrondslagen, van een nieuwe verordening.

2.11

In het verslag over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 304/2003 in de periode 2003-2005(6), dat de Commissie overeenkomstig artikel 21 heeft opgesteld en dat op 30 november 2006 is uitgebracht, komen de volgende aspecten aan de orde:

de uitvoering van de verordening;

de problemen die zich tijdens de procedurele fasen hebben voorgedaan;

aanpassingen die de regeling efficiënter kunnen maken.

2.12

Op dit moment beschikken alle lidstaten over de noodzakelijke wettelijke instrumenten en bestuurlijke regelingen om de Verordening te kunnen uitvoeren en handhaven. Tot dusver zijn er 2 273 uitvoerkennisgevingen verwerkt (waarvan meer dan 80 % afkomstig zijn van Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Nederland, Frankrijk en Spanje), terwijl het aantal invoerende landen is gegroeid van 70 in 2003 tot 101 in 2005.

2.13

Het zwakke punt is de controle door de douane. De nationale instanties en de douanediensten dienen daarom nauwer samen te werken en regelmatig informatie uit te wisselen. Ook moet er meer duidelijkheid komen in sommige bepalingen, vooral met betrekking tot de verplichtingen van de exporteurs en het gebruik van betere controle-instrumenten voor de gecombineerde nomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (TARIC).

2.14

Het Comité erkent de noodzaak van een geharmoniseerde aanpak van de kant van de Commissie voor een betere bescherming van de volksgezondheid en het milieu in de invoerende landen, vooral in de derde wereld. Het is ook voorstander van flexibele, heldere en transparante mechanismen en vlotte en homogene procedures, omdat daarmee de beste garantie wordt geboden dat de invoerende landen op tijd en zonder bureaucratische rompslomp over de juiste informatie over de export van gevaarlijke chemische stoffen uit de EU kunnen beschikken.

3. Het Commissievoorstel

3.1

Het Commissievoorstel heft niet alleen de oorzaak van de nietigverklaring van Verordening (EG) nr. 304/2003 (een verkeerd gekozen rechtsgrondslag) op, maar voorziet ook in:

nieuwe definities, d.w.z. een ruimere definitie van het begrip „exporteur” en een aangepaste definitie van „preparaat”;

een nieuwe procedure voor uitdrukkelijke toestemming;

verbetering en intensivering van het douanetoezicht;

nieuwe comitologieregels(7).

4. Algemene opmerkingen

4.1

Het Comité heeft met zijn adviezen over het REACH-programma(8) duidelijk laten zien dat het een groot voorstander is van strategieën voor duurzame ontwikkeling, incl. de op vrijwilligheid gebaseerde SAICM-regeling(9), en dat het veel belang hecht aan een preventieve aanpak bij het beheer van chemische stoffen met als doel negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu te voorkomen.

4.2

Om die reden sprak het destijds zijn steun uit voor de invoering van het REACH-systeem, en met name voor het verantwoordelijk maken van producenten, importeurs en gebruikers van chemische stoffen voor het bijeenbrengen van de benodigde informatie voor de registratie van de stoffen in kwestie en voor een eerste risicobeoordeling. Om diezelfde reden hechtte het ook zijn goedkeuring aan de invoering van een Europees registratiesysteem en een communautair beheersorgaan(10).

4.2.1

Met betrekking tot de meldingsplicht die op grond van de speciale regelgeving voor gevaarlijke chemische stoffen is ingevoerd, verzoekt het Comité de Commissie om nog eens goed te kijken naar de lijst met stoffen die een gevaar vormen voor mens en milieu, en om hiervoor, zodra onderzoek en technologische vernieuwingen dit mogelijk maken, minder gevaarlijke alternatieven aan te dragen.

4.3

Het Comité heeft de bijdrage van de Commissie aan de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel en het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP), dat een einde moet maken aan de productie en het gebruik van bepaalde chemische stoffen, waaronder negen soorten pesticiden, altijd toegejuicht. Het heeft zich onlangs al eens over deze problematiek uitgesproken(11).

4.4

Met name de stringente bepalingen uit Verordening (EG) nr. 304/2003, die na de nietigverklaring door het Hof van Justitie (vanwege de verkeerde rechtsgrondslag) weer in het nieuwe voorstel voor een verordening(12) zijn opgenomen, zijn van wezenlijk belang voor de veiligheid in de wereld en voor het beheer van gevaarlijke chemische stoffen.

4.5

De voorgestelde regels moeten evenwel worden aangepast, gelet op de praktische problemen en lacunes die het verslag over de periode 2003-2005 aan het licht heeft gebracht.

4.6

Het Comité is dan ook ingenomen met het feit dat, nu de rechtsgrondslag van de verordening op grond van het arrest van het Hof van Justitie moet worden gerectificeerd (een kwestie waarover het Comité zich al eens heeft uitgelaten(13)), de Commissie de gelegenheid te baat neemt om de doeltreffendheid van de regeling te vergroten door zowel de importeurs als de exporteurs meer duidelijkheid, doorzichtigheid en rechtszekerheid te bieden.

4.7

Het is een goede zaak dat, dankzij een betere definiëring van de begrippen „exporteur”, „preparaat” en „aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof”, de rechtszekerheid, ondubbelzinnigheid en transparantie van de nieuwe voorgestelde regeling gewaarborgd worden.

4.8

Het Comité juicht het toe dat de mogelijkheid wordt geboden om in afwachting van het verkrijgen van de uitdrukkelijke toestemming van het invoerende land alvast op tijdelijke basis tot uitvoer over te gaan, en dat er ontheffing van de toestemmingsverplichting kan worden verleend wanneer chemische stoffen naar OESO-landen worden uitgevoerd. Een en ander past in het streven naar eenvoudigere, snellere en minder bureaucratische procedures.

4.9

Voorts is het Comité van oordeel dat verzoeken voor toestemming en periodieke toetsing het best via de Commissie kunnen worden ingediend omdat dit onnodige overlappingen en dubbel werk alsook misverstanden en verwarring in invoerende landen voorkomt. De Commissie, en met name het GCO, zou over voldoende financiële en personele middelen moeten beschikken om geharmoniseerde voorlichtings- en opleidingsprogramma's op te stellen, richtsnoeren en veiligheidsinstructies voor de verschillende gebruikersgroepen uit te werken en een dialoog met invoerende landen in met name de derde wereld te voeren om eventuele problemen met in- of uitvoerkennisgevingen op te sporen en op te lossen.

4.9.1

Gezien de vaak ernstige arbeidsongevallen met gevaarlijke chemische stoffen en de daarop van toepassing zijnde verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO)(14) is het van belang dat etiketten en veiligheidsinstructies ten behoeve van de tussen- en eindverbruikers, vooral in de landbouw en het MKB, in de taal van het invoerende land worden opgesteld.

4.10

Het Comité is van oordeel dat de voorgestelde mechanismen alleen dan goed en op een correcte en transparante manier zullen kunnen functioneren als de douanediensten de nodige controles uitvoeren en nauw samenwerken met de voor de tenuitvoerlegging van de verordening aangewezen nationale instanties (ANI's). De voorgestelde verbeteringen in de vorm van een gecombineerde nomenclatuur met „waarschuwingssignalen” en een speciaal voor de douane ontwikkelde EDEXIM-databank moeten worden ondersteund door systematische en op communautair niveau geharmoniseerde initiatieven voor opleiding en voorlichting.

4.11

De nieuwe regeling zou de aanzet moeten geven tot de ontwikkeling van richtsnoeren, informatiemateriaal en aan de EU-normen beantwoordende opleidingsactiviteiten, met name ten behoeve van de nieuwe lidstaten.

Brussel, 30 mei 2007.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS