Home

Resolutie van het Europees Parlement over Sri Lanka

Resolutie van het Europees Parlement over Sri Lanka

7.4.2004 || || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/NaN

- || onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Sri Lanka van 18 mei 2000 (1) en 14 maart 2002 (2),

- || gelet op de overeenkomst betreffende een staakt-het-vuren die is ondertekend tussen de regering van Sri Lanka en de "Liberation Tamil Tigers of Eelam" (LTTE), die op 23 februari 2002 in werking is getreden,

- || gelet op de Verklaring van Oslo van december 2002 waarin de regering van Sri Lanka en de LTTE overeenkwamen te zoeken naar een oplossing op basis van een federale structuur binnen een verenigd Sri Lanka,

- || gelet op de steun die door de EU en meer in het algemeen door de internationale gemeenschap is verleend voor het vredesproces, zoals ook bleek tijdens de Conferentie van Tokio voor de wederopbouw en de ontwikkeling van Sri Lanka van 9 en 10 juni 2003, tijdens welke 4,5 miljoen US dollar voor de komende vier jaar werden toegezegd ter ondersteuning van het vredesproces en aan de door de donorlanden toegezegde steun de voorwaarde werd verbonden dat bij het vredesproces aanzienlijke en parallel verlopende vooruitgang zou worden geboekt,

A. || overwegende dat de overeenkomst betreffende een staakt-het-vuren nu 21 maanden stand heeft gehouden, langer dan bij enige eerdere poging, en grote verwachtingen wekt met betrekking tot de beëindiging van de al twintig jaar durende burgeroorlog die aan meer dan 60000 mensen het leven heeft gekost en de ontwikkelingsvooruitzichten van Sri Lanka heeft belemmerd,

B. || overwegende dat politieke stabiliteit noodzakelijk is voor het zoeken naar een oplossing met de LTTE voor de lange termijn,

C. || overwegende dat de regering van premier Ranil Wickremesinghe, die in 2001 werd gekozen, haar belangrijkste prioriteit heeft gelegd bij de oplossing van het conflict,

D. || overwegende dat het besluit van president Kumaratunga van begin november om drie ministers te ontslaan en de zitting van het Parlement te verdagen op een moment dat premier Wickremesinghe buiten het land verbleef, een bedreiging van het vredesproces vormt en aangeeft dat het meer dan ooit noodzakelijk is dat er een werkelijke inzet en aanpak van beide partijen nodig is om te komen tot een politieke oplossing tussen de belangrijkste partijen in Sri Lanka,

E. || overwegende dat Noorwegen een sleutelrol heeft gespeeld bij de bemiddelingsbesprekingen, maar dat het zijn medewerking aan het vredesproces heeft opgeschort zolang de politieke crisis binnen de regering niet is opgelost,

F. || overwegende dat de vredesresultaten vóór 4 november 2003 reeds een belangrijk verschil uitmaakten voor het leven van de burgers van Sri Lanka van alledag en ook voor de economie als geheel, getuige het feit dat de beurs van Colombo op het hoogste punt in negen jaar stond en het BBP van het land een groei van 5,6% te zien gaf in vergelijking met 1,5% in 2001, terwijl bovendien het aantal toeristen dat het land bezocht aanzienlijk was gestegen,

G. || overwegende dat de verwachtingen hooggespannen blijven dat een einde van het militaire conflict verbetering zou kunnen brengen in de problematische mensenrechtensituatie in Sri Lanka, zoals die opnieuw werd gedocumenteerd in het vierde periodieke verslag over Sri Lanka van de VN-Commissie voor de rechten van de mens dat deze maand werd goedgekeurd,

1. || heeft waardering voor de moedige maatregelen van de regering van Sri Lanka en de LTTE om de voorwaarden te creëren waarin onderhandelingen kunnen leiden tot een politieke oplossing en een duurzame vrede, gebaseerd op de Verklaring van Oslo van december 2002 waarin de regering van Sri Lanka en de LTTE overeenkwamen te zoeken naar een oplossing op basis van een federale structuur binnen een verenigd Sri Lanka;

2. || is derhalve ingenomen met de publicatie van de voorstellen van de regering van Sri Lanka voor een voorlopige administratieve structuur, alsmede van de LTTE voor een interimorgaan voor zelfbestuur;

3. || heeft waardering voor de bijdrage van de regering van Noorwegen aan het bevorderen van de voortdurende onderhandelingen tussen de regering van Sri Lanka en de LTTE, en betreurt ten zeerste dat de huidige politieke crisis en de onduidelijkheid met betrekking tot de vraag wie de politieke macht heeft, de regering van Noorwegen heeft genoodzaakt om haar bemiddelende rol op te schorten;

4. || heeft ook waardering voor de bijdrage van de "monitoring mission" voor Sri Lanka, en dan met name voor het feit dat zij haar werkzaamheden ondanks de recente tegenslagen heeft voortgezet;

5. || spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de recente ontwikkelingen in Sri Lanka die het internationaal ondersteunde vredesproces bedreigen, en dan met name het besluit van president Chandrika Kumaratunga om de minister van Defensie, de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Voorlichting te ontslaan en de zitting van het Parlement van Sri Lanka te verdagen;

6. || betreurt bovendien de opmerkingen van president Kumaratunga over de geldigheid van de overeenkomst betreffende een staakt-het-vuren die door premier Ranil Wickremesinghe met de LTTE is ondertekend;

7. || acht het van wezenlijk belang dat de politieke verschillen tussen de twee belangrijkste partijen in het zuiden onverwijld worden opgelost; is bovendien van mening dat dit het beste kan worden verwezenlijkt door het volledige en onmiddellijk herstel van de werking van parlement en regering;

8. || dringt er bij de president op aan om in het nationaal belang samen te werken met de democratisch gekozen regering en haar premier; is derhalve ingenomen met de recente instelling van een commissie van ambtenaren die de nadere bijzonderheden moeten uitwerken betreffende de toekomstige organisatie van de werkzaamheden in het kader waarvan de president en de premier samen zouden kunnen werken aan deze belangrijke nationale kwesties;

9. || is ingenomen met de door alle partijen, met inbegrip van de LTTE, gedane toezeggingen om de overeenkomst betreffende een staakt-het-vuren te handhaven en het vredesproces te respecteren; wijst met nadruk op de noodzaak van volledige inachtneming van de mensenrechten door zowel de regeringstroepen als de LTTE;

10. || verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten toezicht te blijven uitoefenen op de vooruitgang bij het zoeken naar een duurzame en rechtvaardige politieke oplossing op basis van inachtneming van mensenrechten en democratie en de rechtstaat, ter waarborging van de belangen van alle bevolkingsgroepen en gemeenschappen op basis van een federale structuur binnen een verenigd Sri Lanka;

11. || verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de president, de premier en het parlement van Sri Lanka, de LTTE, de regering van Noorwegen en de andere medevoorzitters van de donorconferentie van Tokio, alsmede de VN-Commissie voor de rechten van de mens.

(1)  PB C 59 van 23.2.2001, blz. 278.

(2)  PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 613.

(1)  P5-TA(2003)0271.

(2)  PB C 232 van 17.8.2001, blz. 186.

- || gezien de jongste oproep van Kofi Annan, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, om de provincie Atjeh open te stellen voor organisaties op het gebied van mensenrechten- en humanitaire hulpverlening,

- || gezien zijn vorige resoluties over de situatie in Indonesië, met name zijn resolutie van 5 juni 2003 (1) over de situatie in Indonesië, vooral in de provincie Atjeh,

- || gezien zijn resolutie van 13 december 2000 (2) over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de ontwikkeling van nauwere betrekkingen tussen Indonesië en de Europese Unie,

- || gezien de gezamenlijke verklaring van de EU, Japan en de VS van 6 november 2003 naar aanleiding van het besluit van Jakarta om de staat van beleg in Atjeh met zes maanden te verlengen,

A. || overwegende dat de Indonesische regering de staat van beleg in de provincie Atjeh met zes maanden heeft verlengd,

B. || overwegende dat de provincie doeltreffend is afgegrendeld voor nationale en internationale vertegenwoordigers van de organisaties op het gebied van humanitaire hulpverlening en mensenrechten, de pers en waarnemers voor mensenrechten,

C. || ernstig bezorgd door het feit dat honderden strijders en burgers sinds het begin van het harde optreden van het leger in mei om het leven zijn gekomen,

D. || erop wijzend dat overeenkomstig het presidentieel decreet nr. 28/2003 een democratisch hoorzittingsproces met vertegenwoordigers van het Huis van Afgevaardigden en een behoorlijke evaluatie vooraf hadden moeten gaan aan de verlenging van de staat van beleg op 19 november 2003,

E. || overwegende dat er op Atjeh naar schatting 45000 leden van leger en politie aanwezig zijn en 5000 rebellen, en dat er van laatstgenoemde volgens de officiële cijfers 2000 gedurende de afgelopen zes maanden gedood, gewond of gevangen genomen zijn,

F. || overwegende dat de onderhandelaars van de Beweging Vrij Atjeh (GAM) na de mislukking van de vredesonderhandelingen in mei 2003 op beschuldiging van terrorisme en rebellie door het Hof schuldig zijn bevonden en veroordeeld zijn tot gevangenisstraffen van elf tot vijftien jaar en dat op 5 november 2003 tegen één gevangen genomen GAM-leider de doodstraf is geëist,

G. || overwegende dat soldaten die schuldig zijn bevonden aan martelingen slechts tot zeer lichte gevangenisstraffen zijn veroordeeld,

H. || overwegende dat circa 12000 Atjeese burgers gedurende de oorlog van de afgelopen 26 jaar om het leven zijn gekomen, dat de op 9 december 2002 door de Beweging Vrij Atjeh en de regering van Indonesië ondertekende Overeenkomst inzake stopzetting van de vijandelijkheden (COHA) een poging was om vrede te stichten in de provincie,

I. || overwegende dat de eerste zes maanden van de nieuwe Atjeese militaire campagne de voedselvoorziening en de gezondheidszorg van de lokale bevolking hebben verstoord, geleid hebben tot de vernietiging van infrastructuur en van ten minste 600 scholen, en tot tienduizenden die vrijwillig of gedwongen in eigen land werden verdreven en geen hulp krijgen die deze naam verdient,

J. || overwegende dat de distributie van humanitaire hulp door de militairen volgens internationale normen onaanvaardbaar is,

K. || overwegende dat volgens gouverneur Abdullah Puteh van de Nanggroe Aceh Darussalam werkloosheid en armoede tot alarmerende hoogten zijn gestegen,

L. || overwegende dat de politie-inval van 20 oktober 2003 de opleiding van waarnemers van mensenrechten in Banda Aceh die was georganiseerd door van de Komnas HAM (Komisi Nasional Hak Asasi Manusia, nationale commissie mensenrechten) aantoont met welke problemen de beschermers van de mensenrechten in de provincie worden geconfronteerd,

M. || onder verwijzing naar het besluit van de Commissie om Indonesië een bedrag van 8,5 miljoen EUR toe te wijzen ter ondersteuning van het economisch en sociaal herstel van het land,

1. || is ernstig bezorgd over de verlenging van de staat van beleg en de militaire operaties in Atjeh, en het aanhoudende geweld, zoals gewapende schermutselingen, kidnapping, moord en andere gewelddadigheden, met name buiten de grote steden van Atjeh;

2. || verzoekt de Indonesische regering het offensief te beëindigen en de besprekingen met de Beweging Vrij Atjeh te hervatten en het maatschappelijk middenveld - en met name de vrouwen van Atjeh - volledig bij hun dialoog en bij het vredesproces te betrekken;

3. || uit zijn bezorgdheid wegens de inval van leger en politie op 19 oktober 2003 in de provincie Atjeh, die gericht was tegen een opleidingsprogramma voor waarnemers van mensenrechten dat was georganiseerd door een overheidsinstantie, te weten de nationale mensenrechtencommissie (Komnas HAM);

4. || verzoekt de Raad en de Commissie Indonesië te helpen om de besprekingen met de GAM te hervatten;

5. || verzoekt de GAM, op grond van het Verdrag van Genève, in het vervolg via democratische kanalen te werk te gaan en de wapens af te geven, en dringt er bij het Indonesische leger op aan zich terug te trekken;

6. || verzoekt de gekozen politieke autoriteiten strikt toe te zien op de militaire activiteiten in de provincie, met name met het oog op de naleving van internationale wetten die de burgers beschermen;

7. || verzoekt de Indonesische regering de noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de normen van het internationale humanitaire recht en van de mensenrechten tijdens de operaties van de veiligheidstroepen worden geëerbiedigd;

8. || dringt er bij de Indonesische regering op aan alle humanitaire instanties, onafhankelijke mensenrechtenwaarnemers, diplomatieke vertegenwoordigers (waaronder ook van de Top van Tokio), journalisten en andere betrokkenen met legitieme belangen onverwijld en onbelemmerd toegang in Atjeh te verschaffen;

9. || verzoekt de Gol het wettelijk voorgeschreven evaluatieproces op transparante en controleerbare wijze te laten verlopen met inbegrip van de wetgevende instanties, de Komnas HAM, de politieke partijen en de mensenrechtengemeenschap, zodat bij de evaluatie ook wordt beoordeeld of humanitaire organisaties tijdens de staat van beleg de humanitaire organisaties mogelijk maakt de slachtoffers van de conflicten kunnen helpen en de gevolgen voor de sociale structuur van Atjeh kunnen verzachten;

10. || verzoekt de Indonesische regering de verantwoordelijken voor de schendingen van de mensenrechten in Atjeh, en in andere delen van het land ter verantwoording te roepen, of deze nu gepleegd zijn door burgers, separatistische groeperingen, milities, paramilitairen of het leger;

11. || verzoekt de Indonesische regering VN-organisaties en niet-gouvernementele organisaties die kunnen helpen bij de bescherming van de burgers, met name van ontheemden toegang te verschaffen;

12. || verzoekt de Indonesische regering VN-waarnemers toe te laten tot de provincie, met name de speciale VN-vertegenwoordiger voor de bescherming van mensenrechten, de speciale VN-rapporteur voor buitenrechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies, de speciale VN-vertegenwoordiger voor in eigen land ontheemden en de speciaal rapporteur van de VN inzake martelingen;

13. || verzoekt de Indonesische regering te waarborgen dat het Internationaal Comité van het Rode Kruis ongehinderd toegang krijgt tot gevangenen die zich in militaire of politiedetentie bevinden;

14. || verzoekt de Indonesische regering toe te staan dat humanitaire hulp rechtstreeks aan de behoeftigen wordt gegeven zodat niet elke vorm van hulp via de autoriteiten behoeft te lopen;

15. || verzoekt de Indonesische autoriteiten samen te werken met andere actoren om beter te kunnen inspelen op de humanitaire behoeften en de zorg voor in eigen land ontheemden;

16. || verzoekt de Indonesische regering aanvallen op humanitaire organisaties en hun werknemers te voorkomen en passende maatregelen te nemen tegen personen die bij deze aanvallen betrokken zijn, overeenkomstig haar verantwoordelijkheden uit hoofde van de VN-verklaring inzake de bescherming van de mensenrechten van 9 december 1998;

17. || verzoekt de Indonesische regering het recht op een eerlijk proces en toegang tot rechtsbijstand te waarborgen en de justitie zodanig te hervormen en te verbeteren dat de wet bescherming biedt tegen schendingen van de mensenrechten;

18. || verlangt vrijheid van godsdienst en veroordeelt de beknotting van de persvrijheid krachtens de staat van beleg;

19. || verzoekt de Commissie de Indonesische regering te helpen bij de tenuitvoerlegging van het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, de aanbevelingen van de Commissie tegen martelingen en de aanbevelingen van de speciale rapporteur van de VN inzake de onafhankelijkheid van rechters en advocaten;

20. || verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regering en het parlement van Indonesië, de gouverneur en het Regionaal Huis van Afgevaardigden (DPRD) van Atjeh, de Indonesische Nationale Commissie voor mensenrechten (Komnas HAM), de permanente leden van het secretariaat van de voorbereidende conferentie van Tokio inzake vrede en wederopbouw in Atjeh, het Henri Dunant-centrum voor humanitaire dialoog, de secretaris-generaal van de VN, de Hoge Commissaris van de VN voor mensenrechten en het secretariaat van de ASEAN.

(1)  PB C 59 van 23.2.2001, blz. 278.

(2)  PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 613.

(1)  P5-TA(2003)0271.

(2)  PB C 232 van 17.8.2001, blz. 186.