Home

Verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/85/eeg van de raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie

Verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/85/eeg van de raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie

Verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/85/eeg van de raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie /* COM/99/0100 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN RICHTLIJN 92/85/EEG VAN DE RAAD VAN 19 OKTOBER 1992 INZAKE DE TENUITVOERLEGGING VAN MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN DE VERBETERING VAN DE VEILIGHEID EN DE GEZONDHEID OP HET WERK VAN WERKNEEMSTERS TIJDENS DE ZWANGERSCHAP, NA DE BEVALLING EN TIJDENS DE LACTATIE

Inhoud

Samenvatting

Inleiding

Persoonlijke werkingssfeer

Risico-evaluatie

Maatregelen naar aanleiding van de evaluatie

Nachtarbeid

Zwangerschapsverlof

Zwangerschapsonderzoek

Ontslagverbod

Rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst

A. Tijdens vrijstelling van arbeid om redenen van veiligheid en gezondheid

B. Tijdens het zwangerschapsverlof

Conclusie

Persoonlijke werkingssfeer

RECHTEN VERBONDEN AAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST

1. SAMENVATTING

Richtlijn 92/85/EEG is op 19 oktober 1992 goedgekeurd en moest uiterlijk 19 oktober 1994 door de lidstaten ten uitvoer worden gelegd. In de richtlijn worden werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie aangemerkt als groep die specifieke risico's loopt op de werkplek. Om deze reden zijn op het niveau van de Gemeenschap bepalingen goedgekeurd ter bescherming van de gezondheid en veiligheid op het werk van deze groep en van bepaalde aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten bij zwangerschap.

De richtlijn is van toepassing op alle zwangere werkneemsters en de lidstaten hebben ervoor gezorgd dat zowel de openbare als de particuliere sector en zowel vrouwen met een overeenkomst van onbepaalde duur als vrouwen met een overeenkomst van bepaalde duur onder de richtlijn vallen. De definities in de richtlijn van werkneemsters tijdens de lactatie en werkneemsters na de bevalling verwijzen naar de nationale wetgeving en variëren dan ook per lidstaat, evenals de vereiste inzake de formele kennisgeving aan de werkgever. Deze verschillen kunnen leiden tot een verschillend niveau van bescherming voor werkneemsters tijdens de lactatie en na de bevalling, wat een reden tot bezorgdheid kan zijn.

De richtlijn bepaalt dat de werkplek en het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie moeten worden geëvalueerd. Als uit het resultaat van deze evaluatie een risico voor de veiligheid of de gezondheid blijkt, moeten alle redelijke maatregelen worden genomen om dit risico te voorkomen. In alle lidstaten bestonden reeds enkele wettelijke bepalingen inzake de gezondheid en veiligheid van zwangere werkneemsters en de tenuitvoerlegging van de richtlijn heeft over het algemeen gezorgd voor een aanvulling van de bestaande bepalingen. De richtlijn heeft echter ook een duidelijke wettelijke status gegeven aan bepaalde aspecten van de bescherming van de gezondheid en veiligheid, zoals het recht op betaald verlof als het niet mogelijk is het werk of de arbeidsomstandigheden van de werkneemster zodanig te veranderen dat vastgestelde veiligheids- of gezondheidsrisico's worden voorkomen, en het recht op betaalde werkonderbrekingen voor zwangerschapsonderzoek.

Zwangere werkneemsters en werkneemsters na de bevalling of tijdens de lactatie kunnen niet worden verplicht tot nachtarbeid als dit risico's voor gezondheid en veiligheid inhoudt. In de meeste lidstaten is vastgelegd dat vrouwen die onder de richtlijn vallen, recht hebben op vervangend werk overdag als bij nachtarbeid een risico is vastgesteld.

De richtlijn verbiedt het ontslag van zwangere werkneemsters of werkneemsters tijdens het zwangerschapsverlof, tenzij hiervoor redenen bestaan die niets met de zwangerschap te maken hebben. Ofschoon ontslag onder deze omstandigheden in de meeste lidstaten reeds verboden was, biedt het feit dat werkgevers ontslag van vrouwen tijdens de zwangerschap of het zwangerschapsverlof schriftelijk moeten motiveren, deze groep vrouwen extra bescherming.

De minimumduur van het zwangerschapsverlof is in de richtlijn vastgesteld op 14 weken. Het zwangerschapsverlof varieert, afgezien van eventueel vaderschaps- of ouderschapsverlof, van 14 weken in het VK tot 28 weken in Denemarken. De combinatie van langdurig verplicht zwangerschapsverlof met onbetaald verlof moet wellicht nader worden bestudeerd. Het bedrag dat vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof ontvangen, en de periode gedurende welke zij worden betaald, variëren eveneens aanzienlijk. In Oostenrijk en Nederland hebben vrouwen recht op 100% van hun laatstverdiende loon gedurende het volledige zwangerschapsverlof, terwijl in het VK, Griekenland en België gedurende een deel van de verlofperiode een percentage van het laatstverdiende loon wordt betaald. In andere lidstaten worden tijdens het zwangerschapsverlof variërende bedragen aan socialezekerheidsuitkeringen betaald. In alle lidstaten is het recht op een vergoeding tijdens het zwangerschapsverlof afhankelijk van voorwaarden betreffende het aantal dienstjaren, de duur van het verblijf of de verzekering. De gevolgen van deze voorwaarden voor de mogelijkheden van vrouwen om betaald zwangerschapsverlof te nemen, moeten nader worden onderzocht, evenals de verenigbaarheid ervan met bepalingen inzake anti-discriminatie en vrij verkeer van werknemers. Bij deze studie naar de tenuitvoerlegging van de richtlijn zijn nog meer moeilijkheden aan het licht gekomen die zouden kunnen leiden tot een vermindering van de bescherming voor werkneemsters die onder de werkingssfeer vallen, en de Commissie zal zich beraden over manieren om op deze gebieden vooruitgang te boeken.

Over het algemeen is de richtlijn door de lidstaten goed uitgevoerd. Ten aanzien van enkele lidstaten zijn inbreukprocedures van start gegaan wegens een onjuiste tenuitvoerlegging van enkele bepalingen van de richtlijn.

2. Inleiding

Richtlijn 92/85/EEG van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie is op 19 oktober 1992 goedgekeurd krachtens artikel 118 A van het EG-Verdrag. Het is de tiende bijzondere richtlijn in de zin van de kaderrichtlijn inzake gezondheid en veiligheid op het werk, Richtlijn 89/391/EEG. Werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie vormen een groep die op het werk aan specifieke risico's blootgesteld is en derhalve specifieke bescherming van de gezondheid en veiligheid behoeft, zoals in de richtlijn is vastgelegd.

Voordat de richtlijn in werking trad, waren de rechten van zwangere werkneemsters vastgelegd in de nationale wetgeving. Hun recht op bescherming tegen discriminatie is geregeld in andere communautaire wetgeving (met name artikel 119 van het EG-Verdrag inzake gelijke beloning en Richtlijn 76/207/EEG inzake gelijke behandeling ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en de arbeidsvoorwaarden) en in een uitgebreide jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie. In dit verband zij gewezen op een recent arrest van het Europees Hof van Justitie. De zaak Boyle e.a. tegen Equal Opportunities Commission (1) betreft de aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten van vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof en in het arrest in deze zaak heeft het Hof voor het eerst de bepalingen van Richtlijn 92/85/EEG geïnterpreteerd. De belangrijkste punten van het arrest worden later in dit verslag besproken.

(1) Zaak C-411/96, arrest van 27 oktober 1998.

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de richtlijn, moest deze uiterlijk op 19 oktober 1994 door de lidstaten worden omgezet. Artikel 14, lid 3, bepaalt verder dat de lidstaten de Commissie in kennis moeten stellen van de bepalingen van nationaal recht die zij op het onder de richtlijn vallende gebied hebben goedgekeurd. De richtlijn wordt in de lidstaten uitgevoerd door grondwettelijke bepalingen, wetten, verordeningen en besluiten, en door collectieve overeenkomsten en gedetailleerde richtsnoeren van de instanties op het gebied van de gezondheid en veiligheid. In 1995 zijn uit hoofde van artikel 169 van het EG-Verdrag inbreukprocedures ingeleid tegen Portugal, Italië, Frankrijk, Duitsland, België, Griekenland en Luxemburg wegens niet-mededeling van de tekst van de nationale maatregelen. Deze procedures zijn allemaal afgesloten, met uitzondering van die tegen Luxemburg: Zaak C-409/97 Commissie tegen Luxemburg is in december 1997 voorgelegd aan het Europees Hof van Justitie. Op 7 juli 1998 heeft Luxemburg, om aan de bepalingen van de richtlijn te voldoen, een wet aangenomen houdende wijziging van de wet uit 1975 op de bescherming van zwangere vrouwen op het werk, en de tekst van deze nieuwe wet is in september 1998 aan de Europese Unie medegedeeld. Als gevolg hiervan is de inbreukprocedure tegen Luxemburg gestaakt, ofschoon advocaat-generaal Saggio in zijn conclusie van 2 oktober 1998 heeft geoordeeld dat Luxemburg zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 169 niet nagekomen is, aangezien het land de nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijn niet binnen de vastgestelde termijn heeft goedgekeurd.

Verder waren de lidstaten krachtens de tweede alinea van artikel 14, lid 4, verplicht om uiterlijk 4 jaar na de goedkeuring van de richtlijn bij de Commissie verslag uit te brengen over de praktische tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn, met vermelding van de standpunten van de sociale partners. In september 1996 heeft de Commissie de lidstaten een gedetailleerde vragenlijst toegezonden over de tenuitvoerlegging van de richtlijn. De antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst moeten worden beschouwd als de krachtens artikel 14, lid 4, van de richtlijn vereiste verslagen. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de standpunten van de sociale partners alleen in de verslagen van Oostenrijk, Ierland, Portugal en Nederland uitdrukkelijk worden genoemd.

Dit verslag is gebaseerd op de tenuitvoerleggingsmaatregelen die de lidstaten aan de Commissie hebben medegedeeld en op de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst in 1996 en 1997. De antwoorden op de vragenlijst waren echter niet bij alle lidstaten even gedetailleerd en tot op zekere hoogte is dit ook te bemerken in het verslag. Bovendien moet worden opgemerkt dat de Griekse en Nederlandse autoriteiten de vragenlijst niet beantwoord hebben en dat de Nederlandse autoriteiten evenmin nationale wetgeving hebben medegedeeld, wat de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de richtlijn in dat land erg bemoeilijkt. Vanwege de inbreukprocedure tegen Luxemburg is de betrokken vragenlijst niet aan de Luxemburgse autoriteiten verzonden. Als gevolg hiervan is de informatie in dit verslag over Luxemburg uitsluitend gebaseerd op de wetgeving en de recente wijzigingen hierop, waarvan de Commissie in kennis gesteld is.

Dit verslag van de Commissie geeft een overzicht van de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de lidstaten, met inbegrip van Oostenrijk, Zweden en Finland, die pas na de goedkeuring van de richtlijn tot de Unie zijn toegetreden. Overeenkomstig artikel 14, lid 5, wordt dit verslag voorgelegd aan het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité.

Bijlagen bij dit verslag zijn Richtlijn 92/85/EEG, de door de Commissie aan de lidstaten toegezonden vragenlijst en een lijst van de nationale omzettingsmaatregelen.

3. PERSOONLIJKE WERKINGSSFEER

In artikel 2 van de richtlijn worden zwangere werkneemsters gedefinieerd als werkneemsters die hun werkgever in kennis stellen van hun toestand, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken. Werkneemsters na de bevalling en tijdens de lactatie zijn alle werkneemsters na de bevalling en tijdens de lactatie in de zin van de nationale wetten en/of praktijken, die hun werkgever volgens de nationale wetten en/of praktijken hiervan in kennis stellen.

De meeste lidstaten kennen geen definitie voor zwangere werkneemsters, maar verscheidene landen hanteren wel een bepaalde definitie voor vrouwen na de bevalling of tijdens de lactatie. Een uitzondering hierop is Luxemburg, waar zwangere werkneemsters worden gedefinieerd als werkneemsters die zwanger zijn, hun werkgever hiervan door middel van een medisch attest per aangetekend schrijven in kennis hebben gesteld en in Luxemburg bij een stelsel van sociale zekerheid zijn aangesloten. De vereiste van lidmaatschap van een stelsel van sociale zekerheid om onder de persoonlijke werkingssfeer van de richtlijn te vallen, is in strijd met artikel 2, onder a), volgens welk artikel geen enkele voorwaarde mag worden gesteld. Dergelijke voorwaarden mogen uitsluitend worden opgelegd in verband met het recht op bezoldiging of uitkering tijdens verlof om gezondheids- en veiligheidsredenen of tijdens zwangerschapsverlof, krachtens artikel 11, lid 4. De Commissie heeft besloten wegens deze inbreuk op de richtlijn een nieuwe procedure tegen Luxemburg te starten. In Griekenland worden werkneemsters na de bevalling gedefinieerd als werkneemsters die uiterlijk twee maanden geleden bevallen zijn, en als werkneemsters tijdens de lactatie gelden alle werkneemsters die hun baby borstvoeding geven gedurende ten hoogste een jaar. In Ierland wordt onder "na de bevalling" een periode van 14 weken verstaan, terwijl voor borstvoeding een periode van 6 maanden vanaf de geboorte wordt gerekend. In Portugal betekent "na de bevalling" dat de betrokkene uiterlijk 98 dagen tevoren is bevallen, in Zweden bedraagt de periode 14 weken en in het VK zes maanden. In Spanje wordt verondersteld dat vrouwen 9 maanden borstvoeding geven.

In de meeste lidstaten zijn werkneemsters verplicht hun werkgever in te lichten over de zwangerschap of over het feit dat zij onlangs bevallen zijn of borstvoeding geven, en de bescherming geldt pas wanneer deze kennisgeving heeft plaatsgevonden. In het VK geldt geen algemene plicht om de werkgever in te lichten, maar zolang de werkgever niet op de hoogte is gesteld is hij niet verplicht een risico-evaluatie te verrichten, terwijl in Finland, België en Frankrijk, waar evenmin een wettelijke algemene meldplicht geldt, de rechten en bescherming in verband met zwangerschap pas gaan gelden als de werkgever is ingelicht. In Spanje vallen werkneemsters onder de richtlijn zodra de werkgever van de zwangerschap op de hoogte is, zelfs indien deze niet officieel hiervan in kennis gesteld is. In Ierland en Portugal moet de werkgever schriftelijk worden ingelicht en kan hij een medisch attest ter bevestiging van de toestand van de vrouw eisen. In Luxemburg moeten zwangere werkneemsters hun werkgever per aangetekende post een bewijs van zwangerschap of borstvoeding geven. In Oostenrijk moeten zowel de arbeidsinspectie als de werkgever worden ingelicht als een werkneemster zwanger is, en de werkgever kan een medisch attest verlangen.

In alle lidstaten is de wetgeving van toepassing op werkneemsters in zowel de particuliere als de openbare sector (al kunnen hun rechten aanzienlijk verschillen) en werkneemsters met overeenkomsten van bepaalde duur en tijdelijke overeenkomsten. Volgens de informatie van de Belgische autoriteiten vallen werkneemsters die geen arbeidsovereenkomst hebben maar diensten verlenen op gezag van derden, ook onder de wetgeving.

In Oostenrijk daarentegen zijn verpleegkundigen in opleiding van de werkingssfeer van de nationale omzettingsmaatregelen uitgesloten en vallen tandheelkundigen in opleiding en onderwijzend personeel in hun proeftijd slechts gedeeltelijk onder de bepalingen. In Griekenland vallen personeelsleden van de strijdkrachten en de politie en huishoudelijk personeel niet onder de maatregelen tot omzetting van de richtlijn. In Gibraltar zijn de betrokken verordeningen alleen van toepassing op vrouwen waarvan de uitgerekende datum van bevalling na 5 mei 1996 valt.

De richtlijn is van toepassing op zwangere werkneemsters, werkneemsters die onlangs zijn bevallen en werkneemsters die borstvoeding geven, in alle sectoren en beroepen, zonder uitzondering. De uitsluiting van bepaalde groepen vrouwen van de werkingssfeer van deze richtlijn is derhalve in strijd met de communautaire wetgeving en in dit verband zullen inbreukprocedures worden ingeleid ten aanzien van Oostenrijk en Griekenland. Ook naar aanleiding van de late omzetting van de bepalingen van de richtlijn in een wet in Gibraltar zal een inbreukprocedure worden gestart.

4. Risico-evaluatie

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de richtlijn, is de Commissie, in samenwerking met de lidstaten en bijgestaan door het Raadgevend Comité voor de veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, momenteel bezig met de opstelling van richtsnoeren voor de evaluatie van risico's voor de werknemers die onder de richtlijn vallen en deze zouden begin 1999 moeten worden goedgekeurd.

Artikel 4 verplicht de werkgever een evaluatie uit te voeren van het risico van blootstelling voor zwangere werkneemsters, werkneemsters tijdens de lactatie en werkneemsters na de bevalling aan agentia, procédés of arbeidsomstandigheden uit de niet-limitatieve lijst in bijlage 1.

In alle lidstaten gelden op grond van de bestaande algemene gezondheids- en veiligheidswetgeving bepaalde vereisten voor de evaluatie van de risico's voor werknemers en de meeste lidstaten hebben hun wetgeving aangepast om rekening te houden met zwangere werkneemsters en de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden in bijlage 1 bij de richtlijn. De Luxemburgse wet van 7 juli 1998 verbiedt werkgevers om zwangere werkneemsters, vrouwen die minder dan drie maanden geleden bevallen zijn of vrouwen tijdens de lactatie bepaalde taken te laten verrichten waarbij zij worden blootgesteld aan bepaalde gevaarlijke arbeidsomstandigheden of agentia, waarvan een niet-limitatieve lijst wordt gegeven. In Ierland lijkt de specifieke regelgeving inzake de gezondheid en veiligheid op het werk voor zwangere werkneemsters de lijst in bijlage 1 als limitatief te beschouwen, wat in strijd is met de richtlijn. De verordeningen van Gibraltar lijken de werkgever niet te verplichten de risico's voor zwangere werkneemsters of werkneemsters tijdens de lactatie te evalueren, wat duidelijk strijdig is met artikel 4. In verband met deze inbreuken op artikel 4 zal de Europese Commissie dan ook inbreukprocedures starten tegen het VK en Ierland.

Artikel 4, lid 2, geeft de onder de richtlijn vallende werkneemsters recht op informatie over de resultaten van de evaluatie.

In Denemarken en Portugal moeten de resultaten van de risico-evaluatie schriftelijk aan de werkneemsters worden medegedeeld. Frankrijk, Oostenrijk, Griekenland, Zweden, Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk verplichten werkgevers om de werkneemsters over de resultaten te informeren. In Luxemburg moet de werkgever een kopie verstrekken van de lijst van taken die zwangere werkneemsters of werkneemsters tijdens de lactatie of na de bevalling niet mogen uitvoeren. In Spanje moet het Inspectoraat voor Arbeid en Sociale Zekerheid erop toezien dat werkneemsters en/of hun vertegenwoordigers informatie ontvangen over de door de werkgever uitgevoerde risico-evaluatie en in Finland moeten bedrijfsgezondheidsdeskundigen de werkgever en werkneemster inlichten over eventuele risico's die zij tijdens hun evaluatie constateren. In Ierland moeten de werkgever en de Nationale autoriteit inzake de gezondheid en veiligheid op het werk waarborgen dat de werkneemsters die onder de richtlijn vallen, en/of hun vertegenwoordigers, over de resultaten van de risico-evaluatie worden geïnformeerd.

5. Maatregelen naar aanleiding van de evaluatie

Op grond van artikel 5 van de richtlijn is de werkgever verplicht de arbeidsomstandigheden of werktijden van de werkneemster aan te passen om geconstateerde risico's te vermijden. Als dit niet mogelijk is, moet de werkneemster worden overgeplaatst naar een andere functie en als ook dat onmogelijk is, moet de werkneemster worden vrijgesteld van arbeid.

De meeste lidstaten leven artikel 5 vrij zorgvuldig na door van de werkgever te verlangen dat hij afdoende maatregelen treft om de werkneemster van risico's te vrijwaren, in eerste instantie door de arbeidsomstandigheden, werktijden of ploegen aan te passen en als laatste mogelijkheid door een andere functie aan te bieden of verlof toe te staan. De Spaanse wetgeving geeft werkneemsters geen recht op verlof, zelfs niet als dat de enige manier is om risico's voor zichzelf of het embryo te vermijden. De Franse wetgeving voorziet evenmin uitdrukkelijk in verlof voor zwangere werkneemsters omwille van hun veiligheid en gezondheid. Dit is onverenigbaar met de richtlijn en tegen Spanje en Frankrijk zijn dan ook al inbreukprocedures van start gegaan.

Artikel 6 van de richtlijn verwijst naar bijlage 2 van de richtlijn die een niet-limitatieve lijst van agentia en arbeidsomstandigheden bevat waaraan zwangere werkneemsters of werkneemsters tijdens de lactatie niet mogen worden blootgesteld, als uit de door de werkgever uitgevoerde evaluatie een risico zou blijken op blootstelling aan een van de genoemde agentia of arbeidsomstandigheden die de veiligheid of gezondheid kunnen schaden. De lidstaten lijken de niet-limitatieve lijst van verboden agentia en arbeidsomstandigheden te hebben omgezet door de bestaande vereisten volgens de nationale gezondheids- en veiligheidswetgeving te wijzigen ten einde te waarborgen dat de onder de richtlijn vallende werknemers geen risico lopen.

6. Nachtarbeid

In 1991 verklaarde het Europees Hof van Justitie in de zaak Stoeckel (2) voor recht dat bepalingen die vrouwen nachtarbeid verbieden als een dergelijk verbod niet voor mannen geldt, strijdig zijn met artikel 5 van Richtlijn 76/207/EEG. In 1994 heeft de Commissie inbreukprocedures ingeleid tegen België, Griekenland, Italië, Portugal en Frankrijk in verband met het verbod op nachtarbeid voor vrouwen. Deze procedures hebben geleid tot arresten van het Hof van Justitie in 1997 in de zaken van de Commissie tegen de Franse Republiek (3) en de Commissie tegen Italië (4).

(2) Zaak C-345/89, Jurispr. 1-4047.

(3) Zaak C-197/96.

(4) Zaak C-207/96.

Bij Richtlijn 92/85/EEG is zorgvuldig vermeden afbreuk te doen aan het fundamentele beginsel van gelijke behandeling, dat vrouwen het recht geeft te werken onder dezelfde voorwaarden als mannen. Zwangere werkneemsters en werkneemsters na de bevalling en tijdens de lactatie vormen namelijk een categorie met bijzondere behoeften, en derhalve bepaalt artikel 7 van de richtlijn dat met het oog op de bescherming van de gezondheid van moeder of kind vrouwen niet kunnen worden gedwongen 's nachts te werken; werkgevers hebben het recht te verzoeken om een medisch attest. Als nachtarbeid daadwerkelijk een risico voor de gezondheid en veiligheid oplevert, kan de vrouw worden overgeplaatst naar arbeid overdag en als dat niet mogelijk is of niet redelijkerwijs kan worden verlangd, moet de vrouw vrijstelling van arbeid of verlenging van het zwangerschapsverlof worden geboden. Ook om de in de artikelen 5 en 6 van de richtlijn genoemde risico's te vermijden, kan het noodzakelijk zijn een vrouw vrij te stellen van nachtarbeid.

In België zijn vrouwen niet verplicht 's nachts te werken vanaf de achtste week voor de uitgerekende geboortedatum tot vier weken na het einde van het zwangerschapsverlof, mits hiervoor een medisch attest wordt overgelegd. In Zweden moeten werkneemsters tijdens de zwangerschap en de lactatie aan hun werkgever een medische verklaring overleggen waari0n wordt bevestigd dat nachtarbeid hun gezondheid zou schaden. Ook in Finland, Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk moeten vrouwen een medische verklaring overleggen. In Denemarken en Griekenland is een verklaring niet vereist, maar hoeven vrouwen 's nachts niet te werken als dit voor henzelf of hun zwangerschap enig risico met zich brengt.

In strijd met de bewoordingen van artikel 7 gaan enkele lidstaten verder dan de vereisten van de richtlijn door nachtarbeid voor zwangere vrouwen en vrouwen na de bevalling volledig te verbieden. De Commissie acht dit in strijd met de richtlijn en heeft ten aanzien hiervan inbreukprocedures ingeleid.

In Duitsland geldt als algemene regel dat werkneemsters tijdens de zwangerschap of de lactatie niet 's nachts mogen werken. Er gelden uitzonderingen voor vrouwen in bepaalde categorieën zoals de horeca, de amusementsindustrie en de zuivelindustrie, die tijdens de eerste vier maanden van de zwangerschap en tijdens de lactatie wel 's nachts mogen werken. De toezichthoudende autoriteiten in de Länder kunnen aanvullende uitzonderingen toestaan. Een dergelijke regeling met een algemeen verbod en uitzonderingen op grond van het beroep en niet op grond van de risico's van bepaalde functies voor de gezondheid en veiligheid van de werkneemsters, is niet in overeenstemming met artikel 7 en de Commissie overweegt derhalve hierover een inbreukprocedure te beginnen tegen Duitsland.

In Oostenrijk is nachtarbeid verboden voor vrouwen tijdens de zwangerschap en de lactatie, al kan de arbeidsinspectie in individuele gevallen en onder bepaalde voorwaarden uitzondering toestaan tot 23 uur. In Italië geldt in de industrie een algemeen verbod op nachtarbeid voor zwangere vrouwen, maar in andere sectoren moeten werkneemsters een medische verklaring overleggen om aan te tonen dat nachtarbeid voor hen ontoelaatbaar is. In Luxemburg is nachtarbeid volledig verboden voor zwangere werkneemsters evenals voor werkneemsters die meer dan 12 weken borstvoeding geven. Het volledige verbod op nachtarbeid voor vrouwen tijdens de zwangerschap of de lactatie wordt strijdig geacht met het algemene beginsel van gelijke behandeling zoals vastgelegd in Richtlijn 76/207/EEG, is strijdig met het arrest van het Europees Hof van Justitie in Zaak C-197/96 en gaat bovendien veel verder dan vereist krachtens Richtlijn 92/85/EEG.

In Gibraltar bevat de wetgeving geen bepalingen met betrekking tot de onder de richtlijnen vallende werkneemsters en nachtarbeid. Er lijkt geen specifieke bepaling te bestaan die vrouwen de mogelijk geeft nachtarbeid te weigeren als deze een risico voor haar gezondheid of die van de baby zou opleveren. Om bovengenoemde redenen zullen inbreukprocedures worden gestart ten aanzien van Oostenrijk, Italië, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk.

7. Zwangerschapsverlof

Artikel 8 van de richtlijn bepaalt dat werkneemsters in de zin van de richtlijn recht hebben op een overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken vóór en/of na de bevalling te nemen zwangerschapsverlof van ten minste veertien aaneengesloten weken. Deze periode moet een overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken vóór en/of na de bevalling te nemen verplicht zwangerschapsverlof van ten minste twee weken omvatten.

In Oostenrijk is het werkneemsters absoluut verboden te werken van 8 weken voor de geboorte tot 8 weken erna. In België duurt het zwangerschapsverlof ten hoogste 15 weken, waarvan een verplichte periode van een week voor de geboorte tot 8 weken na de geboorte. De overige 6 weken kunnen vanaf de 49e dag voor de geboorte, na de 8e week na de geboorte, of helemaal niet worden opgenomen (al kan een vrouw niet worden gedwongen om afstand te doen van dit verlof). In Denemarken duurt het zwangerschapsverlof 28 weken, waarvan 4 weken voor de geboorte, een verplichte periode van 2 weken na de geboorte en vervolgens nog 22 weken. In de Finse wetgeving is vastgelegd gedurende welke periode een zwangerschapstoelage wordt uitgekeerd, en wordt de duur van het zwangerschapsverlof niet genoemd. De zwangerschapstoelage wordt uitgekeerd vanaf uiterlijk 30 dagen voor de geboorte en voor een periode van 75 dagen daarna. Zwangerschapsverlof is niet verplicht, al mag een vrouw 2 weken na de geboorte alleen erg licht werk verrichten en is een medische verklaring vereist om aan te geven dat het werk vrij is van risico's. In Frankrijk begint het zwangerschapsverlof 6 weken voor de geboorte en het duurt tot 10 weken erna. Volgens de wet mogen vrouwen 8 weken niet werken, waarvan ten minste 6 weken na de geboorte.

In Duitsland is werken voor vrouwen verboden vanaf de 6e week voor de geboorte, al kunnen vrouwen verzoeken om toestemming om toch in deze periode te werken. Na de bevalling mogen vrouwen gedurende 8 weken niet werken. In Griekenland duurt het zwangerschapsverlof 16 weken, waarvan verplicht 8 weken voor en 8 weken na de geboorte. In Ierland kunnen vrouwen maximaal 14 weken zwangerschapsverlof opnemen, waarvan verplicht 4 weken voor de geboorte en 4 weken erna. Na afloop van deze periode van 14 weken hebben vrouwen het recht het verlof met 4 weken te verlengen. In Italië is het vrouwen verboden te werken in de laatste 2 maanden voor de uitgerekende geboortedatum en in de eerste 3 maanden na de geboorte. Als de betrokken werkneemster zwaar werk heeft is het haar verboden te werken vanaf de 3e maand voor de geboorte. In Luxemburg moeten zwangere werkneemsters 8 weken voor de geboorte stoppen met werken en mogen zij pas 8 weken na de geboorte opnieuw beginnen. Deze verplichte post-natale periode wordt verlengd tot 12 maanden voor vrouwen die borstvoeding geven. Nederland staat vrouwen 16 weken zwangerschapsverlof toe, waarvan 4 weken voor en 8 weken na de bevalling verplicht zijn. In Portugal duurt het zwangerschapsverlof maximaal 98 dagen waarvan 14 dagen verplicht. 60 dagen moeten voor de geboorte worden opgenomen, de overige 30 dagen kunnen voor of na de geboorte worden opgenomen.

De Spaanse wet voorziet in 16 weken zwangerschapsverlof, die de werkneemster naar keuze voor of na de bevalling mag opnemen, mits ten minste 6 weken ervan na de geboorte worden opgenomen; tijdens deze periode is het vrouwen namelijk verboden te werken. In Zweden hebben vrouwen recht op 7 weken verlof voor de geboorte en 7 weken na de geboorte. Bovendien hebben zij recht op verlof als zij borstvoeding geven. Er geldt geen periode van verplicht zwangerschapsverlof. In het Verenigd Koninkrijk duurt het zwangerschapverlof 14 weken, waarvan ten minste 2 weken verplicht na de geboorte. Vrouwen die in fabrieken werken moeten na de geboorte 4 weken verlof nemen. Vrouwen die ten minste twee jaar voor dezelfde werkgever hebben gewerkt, hebben na afloop van de 14 weken zwangerschapsverlof recht op extra verlof tot het eind van de 28e week na de bevalling. In Gibraltar duurt het zwangerschapsverlof 14 weken, waarvan verplicht 2 weken na de geboorte.

Ofschoon in Finland en Zweden bijna alle vrouwen na de bevalling verlof nemen vanwege de gulle zwangerschapstoelagen, moet de richtlijn ook worden omgezet in wetgeving en niet alleen in de praktische of bestuurlijke maatregelen (5). Vanwege het ontbreken van een verplichte periode van ten minste 2 weken zwangerschapsverlof in Zweden en Finland zullen dan ook inbreukprocedures worden gestart.

(5) Commissie tegen België (Jurispr. [1980] 1473).

Zwangerschapsverlof

(*) Deze periodes kunnen naar keuze voor of na het verplichte zwangerschapsverlof worden opgenomen.

(1) Dit is de maximumperiode waarin een zwangerschapstoelage wordt betaald; de duur van het zwangerschapverlof is niet wettelijk vastgesteld.

(2) De Portugese wetgeving bepaalt niet of de verplichte 2 weken verlof voor of na de geboorte moeten worden opgenomen. Van het overige zwangerschapsverlof moeten 60 dagen na de geboorte en 30 dagen voor of na de geboorte worden opgenomen.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

8. Zwangerschapsonderzoek

Artikel 9 van Richtlijn 92/85/EEG geeft zwangere werkneemsters recht op vrijstelling van arbeid zonder loonderving overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken indien dit onderzoek niet buiten werktijd kan plaatsvinden.

Deze verplichting is door de lidstaten correct omgezet. Verscheidene lidstaten eisen van de werkneemster overlegging van een verklaring dat zij het onderzoek niet buiten werktijd kan ondergaan, maar dit is verenigbaar met artikel 9. In Zweden lijkt het recht op vrijstelling van arbeid zonder loonderving voor zwangerschapsonderzoek bij collectieve overeenkomsten te zijn geregeld in plaats van bij wet.

9. Ontslagverbod

Artikel 10 van de richtlijn bepaalt dat vrouwen die onder de richtlijn vallen, moeten worden beschermd tegen ontslag vanaf het begin van de zwangerschap tot het eind van het zwangerschapsverlof. De enige uitzondering op deze bepaling betreft het ontslag om redenen die geen verband houden met de zwangerschap mits deze zijn toegestaan overeenkomstig de nationale wetten en mits de bevoegde instanties hiervoor toestemming verlenen. Als een onder de richtlijn vallende werkneemster tijdens deze periode wordt ontslagen, heeft zij het recht te verzoeken om een schriftelijke motivering van het ontslag.

De arresten van het Hof van Justitie in zaken betreffende de weigering tot indienstneming of het ontslag van zwangere vrouwen zijn in de richtlijn verwerkt en moeten kort worden toegelicht. Reeds in 1990 bepaalde het Hof van Justitie dat de weigering om een vrouw in dienst te nemen op grond van het feit dat zij zwanger is, een vorm van rechtstreekse discriminatie op grond van geslacht is en bijgevolg strijdig met Richtlijn 76/207/EEG (6) In zijn arrest in Webb tegen EMO Air Cargo (UK) Ltd (7) stelde het Hof dat het strijdig was met Richtlijn 76/207/EEG om mevrouw Webb te ontslaan, die was aangenomen ter vervanging van een vrouw die met zwangerschapsverlof was gegaan, toen bleek dat zij ook zwanger was. In de zaak-Larsson (8) werd het Hof het geval voorgelegd van een vrouw die was ontslagen na een langdurig ziekteverlof dat verband hield met een zwangerschap. Het Hof bepaalde dat Richtlijn 76/207/EEG niet van toepassing was aangezien het ontslag pas had plaatsgevonden na afloop van het zwangerschapsverlof. In 1998 heeft het Britse House of Lords op grond van artikel 177 EEG een vergelijkbare zaak, Brown tegen Rentokil Ltd (9), bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakt. Mevrouw Brown heeft meer dan zes maanden niet kunnen werken vanwege een met haar zwangerschap verband houdende ziekte. De arbeidsovereenkomsten van alle, zowel mannelijke als vrouwelijke, personeelsleden van Rentokil bevatten een beding dat ontslag na een ziekteverzuim van zes maanden rechtvaardigt. Bijgevolg is mevrouw Brown ontslagen. Het Hof oordeelde, in een uitdrukkelijke omkering van het arrest-Larsson, dat het strijdig is met Richtlijn 76/207/EEG om vrouwen tijdens de zwangerschap te ontslaan wegens een met de zwangerschap verband houdende ziekte. De feiten in zowel de zaak-Larsson als in de zaak-Brown dateren van voor de inwerkingtreding van Richtlijn 92/85/EEG.

(6) Dekker tegen Stichting Vormingscentrum voor Jong Volwassenen (Jurispr. [1990] I-3941).

(7) Zaak C-32/93 (Jurispr. [1994] I-3567).

(8) Larsson tegen Fotex Supermarked (Jurispr. [1997] I-2757)

(9) Arrest van 30 juni 1998, Zaak C-394/96 (Jurispr. [1998] I-4185).

In Oostenrijk en Duitsland zijn werkneemsters beschermd tegen ontslag vanaf het moment dat zij hun werkgever van hun zwangerschap in kennis stellen tot vier maanden na de geboorte. In België geldt de bescherming eveneens vanaf het moment dat de werkgever van de zwangerschap in kennis wordt gesteld; de bescherming blijft bestaan tot een maand na afloop van het zwangerschapsverlof. In Frankrijk zijn werkneemsters beschermd tegen ontslag vanaf het begin van de zwangerschap tot een maand na afloop van het zwangerschapsverlof, mits de werkgever over de zwangerschap is geïnformeerd. Denemarken en Zweden verbieden ontslag om redenen die verband houden met zwangerschap, bevalling, adoptie of een verzoek om zwangerschapsverlof.

Op vergelijkbare wijze zijn ook in Finland ontslagen wegens zwangerschap of tijdens het zwangerschaps- of ouderschapsverlof nietig. In Griekenland en Italië is ontslag verboden tijdens de zwangerschap en gedurende een jaar daarna. De Ierse wet bepaalt dat ontslagen tijdens de zwangerschap, verlof om redenen van veiligheid en gezondheid, zwangerschapsverlof of verlof wegens zwangerschapsonderzoek, nietig zijn. In Luxemburg is het verboden vrouwen tijdens de zwangerschap of in de eerste 12 weken na de geboorte te ontslaan. In Nederland zijn vrouwen beschermd tegen ontslag gedurende de hele zwangerschap tot 6 weken na het eind van de zwangerschapsperiode. In Portugal geldt de bescherming tegen ontslag gedurende de zwangerschap, het zwangerschapsverlof en eventueel tijdens de lactatie. In Spanje wordt ontslag om redenen die verband houden met de zwangerschap beschouwd als discriminatie volgens de Grondwet en derhalve is het nietig. Ofschoon het mogelijk is dat bestaande nationale wetten zorgen voor een correcte uitvoering van de bepalingen van een latere richtlijn, moet in dit geval worden betwijfeld of de door de Grondwet geboden algemene beschermng even doeltreffend is als een specifieke bepaling inzake ontslag tijdens de zwangerschap en na de bevalling.

Als een werkneemster tijdens de zwangerschap of het zwangerschapsverlof wordt ontslagen, eisen de meeste lidstaten dat de werkgever aantoont dat het ontslag is gebaseerd op objectieve, niet met de zwangerschap verband houdende gronden. In Duitsland moeten de bevoegde autoriteiten in de Länder het ontslag wettig verklaren, en in Portugal de commissie voor gelijke kansen op de arbeidsmarkt. In Griekenland moet de arbeidsinspectie van de prefectuur worden ingelicht over alle ontslagen die plaatsvinden tijdens de zwangerschap of in het eerste jaar na de bevalling. In Luxemburg is de werkgever niet uitdrukkelijk verplicht om te bewijzen dat het ontslag geen verband houdt met de zwangerschap, maar er bestaat wel een bijzondere procedure waarbij ontslagen werkneemsters de president van de Arbeidsrechtbank kunnen verzoeken hun zaak met spoed te behandelen. In de overige lidstaten hoeft ontslag onder de betrokken omstandigheden niet door een officiële instantie te worden goedgekeurd; als de werkneemster van oordeel is dat zij ten onrechte ontslagen is, moet zij haar zaak bij de Arbeidsrechtbank aanhangig maken. Hierbij moet worden opgemerkt dat Richtlijn 97/80/EG van de Raad van 15 december 1997 inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van het geslacht van toepassing wordt op alle bepalingen van Richtlijn 92/85/EEG voorzover het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen moet worden toegepast, als deze richtlijn eenmaal in werking treedt (1.1.2001 in 14 lidstaten, 22.7.2001 in het VK).

10. Rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst

10.1. A. Tijdens vrijstelling van arbeid om redenen van veiligheid en gezondheid

Artikel 11, lid 1, van de richtlijn bepaalt dat de alle aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten, met inbegrip van het behoud van bezoldiging, moeten worden gewaarborgd als vrouwen van arbeid worden vrijgesteld vanwege risico's voor de gezondheid van de werkneemster of haar baby, of als zij worden vrijgesteld van nachtarbeid. In deze gevallen moeten de aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten worden gewaarborgd volgens de nationale wetten en/of praktijken, en de werkneemster heeft recht op het behoud van haar bezoldiging of het genot van een adequate uitkering. Uit de overwegingen bij de richtlijn en de verklaring in de notulen van de Raad blijkt duidelijk dat met de verwijzing naar ziektegeld geenszins wordt gesuggereerd dat zwangerschap met ziekte gelijkgesteld mag worden. Artikel 11, lid 4, van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten het recht op bezoldiging of een adequate uitkering afhankelijk kunnen stellen van het feit of de werkneemster voldoet aan de voorwaarden voor uitkeringsgerechtigheid die zijn vastgelegd in de nationale wetgeving. De vereiste duur van het dienstverband voor de uitgerekende geboortedatum mag niet meer dan 12 maanden bedragen.

In Oostenrijk hebben werkneemsters gedurende het betrokken verlof recht op uitbetaling van het gemiddelde van de bezoldiging tijdens de voorafgaande 13 weken. De aan hun arbeidsovereenkomst verbonden rechten worden gewaarborgd en zij hebben ook recht op buitengewone betalingen zoals bonussen. Als de werkneemster echter wordt vrijgesteld van arbeid op grond van een verklaring van een arts van de arbeidsinspectie waaruit blijkt dat een dergelijke vrijstelling noodzakelijk is voor haar gezondheid, heeft de vrouw recht op een socialezekerheidsuitkering, de zwangerschapstoelage. Deze uitkering wordt niet betaald aan werkneemsters met een laag inkomen; voor deze vrouwen moet de werkgever het loon doorbetalen. Volgens de Oostenrijkse vereniging van vakbonden leidt dit ertoe dat werkgevers vrouwen onder druk zetten om een medische verklaring te vragen.

In België hebben werkneemsters die worden vrijgesteld van arbeid om redenen van gezondheid en veiligheid recht op 60% van hun loon tot een bepaald vast bedrag, mits zij in de 6 maanden voorafgaande aan de toekenning van de uitkering ten minste 120 dagen hebben gewerkt. In Denemarken wordt de arbeidsovereenkomst van vrouwen die worden vrijgesteld van arbeid, gehandhaafd en hebben de werkneemsters recht op een "dagelijkse uitkering" of, als dit meer bedraagt, de helft van hun loon. De dagelijkse uitkering wordt uitsluitend toegekend aan werkneemsters die de voorafgaande 13 weken hebben gewerkt of recht hebben op een werkloosheidsuitkering. In Finland worden periodes van vrijstelling van arbeid om gezondheidsredenen meegerekend ten behoeve van het jaarlijks verlof, maar werkneemsters hebben geen recht op doorbetaling van hun loon. In plaats hiervan ontvangen zij een speciale zwangerschapstoelage die evenveel bedraagt als de arbeidsongeschiktheidsuitkering en overeenkomt met 60% van het loon. Alleen verzekerde werkneemsters komen in aanmerking voor een uitkering. In Frankrijk hebben werkneemsters die worden vrijgesteld van hun normale werk, recht op 90% van hun loon gedurende de eerste 30 dagen en twee derde van hun loon gedurende de volgende 30 dagen.

In Duitsland wordt de arbeidsovereenkomst van werkneemsters tijdens vrijstellingen van arbeid om gezondheidsredenen en tijdens zwangerschapsverlof gehandhaafd. Tijdens een vrijstelling van arbeid hebben werkneemsters recht op betaling van het gemiddelde van hun loon tijdens de voorgaande 13 weken. In Griekenland hebben vrouwen die worden vrijgesteld van arbeid om redenen van gezondheid en veiligheid recht op uitbetaling van de helft van hun loon door de werkgever gedurende de eerste 25 dagen afwezigheid; daarna hebben zij dezelfde rechten met betrekking tot bezoldiging als tijdens het zwangerschapsverlof. Volgens het Ierse stelsel blijven de rechten van werkneemsters op grond van hun arbeidsovereenkomst ook tijdens verlof om redenen van veiligheid en gezondheid bestaan, en moet het loon de eerste 21 dagen volledig door hun werkgever worden doorbetaald. Daarna hebben werkneemsters recht op het standaardtarief van de "health and safety benefit" mits zij in de twaalf maanden voorafgaand aan de uitgerekende geboortedatum ten minste 39 weken socialezekerheidsbijdragen hebben betaald en hun gemiddelde weekloon over het vorige belastingjaar meer dan 70 IEP per week bedroeg. Als het inkomen van de werkneemster lager was dan dit bedrag, heeft zij recht op een lagere uitkering.

In Italië hebben werkneemsters die van arbeid worden vrijgesteld om redenen van gezondheid en veiligheid, recht op een uitkering die overeenkomt met 80% van het laatstverdiende loon, en in de overheidssector 100%. In Luxemburg hebben vrouwen die van arbeid worden vrijgesteld, recht op een zwangerschapsuitkering die evenveel bedraagt als de uitkering bij ziekte, mits de betrokkene verzekerd is. In Nederland is vastgelegd dat verzekerde werkneemsters die worden vrijgesteld van arbeid, recht hebben op een uitkering die overeenkomt met 100% van het loon, wat hoger is dan de uitkering bij ziekte (die slechts 70% bedraagt). In Portugal wordt aan werkneemsters die worden vrijgesteld van arbeid een zwangerschapsuitkering toegekend die overeenkomt met 65% van het referentieloon (dat wordt bepaald aan de hand van de formule R/180, waarbij R gelijk is aan het totale bruto-inkomen van de vrouw in de voorgaande 6 maanden). In de overheidssector hebben werknemers recht op volledige doorbetaling van het loon, ongeacht de duur van het verlof.

Zoals vermeld (zie bladzijde 5), hebben werkneemsters in Spanje geen recht op vrijstelling van arbeid om redenen van veiligheid en gezondheid. Bijgevolg bevat de Spaanse wet ook geen bepalingen inzake betalingen tijdens dergelijke periodes van afwezigheid. In Zweden hebben verzekerde vrouwen (die hoofdzakelijk in Zweden woonachtig zijn) bij vrijstelling van arbeid om veiligheids- of gezondheidsredenen recht op een zwangerschapsuitkering die overeenkomt met 75% van het loon van de werkneemster. In het VK hebben werkneemsters die om veiligheids- of gezondheidsredenen worden vrijgesteld van arbeid recht op volledige doorbetaling van het loon, op voorwaarde dat zij geen redelijke alternatieve functies heeft geweigerd. In Gibraltar is de situatie hetzelfde.

10.2. B. Tijdens het zwangerschapsverlof

Artikel 11, lid 2, van de richtlijn bevat vergelijkbare bepalingen ten aanzien van de aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten tijdens het zwangerschapsverlof als gelden tijdens verlof om veiligheids- en gezondheidsredenen, met inbegrip van de mogelijkheid om voorwaarden te verbinden aan het recht op bezoldiging of een adequate uitkering. Een uitkering kan volgens de richtlijn als adequaat worden beschouwd als deze ten minste gelijk is aan het bedrag dat de werkneemster zou ontvangen in geval van ziekteverlof.

In Oostenrijk hebben verzekerde werkneemsters tijdens het zwangerschapsverlof recht op een zwangerschapsuitkering die overeenkomt met 100% van het gemiddelde netto-inkomen in de voorgaande drie maanden. Dit is meer dan de uitkering in geval van ziekte. Periodes waarin werkneemsters een zwangerschapsuitkering ontvangen worden meegerekend ten behoeve van pensioenen en verzekeringen. Werkneemsters met een inkomen onder de verzekeringsplichtige grens hebben geen recht op een zwangerschapsuitkering en hun werknemers zijn verplicht het loon gedurende de 16 weken zwangerschapsverlof door te betalen. Ambtenaren hebben recht op doorbetaling van hun volledige loon tijdens het zwangerschapsverlof.

In België hebben werkneemsters tijdens hun zwangerschapsverlof recht op een uitkering die overeenkomt met 82% van hun nettoloon gedurende de eerste 30 dagen, en 75% van hun loon gedurende de resterende 15 weken van het zwangerschapsverlof. Dit is, wat de eerste 30 dagen betreft, hoger dan de uitkering wegens ziekte, maar daarna is de uitkering even hoog als het ziektegeld. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een uitkering zijn hetzelfde als voor een uitkering bij verlof om redenen van veiligheid en gezondheid. Zolang een werkneemster een zwangerschapsuitkering ontvangt, wordt haar arbeidsovereenkomst opgeschort en periodes waarin een zwangerschapsuitkering wordt betaald, worden meegerekend ten behoeve van het pensioen.

In Denemarken wordt de dagelijkse uitkering bij verlof om veiligheids- en gezondheidsredenen ook tijdens het zwangerschapsverlof betaald, mits de werkneemster de voorafgaande 13 weken heeft gewerkt. Het bedrag varieert naargelang van het uurloon waarop de vrouw recht zou hebben bij ziekteverlof, en kan oplopen tot DK 70 per uur. De Wet op de werknemers in loondienst heeft betrekking op alle werknemers met andere dan handarbeid die ten minste 15 uur werkzaam zijn op specifieke gebieden zoals technische bijstandverlening, als winkelbediende of als toezichthoudend personeel. Vrouwen die onder de wet vallen, hebben recht op de helft van hun loon of, als dit hoger is, een uitkering.

In Finland hebben vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof recht op een zwangerschapsuitkering die even hoog is als de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Werkneemsters hebben uitsluitend recht op een zwangerschapsuitkering als zij voor de geboorte ten minste 180 dagen in Finland hebben gewoond. De arbeidsovereenkomst wordt gehandhaafd en de pensioenrechten worden doorberekend, zowel tijdens het zwangerschapsverlof als tijdens ouderschapsverlof. Ambtenaren worden tijdens het zwangerschapsverlof doorbetaald.

In Frankrijk worden periodes van zwangerschapsverlof meegerekend ten behoeve van de anciënniteit en het pensioen. Tijdens het zwangerschapsverlof hebben werkneemsters recht op 84% van hun loon tot een bepaald maximum. Om hiervoor in aanmerking te komen moeten werkneemsters in de drie maanden voorafgaand aan de geboorte ten minste 200 uur hebben gewerkt en moeten zij ten minste tien maanden voor de geboorte zijn ingeschreven bij de sociale zekerheid. Ambtenaren worden tijdens het zwangerschapsverlof volledig doorbetaald.

In Duitsland hebben werkneemsters, als zij bij het begin van het zwangerschapsverlof zijn aangesloten bij een wettelijk stelsel van ziektekostenverzekering en in de periode vanaf de 10e maand voor de geboortedatum tot het eind van de 4e maand voor de geboorte ten minste 12 weken aangesloten zijn geweest, recht op een zwangerschapsuitkering van de ziektekostenverzekering van DM 25 per dag, plus het verschil tussen de zwangerschapsuitkering en hun nettoloon. Als zij gedurende dezelfde periode betaalde arbeid hebben verricht, hebben zij recht op dezelfde uitkering. Vrouwen die niet zijn aangesloten bij een wettelijk stelsel van ziektekostenverzekering maar wel betaalde arbeid hebben verricht vanaf het begin van de 10e maand voor de geboorte tot het eind van de 4e maand voor de geboorte, hebben recht op een zwangerschapsuitkering van de nationale overheid van ten hoogste DM 400 gedurende het zwangerschapsverlof, vermeerderd met het verschil tussen de zwangerschapsuitkering en het gemiddelde nettodagloon. De arbeidsovereenkomst wordt tijdens het zwangerschapsverlof gehandhaafd.

Volgens de Griekse wetgeving kunnen werkneemsters gedurende de eerste 25 dagen van het zwangerschapsverlof aanspraak maken op de helft van hun loon. Daarna hebben vrouwen bij de overheid recht op uitbetaling van 100% van hun loon door de werkgever en vrouwen in de particuliere sector op hetzelfde bedrag, maar dan slechts ten dele betaald door de werkgever en aangevuld met socialezekerheidsmiddelen. De Griekse wetgeving bepaalt verder dat de specifieke regelingen voor de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder b) en artikel 11, lid 3, van de richtlijn, moeten worden getroffen door de bevoegde verzekeringsinstanties en over de aard van deze specifieke regelingen wordt geen informatie verstrekt. Lidstaten moeten echter met wettelijke middelen aan hun verplichtingen op grond van de richtlijn voldoen en niet door middel van veranderlijke bestuurlijke maatregelen. Bijgevolg heeft de Commissie besloten hierover een inbreukprocedure te beginnen ten aanzien van Griekenland.

In Ierland hebben werkneemsters recht op een zwangerschapsuitkering van 70% van het brutoloon met een minimum van 83,70 IEP en een maximum van 162,80 IEP, mits zij voldoen aan de hierboven reeds genoemde voorwaarden die gelden voor uitkeringen bij verlof om gezondheids- en veiligheidsredenen. Deze uitkering is hoger dan die bij ziekte. Met uitzondering van de beloning blijven alle aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten gehandhaafd.

In Italië is de uitkering tijdens het zwangerschapsverlof even hoog als die tijdens verlof om redenen van veiligheid en gezondheid, als hierboven aangegeven. Periodes van zwangerschapsverlof worden meegerekend ten behoeve van de anciënniteit, het verlof en de pensioenen.

In Nederland hebben verzekerde werkneemsters recht op betaling van 100% van hun loon, wat meer is dan de 70% van hun loon die wordt uitgekeerd bij ziekte. Er geldt geen wachttijd - vrouwen zijn verzekerd vanaf de eerste werkdag. In Luxemburg hebben verzekerde werkneemsters tijdens het zwangerschapsverlof recht op een zwangerschapsuitkering die even hoog is als het ziektegeld.

In Portugal worden vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof gelijkgesteld aan werkende vrouwen. Zij ontvangen 65% van hun referentieloon (zie hierboven) mits zij ten minste 6 maanden hebben gewerkt. Wat het behoud van de aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten betreft, gelden periodes van zwangerschapsverlof, afgezien van het feit dat het onbetaald is, als reguliere periodes van werken. In Spanje is de uitkering tijdens het zwangerschapsverlof even hoog als de uitkering wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Werkneemsters moeten in de 5 jaren voorafgaand aan de geboorte ten minste 6 maanden gewerkt en nationale verzekeringsbijdragen betaald hebben. De arbeidsovereenkomst wordt tijdens het zwangerschapsverlof opgeschort.

Zweden verstrekt tijdens het zwangerschapsverlof een uitkering die even hoog is als de uitkering bij ziekte, namelijk 60 SEK per dag. Werkneemsters moeten voor het begin van de betaling van de uitkering ten minste 180 dagen ingeschreven staan bij een bureau van de sociale zekerheid. Vrouwen die meer dan 240 dagen ingeschreven staan, ontvangen een hogere uitkering. Periodes van verlof voor de verzorging van kinderen onder de drie worden meegerekend ten behoeve van de aanvullende pensioenrechten van de ouder.

In het Verenigd Koninkrijk hebben vrouwen recht op een wettelijke zwangerschapsuitkering (statutory maternity pay, SMP) mits zij voor de 15e week voor de geboorte ten minste 6 maanden voor hun werkgever hebben gewerkt en in de 8 weken voorafgaand aan de 15e week voor de geboorte genoeg verdiend hebben om te vallen onder de plicht tot betaling van nationale verzekeringsbijdragen. Gedurende de eerste 6 weken wordt het SMP betaald ten belope van 90% van het loon en daarna als vaste som van 54,44 GBP per week. Vrouwen die geen recht hebben op SMP kunnen wel in aanmerking komen voor een zwangerschapsuitkering als zij van de 66 weken voor de uitgerekende geboortedatum ten minste 26 weken gewerkt en nationale zekerheidsbijdragen betaald hebben. Na de eerste 6 weken is de hoogte van het SMP gelijk aan die van het wettelijk ziektegeld, evenals de zwangerschapsuitkering. De aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten blijven gewaarborgd gedurende de 14 weken waarin een zwangerschapsuitkering wordt betaald, en de werkgever moet de bijdragen aan het bedrijfspensioen blijven betalen op basis van het normale loon van de werkneemsters. Werkneemsters hoeven uitsluitend bijdragen te betalen over de daadwerkelijk ontvangen uitkeringen tijdens het zwangerschapsverlof. In Gibraltar hebben vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof recht op een uitkering die evenveel bedraagt als de wekelijkse uitkering wegens letsel waarop zij recht zouden hebben gehad in geval van letsel. Dit houdt in dat werkneemsters uitsluitend recht hebben op een uitkering tijdens het zwangerschapsverlof als zij voldoen aan de voorwaarden die gelden om in aanmerking te komen voor een uitkering wegens letsel. Aangezien de lidstaten op grond van de richtlijn echter de mogelijkheid hebben de adequate uitkering afhankelijk te stellen van de voorwaarden om voor een uitkering in aanmerking te komen (artikel 11, lid 4), is een dergelijke beperking toelaatbaar.

Zoals in de inleiding al is vermeld, heeft het Europees Hof van Justitie op 27 oktober 1998 zijn eerste arrest met betrekking tot Richtlijn 92/85/EEG gewezen. De zaak-Boyle had betrekking op de rechten van vrouwen tijdens de zwangerschap en het zwangerschapsverlof op grond van de arbeidsovereenkomst (en niet zozeer volgens de wet). Het Hof oordeelde dat het de lidstaten vrij staat te bepalen wanneer het zwangerschapsverlof begint, maar dat een beding in de arbeidsovereenkomst dat vrouwen verbiedt ziekteverlof op te nemen tijdens de minimale 14 weken zwangerschapsverlof, tenzij zij opnieuw aan het werk gaan en het zwangerschapsverlof beëindigen, strijdig is met de richtlijn. Het Hof achtte het verder wel rechtmatig dat bepalingen van arbeidsovereenkomsten niet verder gaan dan de minimale vereisten van de richtlijn, mits aan alle minimale vereisten wordt voldaan, en achtte het bovendien toelaatbaar dat aan extra rechten op grond van de arbeidsovereenkomst extra voorwaarden worden verbonden. Het Hof achtte het derhalve toelaatbaar de toename van het jaarlijks verlof te beperken tot de 14 weken wettelijk zwangerschapsverlof. Het Hof was echter wel van mening dat eventuele periodes, binnen het minimale zwangerschapsverlof van 14 weken, waarin noch door de overheid, noch door de werkgever een uitkering wordt betaald, wel volledig moeten worden meegerekend voor de opbouw van het bedrijfspensioen.

Op 19 november 1998 heeft het Hof van Justitie een tweede arrest gewezen met betrekking tot de richtlijn in de zaak-Pedersen (10) over de Deense wetgeving inzake betaling tijdens arbeidsongeschiktheid wegens zwangerschap. Het feit dat vrouwen bij verzuim wegens arbeidsongeschiktheid in verband met zwangerschap, minder betaald krijgen dan vrouwen die afwezig zijn vanwege andere vormen van arbeidsongeschiktheid, werd discriminatoir geacht. Het Hof achtte het verder strijdig met de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 92/85/EEG dat een werkgever een zwangere vrouw die nog niet ongeschikt is voor het uitoefenen van haar functie, naar huis stuurt zonder het loon door te betalen, omdat hij van mening is dat hij geen werk voor haar heeft. Het Hof benadrukte dat een dergelijk systeem niet is bedoeld om de biologische toestand van vrouwen te beschermen, maar om de belangen van de werknemers te waarborgen.

(10) Zaak C-66/96.

11. Conclusie

Vóór de goedkeuring van Richtlijn 92/85/EEG bestond in alle lidstaten reeds enige vorm van bescherming voor zwangere werkneemsters, al was er wel sprake van grote verschillen. In sommige lidstaten, zoals Italië, Nederland en Frankrijk, werd meer bescherming geboden dan de richtlijn vereist, terwijl de richtlijn in andere landen een verbetering van de bescherming van de gezondheid en veiligheid en de rechten van zwangere werkneemsters teweegbracht. Zo is het zwangerschapsverlof in Zweden en Portugal naar aanleiding van de richtlijn verlengd, en zijn de vereiste wachttijden om voor verlof in aanmerking te komen in het Verenigd Koninkrijk verkort. In Ierland heeft de tenuitvoerlegging van de richtlijn geleid tot tal van verbeteringen, met name tot de mogelijkheid van verlof om redenen van gezondheid en veiligheid als het niet mogelijk is het werk van de werkneemster te veranderen teneinde vastgestelde risico's voor de zwangerschap en de baby te vermijden. Betaald verlof voor zwangerschapsonderzoek is ingevoerd in België, Oostenrijk, Denemarken, Ierland en Finland.

Krachtens artikel 14, lid 6, van de richtlijn is de Raad verplicht de richtlijn aan een nieuw onderzoek te onderwerpen. Uit de door de Commissie ontvangen informatie over de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de lidstaten zijn verscheidene potentiële problemen naar voren gekomen.

11.1. Persoonlijke werkingssfeer

Het eerste potentiële probleem betreft de persoonlijke werkingssfeer. Artikel 2 bepaalt dat werkneemsters alleen onder de definitie van "zwangere werkneemster" vallen als zij de werkgever in kennis stellen van hun toestand, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken. Voor de definitie van "werkneemster na de bevalling" worden de nationale wetten en/of praktijken gevolgd, evenals voor de verplichting om de werkgever in kennis te stellen. Ook worden de nationale wetten en/of praktijken gevolgd voor de definitie van "werkneemster tijdens de lactatie" en de verplichting om de werkgever hierover in kennis te stellen. De definitie van "werkneemster na de bevalling" varieert aanzienlijk tussen de lidstaten, van 2 maanden na de geboorte in Griekenland tot 6 maanden na de geboorte in het Verenigd Koninkrijk, en de definitie van "werkneemster tijdens de lactatie" varieert van zes maanden na de geboorte in Ierland tot 1 jaar in Griekenland. Ook de vereiste om de werkgever te informeren verschilt aanzienlijk van de ene lidstaat tot de andere.

De verschillen in de nationale definities van "werkneemster tijdens de lactatie" en "werkneemster na de bevalling" betekenen dat de persoonlijke werkingssfeer van de richtlijn tussen de lidstaten aanzienlijk uiteenloopt. Ook in verband met de plicht om de werkgever in te lichten, rijst een vraag van algemene aard. Als een vrouw duidelijk zwanger is maar haar werknemer niet formeel heeft ingelicht, valt zij niet onder de persoonlijke werkingssfeer van de richtlijn, zelfs niet wanneer de werkgever in de praktijk van haar zwangerschap op de hoogte is. De Commissie zal zich nader beraden op een mogelijke oplossing voor dit probleem.

De definitie van "werkneemster" in deze richtlijn heeft een communautaire betekenis die niet door definities uit nationale wetgevingen mag worden vervangen. De betekenis van "werkneemster na de bevalling" en "werkneemster tijdens de lactatie" wordt daarentegen wel bepaald door de definities ervan in de nationale wetgeving, wat leidt tot een zeer uiteenlopende behandeling in de lidstaten. Verschillen in nationale wetgeving in de definitie van werkneemsters na de bevalling en tijdens de lactatie brengen ook met zich dat de bescherming die vrouwen wordt geboden, per lidstaat sterk verschilt. Bovendien kan de verplichting voor zwangere werkneemsters om hun werkgever volgens de nationale praktijken over de zwangerschap te informeren, niet alleen leiden tot een verschillende behandeling, maar zelfs tot een aanzienlijke beperking van de door de richtlijn geboden bescherming.

11.2. Rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst

Aangezien de meeste lidstaten een langer zwangerschapsverlof waarborgen dan de richtlijn vereist, is het niet nodig de bepalingen over de duur van het zwangerschapsverlof te herzien. Ofschoon de richtlijn voorziet in 14 weken zwangerschapsverlof, zijn hiervan slechts twee weken verplicht. De meeste lidstaten hebben echter veel langere periodes van verplicht zwangerschapsverlof, waarin werken zowel voor als na de geboorte verboden is. Tijdens deze periode wordt aan de vrouw gewoonlijk slechts een gedeelte van haar normale loon uitbetaald, of wordt haar een socialezekerheidsuitkering toegekend.

Het beginsel dat de zwangerschap niet mag worden gebruikt als excuus voor het discrimineren van vrouwen, leidt onvermijdelijk tot conflicten met de behoefte aan beschermende maatregelen. Een voorbeeld hiervan is nachtarbeid. De richtlijn bepaalt dat vrouwen tijdens de zwangerschap of na de bevalling niet kunnen worden verplicht tot nachtarbeid, mits een medische verklaring wordt overgelegd die duidelijk maakt dat dit om gezondheids- en veiligheidsredenen niet kan worden toegestaan. Het beginsel van gelijke behandeling houdt in dat vrouwen dezelfde toegang hebben tot nachtarbeid als mannen, maar dat een beperkte uitzondering om redenen van gezondheid en veiligheid wordt gemaakt ten aanzien van vrouwen tijdens de zwangerschap en na de bevalling. De bewoordingen van artikel 7 van de richtlijn maken duidelijk dat er behoefte is aan specifieke bescherming van de gezondheid en veiligheid voor zwangere vrouwen zonder afbreuk te doen aan hun algemene recht op non-discriminatie waardoor zij 's nachts kunnen werken.

Uit de voor dit verslag verzamelde gegevens blijkt echter dat in sommige lidstaten het recht op non-discriminatie wordt geschonden door een verbod op nachtarbeid. Door vrouwen te verbieden 's nachts te werken zonder een voorafgaande evaluatie van de risico's van de betrokken functie, worden vrouwen automatisch vrijgesteld van arbeid, wat in nagenoeg alle lidstaten tot een achteruitgang van het salaris leidt.

Artikel 1, lid 3, van de richtlijn verbiedt de lidstaten de richtlijn te gebruiken als excuus voor een verlaging van het niveau van de bescherming van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie ten opzichte van de situatie die op het moment van de aanneming van de richtlijn in iedere Lid-Staat bestaat. Ook het derde lid van artikel 118 A van het Verdrag is relevant in verband met nationale maatregelen die verder gaan dan de bepalingen van de richtlijn:

"De uit hoofde van dit artikel vastgestelde bepalingen beletten niet dat een lidstaat maatregelen voor een hogere graad van bescherming van de arbeidsomstandigheden handhaaft en treft welke met dit Verdrag verenigbaar zijn."

In zijn arrest in Zaak C-2/97 Società italiana petroli SpA (IP) tegen Borsana Srl heeft het Hof van Justitie op 17 december 1998 bevestigd dat de lidstaten, wanneer in een richtlijn minimumvoorschriften krachtens artikel 118 A zijn vastgesteld, maatregelen voor een hogere graad van bescherming van de arbeidsomstandigheden mogen nemen. Hiermee leek het Hof echter ook te willen aangeven dat dergelijke maatregelen de samenhang van de gemeenschapsacties op het gebied van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers niet in gevaar mogen brengen, niet discriminerend mogen werken en de uitoefening van de door het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheden niet mogen hinderen.

Ofschoon de richtlijn ontslag tijdens de zwangerschap en het zwangerschapsverlof verbiedt, bevat deze geen bepalingen betreffende het recht van vrouwen om na afloop van het zwangerschapsverlof terug te keren naar hun laatste functie of een vergelijkbare functie. In een dergelijk recht op terugkeer wordt wel voorzien door de nationale wetgeving van verscheidene lidstaten (Ierland, Luxemburg, Finland en het VK) en het is een natuurlijk uitvloeisel van het ontslagverbod. De Commissie zal zich beraden op een passende aanpak van dit probleem.

Het vraagstuk van de betalingen tijdens het verlof om gezondheids- en veiligheidsredenen en het zwangerschapsverlof is bepalend voor de mate waarin vrouwen ook daadwerkelijk gebruik kunnen maken van hun recht op verlof. De vergoedingen tijdens verlof om gezondheids- en veiligheidsredenen overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 lijken de lidstaten in hun tenuitvoerleggingsmaatregelen betrekkelijk goed geregeld te hebben. De betalingen tijdens deze periode zijn een combinatie van loon van de werkgever en uitkeringen van de overheid. Ofschoon sommige lidstaten voorwaarden verbinden aan het recht op een uitkering, lijken deze voorwaarden niet bezwaarlijk.

De situatie is gecompliceerder met betrekking tot de betalingen tijdens het zwangerschapsverlof. Ofschoon voor werknemers die in overheidsdienst zijn of onder een gunstige collectieve arbeidsovereenkomst vallen, ook gullere regelingen kunnen gelden, worden aan nagenoeg alle vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof socialezekerheidsuitkeringen betaald. Het niveau van deze uitkeringen is weliswaar afhankelijk van het laatste loon van de betrokkene, maar gewoonlijk is het toch aanzienlijk lager. Opmerkelijk is dat de last van de betalingen tijdens het zwangerschapsverlof volledig moet worden gedragen door de overheid en niet door de werkgever. De richtlijn biedt de mogelijkheid voorwaarden te verbinden aan de uitkering en alle lidstaten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Deze voorwaarden variëren van minimale periodes van wonen, werken, verzekering of betaling van socialezekerheidsbijdragen, tot het niveau van het laatste loon.

Betrouwbare informatie over de praktische gevolgen van de voorwaarden waaraan vrouwen moeten voldoen om tijdens het zwangerschapsverlof een uitkering te krijgen, is niet beschikbaar, en het is dan ook onmogelijk om na te gaan welk percentage vrouwen tijdens het zwangerschapsverlof geen enkele vergoeding ontvangt. Het ontbreken van iedere vergoeding tijdens het zwangerschapsverlof maakt het voor sommige vrouwen erg moeilijk verlof te nemen, waardoor de door de richtlijn beoogde bescherming aanzienlijk wordt verminderd. Om dit aspect van de tenuitvoerlegging van de richtlijn behoorlijk te kunnen evalueren, zal de Commissie verzoeken om nadere informatie over de in de lidstaten geldende voorwaarden om in aanmerking te komen voor een uitkering tijdens het zwangerschapsverlof.

In dit verband zij gewezen op het arrest van het Hof van Justitie in de zaak van de Commissie tegen Luxemburg (11). Het Hof oordeelde dat de geboorte- en moederschapstoelagen een "sociaal voordeel" zijn in de zin van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 1612/68, en dat een woonplaatsvereiste indirect discriminerend is voor migrerende werknemers die minder makkelijk aan de woonplaatsvereiste kunnen voldoen dan eigen onderdanen. Bovendien beschouwde het Hof de moederschapstoelage als een socialezekerheidsuitkering in de zin van artikel 18 van Verordening 1408/71, dat bepaalt dat wanneer het recht op prestaties afhankelijk wordt gesteld van het vervullen van tijdvakken van verzekering, arbeid of wonen, voor zover nodig rekening moet worden gehouden met de krachtens de wettelijke regeling van elke andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, arbeid of wonen. Uit de door de lidstaten verstrekte informatie wordt niet duidelijk of de toekenning van een zwangerschaps- of moederschapstoelage volledig verenigbaar is met de beginselen van Verordening 1612/68 en Verordening 1408/71 met betrekking tot migrerende werkneemsters tijdens de zwangerschap of na de bevalling. De lidstaten zal om nadere informatie over dit punt worden verzocht.

(11) Zaak C-111/91, Jurispr. I-817.

Over het algemeen is Richtlijn 92/85/EEG door de lidstaten goed ten uitvoer gelegd. Hierdoor wordt vrouwen tijdens de zwangerschap, na de bevalling of tijdens de lactatie in de hele Europese Unie hetzelfde niveau van bescherming van de gezondheid en de veiligheid gewaarborgd. Ook worden de aan hun arbeidsovereenkomst verbonden rechten gewaarborgd, wat een essentieel aspect is voor vrouwen die kinderen krijgen. De in de richtlijn vastgelegde rechten vormen een goed kader voor de tweeledige rol van vrouwen als werkneemsters en als moeders, aangezien deze rol zowel bijzondere bescherming als non-discriminatie vereist. Ofschoon verscheidene inbreukprocedures zijn gestart wegens onvolledige of onjuiste uitvoering van specifieke bepalingen van de richtlijn, hoeft na de inwerkingtreding van nieuwe wetgeving in Luxemburg geen enkele lidstaat meer te worden vervolgd wegens niet-uitvoering van de richtlijn als geheel. Het feit dat de richtlijn in de lidstaten betrekkelijk goed ten uitvoer gelegd is, blijkt ook uit het geringe aantal klachten dat de Commissie van zwangere werkneemsters heeft ontvangen.

BIJLAGE 1

RICHTLIJN 92/85/EEG VAN DE RAAD

van 19 oktober 1992

inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118 A,

Gezien het voorstel van de Commissie, opgesteld na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats (12),

(12) PB C 281 van 9. 11. 1990, blz. 3, en PB C 25 van 1. 2. 1991, blz. 9.

In samenwerking met het Europese Parlement (13),

(13) PB C 19 van 28. 1. 1991, blz. 177, en PB C 150 van 15. 6. 1992, blz. 99.

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (14),

(14) PB C 41 van 18. 2. 1991, blz. 29.

Overwegende dat in artikel 118 A van het Verdrag is bepaald dat de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststelt om de verbetering van met name de werkomgeving te bevorderen ten einde de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen;

Overwegende dat de onderhavige richtlijn geen rechtvaardiging mag zijn voor een eventuele verlaging van de in iedere Lid-Staat reeds bereikte beschermingsniveaus en dat de Lid-Staten zich krachtens het Verdrag erop toeleggen de verbetering van de op dit gebied bestaande omstandigheden te bevorderen en zich ten doel stellen deze geleidelijk te harmoniseren;

Overwegende dat volgens artikel 118 A van het Verdrag in de richtlijn vermeden wordt zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat zij de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen zouden kunnen hinderen;

Overwegende dat krachtens Besluit 74/325/EEG (15), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1985, het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats met het oog op het uitwerken van voorstellen op dit gebied door de Commissie geraadpleegd wordt;

(15) PB nr. L 185 van 9. 7. 1974, blz. 15.

Overwegende dat in het Gemeenschapshandvest van sociale grondrechten van de werkenden, dat op 9 december 1989 in de Europese Raad van Straatsburg door de Staatshoofden en Regeringsleiders is aangenomen, wordt verklaard, met name in punt 19:

"Aan alle werkenden moeten in hun arbeidsmilieu bevredigende voorwaarden worden geboden ten aanzien van de bescherming van hun gezondheid en hun veiligheid. Er dienen adequate maatregelen te worden getroffen om de situatie op dit gebied verder in opwaartse zin te harmoniseren.";

Overwegende dat de Commissie zich in haar actieprogramma tot uitvoering van het Gemeenschapshandvest van sociale grondrechten van de werkenden onder meer tot taak heeft gesteld bij de Raad een richtlijn inzake de bescherming op het werk van de zwangere vrouw ter vaststelling in te dienen;

Overwegende dat in artikel 15 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (16) is bepaald dat bijzonder kwetsbare risicogroepen tegen voor hen specifieke gevaren moeten worden beschermd;

(16) PB L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1.

Overwegende dat werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie in vele opzichten moeten worden beschouwd als een groep met bijzondere risico's en dat maatregelen moeten worden getroffen inzake hun gezondheid en veiligheid;

Overwegende dat de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie geen afbreuk mag doen aan de plaats van de vrouw op de arbeidsmarkt en evenmin afbreuk mag doen aan de richtlijnen van de Raad op het gebied van gelijke behandeling van mannen en vrouwen;

Overwegende dat zich bij bepaalde werkzaamheden een specifiek risico kan voordoen van blootstelling van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie aan gevaarlijke agentia, procédés of arbeidsomstandigheden; dat deze risico's derhalve moeten worden geëvalueerd en dat de werkneemsters en/of hun vertegenwoordigers over het resultaat van deze evaluatie moeten worden geïnformeerd;

Overwegende dat voorts, ingeval uit het resultaat van deze evaluatie een risico voor de veiligheid of de gezondheid van de werkneemsters blijkt, maatregelen met het oog op de bescherming van de werkneemsters moeten worden genomen;

Overwegende dat werkneemsters tijdens de zwangerschap of de lactatie geen werkzaamheden mogen verrichten waarvan de evaluatie heeft uitgewezen dat zij het risico met zich brengen van een blootstelling aan bepaalde bijzonder gevaarlijke agentia of arbeidsomstandigheden die hun veiligheid of gezondheid in gevaar brengt;

Overwegende dat maatregelen moeten worden getroffen opdat werkneemsters tijdens de zwangerschap of de lactatie niet worden verplicht nachtarbeid te verrichten, indien dit met het oog op hun veiligheid of gezondheid noodzakelijk is;

Overwegende dat het in verband met de kwetsbaarheid van de werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie noodzakelijk is hun recht te geven op een vóór en/of na de bevalling te nemen zwangerschapsverlof van ten minste veertien aaneengesloten weken, en hun de verplichting op te leggen vóór en/of na de bevalling een zwangerschapsverlof van ten minste twee weken te nemen;

Overwegende dat het risico van ontslag om redenen in verband met hun toestand een nadelige uitwerking kan hebben op de lichamelijke en geestelijke toestand van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie en dat ontslag moet worden verboden;

Overwegende dat de maatregelen inzake de arbeidsorganisatie ter bescherming van de gezondheid van de werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie geen nuttige werking zouden hebben indien zij niet gepaard gaan met de handhaving van de rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van het behoud van een bezoldiging en/of het genot van een adequate uitkering;

Overwegende dat voorts de bepalingen met betrekking tot het zwangerschapsverlof eveneens geen nuttige werking zouden hebben indien zij niet gepaard gaan met de handhaving van de rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst en met het behoud van een bezoldiging en/of met het genot van een bepaalde uitkering;

Overwegende dat het begrip adequate uitkering bij zwangerschapsverlof moet worden beschouwd als een technisch referentiepunt dat dient om het niveau van de minimale bescherming te bepalen en in geen geval in die zin mag worden uitgelegd dat zwangerschap gelijk wordt gesteld met ziekte,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

AFDELING I

DOEL EN DEFINITIES

Artikel 1

Doel

1. Deze richtlijn, die de tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG is, heeft ten doel maatregelen ten uitvoer te leggen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie.

2. Richtlijn 89/391/EEG, met uitzondering van artikel 2, lid 2, geldt ten volle voor het gehele in lid 1 bedoelde terrein, onverminderd meer dwingende en/of specifieke bepalingen die in de onderhavige richtlijn zijn opgenomen.

3. Deze richtlijn mag geen verlaging tot gevolg hebben van het niveau van de bescherming van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie ten opzichte van de situatie die op het moment van de aanneming van de richtlijn in iedere Lid-Staat bestaat.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) zwangere werkneemster of werkneemster tijdens de zwangerschap: elke zwangere werkneemster die de werkgever in kennis stelt van haar toestand, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken;

b) werkneemster na de bevalling: elke werkneemster die is bevallen in de zin van de nationale wetten en/of praktijken, en die de werkgever in kennis stelt van haar toestand, overeenkomstig deze wetten en/of praktijken;

c) werkneemster tijdens de lactatie: elke werkneemster tijdens de lactatie in de zin van de nationale wetten en/of praktijken die de werkgever in kennis stelt van haar toestand, overeenkomstig deze wetten en/of praktijken.

AFDELING II

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 3

Richtsnoeren

1. De Commissie, bijgestaan door het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, stelt in overleg met de Lid-Staten richtsnoeren op voor de evaluatie van de chemische, fysische en biologische agentia alsmede van de industriële procédés welke geacht worden een risico te vormen voor de veiligheid of de gezondheid van de werkneemsters in de zin van artikel 2.

De in de eerste alinea bedoelde richtsnoeren hebben ook betrekking op bewegingen en houdingen, geestelijke en lichamelijke vermoeidheid en de overige lichamelijke en geestelijke belastingen in verband met de werkzaamheden van de werkneemsters in de zin van artikel 2.

2. Het is de bedoeling dat in de lid 1 bedoelde richtsnoeren als leidraad dienen voor de in artikel 4, lid 1, bedoelde evaluatie.

Daartoe brengen de Lid-Staten die richtsnoeren ter kennis van de werkgevers en de werkneemsters en/of hun vertegenwoordigers in hun land.

Artikel 4

Evaluatie en informatie

1. Voor alle werkzaamheden waarbij zich een specifiek risico kan voordoen van blootstelling aan de agentia, procédés of arbeidsomstandigheden waarvan een niet-limitatieve lijst in bijlage I is opgenomen, moeten de aard, de mate en de duur van de blootstelling in de betrokken onderneming en/of inrichting van de werkneemsters in de zin van artikel 2 rechtstreeks door de werkgever of door bemiddeling van de in artikel 7 van Richtlijn 89/391/EEG bedoelde beschermings- en preventiediensten worden geëvalueerd, ten einde:

ieder risico voor de veiligheid of de gezondheid, alsmede iedere terugslag op de zwangerschap of de lactatie van de werkneemster in de zin van artikel 2 te kunnen beoordelen;

te kunnen vaststellen welke maatregelen moeten worden genomen.

2. Onverminderd artikel 10 van Richtlijn 89/391/EEG worden in de betrokken onderneming en/of inrichting de werkneemster in de zin van artikel 2 en de werkneemsters die zich in een van de in artikel 2 bedoelde toestanden zouden kunnen bevinden en/of hun vertegenwoordigers geïnformeerd over de resultaten van de in lid 1 bedoelde evaluatie en over alle maatregelen op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Artikel 5

Consequenties van de resultaten van de evaluatie

1. Onverminderd artikel 6 van Richtlijn 89/391/EEG neemt de werkgever, indien uit de resultaten van de in artikel 4, lid 1, bedoelde evaluatie een risico voor de veiligheid of de gezondheid, alsmede een terugslag op de zwangerschap of de lactatie van een werkneemster in de zin van artikel 2 blijkt, de nodige maatregelen opdat door tijdelijke aanpassing van de arbeidsomstandigheden en/of werktijden van de betrokken werkneemster de blootstelling van deze werkneemster aan dit risico wordt vermeden.

2. Indien aanpassing van de arbeidsomstandigheden en/of werktijden technisch en/of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijs niet kan worden verlangd, neemt de werkgever de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokken werkneemster een andere arbeidsplaats krijgt.

3. Indien overplaatsing technisch en/of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijs niet kan worden verlangd, wordt de betrokken werkneemster gedurende de gehele voor de bescherming van haar veiligheid of gezondheid noodzakelijke periode, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken, vrijgesteld van arbeid.

4. Het bepaalde in dit artikel is mutatis mutandis van toepassing wanneer een werkneemster die een werkzaamheid uitoefent die uit hoofde van artikel 6 verboden is, zwanger wordt of met de lactatie begint en haar werkgever hiervan in kennis stelt.

Artikel 6

Blootstellingsverboden

Afgezien van de algemene bepalingen betreffende de bescherming van werknemers en met name die met betrekking tot de grenswaarden van beroepsblootstelling:

1. mogen zwangere werkneemsters in de zin van artikel 2, onder a), in geen enkel geval worden verplicht werkzaamheden te verrichten waarbij zij volgens de evaluatie het risico lopen van een blootstelling aan de in bijlage II, afdeling A, bedoelde agentia of arbeidsomstandigheden die hun veiligheid of gezondheid in gevaar brengt;

2. mogen werkneemsters tijdens de lactatie in de zin van artikel 2, onder c), in geen enkel geval worden verplicht werkzaamheden te verrichten waarbij zij volgens de evaluatie het risico van een blootstelling lopen aan de in bijlage II, afdeling B, bedoelde agentia of arbeidsomstandigheden die hun veiligheid of gezondheid in gevaar brengt.

Artikel 7

Nachtarbeid

1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen opdat de werkneemsters in de zin van artikel 2 niet verplicht worden nachtarbeid te verrichten gedurende hun zwangerschap en tijdens een op de bevalling volgende periode die wordt bepaald door de nationale instantie bevoegd voor veiligheid en gezondheid, mits onder de door de Lid-Staten vastgestelde voorwaarden een medisch attest wordt overgelegd waarin de noodzaak daarvan in verband met de veiligheid of de gezondheid van de werkneemster wordt bevestigd.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen dienen de mogelijkheid te omvatten overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken:

a) van overplaatsing naar werk overdag, of

b) van vrijstelling van arbeid of verlenging van het zwangerschapsverlof wanneer overplaatsing naar werk overdag technisch en/of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 8

Zwangerschapsverlof

1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen opdat de werkneemsters in de zin van artikel 2 recht hebben op een overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken vóór en/of na de bevalling te nemen zwangerschapsverlof van ten minste veertien aaneengesloten weken. 2. Het in lid 1 bedoelde zwangerschapsverlof moet een overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken vóór en/of na de bevalling te nemen verplicht zwangerschapsverlof van ten minste twee weken omvatten.

Artikel 9

Vrijstelling van arbeid voor zwangerschapsonderzoek

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen opdat zwangere werkneemsters in de zin van artikel 2, onder a), overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken recht hebben op vrijstelling van arbeid zonder loonderving om zwangerschapsonderzoek te kunnen ondergaan indien dit onderzoek gedurende de werktijd moet plaatsvinden.

Artikel 10

Ontslagverbod

Ten einde werkneemsters in de zin van artikel 2 te waarborgen dat zij de in het onderhavige artikel erkende rechten inzake de bescherming van haar veiligheid en gezondheid kunnen doen gelden, wordt het volgende bepaald:

1. de Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ontslag van werkneemsters in de zin van artikel 2 te verbieden gedurende de periode vanaf het begin van hun zwangerschap tot het einde van het in artikel 8, lid 1, bedoelde zwangerschapsverlof, behalve in uitzonderingsgevallen die geen verband houden met hun toestand en overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken zijn toegestaan en, in voorkomend geval, voor zover de bevoegde instantie hiermee heeft ingestemd;

2. wanneer een werkneemster in de zin van artikel 2 wordt ontslagen gedurende de in punt 1 bedoelde periode, dient de werkgever schriftelijk gegronde redenen op te geven voor het ontslag;

3. de Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om werkneemsters in de zin van artikel 2 te beschermen tegen de gevolgen van ontslag, indien dit op grond van punt 1 onwettig is.

Artikel 11

Rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst

Ten einde de werkneemsters in de zin van artikel 2 te waarborgen dat zij de in dit artikel erkende rechten inzake de bescherming van hun veiligheid en gezondheid kunnen doen gelden, wordt het volgende bepaald:

1. in de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde gevallen moeten de rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van het behoud van een bezoldiging en/of het genot van een adequate uitkering, van de werkneemsters in de zin van artikel 2 overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken worden gewaarborgd;

2. in het in artikel 8 bedoelde geval moeten worden gewaarborgd:

a) de andere dan de in onderstaand punt b) bedoelde rechten verbonden aan de arbeidsovereenkomst van de werkneemsters in de zin van artikel 2;

b) het behoud van een bezoldiging en/of het genot van een adequate uitkering van de werkneemsters in de zin van artikel 2;

3. de in punt 2, onder b), bedoelde uitkering wordt als adequaat beschouwd, wanneer zij een inkomen waarborgt dat gelijk is aan het inkomen dat de betrokken werkneemster zou ontvangen in geval van een onderbreking van haar werkzaamheden om gezondheidsredenen, binnen de grenzen van een eventueel, door de nationale wetten bepaald maximum;

4. de Lid-Staten hebben de mogelijkheid om aan het in de punten 1 en 2, onder b), bedoelde recht op bezoldiging of uitkering de voorwaarde te verbinden dat de betrokken werkneemster voldoet aan de door de nationale wetgevingen gestelde voorwaarden voor de opening van het recht op deze inkomsten.

In deze voorwaarden mag in geen geval worden bepaald dat meer dan twaalf maanden, onmiddellijk voorafgaand aan de vermoedelijke datum van de bevalling, moet zijn gewerkt.

Artikel 12

Verdediging van rechten

De Lid-Staten nemen in hun interne rechtsorde de nodige voorschriften op om iedere werkneemster die meent te zijn benadeeld door het niet naleven te haren aanzien van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen de mogelijkheid te bieden om haar rechten voor de gerechten en/of, overeenkomstig de respectieve nationale wetgevingen en/of praktijken, voor andere bevoegde instanties te doen gelden.

Artikel 13

Aanpassing van de bijlagen

1. De strikt technische aanpassingen van bijlage I in verband met de technische vooruitgang, de ontwikkeling van internationale voorschriften of specificaties en kennis op het door deze richtlijn bestreken gebied worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG.

2. Bijlage II mag uitsluitend overeenkomstig de procedure van artikel 118 A van het erdrag worden gewijzigd.

Artikel 14

Slotbepalingen

1. De Lid-Staten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twee jaar na de aanneming ervan aan deze richtlijn te voldoen of zorgen ervoor, uiterlijk twee jaar na de aanneming van deze richtlijn, dat de sociale partners via overeenkomsten de nodige maatregelen nemen, waarbij de Lid-Staten de nodige maatregelen moeten treffen om te allen tijde te kunnen garanderen dat de met deze richtlijn opgelegde resultaten worden bereikt. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de Lid-Staten de in lid 1 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijke bepalingen van intern recht die op het onder deze richtlijn vallende gebied reeds zijn vastgesteld of die zij op dat gebied vaststellen.

4. De Lid-Staten brengen om de vijf jaar bij de Commissie verslag uit over de praktische tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn, met vermelding van de standpunten van de sociale partners.

De Lid-Staten brengen evenwel voor de eerste maal vier jaar na de aanneming van de richtlijn bij de Commissie verslag uit over de praktische tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn, met vermelding van de standpunten van de sociale partners.

De Commissie stelt het Europese Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats daarvan in kennis.

5. De Commissie legt het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité op gezette tijden een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, daarbij rekening houdend met de leden 1, 2 en 3.

6. De Raad onderwerpt deze richtlijn aan een nieuw onderzoek aan de hand van een evaluatie op grond van de in lid 4, tweede alinea, bedoelde verslagen en, in voorkomend geval, van een voorstel dat de Commissie uiterlijk vijf jaar na de aanneming van de richtlijn zal indienen.

Artikel 15

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 19 oktober 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter D. Curry

BIJLAGE 1

NIET-LIMITATIEVE LIJST VAN AGENTIA, PROCÉDÉS EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

zoals bedoeld in artikel 4, lid 1

A. Agentia

1. Fysische agentia waarvan wordt aangenomen dat zij embryonaal/foetaal letsel en/of loslating van de placenta tot gevolg kunnen hebben, met name:

a) schokken, trillingen of bewegingen,

b) tillen van zware lasten dat met name voor rug en lendenen risico's kan opleveren,

c) lawaai,

d) ioniserende straling (17),

(17) Zie Richtlijn 80/836/Euratom (PB L 246 van 17. 9. 1980, blz. 1)

e) niet-ioniserende straling,

f) extreme kou of hitte,

g) bewegingen, houdingen en verplaatsingen (hetzij binnen, hetzij buiten de inrichting), geestelijke en lichamelijke vermoeidheid en andere lichamelijke belastingen in verband met de werkzaamheden van de werkneemster in de zin van artikel 2.

2. Biologische agentia

Biologische agentia van de groepen 2, 3 en 4 in de zin van artikel 2, onder d), van Richtlijn 90/679/EEG (18), voor zover bekend is dat deze agentia of de door deze agentia noodzakelijk geworden therapeutische maatregelen de gezondheid van zwangere vrouwen en ongeboren kinderen in gevaar brengen en voor zover zij nog niet in bijlage II voorkomen.

(18) PB L 374 van 31. 12. 1990, blz. 1.

3. Chemische agentia

De volgende chemische agentia voor zover bekend is dat zij de gezondheid van zwangere vrouwen en van het ongeboren kind in gevaar brengen en voor zover zij nog niet in bijlage II voorkomen:

a) de bij Richtlijn 67/548/EEG (19) als R40, R45, R46 en R47 geëtiketteerde stoffen, voor zover zij nog niet in bijlage II voorkomen,

(19) PB L 196 van 6. 8. 1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/517/EEG (PB L 287

b) de chemische agentia van bijlage I bij Richtlijn 90/394/EEG (20),

(20) PB L 196 van 26. 7. 1990, blz. 1.

c) kwik en kwikderivaten,

d) antimitotische geneesmiddelen,

e) koolmonoxide,

f) evaarlijke chemische agentia die via de huid worden opgenomen.

B. Procédés

In bijlage I van Richtljn 90/394/EEG opgenomen industriële procédés.

C. Arbeidsomstandigheden

Ondergrondse werkzaamheden in de mijnen.

BIJLAGE II

NIET-LIMITATIEVE LIJST VAN AGENTIA EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

zoals bedoeld in artikel 6

A. Zwangere vrouwen in de zin van artikel 2, onder a)

1. Agentia

a) Fysische agentia

Arbeid in een atmosfeer van aanzienlijke overdruk, b.v. in hoge-drukruimten of bij diepzeeduiken.

b) Biologische agentia

De volgende biologische agentia:

- toxoplasma,

- rubeolavirus,

behalve indien aantoonbaar is dat de zwangere werkneemster door immunisatie voldoende tegen deze agentia beschermd is.

c) Chemische agentia

Lood en loodderivaten, voor zover deze agentia door het menselijk organisme kunnen worden geabsorbeerd

2. Arbeidsomstandigheden

Ondergrondse werkzaamheden in de mijnen.

B. Vrouwen tijdens de lactatie in de zin van artikel 2, onder c)

1. Agentia

a) Chemische agentia

Lood en loodderivaten, voor zover deze agentia door het menselijk organisme kunnen worden opgenomen.

2. Arbeidsomstandigheden

Ondergrondse werkzaamheden in de mijnen.

BIJLAGE 2

Vragenlijst voor het evaluatierapport betreffende Richtlijn 92/85/EEG van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie

INLEIDENDE OPMERKINGEN

Deze vragenlijst bestaat uit 25 vragen die betrekking hebben op de artikelen van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad. Zoals bepaald in artikel 14, lid 4, 2de alinea, van de Richtlijn moet de praktische tenuitvoerlegging van de bepalingen van de Richtlijn, alsook de standpunten van de sociale partners, in de antwoorden worden vermeld.

Indien de bepalingen van de Richtlijn door middel van een wet of een collectieve arbeidsovereenkomst ten uitvoer zijn gelegd, gelieve u het toepasselijke artikel en instrument aan te geven en de tekst van de wet of de collectieve arbeidsovereenkomst bij het antwoord te voegen.

U gelieve ook de categorie van de werkneemsters aan te geven waarop de diverse nationale wetten of collectieve arbeidsovereenkomsten ter uitvoering van de Richtlijn betrekking hebben.

Geef, in voorkomend geval, een afzonderlijk antwoord voor werkneemsters uit de particuliere sector en de overheidssector.

Tenzij anders bepaald, verwijzen alle referenties in de vragenlijst naar Richtlijn 92/85.

ARTIKEL 2: BESCHERMDE PERSONEN

Artikel 2 a:

Vraag 1a: Welke personen worden in uw Lid-Staat op grond van de richtlijn als zwangere werkneemsters beschouwd?

Vraag 1b: Heeft deze definitie betrekking op werkneemsters/personen met:

i) arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur,

ii) tijdelijke arbeidsovereenkomsten,

Artikel 2 b:

Vraag 2: Hoe definieert u op grond van uw nationale wetten en/of praktijken "werkneemsters na de bevalling"?

Artikel 2 c:

Vraag 3: Hoe definieert u op grond van uw nationale wetten of praktijken "werkneemsters tijdens de lactatie"?

Artikel 2 a-c:

Vraag 4a: Is de bescherming in het kader van de richtlijn in uw Lid-Staat afhankelijk van het feit of de werkneemster de werkgever in kennis heeft gesteld van de zwangerschap?

Vraag 4b: Hoe lang vóór het begin van het zwangerschapsverlof moeten werkneemsters hun werkgever in kennis stellen van hun zwangerschap?

Vraag 4c: Aan welke andere voorwaarden dient te zijn voldaan opdat de werkgever kan worden geacht in kennis te zijn gesteld van de zwangerschap in de zin van de richtlijn overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken?

ARTIKELEN 3 EN 4: EVALUATIE VAN GEVAARLIJKE AGENTIA EN PROCEDES

Artikel 3, lid 1

Vraag 5: Welke richtsnoeren worden in uw Lid-Staat gebruikt voor de risico-evaluatie in afwachting van de richtsnoeren die thans worden uitgewerkt door de Commissie met de hulp van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats?

Artikel 4

Vraag 6: Welke instantie is in uw Lid-Staat verantwoordelijk voor de controle op de verplichtingen van de werkgevers, met name met betrekking tot de risico-evaluatie en de maatregelen die als gevolg daarvan dienen te worden getroffen? Moet deze nationale instantie ervoor zorgen dat werkneemsters die zich in een van de in artikel 2 bedoelde situaties zouden kunnen bevinden, en/of hun vertegenwoordigers, in kennis worden gesteld overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn?

ARTIKELEN 5 EN 6: VERDERE ACTIE MET BETREKKING TOT DE EVALUATIE EN HET BLOOTSTELLINGSVERBOD

Artikel 5

Vraag 7: Welke wetgevende en/of praktische maatregelen zijn op nationaal niveau getroffen om te waarborgen dat, indien uit de evaluatie blijkt dat werkneemsters in de zin van artikel 2 zijn blootgesteld aan risico's voor hun veiligheid en hun gezondheid, zij profiteren van de in artikel 5 vastgestelde maatregelen, variërend van een tijdelijke aanpassing van de arbeidsomstandigheden en/of werktijden tot een overplaatsing of zelfs de toekenning van verlof voor de gehele noodzakelijke periode?

Artikel 6

Vraag 8: Welke wetgevende en/of praktische maatregelen zijn op nationaal niveau ingevoerd om te voorkomen dat zwangere werkneemsters of werkneemsters tijdens de lactatie werkzaamheden moeten verrichten waarbij zij volgens de evaluatie het risico lopen van blootstelling aan de in bijlage II, afdelingen A en B, bedoelde agentia of arbeidsomstandigheden die hun veiligheid of gezondheid in gevaar brengen?

ARTIKEL 7: NACHTARBEID

Artikel 7, lid 1:

Vraag 9a: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat werkneemsters in de zin van artikel 2 niet worden verplicht nachtarbeid te verrichten tijdens hun zwangerschap?

Vraag 9b: Moet voor de vrijstelling van nachtarbeid een medisch attest worden overgelegd en zo ja, welke zijn de voorwaarden en procedures voor de overlegging van dit medisch attest?

Vraag 10a: Welke nationale instantie is bevoegd voor de bepaling van de duur van de periode na de geboorte, waarin werkneemsters in de zin van artikel 2 niet kunnen worden verplicht nachtarbeid te verrichten?

Vraag 10b: Hoe lang na de geboorte zijn werkneemsters in de zin van artikel 2 in uw Lid-Staat niet verplicht nachtarbeid te verrichten?

Vraag 10c: Welke procedures zijn van toepassing indien de in vraag 10a bedoelde periode voor elk geval afzonderlijk wordt bepaald?

Artikel 7, lid 2:

Vraag 11: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat werkneemsters in de zin van artikel 2, die tijdens hun zwangerschap niet verplicht zijn nachtarbeid te verrichten, de mogelijkheid hebben te worden overgeplaatst naar werk overdag?

Vraag 12: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat de werkneemsters in de zin van artikel 2, die niet verplicht zijn tijdens hun zwangerschap nachtarbeid te verrichten, worden vrijgesteld van arbeid indien een overplaatsing naar werk overdag niet mogelijk is of redelijkerwijs niet kan worden verlangd?

ARTIKEL 11, PUNT 1 EN ARTIKEL 11, PUNT 4: HET BEHOUD VAN RECHTEN VERBONDEN AAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST MET BETREKKING TOT DE PROCEDURES IN DE ARTIKELEN 5, 6 EN 7.

Artikel 11, punt 1:

Vraag 13a: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat werkneemsters in de zin van artikel 2, wier arbeidsvoorwaarden in termen van werkplek, werkuren, enz. gewijzigd zijn, overeenkomstig de in de artikelen 5-7 vastgestelde procedures, hun aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten behouden?

Vraag 13b: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat werkneemsters in de zin van artikel 2, die op grond van artikel 5, lid 3 zijn vrijgesteld van arbeid, hun aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten behouden?

Vraag 13c: Hoeveel bedraagt de bezoldiging/uitkering van werkneemsters in de zin van artikel 2, wier arbeidsvoorwaarden gewijzigd zijn in de in de artikelen 5-7 bedoelde situaties, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken?

Vraag 13d: Hoeveel bedraagt de bezoldiging/uitkering van werkneemsters in de zin van artikel 2, die op grond van artikel 5, lid 3, zijn vrijgesteld van arbeid, op grond van de nationale wetten en/of praktijken?

Vraag 13e: Moeten de in de vragen 13a en 13b genoemde werkneemsters aan bepaalde criteria voldoen (in termen van voorafgaande tijdvakken van arbeid of het aanvaarden van andere passende arbeid) om behalve de bezoldiging ook andere aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten te behouden?

Artikel 11, punt 4:

Vraag 14: Moeten de in de vragen 13c en 13d bedoelde werkneemsters in uw Lid-Staat aan bepaalde voorwaarden voldoen om recht te hebben op een bezoldiging of een uitkering en zo ja, aan welke voorwaarden?

ARTIKEL 8 EN ARTIKEL 11, PUNTEN 2-4: ZWANGERSCHAPSVERLOF EN BEHOUD VAN DE AAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST VERBONDEN RECHTEN

U gelieve de vragen afzonderlijk te beantwoorden voor werkneemsters uit de particuliere sector en de overheidssector.

Artikel 8, lid 1:

Vraag 15a: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat werkneemsters in de zin van artikel 2 recht hebben op een zwangerschapsverlof van ten minste veertien aaneengesloten weken?

Vraag 15b: Wat is de duur van het zwangerschapsverlof in uw Lid-Staat?

Vraag 15c: Wanneer gaat het zwangerschapsverlof officieel in overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken in uw Lid-Staat?

Vraag 15d: Is er een vaste periode waarin het zwangerschapsverlof moet worden genomen (bij voorbeeld afhankelijk van de vermoedelijke geboortedatum)?

Vraag 15e: Moeten werkneemsters in de zin van artikel 2 aan bepaalde voorwaarden voldoen om recht te hebben op zwangerschapsverlof?

Artikel 8, lid 2:

Vraag 16a: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat de onafgebroken periode van het zwangerschapsverlof een periode van verplicht zwangerschapsverlof van ten minste 2 weken omvat?

Vraag 16b: Is het ogenblik waarop het verplichte zwangerschapsverlof wordt genomen verbonden aan bepaalde voorwaarden (bij voorbeeld met betrekking tot de vermoedelijke geboortedatum)?

Artikel 11, punt 2, onder a):

Vraag 17a: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat werkneemsters in zwangerschapsverlof in de zin van artikel 8 hun aan de arbeidsovereenkomst verbonden rechten behouden gedurende de periode van het zwangerschapsverlof?

Vraag 17b: Heeft een werkneemster in zwangerschapsverlof het recht om pensioenrechten op te bouwen, en zo ja, onder welke voorwaarden?

Artikel 11, punt 2, onder b):

Vraag 18a: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat werkneemsters in zwangerschapsverlof in de zin van artikel 8 hun bezoldiging behouden en/of recht hebben op een adequate uitkering?

Vraag 18b: Hoeveel bedraagt de bezoldiging die werkneemsters gedurende het zwangerschapsverlof ontvangen?

Vraag 18c: Is de bezoldiging verschillend naar gelang van de categorie van werkneemsters en de periode van het zwangerschapsverlof? (Zo ja, beschrijf het in uw Lid-Staat voor de zwangerschapsbezoldiging geldende stelsel.)

Artikel 11, punt 3:

Vraag 19: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat de bezoldiging tijdens een zwangerschapsverlof vergelijkbaar is met een inkomen dat de betrokken werkneemster zou ontvangen in geval van een loopbaanonderbreking om gezondheidsredenen? (Indien voor de verschillende categorieën van werknemers verschillende bezoldigingen gelden, gelieve u deze vraag voor elke categorie afzonderlijk te beantwoorden.)

Artikel 11.4:

Vraag 20: Moeten werkneemsters in zwangerschapsverlof in de zin van artikel 8 in uw Lid-Staat aan bepaalde voorwaarden voldoen om recht te hebben op een bezoldiging of een uitkering? Zo ja, welke zijn deze voorwaarden?

ARTIKEL 9 VRIJSTELLING VAN ARBEID VOOR ZWANGERSCHAPSONDERZOEK

Vraag 21: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om te waarborgen dat werkneemsters in de zin van artikel 2, onder a), recht hebben op vrijstelling van arbeid zonder loonderving om een zwangerschapsonderzoek te kunnen ondergaan indien dit onderzoek gedurende de werktijd moet plaatsvinden.

ARTIKEL 10 ONTSLAGVERBOD

Artikel 10, punt 1:

Vraag 22a: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om het ontslag van werkneemsters te verbieden gedurende de periode vanaf het begin van hun zwangerschap tot het einde van het in artikel 8, lid 1, bedoelde zwangerschapsverlof?

Vraag 22b: In welke gevallen kan de werkgever op grond van uw nationale wetten en/of praktijken eventueel een werkneemster ontslaan gedurende de periode vanaf het begin van haar zwangerschap tot het einde van het in artikel 8, lid 1, bedoelde zwangerschapsverlof?

Vraag 22c: Welke nationale instantie is bevoegd om haar goedkeuring te verlenen opdat dit ontslag wettig is?

Vraag 22d: Welke procedure geldt in uw Lid-Staat voor werkgevers om de goedkeuring van de bevoegde instantie te krijgen?

Artikel 10, punt 2:

Vraag 23: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om een werkgever die een werkneemster ontslaat tijdens de periode vanaf het begin van haar zwangerschap tot het einde van het in artikel 8, lid 1, bedoelde zwangerschapsverlof te verplichten schriftelijk gegronde redenen op te geven voor dit ontslag?

Artikel 10, punt 3:

Vraag 24: In welke maatregelen is in de nationale wetten en/of praktijken voorzien om werkneemsters te beschermen tegen de gevolgen van ontslag, indien dit op grond van artikel 10.1 onwettig is?

ARTIKEL 12 VERDEDIGING VAN RECHTEN

Vraag 25a: Op welke maatregelen inzake rechtsbescherming kunnen werkneemsters in de zin van artikel 2 in uw Lid-Staat een beroep doen met betrekking tot de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen?

Vraag 25b: Indien werkneemsters in de zin van artikel 2 een beroep doen op andere bevoegde instanties dan de nationale rechtbanken, welke zijn dan die instanties?

Vraag 25c: Sluit de bevoegdheid van een andere instantie de toegang tot een nationale rechtbank voor dezelfde kwestie uit?

Vraag 25d: In welke andere soorten rechtsmiddelen is in uw Lid-Staat voorzien op het gebied waarop de richtlijn betrekking heeft?

BIJLAGE 3

DOOR DE LIDSTATEN MEDEGEDEELDE NATIONALE BEPALINGEN BETREFFENDE: Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG

BELGIË

Loi du 16/03/1971 modifiée par la Loi du 03/04/1995 et l'arrêté royal du 02/05/1995, Moniteur belge

DENEMARKEN

Bekendtgørelse nr. 497 af 29/6/1998 af Lov om arbejdsmiljø.

Bekendtgørelse nr. 867 af 13/10/1994 om arbejdets udførelse.

Arbejdsministeriets bekendtgørelse nr. 439 af 1/10/1997 om virksomhedernes sikkerheds- og sundhedsarbejde.

Bekentgørelse nr. 686 af 11/10/1990 af lov om ligebehandling af mænd og kvinder med hensyn til beskæftigelse og barselor lov m.v. Arbejdsmin. 1. kt. j.nr. 1440.24. Lovtidende A 1990 hæfte nr. 113 udgivet den 23/10/1990 s. 2461. ALOV

Lov nr. 412 af 01/06/1994 om ændring af lov om ligevehandling af mænd og kvinder med hensyn til beskæffigelse og barselorlov m.v. Arbejdsmin., j.nr. 92-5232-1. Lovtidende A 1994 hæfte nr. 84 udgivet den 02/06/1994 s. 1959. ALOV

Lov nr. 852 af 20/12/1989 om dagpenge ved sygdom eller fødsel. Socialmin.1.kt.j.nr. 1600-26. Lovtidende A hæfte 124 udgivet den 21/12/1989 s.3254. RLOV.

Lov nr. 447 af 01/06/1994 om ændring af lov om dagpendge ved sygdom eller fødsel. Socialmin., j.nr. 5210-42. Lovtidende A 1994 hæfte nr. 85 udgivet den 02/06/1994 s. 2094. RLOV

Bekendtgørelse nr. 127 af 06/03/1996 om arbejdets udførelse m.v. på havanlæg. Energistyrelsen, j.nr. 4012-0014. Lovtidende A 1996 hæfte nr. 32 udgivet den 15/03/1996 s. 1211. MBEK

Lov nr. 292 af 10/06/1981 om visse havanlæg. Energimin.j.nr. 130 22-81. Folketingstid. 1980-81 : 7936, 8806, 12109, 12523; A: 4421; C:741. Lovtidende A hæfte 39 udgivet den 19/06/1981 s. 754

Bekendtgørelse nr. 711 af 16/11/1987 om sikkerhed m.v. på havanlæg. Energimin. 4612-1. Lovtidende A hæfte 97 udgivet den 24/11/1987 s. 2644

Bekendtgørelse nr. 825 af 20/09/1994 om gravide søfarendes ret til fratræden og fri hjemrejse. Industri- og Samordningsmin., Søfartsstyrelsen, Arbejdsmiljøkontoret, j.nr. 4101-23. Lovtidende A 1994 hæfte nr. 155 udgivet den 30/09/1994 s. 4748. TBEK

Trafikministeriets bekendtgørelse nr. 162 af 07/03/1994 af lov om luftfart. Trafikmin., j.nr. 1994-201-1. Lovtidende A 1994 hæfte nr. 35 udgivet den 18/03/1994 s. 697. OLOV

Lov nr. 1226 af 27/12/1996 om ændring af lov om dagpenge ved sygdom eller fødsel. Socialmin., kontantydelseskontoret, j.nr. 5210-105. Lovtidende A 1996 hæfte nr. 200 udgivet den 28/12/1996 s. 7235. RLOV

Bekendtgørelse nr. 549 af 23/06/1994 af lov om dagpenge ved sygdom eller fødsel. Socialmin. 1.2.kt.,j.nr. 5210-48. Lovtidende A 1994 hæfte nr. 102 udgivet den 01/07/1994 s. 2855. RLOV

Bekendtgørelse nr. 875 af 17/10/1994 af lov om ligebehandling af mænd og kvinder med hensyn til beskæftigelse og barselorlov m.v. Arbejdsmin. 1.kt. j.nr. 94-5239-1. Lovtidende A 1994 hæfte nr. 168 udgivet den 28/10/1994 s. 5091. ALOV

Teknisk forskrift om arbejdets udførelse om bord i skibe. Søfartsstyrelsens tekniske forskrift nr. 3 af 07/04/1995. Arbejdsmiljøkontoret,j.nr. 4101-11

Vurdering af sikkerheds- og sunhedsforholdene på arbejdspladsen (arbejdspladsvurdering). At-anvisning Nr. 4.0.0.1 August 1994

Gravide og ammendes arbejdsmiljø. At-anvisning Nr. 4.0.0.2 Oktober 1996

Bestemmelser om helbredskrav. Statens Luftfartvæsen. Bestemmelser for civil luftfart. BL 6-05. Udgave 3 af 30/07/1990

Bekendtgørelse nr. 191 af 23/05/1975 vedrørende luftfartscertifikater. Min. f. off. arb. j.nr. G. 22-10-25. Lovtidende A 1975 hæfte nr. 20 udgivet den 31/05/1975

Højesteretsdomme af 15/03/1993 i sag 314/1991 Handels- og Kontorfunktionærernes Forbund i Danmark mod Dansk Arbejdsgiverforening

Bekendtgørelse nr. 766 af 19/09/1995 af Sømandsloven. Erhvervsmin. Søfartsstyrelsen, j.nr. 4101-27. Lovtidende A hæfte 145 udgivet den 29/09/1995 s.4125. TLOV.

Bekendtgørelse nr. 594 af 26/06/1996 af Lov om skibes sikkerhed. Erhvervsmin., Søfartsstyrelsen, j.nr. 5000-2. Lovtidende A 1996 hæfte nr. 106 udgivet den 05/07/1996 s. 3461. TLOV

Bekendtgørelse nr. 172 af 13/03/1990 om dagpenge til søfarende ved sygdom eller fødsel. Socialmin.1.kt.j.nr. 1600-30. Lovtidende A 1990 hæfte nr. 26 udgivet den 23/03/1990 s. 565. RBEK

DUITSLAND

Gesetz zur Änderung des Mutterschutzrechts vom 20/12/1996, Bundesgesetzblatt Teil I vom 30/01/1996 Seite 2110

Verordnung zur ergänzenden Umsetzung der EG-Mutterschutz-Richtlinie (Mutterschutzrichtlinienverordnung - MuSchRiV) vom 15/04/1997, Bundesgesetzblatt Teil I vom 18/04/1997 Seite 782

GRIEKENLAND

Loi numéro 1483/1984

Loi numéro 1414/1984

Décret présidentiel numéro 176/97 du 02/07/1997, FEK A numéro 150 du 15/07/1997 Page 6283

SPANJE

Orden de 09/03/1971, Boletín Oficial del Estado de 16/03/1971

Ley número 8/80 de 10/03/1980, sobre el Estatuto de los Trabajadores, Boletín Oficial del Estado número 64 de 14/03/1980

Ley número 3/89 de 03/03/1989, por la que se amplía a 16 semanas el permiso por maternidad y se establecen medidas para favorecer la igualdad de trato de la mujer en el trabajo, Boletín Oficial del Estado número 57 de 08/03/1989 Página 6504 (Marginal 5272)

Decreto Ley número 2065/74 de 30/03/1974, Boletín Oficial del Estado de 22/07/1974

Ley número 8/88 de 07/04/1988, sobre infracciones y sanciones en el Orden social, Boletín Oficial del Estado número 91 de 15/04/1988 Página 11427

Real decreto legislativo número 521/90 de 27/04/1990, por el que se aprueba el texto articulado de la Ley de Procedimiento Laboral, Boletín Oficial del Estado número 105 de 02/05/1990 Página 11800 (Marginal 9915)

Ley número 31/95 de 08/11/1995, de Prevención de Riesgos Laborales, Boletín Oficial del Estado número 269 de 10/11/1995 Página 32590 (Marginal 24292)

Real decreto legislativo número 1/95 de 24/03/1995, por el que se aprueba el texto refundido de la Ley del Estatuto de los Trabajadores, Boletín Oficial del Estado número 75 de 29/03/1995 Página 9654 (Marginal 7730)

Ley número 42/94 de 30/12/1994, de Medidas fiscales, administrativas y de orden social, Boletín Oficial del Estado número 313 de 31/12/1994 Página 273 (Marginal 28968)

Real decreto legislativo número 2/95 de 07/04/1995, por el que se aprueba el texto refundido de la Ley de Procedimiento Laboral, Boletín Oficial del Estado número 86 de 11/04/1995 Página 10695 (Marginal 8758)

FRANKRIJK

Décret no 96-364 du 30 avril 1996 relatif à la protection des travailleuses enceintes ou allaitant contre les risques résultant de leur exposition à des agents chimiques, biologiques et physiques et modifiant notamment le code du travail (deuxième partie: Décrets en Conseil d'Etat), Journal Officiel du 02/05/1996 Page 6613

IERLAND

The Safety, Health and Welfare at Work (Pregnant Employees etc) Regulations, 1994

Statutory Instruments number 446 of 1994

The Maternity Protection Act, 1994

The Maternity Protection Act, 1994 (Commencement) Order, 1995, Statutory Instruments number 16 of 1995

The Maternity Protection (Disputes and Appeals) Regulations, 1995, Statutory Instruments number 17 of 1995

The Maternity Protection (Time off for Ante-Natal and Post-Natal Care) Regulations, 1995, Statutory Instruments number 18 of 1995

The Maternity Protection (Health and Safety Leave Certification) Regulations, 1995, Statutory Instruments number 19 of 1995

The Maternity Protection (Health and Safety Leave Remuneration) Regulations, 1995, Statutory Instruments number 20 of 1995

European Communities (Social Welfare) Regulations, 1994, Statutory Instruments number 312 of 1994

The Social Welfare (Health and Safety Benefit) Regulations, 1994, Statutory Instruments number 313 of 1994

The Social Welfare Regulations, 1995, Statutory Instruments number 25 of 1995

The Social Welfare (Consolidated Payments Provisions) (Amendment) Regulations, 1995, Statutory Instruments number 26 of 1995

ITALIË

Legge del 30/12/1971 n. 1204, tutela delle lavoratrici madri, Gazzetta Ufficiale - Serie generale - del 18/01/1972 n. 14 pag. 412

Decreto del Presidente della Repubblica del 25/11/1976 n. 1026, regolamento di esecuzione della legge 30 dicembre 1971, n. 1204, sulla tutela delle lavoratrici madri, Gazzetta Ufficiale - Serie generale - del 16/03/1977 n. 72

Decreto legislativo del 25/11/1996 n. 645, recepimento della direttiva 92/85/CEE concernente il miglioramento della sicurezza e della salute sul lavoro delle lavoratrici gestanti, puerpere o in periodo di allattamento, Gazzetta Ufficiale - Serie generale - del 21/12/1996 n. 299 pag. 17

LUXEMBURG

Loi portant modification A) de la loi du 03/07/1975 concernant 1. la protection de la maternité de la femme au travail; 2. la modification de l'article 13 du code des assurances sociales modifié par la loi du 02/05/1974, B) de l'article 25 du code des assurances sociales du 07/07/1998, Mémorial A Page 1066

NEDERLAND

Ziektewet

Besluit zwangere werkneemsters van 2. Mei 1994

Arbeidsomstandighedenwet

Loodbesluit, new article 14a

Arbeidstijdenwet

Burgerlijk Wetboek

OOSTENRIJK

Gesetz vom 15/12/1994 , mit dem das Gesetz über den Mutterschutz und den Karenzurlaub geändert und das EWR-Recht angepaßt wird, Landesgesetzblatt für Kärnten, Nr. 21/1995

Mutterschutzgesetz 1979 (MSchG), Bundesgesetzblatt für die Republik Österreich, Nr. 221, idF BGBl. Nr. 434/1995

Landarbeitsgesetz 1984, Bundesgesetzblatt für die Republik Österreich, Nr. 287/1984, idF BGBl. Nr. 514/1994

Kundmachung des Reichsstatthalters in Österreich, wodurch die Beordnung zur Einführung von Arbeitszeitvorschriften im Lande Österreich vom 7. Februar 1939 bekanntgemacht wird (Arbeitszeitordnung), Reichsgesetzblatt Nr. 231/1939

Verordnung des Bundesministers für soziale Verwaltung vom 25. Juli 1973 über den Schutz des Lebens und der Gesundheit der Arbeitnehmer bei Arbeiten in Druckluft sowie bei Taucherarbeiten (Druckluft- und Taucherarbeiten-Verordnung), Bundesgesetzblatt für die Republik Österreich, Nr. 501/1973, idF BGBl. 450/1994

Bundesgesetz, mit dem arbeitsvertragsrechtliche Bestimmungen an das EG-Recht angepaßt (Arbeitsvertragsrecht-Anpassungsgesetz - AVRAG) und das Angestelltengesetz, das Gutsangestelltengesetz und das Hausgehilfen- und Hausangestelltengesetz geändert werden, Bundesgesetzblatt für die Republik Österreich, Nr. 459/1993, idF BGBl. Nr. 450/1994

Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG), Bundesgesetzblatt Nr. 189/1955, idF BGBl. Nr. 895/1995

Liste der Berufskrankeiten, Anlage 1 zum ASVG

Bundesgesetz vom 7. März 1985 über die Arbeits- und Sozialgerichtsbarkeit (Arbeits- und Sozialgerichtsgesetz - ASGG), Bundesgesetzblatt für die Republik Österreich, Nr. 104/1985, idF BGBl. Nr. 133/1995

Gesetz vom 07/11/1991 über den Mutterschutz und den Karenzurlaub, Landesgesetzblatt für Kärnten, Nr. 9/1992 , ausgegeben am 29/01/1992

Gesetz, mit dem die Vertragsbedienstetenordnung 1995 geändert wird (2. Novelle zur Vertragsbedienstetenordnung 1995), Landesgesetzblatt für Wien, Nr. 32/1996

Gesetz, mit dem die Dienstordnung 1994 geändert wird (2. Novelle zur Dienstordnung 1994), Landesgesetzblatt für Wien, Nr. 33/1996, ausgegeben am 24/07/1996

Gesetz vom 22/04/1997 mit dem das Gesetz über den Mutterschutz und den Karenzurlaub geändert wird, Landesgesetzblatt für Kärnten, Nr. 73/1997 herausgegeben am 04/08/1997

Gesetz vom 29/02/1996, mit dem das O.ö. Landesbeamtengesetz 1993, das als Landesgesetz geltende Gehaltsgesetz 1956, das O.ö. Landes-Vertragsbedienstetengesetz, das Landesbeamten-Pensionsgesetz, das O.ö. Mutterschutzgesetz und das O.ö. Karenzurlaubsgeldgesetz geändert und Bestimmungen über das Ausmaß der Lehrverpflichtung für Vertragslehrer an Musikschulen der o.ö. Gemeinden erlassen werden (O.ö. Dienstrechtsänderngsgesetz 1996), Landesgesetzblatt für Oberösterreich, Nr. 37/1996, ausgegeben und versendet am 15/05/1996

PORTUGAL

Lei n. 17/95 de 09/06/1995. Altera a Lei n. 4/84, de 5 de Abril (protecção da maternidade e da paternidade), Diário da República I Série A n. 134 de 09/06/1995 Página 3754

Decreto-Lei n. 333/95 de 23/12/1995. Altera o regime de protecção social dos beneficiários do regime geral da segurança social, Diário da República I Série A n. 295 de 23/12/1995 Página 8076

Decreto-Lei n. 332/95 de 23/12/1995. Altera o regime jurídico do contrato individual de trabalho, incluindo o trabalho rural e o serviço doméstico, Diário da República I Série A n. 295 de 23/12/1995 Página 8074

Portaria n. 229/96 de 26/06/1996. Fixa os agentes processos e condições de trabalho proibidos ou condicionados às mulheres gávidas, puérperas e lactantes, Diário da República I Série B n. 146 de 26/06/1996 Página 1622

FINLAND

Työsopimuslaki (320/70) 30/04/1970, muutos (824/94) 16/09/1994

Merimieslaki (423/78) 07/06/1978

ZWEDEN

Arbetsmiljölag, Svensk författningssamling (SFS) 1977:1160, ändring SFS 1994:579

Arbetsmiljöförordning, Svensk författningssamling (SFS) 1977:1166, ändring SFS 1994:580

Arbetarskyddsstyrelsens föreskrifterna om gravida och ammande arbetstagare, Arbetarskyddsstyrelsens författningssamling (AFS) 1994:32

Föräldraledighetslag, Svensk författningssamling (SFS) 1995:584

Förordning med instruktion för Arbetarskyddsverket, Svensk författningssamling (SFS) 1988:730

Arbetarskyddsstyrelsens författningssamling (AFS) 1993:57

Arbetarskyddsstyrelsens författningssamling (AFS) 1993:34

Arbetarskyddsstyrelsens författningssamling (AFS) 1992:17

Arbetarskyddsstyrelsens författningssamling (AFS) 1986:17

Arbetarskyddsstyrelsens författningssamling (AFS) 1995:1

Lag om allmän försäkring, Svensk författningssamling (SFS) 1962:381

Lag om anställningsskydd, Svensk författningssamling (SFS) 1982:80

Arbetarskyddsstyrelsens föreskrifter om bergarbete samt allmänna råd om tillämpningen av föreskrifterna, Arbetarskyddsstyrelsens författningssamling (AFS) 1997:3

VERENIGD KONINKRIJK

The Protection of Pregnant Workers Regulations 1996, Legal Notice No. 12 of 1996, Gibraltar Gazette No. 2,894 of 25/01/1996

Maternity (Compulsory Leave) Regulations 1994

Employment Rights Act 1996

Social Security Contributions and Benefits Act 1992

Social Security Act 1989

Management of Health and Safety at Work (Amendment) Regulations 1994