Home

Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken

Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken

Voorstel voor een Verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken /* COM/98/0172 def. - SYN 98/0101 */

Publicatieblad Nr. C 175 van 09/06/1998 blz. 0007


Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (98/C 175/07) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 172 def. - 98/0101(SYN)

(Door de Commissie ingediend op 19 maart 1998)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 129 D, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag,

(1) Overwegende dat uit de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad (1) is gebleken dat in deze verordening enkele wijzigingen dienen te worden aangebracht;

(2) Overwegende dat de financiële deelneming van de Gemeenschap krachtens deze verordening bij studies die op initiatief van de Commissie worden uitgevoerd, de grens van 50 % kan overschrijden; dat de financiering van sommige projecten dient te worden vergemakkelijkt door naast andere vormen van steun ook een bijdrage aan de vorming van risicokapitaal mogelijk te maken; dat het wenselijk is de krachtens Verordening (EG) nr. 2236/95 beschikbare financiële middelen te gebruiken om te komen tot een maximale financiële bijdrage uit de particuliere sector;

(3) Overwegende dat de mogelijkheid moet worden geschapen dat bepaalde projecten waarbij meer dan een lidstaat betrokken is of die een belangrijke bijdrage leveren tot het trans-Europese belang in ruimere zin, waaronder degene die belangrijke gevolgen voor het milieu hebben, een hoger steunpercentage ontvangen;

(4) Overwegende dat het ter verhoging van de doorzichtigheid en om te voldoen aan de verwachtingen voor projecten of groepen projecten die gedurende een lange periode omvangrijke financiële behoeften hebben, wenselijk is dat indicatieve meerjarenprogramma's in specifieke sectoren of op specifieke gebieden worden opgesteld; dat deze programma's de totale hoeveelheid steun moeten vermelden die gedurende een bepaalde periode voor dergelijke projecten of groepen projecten kan worden uitgetrokken, en dat beslissingen om financiële steun te verlenen door de Commissie worden genomen wanneer deze in overeenstemming zijn met de desbetreffende indicatieve meerjarenprogramma's;

(5) Overwegende dat dient te worden gespecificeerd dat de instanties die rechtstreeks bij projecten en bij groepen projecten betrokken zijn en die aanvragen voor financiële steun indienen, indien het om ondernemingen gaat, tot de publieke of de particuliere sector kunnen behoren; dat dient te worden gespecificeerd op welke datum de goedkeuring door de betrokken lidstaat of lidstaten van een krachtens de verordening ingediende aanvraag door de Commissie moet zijn ontvangen;

(6) Overwegende dat projecten of groepen projecten moeten kunnen profiteren van opeenvolgende beslissingen om financiële steun te verlenen;

(7) Overwegende dat toegekende financiële steun moet worden ingetrokken indien op een bepaalde datum nog geen aanvang met de activiteiten is gemaakt;

(8) Overwegende dat de activiteiten van het Europees Investeringsfonds dienen te worden opgenomen in de communautaire financieringsinstrumenten waarvoor coördinatie met de activiteiten op grond van Verordening (EG) nr. 2236/95 vereist is;

(9) Overwegende dat de Commissie de begunstigden moet kunnen verplichten tot de indiening van een evaluatie van de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2236/95 gesteunde projecten of van de gegevens die nodig zijn om de Commissie in staat te stellen zelf een evaluatie uit te voeren;

(10) Overwegende dat dient te worden gespecificeerd op welke wijze de begunstigden bekendmaken dat een bijdrage van de Gemeenschap is ontvangen;

(11) Overwegende dat gedurende de overgangsperiode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 alle verwijzingen naar de euro moeten worden gelezen als verwijzingen naar de euro als munteenheid, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. . . ./98 van de Raad van . . . (betreffende de invoering van de euro).

(12) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 2236/95 derhalve dienovereenkomstig moet worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2236/95 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3 wordt geschrapt.

2. Artikel 4 komt als volgt te luiden:

"Artikel 4

Vormen van bijstand

1. De bijstand van de Gemeenschap kan een of meer van de volgende vormen aannemen:

a) cofinanciering van studies betreffende de projecten, met inbegrip van voorbereidende studies, haalbaarheidsstudies en evaluaties, en andere technische ondersteuningsmaatregelen voor deze studies.

De financiële deelneming van de Gemeenschap mag in het algemeen niet meer bedragen dan 50 % van de totale kosten van een studie.

In uitzonderingsgevallen kan op initiatief van de Commissie en met instemming van de betrokken lidstaten de financiële deelneming van de Gemeenschap dit maximum van 50 % overschrijden, met name voor studies die op initiatief van de Commissie worden uitgevoerd;

b) rentesubsidies op door de Europese Investeringsbank of andere openbare of particuliere financiële instellingen verstrekte leningen;

c) bijdragen in de premies voor garanties voor leningen van het Europees Investeringsfonds of andere financiële instellingen;

d) in naar behoren gemotiveerde gevallen, rechtstreekse subsidies voor investeringen;

e) subsidies of deelneming in risicokapitaal voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële ondernemingen die zich bij prioriteit richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken;

f) in voorkomend geval wordt de onder a) tot en met d) genoemde bijstand van de Gemeenschap gecombineerd teneinde een maximale stimulans te bereiken met de ingezette begrotingsmiddelen, die zo economisch mogelijk moeten worden gebruikt.

2. De onder a) tot en met e) genoemde vormen van bijstand van de Gemeenschap worden selectief gehanteerd, teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende typen netwerken en om ervoor te zorgen dat de bijstand niet tot mededingingsverstoring tussen de ondernemingen van de sector leidt.

3. De Commissie zorgt voor een maximaal multiplicatoreffect van de krachtens deze verordening verstrekte financiële middelen door het gebruik van particuliere financieringsbronnen te stimuleren.".

3. Aan artikel 5, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In het geval van projecten waarbij meer dan een lidstaat betrokken is of die een belangrijke bijdrage leveren tot het trans-Europese belang in ruimere zin, waaronder degene die belangrijke gevolgen voor het milieu hebben, mag het totale bedrag van de bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening oplopen tot 20 % van de totale investeringskosten.".

4. Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 5 bis

Indicatieve meerjarenprogramma's

1. Onverminderd de toepassing van artikel 6 kan de Commissie, ter verbetering van het rendement van het optreden van de Gemeenschap, volgens de procedure van artikel 17, per sector een indicatief meerjarenprogramma voor de verstrekking van financiële middelen (hierna "programma" genoemd) vaststellen op basis van de in artikel 129 C van het Verdrag bedoelde richtsnoeren. Het programma houdt onder meer rekening met de door de lidstaten verstrekte informatie.

2. Een programma kan bestaan uit projecten van gemeenschappelijk belang en/of samenhangende groepen van projecten van gemeenschappelijk belang op specifieke gebieden, die gedurende een lange periode een aanzienlijke behoefte aan financiële middelen hebben.

3. Voor elk project en elke groep projecten, zoals bedoeld in lid 2, stelt de Commissie het indicatieve totale bedrag voor de verlening van financiële steun gedurende de looptijd van het programma vast.

4. Het programma dient als referentie voor de jaarlijkse besluiten tot toekenning van de financiële middelen van de Gemeenschap, zoals bepaald in deze verordening. Het wordt halverwege de looptijd of in het licht van de daadwerkelijke vordering van het project, de projecten of de groep(en) projecten volgens de procedure van artikel 17 opnieuw bezien. In het programma worden ook andere financieringsbronnen voor de betrokken projecten vermeld, met name andere communautaire financiële instrumenten en de Europese Investeringsbank.".

5. Artikel 8 komt als volgt te luiden:

"Artikel 8

Indiening van bijstandsaanvragen

De bijstandsaanvragen worden door de betrokken lidstaat of lidstaten of, met toestemming van de lidstaat of lidstaten, door de rechtstreeks betrokken openbare of particuliere ondernemingen of instantie bij de Commissie ingediend. De Commissie neemt uiterlijk tijdens de procedure van artikel 17 kennis van de toestemming van de betrokken lidstaat of lidstaten.".

6. Artikel 10 komt als volgt te luiden:

"Artikel 10

Toekenning van bijstand

De Commissie besluit over de toekenning van bijstand uit hoofde van deze verordening op basis van haar beoordeling van de aanvragen in het licht van de selectiecriteria. Behalve wanneer het gaat om besluiten over projecten die in het desbetreffende krachtens artikel 5 bis opgestelde indicatieve meerjarenprogramma worden genoemd en die binnen de indicatieve toewijzing van financiële middelen in dat programma vallen, worden besluiten over de toekenning van bijstand volgens de procedure van artikel 17 genomen. De Commissie deelt haar besluit rechtstreeks aan de begunstigden en aan de lidstaten mee.".

7. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. Betalingsverplichtingen worden vastgesteld op basis van door de Commissie genomen besluiten tot toekenning van financiële bijstand. Het totale bedrag van de financiële bijstand wordt vastgelegd wanneer de Commissie het besluit tot toekenning van financiële bijstand vaststelt.".

b) Het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

"3 bis. Onverminderd het bepaalde in lid 3 worden verplichtingen voor activiteiten waarvoor de verantwoordelijke instantie een lidstaat is, waarvan de looptijd twee jaar of langer is en waarvoor de bijstand van de Gemeenschap groter is dan 25 miljoen ECU jaarlijks vastgelegd. De eerste betalingsverplichting wordt vastgelegd wanneer de Commissie het besluit tot toekenning van financiële bijstand vaststelt. De verplichtingen voor de volgende jaarlijkse termijnen worden, uitgaande van het aanvankelijke of herziene financieringsplan voor het project, normaal aan het begin van elk begrotingsjaar en uiterlijk op 1 maart van het lopende jaar op basis van de geraamde uitgaven voor het project van dat jaar vastgelegd.".

c) Lid 7 komt als volgt te luiden:

"7. De Commissie bepaalt volgens de procedures van artikel 17 de procedures, het tijdschema en het bedrag van de betalingen van de rentesubsidies, de subsidies voor garantiepremies en de ondersteuning in de vorm van subsidies of deelneming in risicokapitaal voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële ondernemingen die zich bij voorrang richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken.".

8. In artikel 12, lid 1, komt de aanhef als volgt te luiden:

"Teneinde het welslagen van de uit hoofde van deze verordening gefinancierde projecten te garanderen, nemen de lidstaten en de Commissie, ieder op het gebied waarop hij of zij bevoegd is, de nodige maatregelen om:".

9. In artikel 13 wordt het volgende lid 2 bis ingevoegd:

"2 bis. Behalve in naar behoren bij de Commissie gemotiveerde gevallen, wordt toegekende bijstand voor projecten waarmee niet binnen twee jaar na de in het besluit tot toekenning van de financiële bijstand vermelde verwachte aanvangsdatum een aanvang is gemaakt, door de Commissie ingetrokken.".

10. Artikel 14 komt als volgt te luiden:

"Artikel 14

Coördinatie

De Commissie zorgt voor de coördinatie en de samenhang van de projecten en waar nodig de in artikel 5 bis, lid 1, bedoelde programma's die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd en de projecten die met middelen van de Gemeenschapsbegroting, van de Europese Investeringsbank, van het Europees Investeringsfonds en van andere communautaire financieringsinstrumenten worden gesteund.".

11. Artikel 15 komt als volgt te luiden:

"Artikel 15

Beoordeling vooraf, toezicht en evaluatie

1. De lidstaten en de Commissie zien erop toe dat de uitvoering van de projecten in het kader van deze verordening wordt onderworpen aan daadwerkelijk toezicht en evaluatie. De projecten kunnen op grond van de resultaten van toezicht en evaluatie worden aangepast.

2. Om te waarborgen dat de bijstand van de Gemeenschap doeltreffend wordt gebruikt, zien de Commissie en de lidstaten systematisch toe op de vordering van de projecten, eventueel met medewerking van de Europese Investeringsbank of andere daarvoor in aanmerking komende instanties.

3. Na ontvangst van een bijstandsaanvraag en alvorens deze goed te keuren, onderwerpt de Commissie het project aan een beoordeling vooraf om na te gaan of het in overeenstemming is met de voorwaarden en criteria van de artikelen 5 en 6. Zo nodig verzoekt de Commissie de Europese Investeringsbank of andere daarvoor in aanmerking komende instanties om medewerking aan deze beoordeling vooraf.

4. De Commissie en de lidstaten beoordelen de wijze waarop de projecten en de programma's zijn uitgevoerd en evalueren de uitwerking van de uitvoering daarvan om te beoordelen of de oorspronkelijk vastgestelde doelstellingen kunnen worden bereikt of zijn bereikt. Die evaluatie heeft onder meer betrekking op de uitwerking op het milieu van de projecten, gelet op de geldende communautaire wetgeving. De Commissie kan de begunstigde tevens verplichten tot de indiening van een specifieke evaluatie van de uit hoofde van deze verordening gesteunde projecten of groepen projecten of tot de verstrekking van de voor de evaluatie van deze projecten vereiste informatie en bijstand.

5. Voor het toezicht wordt in voorkomend geval gebruikgemaakt van materiële en financiële indicatoren. Deze indicatoren hebben betrekking op het specifieke karakter van het project en de doelstellingen ervan. De indicatoren moeten zo zijn gestructureerd dat zij het volgende aangeven:

- de voortgang van het project, gerelateerd aan het plan en de operationele doelstellingen als oorspronkelijk vastgesteld;

- het verloop van het beheer en de eventuele problemen die zich daarbij voordoen.

6. Bij de behandeling van de individuele bijstandsaanvragen houdt de Commissie rekening met de uitkomsten van de volgens dit artikel uitgevoerde beoordelingen en evaluaties.

7. De procedures voor toezicht en evaluatie als bedoeld in de leden 4 en 5 worden vastgesteld in de beschikkingen tot goedkeuring van de projecten en/of in de contractuele bepalingen inzake de financiële bijstand.".

12. In artikel 16, lid 2, komt de tweede zin als volgt te luiden:

"Zij zien er met name bij werkzaamheden aan de infrastructuur op toe dat duidelijk zichtbare borden met daarop het logo van de Gemeenschap en de vermelding "Transeuropese netten" worden geplaatst. Bij studies en/of andere documenten met betrekking tot een project zien zij erop toe dat het logo van de Gemeenschap daarop wordt aangebracht.".

13. In de gehele tekst wordt "ECU" vervangen door "euro".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1, punt 13, is met ingang van 1 januari 1999 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

(1) PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1.