Home

Resolutie inzake de richtsnoeren van de Commissie voor de prioriteiten voor de aanpassing van de Structuurfondsenprogramma's in de resterende looptijd tot eind 1999 (C4-0640/97)

Resolutie inzake de richtsnoeren van de Commissie voor de prioriteiten voor de aanpassing van de Structuurfondsenprogramma's in de resterende looptijd tot eind 1999 (C4-0640/97)

Resolutie inzake de richtsnoeren van de Commissie voor de prioriteiten voor de aanpassing van de Structuurfondsenprogramma's in de resterende looptijd tot eind 1999 (C4-0640/97)

Publicatieblad Nr. C 292 van 21/09/1998 blz. 0215


A4-0214/98

Resolutie inzake de richtsnoeren van de Commissie voor de prioriteiten voor de aanpassing van de Structuurfondsenprogramma's in de resterende looptijd tot eind 1999 (C4-0640/97)

Het Europees Parlement,

- gezien de richtsnoeren van de Commissie (C4-0640/97),

- gelet op het EU-Verdrag, en met name artikel B daarvan, en het EG-Verdrag, en met name de artikelen 130 A e.v. daarvan,

- gelet op het eerste driejaarlijkse verslag inzake de economische en sociale samenhang (COM(96)0542 - C4-0016/97),

- gelet op de voorstellen inzake economische en sociale samenhang, die werden uiteengezet in het document van de Commissie "Agenda 2000: naar een sterkere en grotere Unie" (COM(97)2000),

- gezien het verslag van de Commissie regionaal beleid en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A4-0214/98),

A. overwegende dat krachtens het EU-Verdrag de versterking van de sociale en economische cohesie voor de komende jaren een prioritaire plaats gekregen heeft in de strategie van de Unie,

B. overwegende dat de vermindering van de regionale verschillen de belangrijkste doelstelling blijft van het beleid inzake economische en sociale samenhang en dat dit de regio's tot een gezonde wedijver moet aanzetten en niet een nivellering naar beneden in de hand mag werken,

C. overwegende dat het economisch concurrentievermogen, duurzame ontwikkeling en het scheppen van stabiele werkgelegenheid de voornaamste doelstellingen van het structureel beleid van de Unie blijven,

D. overwegende dat horizontale thema's, zoals werkgelegenheid, milieu, kansengelijkheid en ontwikkeling van het platteland en de kustgebieden, een belangrijke rol blijven spelen in de structuurfondsen,

E. overwegende dat de richtsnoeren voor de prioriteiten van de structuurfondsprogramma's een theoretisch of intellectuele grondslag kunnen vormen om het begrip voor de rol van de structuurfondsen te verbeteren en eveneens een middel ter bevordering van een ruim opgezet regionaal beleid in al zijn aspecten,

F. overwegende dat het in de bedoeling van de Commissie ligt reeds lopende projecten onaangetast te laten,

1. is verheugd over het feit dat de richtsnoeren van de Commissie, die zowel de doelstellingen als de Europese dimensie van structuurbeleid aangeven, behulpzaam zullen zijn bij de vaststelling en aanpassing van de prioriteiten voor de structuurfondsprogramma's; stemt ermee in dat de algemene prioriteiten tijdens de programmeringsperiode kunnen en zullen worden ontwikkeld;

2. is van mening dat, met behulp van richtsnoeren, aanpassingen van de prioriteiten op een transparante wijze in de programmering kunnen worden opgenomen, zonder dat dit aanleiding geeft tot vertragingen; merkt op dat de vaststelling van richtsnoeren garandeert dat de Commissie haar gedachten expliciet op papier zet, maar is van oordeel dat de prioriteiten op lokaal en nationaal niveau - evenals op Europees niveau - kunnen veranderen; stelt voor de jaarverslagen als een dialoog te gebruiken om dergelijke veranderingen vanaf het begin te registreren;

3. is van mening dat de richtsnoeren op bevordering van duurzame ontwikkeling gericht moeten zijn, gebaseerd op de integratie van het ecologisch, economisch en sociaal beleid;

4. is van mening dat de richtsnoeren beschouwd moeten worden als een mechanisme voor de uitwisseling tussen de partners op regionaal, nationaal en Europees vlak van de beste bestaande praktijken, teneinde coherentie, doelmatigheid, vernieuwing en economische besteding van de middelen in de programma's te bevorderen; is van mening dat de richtsnoeren op Europa-wijde thema's en prioriteiten moeten worden geconcentreerd;

5. is van oordeel dat de richtsnoeren als instrument van consultatieve aard het meest effect zullen sorteren; stelt met bezorgdheid vast dat de richtsnoeren krachtens artikel 9, lid 4, van de ontwerpverordening voor de structuurfondsen een juridisch bindend instrument lijken te zijn; verzoekt de Raad derhalve ervoor te zorgen dat dit wordt gewijzigd of dat de volledige rechten van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 130 D van het Verdrag worden geëerbiedigd;

6. dringt aan op de noodzaak een evenwicht te vinden tussen het beleid ter ondersteuning van handhaving en schepping van werkgelegenheid en de andere vormen van economisch beleid van de Unie ten einde de onderlinge tegenspraak weg te nemen die zich met zekere regelmaat voordoet;

7. wijst erop dat de gepubliceerde richtsnoeren van thematische aard waren, en dat vermeden werd specifieke streefcijfers, bedragen en quota te noemen; is van mening dat een op financiële output gebaseerde aanpak moet worden vermeden en dat de nadruk moet worden gelegd op de kwaliteit van de programma's en de resultaten; merkt echter op dat zonder een duidelijke omschrijving van de kwantitatieve indicatoren geen serieuze evaluatie kan worden verkregen van de vooruitgang die op horizontale beleidsterreinen zoals de werkgelegenheid, kansengelijkheid en het milieu is geboekt;

8. betreurt het dat in de door de Commissie voorgestelde richtsnoeren te weinig nadruk wordt gelegd op de sociale economie en de nieuwe bronnen van werkgelegenheid;

9. merkt op dat in het ESF meer rekening wordt gehouden met specifiek sociale en werkgelegenheidsprioriteiten zoals gelijke kansen dan in de overige Fondsen en wenst derhalve dat de vastgestelde algemene richtsnoeren voor alle fondsen gelden;

10. dringt er bij de Commissie op aan om specifieke richtsnoeren voor de structuurfondsen voor te stellen in de vorm van een enkel document, dat in verband met de presentatie van de plannen door de lidstaten vóór het begin van de programmeringsperiode en vóór de halftijdse herziening van de programma's moet worden ingediend; doet de aanbeveling dat de richtsnoeren het liefst negen maanden en tenminste zes maanden voor de indieningsdatum van de programma's moeten worden gepubliceerd; dringt er bij de Commissie op aan om vóór 31 december 1998 overeenstemming over haar nieuwe richtsnoeren te bereiken, met het oog op de volgende programmeringsperiode;

11. is van mening dat de vereiste mate van diversiteit en flexibiliteit met betrekking tot de richtsnoeren het beste kan worden bereikt door overleg over de programmeringsdocumenten, waarbij de lokale behoeften door middel van een breed partnerschapsproces worden vastgesteld; is van mening dat de richtsnoeren gericht moeten zijn op de personen die op lokaal niveau verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de projecten;

12. verzoekt de Commissie richtsnoeren voor de prioriteiten van de structuurfondsen te verschaffen, die duidelijk, beknopt, begrijpelijk en overzichtelijk voor de lezer zijn; stelt voor dat er geen verwijzingen worden gemaakt naar aanvullende documenten en dat een checklist van niet meer dan één bladzijde aan de richtsnoeren wordt toegevoegd, waarin de belangrijkste vragen voor de gebruikers worden samengevat;

13. benadrukt dat de verspreiding van de richtsnoeren op efficiënte wijze moet worden geregeld; is van mening dat de richtsnoeren ook langs andere kanalen dan het Publicatieblad moeten worden verspreid, te weten via de voorlichtingsbureaus van de Commissie in de lidstaten, via het netwerk van Brusselse kantoren en via de Website EUROPA; stelt voor dat de richtsnoeren gehecht worden aan de in de lidstaten gebruikte aanvraagformulieren;

14. verzoekt de Commissie in de regio's technische studie- en opleidingsbijeenkomsten te houden om de richtsnoeren toe te lichten;

15. verzoekt de Commissie de regio's voldoende oriëntatie en informatie te verschaffen over het gebruik van de leningen, de regels die van toepassing zijn op overheidssubsidies en publiek-particuliere partnerschappen met inbegrip van de sociale partners;

16. is van oordeel dat meer nadruk moet worden gelegd op de effectieve voltooiing van de lopende programma's, door vertragingen bij de betalingen te vermijden en een maximale continuïteit te verzekeren; stelt voor dat de nieuwe controlecomités toestemming krijgen om toezicht te houden op de afsluiting van de programma's uit de voorafgaande periode binnen hun regio en dat het toegestaan is na de officiële sluitingsdatum overmakingen te verrichten, met name ten gunste van lokale ontwikkelingsinitiatieven en vrijwilligersorganisaties;

17. stelt voor dat er strategieën worden ontwikkeld voor de voortzetting van programma's van de ene programmeringsperiode naar de andere in geval van regio's die voor steun in aanmerking blijven komen en voor regio's die het onderwerp van overgangsmaatregelen vormen, en dat er afwikkelingsstrategieën worden ontwikkeld voor regio's die niet langer meer voor steun in aanmerking komen; deze strategieën zouden in de richtsnoeren moeten worden opgenomen;

18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.