Home

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Comité van de regio's inzake grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Tacis-programma (COM(97)0239 C4-0280/97)

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Comité van de regio's inzake grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Tacis-programma (COM(97)0239 C4-0280/97)

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Comité van de regio's inzake grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Tacis-programma (COM(97)0239 C4-0280/97)

Publicatieblad Nr. C 292 van 21/09/1998 blz. 0029


A4-0179/98

Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Comité van de regio's inzake grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Tacis-programma (COM(97)0239 - C4-0280/97)

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie (COM(97)0239 - C4-0280/97),

- gezien zijn resolutie van 16 mei 1997 over grensoverschrijdende en interregionale samenwerking ((PB C 167 van 2.6.1997, blz. 245.)),

- gezien het Jaarverslag 1996 van de Commissie over het Tacis-programma (COM(97)0400),

- gezien het verslag van de Commissie over de uitvoering van het programma voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de Gemeenschap en de landen van Midden- en Oost-Europa in 1994 (COM(95)0662 - C4-0142/96),

- gezien de mededeling van de Commissie "Europese Unie en Rusland: de toekomstige betrekkingen" (COM(95)0223 - C4-0217/95),

- gelet op het Europees Handvest voor grens- en grensoverschrijdende regio's, zoals aangenomen door de Werkgemeenschap van Europese grensgebieden (WVEG),

- gezien de hoorzitting van de Commissie regionaal beleid over grensoverschrijdende samenwerking van 21 en 22 november 1995 te Luxemburg,

- gezien het besluit van de Europese Raad van Luxemburg toetredingsonderhandelingen met de landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) te beginnen,

- gezien het verslag van de Commissie regionaal beleid en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie externe economische betrekkingen (A4-0179/98),

A. overwegende dat een van de fundamentele doelstellingen van de Europese Unie de bevordering van vrede en veiligheid, democratie en de mensenrechten is,

B. overwegende dat grensoverschrijdende samenwerking een belangrijk element van partnerschap tussen de Europese Unie en de Nieuwe Onafhankelijke Staten uitmaakt,

C. overwegende dat grensoverschrijdende samenwerking een bijdrage kan vormen tot de eenwording van Europa en tot de economische samenhang doordat zij de economische ongelijkheden tussen nabuurregio's vermindert,

D. overwegende dat ontwikkeling van de economieën en bevordering van werkgelegenheid en sociale, culturele en milieusamenwerking centrale doelstellingen van grensoverschrijdende samenwerking met derde landen uitmaken; overwegende dat tevens de ontwikkeling en de versterking van de democratie een kernelement van samenwerking vormen,

E. overwegende dat, afgezien van economische samenwerking, grensoverschrijdende samenwerking onder meer ten doel heeft mensen in regio's aan beide zijden van de grens met elkaar in contact te brengen en betrekkingen van goed nabuurschap en wederzijds begrip tot stand te brengen,

1. is verheugd over de invoering van grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Tacis-programma; wijst er evenwel op dat ingevolge de richtsnoeren van de begrotingsautoriteit gedetailleerde informatie over de tenuitvoerlegging verstrekt dient te worden;

2. is van mening dat het voor een uitgebreide Unie van groot belang is dat zij haar betrekkingen met Rusland en Oekraïne en de overige Nieuwe Onafhankelijke Staten meer diepgang geeft aan de hand van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en dat zij, rekening houdend met de voorstellen van Agenda 2000 en met de nieuwe geopolitieke omstandigheden, wijzigingen aanbrengt in de inhoud en de geografische organisatie van de diverse communautaire programma's, zoals het Tacis-programma;

3. is van mening dat de grensoverschrijdende samenwerking van de EU middelen vereist voor de ontwikkeling van samenwerking en de waarborging van de stabiliteit in de regio's die dicht bij de grenzen van de EU en bij grenzen van toekomstige lidstaten gelegen zijn; is van oordeel dat het toekomstige regionale beleid van de EU een steeds grotere nadruk op grensoverschrijdende samenwerking in alle grensgebieden dient te leggen;

4. verzoekt de Commissie bij de planning en tenuitvoerlegging van het Tacis CBC-programma met de toekomstige uitbreiding rekening te houden, zodat de prioriteiten op de middellange en lange termijn, zoals de versterking van de nieuwe buitengrenzen van de EU, bij voorbaat in aanmerking worden genomen;

5. is van mening dat de ervaring als gevolg van de Tacis CBC-projecten, met name op het gebied van de milieubescherming, moet worden gedeeld en verder verspreid, ook in de regio's van de NOS die niet voor financiële steun in het kader van Tacis in aanmerking komen;

6. is van oordeel dat financiële betrokkenheid van regionale en lokale instanties en van de sociale partners en grotere deelname van de particuliere sector van essentieel belang zijn, aangezien enkel dit de projecten en de werkgelegenheid in stand kan houden wanneer de cofinanciering van de EU eenmaal is opgehouden; herinnert in dit verband aan de besluiten die de begrotingsautoriteit in de begroting 1998 genomen heeft (artikelen B7-520 en B7-521);

7. herinnert aan de genomen besluiten om de coördinatie van de regionale samenwerking naar de regio's of regionale verbanden te delegeren en het democratische besluitvormingsproces inzake doelstellingen, programma's en projecten ten behoeve van de ontwikkeling in de euroregio's van het regionale niveau te laten uitgaan, zodat modellen voor een in eigen beheer uitgestippelde regionale ontwikkeling over de nationale grenzen heen kunnen worden uitgewerkt;

8. wijst op de noodzaak er zorg voor te dragen dat - onder toepassing van het partnerschapsbeginsel - de regio's, de plaatselijke overheden en de sociale partners op praktisch niveau deelnemen aan de planning en tenuitvoerlegging van maatregelen betreffende de grensoverschrijdende samenwerking in Tacis-verband; is daarom van mening dat opleiding en ontwikkeling van het lokale en regionale bestuursapparaat een van de prioriteiten van het Tacis CBC-programma dient te zijn;

9. wijst erop dat interregionale samenwerking tussen het lokale en regionale bestuur aan beide zijden van de grens een belangrijke bijdrage levert tot het behoud van de vrede, de vrijheid, de veiligheid en de eerbiediging van de mensenrechten, alsmede tot de bescherming van de nationale minderheden; beklemtoont dat de regio's bij de eenwording van Europa en de coëxistentie van de Europese volkeren een belangrijke rol te spelen hebben;

10. wijst op de betekenis van modellen voor democratische medebeslissing volgens de "bottom-up"-benadering bij de planning, tenuitvoerlegging en evaluatie van structuurmaatregelen, gezien de behoefte aan maatregelen voor de totstandbrenging en stabilisering van de democratie in de transformatielanden, en roept de Commissie op bij de vaststelling van de richtsnoeren in het Tacis-programma hierop sterker de nadruk te leggen;

11. wijst tevens echter op de betekenis van een "small project fund" (vergelijkbaar met de Phare- en Interreg-praktijk in de euroregio's), dat de euroregio's rechtstreeks ter beschikking wordt gesteld voor de subsidiëring van microprojecten op plaatselijk niveau en dat een essentiële bijdrage levert tot het proces van toenadering tussen de door grenzen gescheiden volkeren;

12. beklemtoont de noodzaak tot coördinatie van de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's die door de EU ten uitvoer worden gelegd, waaronder de Tacis-, Phare- en Interreg-programma's, teneinde overlapping te voorkomen en de stootkracht en doeltreffendheid van de in dat kader gefinancierde initiatieven te vergroten; acht het derhalve van wezenlijk belang dat in de nieuwe verordeningen inzake de structuurfondsen ook de coördinatie en een flexibeler gezamenlijke financiering worden vastgelegd;

13. is van mening dat de voorwaarden moeten worden geschapen voor de totstandbrenging van daadwerkelijk gezamenlijke projecten, waarin de grensoverschrijdende elementen van Interreg en Tacis zijn opgenomen; doet daarom een beroep op de Commissie overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke bepalingen voor het gebruik van de middelen die ter beschikking staan voor grensoverschrijdende projecten tussen de EU en derde landen in het leven te roepen;

14. hoopt dat het Tacis-programma op dezelfde manier als het Phare-programma faciliteiten voor aanzienlijke investeringen zal scheppen, aangezien het belang van infrastructuurprogramma's zich in minder ontwikkelde regio's duidelijker doet gevoelen; wijst erop dat het voor een rationeel en doeltreffend gebruik van de middelen bij de grensoverschrijdende samenwerking tussen de EU en derde landen onder meer noodzakelijk is dat de CBC-gedeelten van de Interreg II, Tacis- en Phare-programma's zodanig worden gecoördineerd dat daadwerkelijk projectgeoriënteerde samenwerking en samenwerking tussen burgers worden gewaarborgd; merkt op dat het Tacis CBC-programma meerjarenprojecten met een grensoverschrijdende dimensie moet bevatten om de consolidatie van Interreg te bevorderen;

15. is van mening dat de voorbereiding van de gemeenschappelijke grensoverschrijdende programma's op regionaal niveau dient plaats te vinden, en wel per regio-unit en niet voor de gehele lengte van de nationale grenzen, daarbij uitgaande van een steeds gemeenschappelijk uitgevoerde sociaal-economische analyse, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de investeringen aan beide zijden van de grens hun vruchten afwerpen en alle projecten gezamenlijk worden uitgevoerd;

16. is van mening dat het noodzakelijk is synergie te stimuleren tussen de communautaire instrumenten en die van instellingen als de EBWO of het IMF, als onderdeel van een proces van evenwichtig verdelen van de financiële lasten;

17. is van mening dat de toekomstige tenuitvoerlegging van de grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Tacis-programma op een geïntegreerde meerjarenplanning gebaseerd moet zijn, zodat het programma meer samenhang met de diverse andere programma's (met name Interreg) zal vertonen en opdat, gezien het grote aantal desbetreffende projecten, iedere vorm van dubbel werk wordt vermeden;

18. beklemtoont de belangrijke rol van het beleid van technische hulpverlening tijdens de overgangsperiode, niet alleen in het kader van Tacis-CBC-programma maar ook meer in het algemeen; beklemtoont dat dit beleid moet worden onderworpen aan een voortdurende herziening zodanig dat een optimale doeltreffendheid en een juiste toewijzing en gebruik van middelen worden gewaarborgd;

19. betreurt dat de doeltreffendheid van het Tacis-programma door langzame, ingewikkelde en bureaucratische procedures aan banden is gelegd; is van mening dat de Commissie haar administratieve werkwijze dient te rationaliseren om beter aan de noden van de regionale instanties tegemoet te kunnen komen; acht vereenvoudiging van het bestaande stelsel noodzakelijk en dringt er bij de Commissie op aan prompt advies en begeleiding voor het stellen van de prioriteiten en doelstellingen te geven; verzoekt de lidstaten voldoende politieke steun en toezeggingen ten aanzien van de grensoverschrijdende samenwerking te geven;

20. beklemtoont de noodzaak de voorlichting over de diverse programma's te concentreren en te verbeteren, de toegang van het publiek tot deze informatie te vereenvoudigen en de openheid en doorzichtigheid ten aanzien van het gebruik van de fondsen en de besluitvorming te vergroten;

21. betreurt dat de Tacis-programma's nog steeds centraal in de hoofdsteden worden beheerd; beklemtoont de noodzaak tot toewijzing van voldoende middelen aan regionale Tacis-kantoren zodat de programma's beter kunnen inspelen op aspecten die voor de regio's van belang zijn; acht het van betekenis dat de Commissie zo nodig door hergroepering, over voldoende personele middelen voor de nieuwe taken met betrekking tot de grensoverschrijdende samenwerking beschikt;

22. wijst erop dat de regionale Tacis-kantoren instanties zijn die ondergeschikt zijn aan de centrale regering en dat de regionale autoriteiten hierin zouden moeten participeren, zodat deze kantoren hun taak efficiënter kunnen uitvoeren;

23. is van mening dat het Tacis CBC-programma een duidelijke omschrijving moet geven van de doelstellingen van milieubeleid die voortkomen uit de specifieke omstandigheden in de grensregio's, en tevens van de instrumenten die voor de tenuitvoerlegging daarvan noodzakelijk zijn, zulks vooral gezien de verouderde en gebrekkige milieutechnologie van de ondernemingen in de NOS-staten;

24. benadrukt met kracht de nieuwe milieuproblemen in de regio's nabij de grenzen tussen Rusland en de Europese Unie en dat er op korte termijn voldoende kredieten gevonden moeten worden om dit probleem op te lossen;

25. beklemtoont dat de milieuprogramma's in het kader van het Tacis CBC-programma een sleutelrol moeten blijven vervullen en dat er bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan de bevordering van contacten tussen plaatselijke gemeenschappen, hetgeen zal bijdragen tot een verdere economische ontwikkeling in de grensregio's;

26. wenst krachtiger maatregelen om de samenwerking te bevorderen ten aanzien van opleiding, bedrijfsontwikkeling en de overdracht van technologie en marketing-know how naar kleine en middelgrote ondernemingen; is bovendien van mening dat er bijzondere aandacht moet worden gegeven aan de ontwikkeling en bevordering van het ondernemersschap van vrouwen en aan het opzetten en de ondersteuning van sociale dienstverlening en gezondheidszorg, die voor de burger van levensbelang zijn;

27. is van oordeel dat de bepalingen ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de programma's en betreffende de contracten en aanbestedingen dienen te worden herzien zodat met medewerking van de regionale en plaatselijke overheden samenwerkingsprojecten ten uitvoer kunnen worden gelegd en dat tevens bij kleinschalige projecten de bepalingen van de openbare aanbesteding in acht worden genomen opdat de middelen van de EU optimaal kunnen worden gebruikt;

28. zou het een goede zaak achten als de Werkgemeenschap van Europese grensgebieden (WVEG), die in het kader van Interreg, Phare-CBC en LACE technische steun biedt aan grensregio's, ook steun zou verlenen aan de grensregio's die onder Tacis vallen;

29. acht het van belang dat maatregelen worden genomen om belemmerende praktijken bij de grensoverschrijding en de douanecontrole te beëindigen door middel van het toepassen van gezamenlijk overeengekomen en door de Europese Unie goedgekeurde procedures bij het nog altijd niet probleemloos verlopende verkeer van goederen en personen tussen de lidstaten van de Europese Unie en derde landen; hoopt eveneens dat humanitaire hulpzendingen de grenzen kunnen overschrijden en op de bestemde plaats kunnen aankomen zonder onderworpen te zijn aan onredelijke douane- en andere heffingen;

30. beklemtoont dat het Tacis CBC-programma meer steun moet krijgen en dat de kredieten die daaraan worden gegeven, geleidelijk moeten worden verhoogd aan de hand van de opgedane ervaring en dat tegelijkertijd moet worden gezorgd voor een zo rendabel mogelijk gebruik van de kredieten; wijst erop dat de tenuitvoerlegging van de projecten van het Tacis CBC-programma met minimale bureaucratie dient te geschieden, zoals reeds voor de Interreg-programma's het geval is, om het plaatselijk bestuur niet van het indienen van voorstellen af te houden;

31. hoopt dat afgezien van de financiering van diverse uitvoerbaarheidsstudies, investeringsplannen en andere voorbereidende documenten, ook de nodige aandacht wordt geschonken aan de fundamentele en actuele behoeften van de bevolking, de instellingen en de organisatie in de grensregio's, hetgeen onder meer inhoudt: ontwikkeling en financiering van de primaire infrastructuur aan de grensovergangen, adequate technische uitrusting van de lokale autoriteiten en onverwijlde uitgschakeling van de meest ernstige en rechtstreekse bronnen van vervuiling;

32. beklemtoont het belang dat steun aan de het MKB voor de grensoverschrijdende samenwerking heeft, aangezien economische contacten een natuurlijke stimulans voor de ontwikkeling van een dergelijke samenwerking vormen; suggereert als concrete maatregelen voor deze steun onder andere de oprichting van wederzijdse verrekenbanken, opleiding en raadpleging op het gebied van de wettelijke regelingen op het gebied van douane en belastingen;

33. is van mening dat de Commissie een voorstel moet doen voor de invoering van een specifiek Oostzeeprogramma, dat bevorderd moet worden door hiervoor een eigen post op de begroting te plaatsen; dit zou tevens de ontwikkeling van de noordelijke dimensie in de EU bevorderen;

34. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Comité van de regio's en de regeringen van de lidstaten.